Groen!
PERSCONFERENTIE |
Brussel, 2 juni 2005
Bart Staes, Europarlementslid Groen!
Persdienst Groen!
Ron Hermans - woordvoerder
Sergeant De Bruynestraat 78-82 | 1070 Anderlecht |
tel 02 219 19 19 | fax 02 223 10 90 | gsm 0473 90 30 66
e-mail pers@groen.be | persteksten http://www.groen.be/pers/
Voordelen van biologische landbouw voor het leefmilieu in Vlaanderen
Inhoudstafel
Samenvatting
Inleiding
Biodiversiteit in crisis
Lessen uit Toscane
1. Biolandbouw en biodiversiteit
Praktijken biolandbouw goed voor biodiversiteit
Voorbeelden van praktijken uit biolandbouw die de biodiversiteit
bevorderen
2. Een oplossing voor het nitraatprobleem
Oorzaak en gevolgen van de nitraatvervuiling in Vlaanderen
Lage nitraatuitstoot van biolandbouw
3. Vervuiling door pesticiden
De kikker killer
Pesticiden in de voeding
Pesticiden in de biolandbouw
4. Bio of ggo
Geen milieuvoordeel bij teelt ggo's
Ggo's en gezondheid
Situatie in Vlaanderen
5. Groen! biologisch 4-puntenplan
Referenties
---
Samenvatting
Dit rapport geeft een overzicht van de meest recente wetenschappelijke
ontwikkelingen over de effecten van biolandbouw op biodiversiteit en
nitraten en pesticiden in grond- en oppervlaktewater. Tegelijkertijd
worden vier actiepunten gelanceerd om de biosector een nieuwe
groeischeut te geven.
Terwijl in onze regio de biolandbouw onder druk staat, blijft elders
in Europa bio alsmaar groeien. Zo trekt Toscane resoluut de kaart van
de gezonde landbouw. Toscane heeft zichzelf ggo-vrij verklaard en uit
een recent Toscaans onderzoeksrapport blijkt dat biolandbouw de
aangewezen manier is om landbouwers op economisch interessante manier
milieusparend te laten boeren. Gevolgen van meer bio: minder
pesticiden, meer dieren, meer planten, gezondere lucht, zuiverder
water. En meer inkomsten voor de Toscaanse boeren.
Ondertussen krijgt het milieu in Vlaanderen rake klappen. De
nitraatvervuiling bijvoorbeeld blijft nog steeds ver boven de Europese
norm. Uit recent onderzoek geciteerd in dit rapport blijkt nochtans
dat biolandbouw de meest ideale manier is om de Europese nitraatnorm
te behalen. Biobedrijven halen steevast de 50 mg/l-norm die Europa ons
oplegt. Met in het achterhoofd de nakende veroordeling voor schending
van de nitraatrichtlijn door het Europees Hof van Justitie, zou de
Vlaamse regering beter werk maken van een doorgedreven beleid om bio
te promoten.
Zowel in het oppervlaktewater als in de waterbodem worden in
Vlaanderen nog grote hoeveelheden bestrijdingsmiddelen gevonden. Die
stoffen worden gebruikt om allerlei ongewenste aantastingen (plagen,
ziekten, onkruiden) van gewassen, dieren en materialen te bestrijden.
Via verschillende routes kunnen bestrijdingsmiddelen in de lucht, de
bodem, het oppervlaktewater, de waterbodem en het grondwater
terechtkomen. Zelfs het regenwater in Vlaanderen is vervuild met
pesticiden.
Biolandbouw voorkomt de meeste problemen met pesticiden, aangezien het
gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen in de biolandbouw verboden
is. Het beperkt aantal natuurlijke bestrijdingsmiddelen dat toegestaan
is door de Europese biowetgeving, is bovendien snel afbreekbaar en
laat geen sporen na in het milieu.
Biopesticiden zijn slechts een secundaire oplossing voor de
biolandbouw. Die spitst zich meer toe op natuurlijke
bestrijdingsmethodes (via roofdieren) en het voorkomen van de groei
van onkruid. Toch vraagt de biosector zelf dat er onderzoek wordt
opgestart naar alternatieven voor de biopesticiden om zo volledig vrij
van chemicaliën te kunnen werken.
De Europese landbouw is volop in verandering. Landbouwers zijn niet
langer enkel voedselproducenten en veeboeren, ze worden ook beschouwd
als beheerders van het landschap en hoeders van het platteland.
Op EU-niveau is die uitgebreide taakstelling verankerd in het GLB
(Gemeenschappelijk landbouwbeleid). Landbouwers krijgen niet langer
alleen subsidies voor de productie van voedsel. Hun dotatie hangt ook
af van de milieuprestaties en de inspanningen die ze leveren voor
natuurbehoud. Door in Vlaanderen de biolandbouw te promoten kunnen die
subsidies ten volle aangewend worden.
