ChristenUnie
Bijdrage debat Referendum Europese Grondwet donderdag 2 juni 2005 -
14:56
Bron: ongecorrigeerd stenogram
De heer Rouvoet (ChristenUnie): Voorzitter. Vorig jaar juni heeft de
fractie van de ChristenUnie de balans opgemaakt rondom de
ontwerp-Grondwet. Onze conclusie was dat er plussen en minnen in die
tekst zaten, maar dat er beduidend meer minnen waren. Wij hebben
geconcludeerd dat wij de kiezers bij het referendum zouden adviseren
om zich tegen deze Grondwet uit te spreken. Aan dat advies is gisteren
massaal gehoor gegeven. Een over-tuigende, niet mis te verstane
boodschap is afgegeven. De grens van de politieke integratie in Europa
is bereikt. De Nederlands bevolking heeft gisteren, op 1 juni, aan de
noodrem van de voortdenderende trein van de Europese eenwording
getrokken. De burgers weten drommels goed waar zij gisteren nee tegen
hebben gezegd. Het Nederlandse nee is geen nee tegen Europa, maar
tegen een grondwettelijk verdrag dat getuigt van zelfoverschatting,
gebrek aan zelfkennis, zelfbeheersing, identiteit en dienstbaarheid.
Het is van groot belang dat het parlement in dit debat definitieve
conclusies trekt over deze Grondwet. Ik betreur het daarom dat de
regering niet heeft gewacht op de uitkomst van het debat van vandaag.
Direct is aangekondigd dat het wetsvoorstel tot goedkeuring van het
verdrag zou worden ingetrokken. Met name de minister-president heeft
de afgelopen weken echter terecht benadrukt dat het referendum niet
aan de regering, maar aan de Kamer is gericht. De regering heeft
natuurlijk de bevoegdheid om een wetsvoorstel in te trekken.
Staatsrechtelijk is het echter niet zuiver. De regering had er correct
aan gedaan, de uitspraak van de Kamer af te wachten en daarna aan
Brussel te melden dat het parlement na consultatie van de bevolking
heeft besloten om nee te zeggen tegen deze Grondwet.
De heer Dittrich (D66): Ik ken de heer Rouvoet als iemand die heel
precies leest. In de brief van de premier staat duidelijk dat de
regering voornemens is om het wetsvoorstel in te trekken. Daarmee
geeft de regering aan eerst te luisteren naar de Kamer. Begrijp ik dat
de heer Rouvoet het niet met dat voornemen eens is? Roept hij de
regering op om het wetsvoorstel niet in te trekken? Dat past toch niet
bij zijn stellingname?
De heer Rouvoet (ChristenUnie): Dat laatste heeft de heer Dittrich
scherp gezien. De heer Dittrich kent de formuleringen. Als de
minister-president een brief aan de Kamer stuurt dat hij voornemens
is, een wetsvoorstel in te trekken, betekent dit dat hij aankondigt
naar de Koningin te gaan. Daarop zal intrekking volgen. Ik vind dat
niet zuiver. De regering heeft immers steeds terecht benadrukt dat het
referendum een advies is aan het parlement en niet aan de regering.
Het is dus aan het parlement om te zien wat die ermee doet. Op die
conclusies loopt de regering vooruit met de aankondiging dat het
wetsvoorstel zal worden ingetrokken. Als de heer Dittrich het anders
leest, kan dat betekenen dat de regering bij een bepaalde afloop van
het debat alsnog van intrekking afziet. Dat zou een wonderlijke
conclusie zijn van de heer Dittrich.
De conclusie moet zijn dat deze Grondwet van de baan is. Ik vind het
van belang om te zeggen dat die conclusie ook in Brussel ronduit
getrokken moet worden, los van de verder-gaande ratificatieprocedures
in andere lidstaten. De indruk mag niet worden gewekt dat deze
Grondwet nog steeds een begaanbare weg is. Er is nee gezegd tegen deze
Grondwet, tegen deze route van federalisering en tegen verschuiving
van zeggenschap en bemoeienis van het nationale niveau naar Brussel.
