| | | |
|RAAD VAN | |NL | |DE EUROPESE UNIE | | |8849/05 (Presse 114)
(OR. fr)
PERSMEDEDELING
Betreft:
PERSMEDEDELING
2664e zitting van de Raad
Justitie en Binnenlandse Zaken
Brussel, 2-3 juni 2005
Voorzitter de heer Luc FRIEDEN,
minister van Justitie, minister van de Schatkist en van Begroting, minister van Defensie en
de heer Nicolas SCHMIT,
gedelegeerd minister van Buitenlandse Zaken en Immigratie
|Voornaamste resultaten van de Raadszitting | |- De Raad heeft het Haags actieplan aangenomen en tevens het EU-actieplan | |ter bestrijding van terrorisme bijgewerkt. | |- Hij heeft conclusies aangenomen over het opzetten van een dialoog en | |samenwerking met Libië inzake migratie. | |- Voort heeft de Raad een verordening aangenomen die de autoriteiten die in| |de lidstaten belast zijn met de afgifte van kentekenbewijzen van voertuigen| |toegang biedt tot het SIS (Schengeninformatiesysteem), met als doel de | |verbetering van de bestrijding van voertuigcriminaliteit. |INHOUD1
DEELNEMERS 5
BESPROKEN PUNTEN
BEWARING VAN COMMUNICATIEGEGEVENS 7
EUROPEES BEWIJSVERKRIJGINGSBEVEL 9
EVALUATIE VAN HET EUROPEES ARRESTATIEBEVEL 10
ACTIEPLAN TER UITVOERING VAN HET HAAGS PROGRAMMA 12
EU-ACTIEPLAN TER BESTRIJDING VAN TERRORISME 13
EUROPESE POLITIEACADEMIE (EPA) 14
SAMENWERKING MET LIBIË OP HET GEBIED VAN IMMIGRATIE - Conclusies van de Raad 15
DIVERSEN 21
- Agentschap voor de buitengrenzen 21
- Betrekkingen met de Westelijke Balkan 21
Bestrijding van racisme en vreemdelingenhaat 21
Gemengd comité 21
ANDERE GOEDGEKEURDE PUNTEN
JUSTITIE EN BINNENLANDSE ZAKEN
Bestrijding van voertuigcriminaliteit 22
Europol 22
GEMEENSCHAPPELIJK VISUMBELEID
Visumplicht - wederkerigheidsmechanisme * 23
Schengenevaluatie van de tien nieuwe lidstaten, Spanje en Italië 23
EXTERNE BETREKKINGEN
Westelijke Balkan - Deelname aan communautaire programma's 23
DEELNEMERS
De regeringen van de lidstaten en de Europese Commissie waren als volgt vertegenwoordigd:
België:
de heer Patrick DEWAEL vice- eerste-minister en minister van Binnenlandse Zaken mevrouw Laurette ONKELINX vice- eerste-minister en minister van Justitie
Tsjechische Republiek
de heer Franti?ek BUBLAN minister van Binnenlandse Zaken de heer Pavel NEMEC vice-minister- president en minister van Justitie
Denemarken:
mevrouw Lene ESPERSEN minister van Justitie mevrouw Rikke HVILSHØJ minister van Vluchtelingen- en Immigrantenzaken en Integratie
Duitsland:
de heer Otto SCHILY minister van Binnenlandse Zaken mevrouw Brigitte ZYPRIES minister van Justitie
Estland:
de heer Rein LANG minister van Justitie de heer Kalle LAANET minister van Binnenlandse Zaken
Griekenland:
de heer Anastasis PAPALIGOURAS minister van Justitie
Spanje:
de heer Antonio CAMACHO VIZCAÍNO staatssecretaris van Veiligheid mevrouw Ana María de MIGUEL LANGA adjunct-staatssecretaris, Ministerie van Justitie
Frankrijk:
de heer Pierre SELLAL permanent vertegenwoordiger
Ierland:
de heer Michael McDOWELL minister van Justitie, Rechtsgelijkheid en Hervorming van het recht
Italië:
de heer Roberto CASTELLI minister van Justitie
Cyprus:
de heer Doros THEODOROU minister van Justitie en Openbare Orde
Letland:
de heer Eriks JEKABSONS minister van Binnenlandse Zaken mevrouw Solvita ÂBOLTIÒA minister van Justitie
Litouwen:
de heer Gintaras Jonas FURMANAVIÈIUS minister van Binnenlandse Zaken de heer Gintautas BUZINSKAS minister van Justitie
Luxemburg:
de heer Luc FRIEDEN minister van Justitie, minister van de Schatkist en van Begroting, minister van Defensie de heer Nicolas SCHMIT minister belast met Buitenlandse Zaken en Immigratie
Hongarije
de heer Miklós HANKÓ FARAGÓ staatssecretaris, Ministerie van Justitie
Malta:
de heer Tonio BORG vice-minister- president, minister van Justitie en Binnenlandse Zaken
Nederland:
de heer Piet Hein DONNER minister van Justitie mevrouw Rita VERDONK minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie
Oostenrijk:
mevrouw Liese PROKOP minister van Binnenlandse Zaken mevrouw Karin MIKLAUTSCH minister van Justitie
Polen:
de heer Pawe? DAKOWSKI adjunct- staatssecretaris, minister van Binnenlandse Zaken en Bestuurszaken de heer Sylweriusz KRÓLAK adjunct- staatssecretaris, Ministerie van Justitie
Portugal:
de heer António COSTA minister van staat en van Binnenlandse Zaken de heer Alberto COSTA minister van Justitie