Uit het laatste Natuurrapport Vlaanderen blijkt dat ook de
biodiversiteit in Vlaanderen zich in een zware crisis bevindt. Vooral
planten en dieren die afhankelijk zijn van een gezond landbouwgebied
dreigen te verdwijnen. Zon 28% van alle Vlaamse soorten bevinden zich
in de gevarenzone. Zo ging het aantal veldleeuweriken de laatste tien
jaar met 95% achteruit.
Alle recente wetenschappelijke artikels die biodiversiteit van
biolandbouw en conventionele landbouw vergelijken komen tot eenzelfde
conclusie, zo blijkt. Op akkers en weiden die op biologische manier
bewerkt worden komen meer vogels, zoogdieren, vlinders en wilde
planten voor. Daar is maar één duidelijke conclusie uit te trekken: De
methodes van de biolandbouw moeten de norm worden in Vlaanderen.
Anders gaat de natuur op ons platteland verloren.
Op dit moment werkt de Vlaamse regering aan een regeling die de kweek
van ggos door landbouwers moet mogelijk maken. Bedoeling is om
richtlijnen uit te vaardigen die voorkomen dat traditionele en
biologisch gekweekte gewassen besmet geraken met ggos. In het
versnipperde Vlaanderen is dat zo goed als onmogelijk. Daarom bedreigt
ggo-landbouw het voortbestaan van onze bioboeren. Hun gewassen zullen
immers besmet geraken, waardoor ze hun biolabel dreigen te verliezen.
Vooral bij maïsteelt is het gevaar voor besmetting reëel. Heel wat
biologische veehouderijen zullen geen ggo-vrij diervoer meer kunnen
vinden.
Ondanks de vele voordelen van bio stagneert de groei in Vlaanderen.
Het grootste probleem is dat landbouwers de stap naar biolandbouw
slechts met moeite kunnen zetten. Om de biolandbouw in Vlaanderen een
nieuwe groeischeut te geven, schuift Groen! vier actiepunten naar
voren:
1. Verlaag de BTW op bioproducten
2. Laat de overheid de helft van de controlekosten dragen
3. Stop meer geld voor onderzoek naar biologische landbouwpraktijken
4. Maak Vlaanderen een ggo-vrije regio
---
Inleiding
Biodiversiteit in crisis
Begin 2005 werd het Millenium Ecosystem Assessment voorgesteld, de
eerste wereldwijde studie over hoe het met de natuurlijke grondstoffen
op onze planeet is gesteld (MA, 2005). De studie is het werk van meer
1300 wetenschappers uit 95 landen en werd onder meer gesponsord door
de Verenigde Naties. De onderzoekers keken naar de toestand van de
diensten die de natuur aan de mensheid levert, zoals de zuivering van
water en lucht, visserij en de bescherming van de landbouwgrond.
Conclusie is dat de mens de afgelopen vijftig jaar steeds meer beslag
heeft gelegd op de natuurlijke rijkdommen: meer dan 60% van de
natuurlijke diensten zijn aangetast of worden niet duurzaam gebruikt.
Dat heeft voor gevolg dat het risico op abrupte veranderingen gevoelig
is toegenomen. Tekort aan drinkbaar water of de instorting van
visbestanden bijvoorbeeld, laten zich nu al gevoelen. Maar ook
watervervuiling, erosieproblemen en andere bedreigingen voor de
biodiversiteit nemen hand over hand toe.
Ook in Vlaanderen is de biodiversiteit in crisis. Dat blijkt uit het
jongste Natuurrapport Vlaanderen (Dumortier et al, 2005). In
Vlaanderen leven van nature ca. 40.000 soorten wilde organismen.
Daarvan is 6% verdwenen en is nog eens 28% op weg om op korte termijn
te verdwijnen. Er moet snel ingegrepen worden, want slechts 41 % van
de soorten is momenteel niet bedreigd.
De meest onrustwekkende cijfers komen van de natuur op het platteland.
Het voortbestaan van heel wat typische landbouwsoorten is in gevaar.
De veldleeuwerik ging de laatste 10 jaar met 95% achteruit, de
graspieper met 70%. Reden hiervoor is de toegenomen druk door
intensieve landbouw.
Vlaanderen heeft de voorbije jaren inspanningen geleverd om de
milieukwaliteit te verbeteren (MIRA-T, 2004). Het milieubeleid zorgde
voor een geleidelijke daling van de stikstofuitstoot. Toch is de
atmosferische depositie van stikstof in 92 % van de kwetsbare
ecosystemen nog steeds te hoog. De nitraatconcentraties in grond- en
oppervlaktewater blijven nog steeds boven de EU-normen. Dat blijkt uit
het MAP-meetnet dat de VMM controleert. De maatregelen om de
nitraatuitstoot te beperken komen ruim laat en hebben beperkte impact.
Het natuurbeleid kwam het voorbije decennium wel in een
stroomversnelling. Vooral de aankoop van natuurgebieden en bossen
heeft tot een groei van de oppervlakte natuurreservaat geleid: tussen
1996 en 2004 is de oppervlakte natuurreservaat verdubbeld. Momenteel
beschikt Vlaanderen over 32.000 ha beheerd natuurgebied.