Er is nee gezegd tegen de toenemende invloed van grote lan-den, nee
tegen machtsconcentratie ver bij de burgers vandaag, nee tegen het
verlies van veto-recht, nee tegen meer bemoeienis van Europa met
buitenlands beleid, defensie en justitie, nee tegen een Europese
minister van buitenlandse zaken en nee tegen een president van Europa.
De vraag is indringend aan de orde hoe Nederland verder wil met de
Europese samenwerking.
De heer Verhagen (CDA): Het is absoluut juist dat de heer Rouvoet
opmerkt dat de bevolking nee heeft gezegd tegen dit Europees
grondwettelijk verdrag. Daarmee kunnen wij dus niet doorgaan. Dat
neemt niet weg dat wij moeten doorgaan met de samenwerking ten behoeve
van de strijd tegen het terrorisme. Is de heer Rouvoet dat met mij
eens?
De heer Rouvoet (ChristenUnie): Daarover is geen twijfel mogelijk. Dat
is naar mijn idee overigens het enige voorbeeld dat ik nog niet heb
genoemd.
De heer Verhagen (CDA): De heer Rouvoet heeft opgemerkt dat nee is
gezegd tegen de strijd tegen de criminaliteit en tegen de samenwerking
op juridisch terrein. Dat valt hieronder.
De heer Rouvoet (ChristenUnie): Wij gaan door met de samenwerking in
Europa. Er zijn veel grensoverschrijdende problemen op allerlei
terreinen die wij met een verschillende intensiteit moeten aanpakken.
Ook de georganiseerde criminaliteit en de terrorismebestrijding hebben
prioriteit. De bevolking heeft met haar stem de elementen in dit
grondwettelijk verdrag verworpen. Wij moeten nu niet proberen het nee
van de bevolking anders te interpreteren dan zij heeft bedoeld.
De heer Verhagen (CDA): Dat zeg ik niet. Ik heb opgemerkt dat de
bevolking dit grondwettelijk verdrag heeft verworpen en dat zij dus
ook nee heeft gezegd tegen de vorm van de daarin genoemde
samenwerkingsverbanden. De heer Rouvoet heeft de onderwerpen genoemd
en dat wekte bij mij de indruk dat hij ook afstand nam van verdere
samenwerking op die terreinen. Nu blijkt dat dit niet het geval is en
het verheugt mij dat hij dat zo duidelijk heeft aangegeven.
De heer Rouvoet (ChristenUnie): Ik heb wekenlang de boodschap
uitgedragen dat wij voorstander zijn van samenwerking, maar dat wij
nee zeggen tegen dit grondwettelijk verdrag. Ook de burger heeft dit
verdrag met de nieuwe extra voorzieningen verworpen. Van die
voorzieningen heb ik een opsomming gegeven.
Mevrouw Halsema (GroenLinks) De heer Rouvoet laat de uitkomst van het
referendum in zijn betoog heel zwaar wegen. Dat is logisch, want
iedere politieke fractie heeft gezegd dat zij het oordeel van de
bevolking zal overnemen. Toch vraag ik mij af of de heer Rouvoet met
evenveel overtuigingskracht het ja van de bevolking had verdedigd als
daarvan sprake was geweest.
De heer Rouvoet (ChristenUnie): Mevrouw Halsema kent het antwoord op
die vraag. Wij hebben namelijk vanaf het begin aangegeven dat dit een
raadgevend referendum is. Mijn fractie was daarvan geen voorstander,
maar zij heeft zich daarbij neergelegd en gezegd dat zij de uitkomst
zal laten meewegen als een advies aan de Kamer. Wij hebben zelf heel
duidelijk stelling genomen en aangegeven dat wij ons niet snel achter
de oren zullen krabben. Vorig jaar hebben wij namelijk de afweging
gemaakt dat wij tegen dit grondwettelijke verdrag zullen stemmen. Wij
hebben ons dus niet gebonden aan de uitslag van het referendum. Dat
wat ik toen heb aangekondigd, doe ik vandaag: ik weeg de uitkomst van
het referendum als een zeer zwaarwegend advies.