Slovenië:
de heer Dragotin MATE minister van Binnenlandse Zaken de heer Lovro ?TURM minister van Justitie
Slowakije:
de heer Vladimír PALKO minister van Binnenlandse Zaken de heer Daniel LIP?IC vice- minister-president en minister van Justitie
Finland:
de heer Kari RAJAMÄKI minister van Binnenlandse Zaken de heer Johannes KOSKINEN minister van Justitie
Zweden:
de heer Thomas BODSTRÖM minister van Justitie mevrouw Barbro HOLMBERG minister, Ministerie van Buitenlandse Zaken, belast met migratiebeleid
Verenigd Koninkrijk:
de heer Charles CLARKE minister van Binnenlandse Zaken Barones ASHTON of UPHOLLAND staatssecretaris van Constitutionele Zaken
Secretariaat-generaal van de Raad:
de heer Gijs DE VRIES Coördinator terrorismebestrijding van de EU
Commissie:
de heer Franco FRATTINI vice- voorzitter
De regeringen van de toetredende staten waren als volgt vertegenwoordigd:
Bulgarije
de heer Anton STANKOV minister van Justitie de heer Boyko KOTZEV vice- minister van Binnenlandse Zaken
Roemenië:
de heer Vasile BLAGA minister van Binnenlandse Zaken en Bestuurszaken de heer Florin SANDU staatssecretaris van Binnenlandse Zaken
BESPROKEN PUNTEN
BEWARING VAN COMMUNICATIEGEGEVENS
Dit kaderbesluit beoogt de vergemakkelijking van de justitiële samenwerking in strafzaken door de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten over de bewaring van communicatiegegevens die worden gegenereerd of verwerkt door aanbieders van een openbare elektronische- communicatiedienst of een openbaar communicatienetwerk, met het oog op het onderzoeken, opsporen en vervolgen van strafbare feiten .
De Raad heeft met het oog op een spoedige afronding van het ontwerp- kaderbesluit van gedachten gewisseld over bepaalde kernpunten, met name de lijst van te bewaren gegevens, de duur van de bewaring en de rechtsgrond van het besluit.
Na afloop van het debat heeft het voorzitterschap besloten dat de delegaties overeenstemming zouden kunnen bereiken over een beleidsaanpak en over bepaalde kernelementen van het kaderbesluit.
de bewaring van gegevens is een belangrijk aspect bij criminaliteits- en terrorismebestrijding en daartoe is een wetgevingsbesluit in de EU nodig;
om spoedig een overeenkomst over het kaderbesluit te kunnen bereiken, verdient een stapsgewijze benadering bij de behandeling van het dossier de voorkeur, te beginnen bij het bewaren van gegevens van vast en mobiel telefoonverkeer;
wat de bewaring van internetgegevens betreft en, op het gebied van telefonie, de gegevens van uitgaand telefoonverkeer waarbij geen verbinding tot stand komt, kan de lidstaten die de gegevens niet onmiddellijk bijeen kunnen krijgen voor de toepassing van het kaderbesluit een beperkte overgangsperiode worden toegestaan, van een nader te bepalen duur.
de aanbieders van communicatiediensten en de opsporingsdiensten zullen worden geconsulteerd om onder meer de aan de uitvoering van deze kaderrichtlijn verbonden kosten te bezien.
wat de lijst van te bewaren communicatiegegevens betreft, konden de delegaties over het algemeen de aanpak van het voorzitterschap - een minimale lijst van gegevens - accepteren. De lijst moet hoofdzakelijk een functioneel karakter hebben, met evenwel een aantal technische specificaties betreffende verschillende soorten telecommunicatie.
de meeste delegaties kunnen de in de compromistekst van het voorzitterschap opgenomen termijnen accepteren: communicatiegegevens moeten in het algemeen gedurende een periode van 12 maanden worden bewaard. De lidstaten zouden in uitzonderlijke gevallen kortere periodes kunnen vaststellen. De periode zou echter ten minste 6 maanden moeten bedragen.
de meeste delegaties vonden dat het voorstel gebaseerd diende te worden op Titel VI van het VEU (artikel 31, lid 1, punt c), en artikel 34, lid 2, punt b)).
Dit punt komt opnieuw ter sprake in de informele vergadering van de ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken die in september onder Brits voorzitterschap zal plaatsvinden.
EUROPEES BEWIJSVERKRIJGINGSBEVEL
Het Europees bewijsverkrijgingsbevel is een rechterlijke beslissing die door een bevoegde autoriteit van een lidstaat wordt uitgevaardigd met het oog op het verkrijgen van voorwerpen, documenten of gegevens uit een andere lidstaat voor gebruik in de strafprocedures.