Vandaag is indringend de vraag aan de orde hoe Nederland verder wil op
het punt van de Europese samenwerking. In dat opzicht hebben wij te
maken met een nieuw probleem, namelijk het enorme verschil tussen de
politiek en de bevolking. Het referendum heeft dat inderdaad aan het
licht gebracht. Nu wordt gesproken over het eventueel vaker houden van
een referendum. Ik hecht eraan te zeggen dat wij niet vermoeden dat
een referendum een panacee is. Gelet op de ervaring van de afgelopen
weken, heb ik mij echter wel voorgenomen om in ieder geval in eigen
kring de gedachten te laten gaan over de manier waarop wij in de
toekomst met referenda zullen omgaan. Het debat als zodanig over het
belangrijke onderwerp Europa is mij namelijk goed bevallen. De kern
van het nieuwe probleem, namelijk het verschil tussen de politiek en
de bevolking, is dat de overgrote meerderheid van de
volks-vertegenwoordiging en het kabinet daarover opvattingen hebben
die door de Nederlandse bevolking niet worden gedeeld. Dat geldt ook
voor de achterbannen van de partijen die ja hebben gezegd. De
afgelopen weken is steeds benadrukt dat 85% van de Tweede Kamer
voorstander is van dit grondwettelijk verdrag. Sinds gisteren moet dus
de conclusie zijn dat 62% van de kiezers ten aanzien van het punt van
Europa wordt vertegenwoordigd door de overige 15% van de Kamer. Er is
dus werk aan de winkel. Dat gat moet worden gedicht.
Dit brengt mij bij de politieke consequenties die dit referendum zal
moeten hebben. Als ik het heb over politieke consequenties, heb ik het
niet over het opzeggen van het par-le-mentaire vertrouwen in het
kabinet of bewindslieden. Als ik het heb over politieke
conse-quenties, dan heb ik het over de noodzaak om als politiek het
vertrouwen te herstellen en de aansluiting tussen politiek en burgers
tot stand te brengen. Daarom zal de regering met een nieuwe visie op
de toekomst van de Europese samenwerking moeten komen. De nu
aan-ge-broken periode van bezinning moet daarvoor benut worden. Het is
absoluut noodzakelijk, ook in mijn benadering, om daar hoe dan ook de
bevolking bij te betrekken. De boodschap van gisteren wat betreft de
richting is helder: een beperkter, minder ambitieus Europa dat zich
richt op zijn kerntaken, geen voortdurende uitbouw van de Europese
instituties en concen-tratie van macht en bevoegdheden in Brussel en
een daadwerkelijke zelfbeperking. Wij moe-ten bezien of huidige taken
die in Brussel worden behartigd terug kunnen naar het nationale
niveau. Iemand als voormalig eurocommissaris Bolkestein had daar goede
opvattingen over. Daar moeten wij in de komende periode intensief over
spreken.
De opgave waar wij voor staan, is om de burger opnieuw te winnen voor
het Europese project. Dat kan alleen door hem serieus te nemen in zijn
moeite met de richting en het tempo van dat Europese project tot nu
toe.
De heer Bos (PvdA): U komt met een interessante duiding van de
uitslag. De boodschap is helder wat betreft de richting: minder
ambitie, meer bescheidenheid. Volgens mij was een van de motieven om
"nee" te stemmen dat er op sociaal gebied meer van Europa werd
verwacht, bijvoorbeeld op het gebied van de dierenrechten. Uit alle
onderzoeken blijkt dat mensen deze verwachtingen hebben van Europa.
Hoe rijmt u dat met de conclusie dat er juist minder ambitie nodig zou
zijn?
De heer Rouvoet (ChristenUnie): Mensen hebben diverse argumenten,
grote punten en kleinere punten, gewogen voor het uiteindelijk
uitbrengen van hun stem. Er heeft een veelheid aan motieven
meegespeeld. Ik kan daar niet achter kijken. Sommige dingen die u
noemt, hebben daar een rol in gespeeld. Als je zoekt naar de grote
noemer van het "nee" tegen deze Grondwet, dan is mijn analyse dat het
vooral te maken heeft met de macht van de grote landen en de
concentratie van bevoegdheden in Brussel en de Europese instituties.
Dat zag je ook aan de peilingen. Daarom destilleer ik als hoofdlijn
dat wij moeten werken aan een Europa dat aan zelfbeperking doet en
niet steeds meer grote onderwerpen naar zich toe trekt. Over de vraag
hoe het dan met de deelonderwerpen moet, zullen wij het nog hebben.