De Raad heeft een oriënterend debat gehouden over twee punten van dit ontwerp-kaderbesluit: de territorialiteitsclausule en het punt van de eventuele opneming van een bepaling over computergegevens die zijn opgeslagen op het grondgebied van een andere lidstaat.
De Raad JBZ heeft op 24 februari 2005 gediscussieerd over de noodzaak van een territorialiteitsclausule en was overeengekomen dat de tekst zo'n clausule diende te bevatten; hij had evenwel besloten in een volgende zitting de werkingssfeer en de precieze formulering van een dergelijke clausule te bespreken.
De tekst bepaalt in zijn huidige formulering dat een Europees Bewijsverkrijgingsbevel kan worden geweigerd indien het betrekking heeft op strafbare feiten die:
naar het recht van de tenuitvoerleggingsstaat geacht worden geheel of ten dele te zijn gepleegd op zijn grondgebied of op een daarmee gelijk te stellen plaats, of
buiten het grondgebied van de beslissingsstaat zijn gepleegd en er naar het recht van de tenuitvoerleggingsstaat geen vervolging zou kunnen worden ingesteld indien dergelijke feiten buiten het grondgebied van de tenuitvoerleggingsstaat waren gepleegd.
Verscheidene delegaties vonden dat opname van een territorialiteitsclausule de wederzijdse rechtshulp te zeer zou beperken.
Het andere punt betrof de mogelijkheid om in het kader van een procedure computergegevens te verkrijgen van een andere lidstaat. De meeste delegaties vonden dat wederzijdse rechtshulp-vraagstukken op dit gebied op een meer complete manier in een afzonderlijk instrument moeten worden behandeld, en dat eerst meer ervaring moet worden opgedaan met de toepassing van andere instrumenten, zoals de overeenkomst betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken van 2000 en het Verdrag van de Raad van Europa van 2001 inzake de bestrijding van strafbare feiten verbonden met elektronische netwerken.
EVALUATIE VAN HET EUROPEES ARRESTATIEBEVEL
De Raad heeft nota genomen van het verslag van de Commissie van 23 februari 2005 (6815/05) waarin een evaluatie wordt gemaakt van het Europees arrestatiebevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten en de reactie van de lidstaten daarop.
Het Commissieverslag bevestigt de algemeen heersende opvatting dat de uitvoering van dit eerste instrument inzake wederzijdse erkenning in praktisch opzicht aantoonbaar succesvol is. Als voorbeeld wordt het feit genoemd dat de gemiddelde tijd voor overlevering, met inachtneming van de fundamentele rechten van de verdachte, gedaald is van 9 maanden onder de vorige uitleveringsregeling tot nog slechts 43 dagen (en gemiddeld amper 13 dagen in zaken waar werd ingestemd met overlevering). Het moge duidelijk zijn dat dit feit van groot belang is voor de rechtsbedeling en voor de slachtoffers van strafbare feiten in het algemeen. De Commissie merkte ook op dat bij het verschijnen van het verslag meer dan 2.600 arrestatiebevelen waren uitgevaardigd, wat betekent dat het om een instrument van grote praktische betekenis gaat.
Ondanks dat succes, zijn tijdens de evaluatie van de wetgevingsinitiatieven van de lidstaten inzake de omzetting van het kaderbesluit betreffende het Europees arrestatiebevel verscheidene kwesties van politieke betekenis aan de orde gesteld, te weten:
een aanvullende weigeringsgrond op basis van grondrechten - de Raad heeft onderzocht of verschillen in de uitvoering van het kaderbesluit op dit punt zouden kunnen leiden tot discriminatie tussen personen die zijn gearresteerd op basis van een Europees arrestatiebevel, afhankelijk van het feit of de rechter van de uitvoerende staat al dan niet moet nagaan of het Europees arrestatiebevel in overeenstemming is met de grondrechten, hetgeen zou kunnen indruisen tegen het beginsel van wederzijdse erkenning.
een aanvullende weigeringsgrond op basis van politieke redenen - de vraag die werd besproken was of de weigering om een Europees arrestatiebevel dat op politieke gronden is uitgevaardigd te erkennen buiten het bestek van het kaderbesluit valt;
aanwijzing van de minister van Justitie als uitvoerende autoriteit - de Raad heeft zich gebogen over de vraag of die aanwijzing botst met het beginsel waarop het Europees arrestatiebevel gebaseerd is; het Europees arrestatiebevel is namelijk ontworpen als een zuiver justitieel instrument, met de garanties van rechterlijke onafhankelijkheid en ten aanzien van vrijwaring van politieke inmenging.
toepassing "ratione temporis" van het kaderbesluit - de Raad heeft besproken hoe een oplossing kan worden gevonden voor het feit dat de wetgevingen van sommige lidstaten onderling onverenigbaar zijn en dat sommige Europese arrestatiebevelen of uitleveringsverzoeken niet kunnen worden uitgevaardigd of uitgevoerd.
De Raad heeft de Commissie verzocht uiterlijk juni 2006 nader verslag uit te brengen over de maatregelen die de lidstaten op basis van de richtsnoeren van de Raad hebben genomen om ervoor te zorgen dat de nationale wetgeving beter voldoet aan het kaderbesluit en dat het Europees arrestatiebevel beter wordt toegepast. Bij de opstelling van dat verslag zal de Commissie rekening houden met de door de lidstaten verstrekte gegevens.
De Raad heeft de aanbeveling gedaan dat in een vroeg stadium een praktische evaluatie wordt gemaakt van de toepassing van het Europees arrestatiebevel en de bijbehorende procedures voor overlevering tussen de lidstaten (bijv. op basis van statistische gegevens).
ACTIEPLAN TER UITVOERING VAN HET HAAGS PROGRAMMA
De Raad heeft, ingaand op het verzoek van de Europese Raad, een actieplan goedgekeurd dat het Haags programma (16054/04) in concrete acties omzet. Het zal ter kennisneming aan de Raad worden toegestuurd.
Dit actieplan wordt voor de komende vijf jaar het referentiekader voor de werkzaamheden van de Commissie en de Raad, met dien verstande dat dit plan:
zal worden aangevuld met een actieplan voor drugs dat ter goedkeuring aan de Raad/de Europese Raad wordt voorgelegd, met het actieplan ter bestrijding van terrorisme dat de Europese Raad op 17 en 18 juni 2004 heeft aangenomen en met de strategie betreffende de externe aspecten van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht die in december 2005 aan de Europese Raad zal worden voorgelegd;
enigszins flexibel moet blijven zodat het zoveel mogelijk aan actuele eisen voldoet;
de lijst overneemt van wetgevende en andere maatregelen die de Raad en de Commissie nodig achten om de richtsnoeren van het Haagse programma concreet in te vullen. De goedkeuring van die lijst loopt niet vooruit op de onderhandelingen over de inhoud ervan, die zullen plaatsvinden onder inachtneming van de bepalingen van de verdragen;
zal worden uitgevoerd met strikte inachtneming van de rechtsgronden waarin de verdragen voorzien en van het solidariteits-, het subsidiariteits- en het evenredigheidsbeginsel;
geen afbreuk doet aan het recht van initiatief van de Commissie in de aangelegenheden bedoeld in Titel IV van het VEG en aan het recht van initiatief van de Commissie en de lidstaten in de aangelegenheden bedoeld in Titel VI van het VEU.
geen afbreuk doet aan de institutionele bevoegdheden van het Europees Parlement.
EU-ACTIEPLAN TER BESTRIJDING VAN TERRORISME
De Europese Raad heeft op 17 juni 2004 besloten dat hij de uitvoering van dit actieplan twee keer per jaar zal bespreken.
Het voorzitterschap heeft de versie van het actieplan die in december jongstleden aan de Europese Raad is voorgelegd bijgewerkt met de hulp van de Coördinator terrorismebestrijding van de EU, Gijs de Vries.
De tekst die vandaag door de Raad JBZ is goedgekeurd, wordt toegezonden aan de Raad Algemene Zaken en vervolgens ter aanneming aan de Europese Raad.
Algemeen gesproken hebben de instellingen en de organen en diensten van de EU voortgang geboekt bij de uitvoering van de in dit actieplan opgenomen maatregelen:
verscheidene belangrijke wetgevingsinitiatieven zijn of zullen worden aangenomen, vooral op het gebied van JBZ en de bestrijding van terrorismefinanciering;
de wederzijdse evaluatie van de vermogens op het gebied van terrorismebestrijding van de lidstaten is bijna voltooid en het eindverslag zal in oktober aanstaande aan de Raad worden toegezonden;
SitCen (Situatiecentrum) is begonnen met de opstelling van analyses waarin de inlichtingen van de externe en interne diensten zijn verwerkt. Vóór het einde van het Luxemburgse voorzitterschap zal trouwens de laatste hand worden gelegd aan een samenwerkingsovereenkomst tussen SitCen et Europol;
zowel Europol als Eurojust hebben hun activiteiten op het gebied van terrorismebestrijding geïntensiveerd;
de Task Force van hoofden van politie heeft een interessant project opgesteld ter ondersteuning van de buurtpolitie;
de uitvoering van de strategie voor de bestrijding van terrorismefinanciering verloopt bevredigend;
ook het externe deel ontwikkelt zich goed, conform de richtsnoeren die de Europese Raad in december jongstleden heeft vastgesteld.
Voor wetgeving van de derde pijler verloopt echter te veel tijd tussen de vaststelling van de algemene aanpak en de formele aanneming door de Raad.
De Raad heeft nota genomen van het werk dat voor het eind van het jaar moet worden voltooid, met name inzake civiele bescherming en de bescherming van kritieke infrastructuur.
Terrorismebestrijding is een van de prioriteiten van het Britse voorzitterschap.