Wij zullen wel moeten, want die ambities in deze Grondwet zijn aan de
kant geschoven.
De heer Bos (PvdA): U weet dat ook ik vind dat Europa selectiever moet
zijn in zijn ambities. De enkele conclusie dat Europa minder ambities
zou moeten hebben en zich meer op de kerntaken zou moeten richten,
verbloemt een ander feit dat volgt uit dit referendum. Wat als
kerntaak van Europa wordt gezien, ligt voor u wellicht heel anders dan
voor grote groepen kiezers die gisteren tegen hebben gestemd. Men is
het erover eens dat er meer selectiviteit moet zijn, maar men is
oneens over de vraag waar dat meer en waar dat minder Europa betekent.
Daarover zullen wij vooral moeten discussiëren.
De heer Rouvoet (ChristenUnie): Ik denk niet dat het probleem
verbloemd wordt. Het punt is dat wij met elkaar moeten debatteren over
de kerntaken. Over de vraag welke dingen zo grensoverschrijdend zijn
dat je ze alleen maar in groter verband kun aanpakken, lopen vroeg of
laat de meningen uiteen. Het punt is nu dat Europa dat debat te veel
heeft ontlopen en er alleen maar meer dingen bij heeft genomen. U weet
van mij dat ik op zoek ben geweest naar iets in de Grondwet wat wij nu
gezamenlijk doen maar wat wij eigenlijk zouden moeten overlaten aan de
landen. Daarvan geeft de Grondwet geen voorbeelden. Dat is ook wel
gebleken in de campagne.
De heer Bos (PvdA): U weet van mij dat ik dat met u eens ben. Er is
niet alleen sprake van de noodzaak van minder Europa, maar ook van de
noodzaak van meer Europa. Ik wijs op de verontrustheid van mensen over
het sociale gehalte van Europa, zoals de dierenrechten.
De heer Rouvoet (ChristenUnie): Ik kijk uit naar het debat, want daar
zullen wij het over moeten hebben.
Voorzitter. De opgave waarvoor wij nu worden gesteld, is om de burger
opnieuw te winnen voor het Europese project. Dat kan alleen door de
burger serieus te nemen in zijn moeite met de richting en het tempo
van dat project tot nu toe. Te lang is gedacht dat verbre-ding en
verdieping hand in hand konden gaan zonder tot problemen te leiden.
Iedereen beseft dat een Europese Unie van 25 anders georganiseerd moet
worden dan de Europese Gemeen-schap van de 6 uit de jaren '50.
Ineenschuiving en vereenvoudiging van bestaande verdragen en
vereenvoudiging van besluitvormingsprocedures was een nuttige en
noodzakelijke exercitie. Dat was dan ook de opdracht van de Verklaring
van Laken uit december 2001. De Europese en de nationale politici in
verschillende lidstaten hebben onvoldoende onderkend dat een grotere
unie, zeker ook na de laatste uitbreiding, waar ik nog steeds van
harte voor ben, niet tegelijkertijd meer moet willen doen. Onder die
ambitie is de grondwet bezweken!
In een publicatie van mijn partij tijdens de campagne van de afgelopen
weken staat: "Zowel intern als extern is er voortdurend sprake van
groeiende ambities, maar als de Europese Unie aan daadkracht en
legitimiteit wil winnen, zal zij zich juist moeten weten te beperken
in haar taken. Misplaatste pretenties zullen uiteindelijk leiden tot
een grotere kloof tussen bestuurslagen en burgers en daarmee tot
verzwakking van de Europese Unie. Meer dan het blazen van de
loftrompet op de kracht van Europa en haar gewenste leidende
economische en politieke rol in de wereld, zou een herontdekking van
dat beginsel de Unie kunnen doen wortelen in de Europese
samenlevingen."
Voorzitter. Deze analyse is gisteren krachtig onderschreven door de
Nederlandse bevolking. Het zou weldadig zijn en de Europese zaak te
goede komen als de Europese Unie deze conclusie tot de hare zou maken
vanuit het besef dat de burgers er niet zijn voor Europa, maar dat de
Unie er is ten dienste van de nationale lidstaten en hun burgers!
---