EUROPESE POLITIEACADEMIE (EPA)
De Raad is tot een politiek akkoord gekomen over het besluit tot oprichting van de EPA (9144/1/05 REV 1)
De EPA is opgericht bij Besluit 2000/820/JBZ van de Raad van 22 december 2000. Gebleken is dat de EPA beter zou kunnen functioneren als zij uit de algemene begroting van de Europese Unie zou worden gefinancierd en de directeur en het personeel van haar secretariaat zouden vallen onder het statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen.
Daarom werd in de conclusies van de Raad van 24 februari 2005 opgeroepen tot uitvoering van deze wijzigingen, hetgeen de aanneming vergde van een nieuw besluit van de Raad met betrekking tot de EPA.
De EPA zal blijven functioneren als een netwerk van nationale opleidingsinstituten die onder meer tot taak hebben hoge leidinggevende politiefunctionarissen van de lidstaten op te leiden,
SAMENWERKING MET LIBIË OP HET GEBIED VAN IMMIGRATIE - Conclusies van de Raad
"DE RAAD:
1. herinnerend aan de conclusies van de Europese Raad, die heeft onderkend dat onvoldoende beheerste migratiestromen tot humanitaire catastrofes kunnen leiden, en zijn zeer grote bezorgdheid heeft uitgesproken over de menselijke tragedies die zich in het Middellandse-Zeegebied voordoen als gevolg van pogingen om de Europese Unie illegaal binnen te komen;
2. indachtig de oproep van de Europese Raad tot alle landen om intensiever samen te werken teneinde te voorkomen dat nog meer mensen het leven verliezen;
3. herinnerend aan de conclusies van de Europese Raad van november 2004, waarin de EU wordt opgeroepen grensoverschrijdende problemen zoals illegale migratie en mensenhandel en -smokkel, alsook terrorisme en georganiseerde criminaliteit, met vereende krachten en op een doeltreffender wijze aan te pakken;
4. herinnerend aan de bepalingen van het Haagse Programma inzake grenscontroles en de bestrijding van illegale immigratie, met name de noodzaak van solidariteit en billijk delen van verantwoordelijkheid tussen de lidstaten, met inbegrip van de financiële implicaties;
5. verwijzend naar zijn conclusie van november 2002 dat samenwerking met Libië op migratiegebied essentieel en dringend is, en opnieuw zijn bezorgdheid uitsprekend over de omvang van de illegale immigratie vanuit of via Libië over de Middellandse Zee;
6. eraan herinnerend dat de volledige integratie van Libië in het Barcelonaproces zou worden toegejuicht en het hoofddoel van de inzet ten aanzien van Libië blijft; herhalend dat de deelname aan het Barcelonaproces afhankelijk blijft van de formele aanvraag van Libië tot toetreding tot het proces en van de aanvaarding van het volledige acquis van Barcelona, alsmede dat de mogelijkheden voor samenwerking met Libië beperkt zullen blijven totdat die deelname een feit is;
7. herinnerend aan zijn conclusies van 11 oktober 2004 en aan zijn besluit om ten aanzien van Libië een beleid van contact en overleg te voeren alsmede dat, onder andere, de Commissie zo spoedig mogelijk een technische missie naar Libië dient uit te voeren, waarvan de taak op basis van het mandaat van de Raad van 16 juni 2003 is omschreven, om er de maatregelen ter bestrijding van de illegale migratie te bekijken;
8. herinnerend aan het feit dat de Raad Libië op 11 oktober 2004 heeft verzocht positief te reageren op het voorgestelde EU-beleid van contact en overleg. In dit opzicht dient Libië aan te tonen dat het bereid is hangende bilaterale kwesties met EU-landen op te lossen, en bilateraal en in multilaterale kaders te werken aan de ontwikkeling van nauwere betrekkingen in de toekomst;
9. met name beklemtonend dat de Raad de beslissing betreffende de uitspraak tegen de Bulgaarse verpleegsters en de Palestijnse dokter uitgesteld wenst te zien bij wijze van bemoedigend teken. Hij hoopt dat de uitspraak, die voor 15 november 2005 wordt verwacht, zal leiden tot de snelle vrijlating van de Bulgaarse en Palestijnse gezondheidswerkers, die een prioriteit blijft voor de Europese Unie; hij herhaalt zijn verzoeken om een rechtvaardige, billijke en humanitaire oplossing;
10. met voldoening kennis nemend van het verslag van de Commissiediensten over de technische missie naar Libië inzake illegale migratie, die tussen 28 november en 6 december 2004 heeft plaatsgevonden;
11. beklemtonend dat de EU een partnerschap tot stand moet brengen met de landen en regio's van herkomst en van doorreis, alsmede dat, overeenkomstig het Haagse Programma, er voorts méér samenwerking en capaciteitsopbouw nodig is met de landen aan de zuidgrenzen van de EU en met een aantal belangrijke Afrikaanse landen van herkomst en doorreis, om de betrokken landen in staat te stellen migratie beter te beheersen en vluchtelingen bescherming te bieden;
12. verwijzend naar het in november 2003 aangenomen Programma van maatregelen ter bestrijding van illegale immigratie via de zeegrenzen van de lidstaten van de Europese Unie, en onderkennend dat de EU een verantwoordelijkheid draagt voor de controle van de buitengrens van de EU en met name om humanitaire inspanningen te leveren om te trachten te voorkomen dat in de Middellandse Zee levens verloren gaan;
13. herinnerend aan de verplichtingen van de lidstaten op grond van het internationaal en het communautair recht inzake asiel en internationale bescherming, met name de verplichting om te zorgen voor toegang tot waardige opvang en tot asielprocedures.
NEEMT DE VOLGENDE CONCLUSIES AAN:
De Raad:
onderschrijft het oordeel van de Commissie dat het vraagstuk van de migratie in het Middellandse-Zeegebied een alomvattende en geïntegreerde aanpak vereist, die dialoog en samenwerking met Libië, andere partners uit het Middellandse-Zeegebied en de belangrijkste Afrikaanse landen van herkomst en doorreis omvat, in volledige overeenstemming met de doelstellingen van het strategische kader van het Europese Nabuurschapsbeleid, als bedoeld in het Haagse Programma, voor de externe dimensie van asiel en migratie.
onderstreept dat samenwerking tussen de EU en derde landen geleid wordt door de beginselen van volledige eerbiediging van de mensenrechten, eerbied voor democratische beginselen, de rechtsstaat en de aantoonbare wil van de betrokken landen om hun verplichtingen uit hoofde van het Vluchtelingenverdrag van Genève en andere relevante internationale verdragen daadwerkelijk na te komen.
roept de Libische autoriteiten op te laten blijken dat zij daadwerkelijk willen voldoen aan hun verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst van de OAE betreffende specifieke aspecten van vluchtelingenproblemen in Afrika
- waarin wordt erkend dat het Vluchtelingenverdrag van Genève het universele basisinstrument is wat betreft de status van vluchtelingen, dat verplicht tot daadwerkelijke samenwerking met het UNHCR en eerbiediging van het beginsel van "non-refoulement". Verzoekt de Commissie te bezien op welke manier de Libische autoriteiten kunnen worden bijgestaan bij de nakoming van hun verplichtingen.
komt overeen dat tussen de EU en Libië een ad hoc-dialoog over migratiekwesties zal worden gestart, alsmede dat met de Libische autoriteiten geleidelijk concrete samenwerking op migratiegebied zal worden ontwikkeld. De omvang en de ontwikkeling van die samenwerking zullen afhangen van de toezeggingen van Libië inzake asiel en fundamentele rechten zoals boven omschreven.
verzoekt de Commissie om, op basis van de suggesties in de bijlage, zo spoedig mogelijk verkennende gesprokken met de Libische autoriteiten aan te gaan om te bezien welke praktische maatregelen ter bestrijding van illegale migratie kunnen worden getroffen op terreinen zoals opleiding, versterking van de institutionele opbouw, asielaangelegenheden en grotere publieke bewustmaking inzake de gevaren van illegale migratie, en te bespreken onder welke voorwaarden deze samenwerking zou kunnen plaatsvinden.
verzoekt de Commissie om verslag uit te brengen over het resultaat van haar verkennende gesprekken met de Libische autoriteiten, zodat de Raad zich op verdere maatregelen kan beraden.
beklemtoont dat zolang Libië niet volledig in het Barcelonaproces geïntegreerd is elke vorm van samenwerking met Libië slechts in omvang beperkt kan zijn en op een technische ad hoc-basis kan plaatsvinden.
roept de Commissie op deze samenwerking uit te breiden tot de belangrijkste landen van herkomst en doorreis op het Afrikaanse continent, in nauw overleg met de bevoegde regionale organisaties, teneinde een bredere aanpak van het migratiebeheer op het Afrikaanse continent te ontwikkelen.
roept de lidstaten en de Commissie op de in de bijlage vermelde maatregelen spoedig uit te voeren, roept de lidstaten op hun samenwerking aan de zeebuitengrenzen in het Middellandse-Zeegebied te intensiveren, met name in het kader van het Europees agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie ("het Agentschap"), en verzoekt het Agentschap concrete operationele maatregelen ter zake tot één van zijn prioriteiten van het werkprogramma voor 2005-2006 te maken.
verzoekt de Commissie om regelmatig verslag uit te brengen over de vorderingen bij de samenwerking met de belangrijkste Afrikaanse landen van herkomst en doorreis en bij de uitvoering van de maatregelen ter versterking van de samenwerking binnen de EU.
Maatregelen ter versterking van de samenwerking binnen de EU
De systematische operationele samenwerking tussen de respectieve voor de zeegrenzen bevoegde nationale diensten versterken, met name door de lidstaten te verzoeken concrete operationele acties op zee in het kader van het ARGO-programma te presenteren en te bekijken of zij zullen deelnemen aan komende gemeenschappelijke operaties op zee.
De ad hoc-centra zeegrenzen verzoeken in het kader van het Agentschap en op het passende niveau gemeenschappelijke operaties in de Middellandse Zee op te zetten en zich te beraden op de oprichting van een tijdelijke EU- taakgroep waarvoor vaartuigen en vliegtuigen van lidstaten van de EU beschikbaar zouden kunnen worden gesteld.
Op korte termijn het risicobeoordelingsverslag betreffende Afrika voltooien.
De lidstaten verzoeken immigratieverbindingsfunctionarissen naar Libië te sturen en te zorgen voor coördinatie en versterking van de netwerken van immigratieverbindingsfunctionarissen, onder andere door de uitwisseling van informatie en werkvoorschriften ten behoeve van de in Libië gevestigde functionarissen (luchthaven van Tripoli, zeehavens).
Het gebruik van het ICONet als middel voor de uitwisseling van informatie over landen, migratieroutes, vervalsingsaangelegenheden, enzovoort aanmoedigen.
De specifieke, onder andere asielvraagstukken omvattende opleiding voor de buitengrensdiensten (bijvoorbeeld ondervragingstechnieken, bejegening van kwetsbare asielzoekers, werken met tolken) versterken, rekening houdend met het EVF.
Nagaan hoe de landen die het meest worden getroffen door de plotselinge komst van migranten kunnen worden geholpen, bijvoorbeeld door de uitwisseling van beste praktijken en door de uitwisseling van tolken.
Beste praktijken in kaart brengen met betrekking tot de verwerving van reisdocumenten voor en de verwijdering van illegale immigranten.
Een "verslag van het delegatiehoofd" opstellen voor de belangrijkste Afrikaanse landen van herkomst.
Overwegen of een missie naar landen van herkomst bezuiden de Sahara, zoals Niger, kan worden georganiseerd om te bekijken in hoeverre die landen kunnen worden gesteund bij het beheersen van hun migratiestromen.
Suggesties voor verkennende gesprekken met Libië
Op korte termijn
Dringend gesprekken met Libië beginnen over kortetermijnmaatregelen om verder verlies van mensenlevens op zee te voorkomen.
Thematische opleidingsprogramma's betreffende, onder andere, elementaire controles aan de buitengrenzen, illegale immigratie, asiel en mensenrechten.
Specifieke bezoeken aan de lidstaten van Libische besluitvormers en praktijkmensen die betrokken zijn bij grensaangelegenheden (voorrang moet worden gegeven aan personeel/functionarissen belast met de controle van de kustgrens) alsmede studiebijeenkomst voor de bevoegde Libische autoriteiten waarin de werking van de Europese Unie wordt toegelicht.
Libië uitnodigen om te worden betrokken bij concrete operationele initiatieven op zee die de lidstaten in het kader van het ARGO-programma ontwikkelen (2005) en bij projecten die uit het AENEAS-programma 2005 worden gefinancierd.
Uitvoering van een gezamenlijke risicoanalyse inzake illegale migratie naar Libië en de EU.
Bepaling van een opsporings- en reddingsgebied voor Libië en uitwerking van technische afspraken voor reddingsuitrusting, conform de ontwikkeling van systemen voor evaluatie op zee (SOLAS).
Nagaan wat de mogelijkheden zijn voor intensievere samenwerking en capaciteitsopbouw met betrekking tot migratiebeheer en bescherming van vluchtelingen, in samenwerking met het UNHCR.
Bijstand van personen die vrijwillig wensen te repatriëren en geen bescherming vragen of die, na een onafhankelijke asielprocedure volgens internationale normen, geen bescherming nodig blijken te hebben.
Op middellange termijn
Versterking van het rechtskader en bevordering van administratieve coördinatie (grenscontroles, visa, voorwaarden voor binnenkomst, verblijfsvergunningen, asiel, documentbeveiliging) ter verbetering van het migratiebeheer.
Project op de internationale luchthaven van Tripoli met de bedoeling de grenscontrole aan te scherpen om illegale immigratie te voorkomen, bijvoorbeeld door de opleiding op het gebied van vervalsing van documenten, ondervragingstechnieken, controles vóór het vertrek enz. te verbeteren.
Concrete operationele afspraken maken om de smokkel van migranten over zee, over land en door de lucht alsmede mensenhandel te voorkomen (naar het voorbeeld van het Protocol van Palermo).
Mogelijkheden verkennen voor samenwerking inzake de terugkeer van illegale immigranten naar Libië, waarbij de mensenrechten ten volle worden geëerbiedigd en het houdbare karakter van de terugkeerregeling wordt gewaarborgd.
Gezamenlijke operationele projecten tussen Libië en zijn buurlanden aanmoedigen.
Suggesties voor dialoog en samenwerking met andere Afrikaanse landen
Opzetten van een dialoog met de belangrijkste landen van herkomst van migrantenstromen en van de belangrijkste mensenhandelroutes naar de EU over het grondgebied van Libië of andere Maghreb-landen.
Nagaan wat de mogelijkheden zijn om de samenwerking met de belangrijkste Afrikaanse landen van herkomst en doorreis te ontwikkelen in een bilateraal of multilateraal kader en om de dialoog tussen de AU en de EU te intensiveren."
DIVERSEN
Agentschap voor de buitengrenzen
De Raad is door de Commissie op de hoogte gesteld van de jongste ontwikkelingen bij het Agentschap, met name de benoeming van zijn directeur en de aanneming van zijn reglement van orde.
Betrekkingen met de Westelijke Balkan
De Raad is door het voorzitterschap op de hoogte gesteld van de jongste ontwikkelingen bij de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit in en vanuit de Westelijke Balkanlanden.
*******
Bestrijding van racisme en vreemdelingenhaat
Tijdens de lunch van 2 juni hebben de ministers de tekst van dit kaderbesluit besproken. Het oorspronkelijke voorstel is door de Commissie op 29 november 2001 ingediend.
Gemengd comité
De vice-voorzitter van de Commissie, de Heer Franco Frattini, heeft bij de Raad drie voorstellen ingediend betreffende het opzetten van het Schengen- informatiesysteem van de tweede generatie (SIS II), dat het bestaande SIS zal vervangen.
SIS II zal de nieuwe lidstaten in staat stellen ten volle deel te nemen aan "de ruimte zonder grenscontroles" tussen deze staten en de andere lidstaten van de EU. Het zal ook de inspanningen van de rechtshandhavingsdiensten ondersteunen om de grote uitdagingen op het gebied van veiligheid waarmee de Europese Unie te maken krijgt, aan te nemen. Zijn rechtskader garandeert een hoog beschermingsniveau aan personen wier gegevens in het systeem opgeslagen worden.
ANDERE GOEDGEKEURDE PUNTEN
JUSTITIE EN BINNENLANDSE ZAKEN
Bestrijding van voertuigcriminaliteit
De Raad heeft een verordening aangenomen die de autoriteiten die in de lidstaten belast zijn met de afgifte van kentekenbewijzen van voertuigen toegang biedt tot het SIS (Schengeninformatiesysteem), met als doel de verbetering van de bestrijding van voertuigcriminaliteit. (14238/04, 14238/04 ADD 1 et 8524/05).
Deze verordening wijzigt de bepalingen van de
Schengenuitvoeringsovereenkomst waarbij in 1990 het SIS - een elektronisch systeem tussen de lidstaten dat gegevens bevat over gestolen en zoekgeraakte motorvoertuigen - werd ingesteld.
Deze verordening strekt tot aanvulling van een besluit van de Raad van december 2004 betreffende de voorkoming van voertuigcriminaliteit, en heeft voorts tot doel een betere samenwerking in de EU tot stand te brengen.
Volgens de ramingen in het besluit van 2004, worden in de EU elk jaar 1,2 miljoen voertuigen gestolen - waarvan 30 tot 40% op het conto van de georganiseerde criminaliteit kan worden geschreven. De daardoor veroorzaakte schade beloopt ten minste 15 miljard euro per jaar.
Europol
De Raad hechtte zijn goedkeuring aan:
het Europol-jaarverslag 2004 (7609/05 + COR 1) en
het werkprogramma van Europol voor 2006 (7611/05 + ADD 1).
GEMEENSCHAPPELIJK VISUMBELEID
Visumplicht - wederkerigheidsmechanisme *
De Raad heeft met gekwalificeerde meerderheid van stemmen een verordening tot wijziging van het bij Verordening nr 539/2001 ingestelde mechanisme aangenomen: Polen en Tsjechië stemden tegen. Deze verordening stelt de lijst vast van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld, wat betreft het wederkerigheidmechanisme (6762/05 et 8985/1/05).
Het mechanisme van Verordening nr. 539/2001 is ongeschikt gebleken voor de aanpak van situaties van niet-wederkerigheid waarbij een derde land de visumplicht ten aanzien van de onderdanen van een of meer lidstaten handhaaft of invoert; aanpassing van dit mechanisme terwille van de doeltreffendheid ervan is noodzakelijk gebleken.
De lijst van derde landen blijft ongewijzigd ten opzichte van Verordening nr. 539/2001.
Schengenevaluatie van de tien nieuwe lidstaten, Spanje en Italië
De Raad heeft zijn goedkeuring gehecht aan het indicatieve tijdschema, de organisatorische en procedurele aspecten en aan een lijst van punten die in de nieuwe lidstaten moeten worden geëvalueerd voordat SIS II in 2007 operationeel wordt.
De Raad heeft ook conclusies goedgekeurd inzake de follow-up van de in Spanje en Italië verrichte Schengenevaluatie.
EXTERNE BETREKKINGEN
Westelijke Balkan - Deelname aan communautaire programma's
De Raad heeft besluiten aangenomen betreffende het sluiten van kaderovereenkomsten met Albanië, Bosnië en Herzegovina, Kroatië en Servië en Montenegro en van een protocol met de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië waarin de algemene beginselen voor de deelname van deze landen aan communautaire programma' s zijn vastgesteld (5532/04).
---
De Raad heeft de drie amendementen overgenomen die het Europees Parlement, in het kader van de medebeslissingsprocedure, in tweede lezing heeft aangenomen.