Of het beleid in Vlaanderen de achteruitgang van de biodiversiteit kan
tegenhouden, hangt in grote mate af van hoe het natuurbeleid kan
geïntegreerd worden met andere beleidsdomeinen. Dat geldt voor het
ruimtelijk beleid, het mobiliteitsbeleid en zeker voor het
landbouwbeleid.
Op Europees niveau is het landbouwbeleid sterk in beweging. De focus
van het nieuwe landbouwbeleid verschuift van de ondersteuning van
productie, naar de financiering van de diensten die de landbouw kan
leveren de zogeheten plattelandsontwikkeling. Bedoeling is om de
landbouwers in te schakelen in het milieubeleid, in het creëren van
toeristische infrastructuur en in landschapsontwikkeling.
Landbouwers zijn niet langer enkel voedselproducenten en veeboeren, ze
worden ook beschouwd als beheerders van het landschap en hoeders van
het platteland.
Op EU-niveau is die uitgebreide taakstelling verankerd in het GLB
(Gemeenschappelijk landbouwbeleid). Landbouwers krijgen niet langer
enkel subsidies voor de productie van voedsel. Hun dotatie hangt ook
af van de milieuprestaties en de inspanningen die ze leveren voor
natuurbehoud. Tot op heden hebben die maatregelen echter weinig
resultaat opgeleverd. Erger nog, de huidige subsidieregeling leidt nog
steeds tot overproductie en intensifiëring van de landbouw.
Lessen uit Toscane
Uit een recente Italiaanse studie toegespitst op Toscane blijkt nu dat
biologische landbouw de meest aangewezen landbouwvorm is om milieu en
landbouw te verzoenen (Pacini et al, 2004). De onderzoekers keken naar
de milieu-impact van de activiteit van bioboeren en conventionele
landbouwers. De milieuprestaties van bioboeren zijn beter dan bij
conventionele landbouw.
Daarnaast gingen de wetenschappers na wat het gevolg zou zijn indien
conventionele landbouwers de natuurbevorderende methodes van de
bioboeren zouden toepassen. Resultaat is dat bij gelijke
milieuprestaties de bioboeren meer inkomsten halen uit hun producten.
Zij krijgen immers een meerprijs voor hun waren omdat die gelabeld
zijn. Biologische landbouw is de meest economische vorm van landbouw
die het milieu spaart, concluderen de Italianen.
Vlaanderen kan lessen trekken uit het Toscaanse onderzoek. Biologische
landbouw biedt op veel de natuurproblemen van het dichtbevolkte
Vlaanderen een antwoord en past naadloos in het nieuwe EU-beleid. Uit
de verschillende studies aangehaald in dit Groen!-rapport komt één
conclusie duidelijk naar voren: biolandbouw is opmerkelijk vriendelijk
voor het milieu, landbouwers en consumenten.
1. Biolandbouw en biodiversiteit
Praktijken biolandbouw goed voor biodiversiteit
Biolandbouw is goed voor de biodiversiteit. Van bacteria tot vogels en
zoogdieren -- alle levensvormen profiteren van biologische landbouw.
Dat blijkt uit één van de meest grootschalige studies over dit
onderwerp ooit uitgevoerd. Het onderzoek werd dit jaar gepubliceerd in
het vaktijdschrift Biological Conservation (Hole et al, 2005).
De onderzoekers hebben voor hun studie gebruik gemaakt van 76
publicaties over de effecten van biolandbouw op biodiversiteit. De
meerderheid van die studies geven duidelijk aan dat drie kenmerken van
de biolandbouw de aanwezigheid van een breed scala aan soorten
bevorderd: het verbod op het gebruik van chemische pesticiden en
kunstmeststoffen, het braakleggen van landbouwgrond en het behoud van
landbouwbedrijven met veeteelt en gewaskweek.
Die gemengde bedrijfsvoering heeft vooral voordelen voor vogels.
Kievitten, bijvoorbeeld, broeden in velden, maar brengen hun kuikens
groot in weiden. Omdat bij biobedrijven weiden en velden vaak kriskras
door elkaar liggen, krijgen kievitten meer kans om zich voort te
planten.
Bovendien komt Hole tot de conclusie dat het vooral typische
plattelandssoorten zijn die het goed doen op biologisch bewerkte
landbouwgrond. Het zijn net die soorten die de afgelopen jaren zware
klappen hebben gekregen in Vlaanderen. Die dieren en planten hebben
zich gedurende eeuwen net dank zij kleinschalige, gevarieerde landbouw
kunnen vestigen in West-Europa. De opkomst van de grootschalige,
industriële landbouw heeft hen grotendeels verdrongen. Uit de Vlaamse
broedvogelatlas blijkt dat het vooral weidevogels zijn die sterk
achteruitgaan in Vlaanderen (Vermeersch et al, Vlaamse Broedvogelatlas
2004).
Nieuw aan de overzichtspublicatie van Hole is dat voor het eerst
blijkt dat zowat alle soorten van nature aanwezig in landbouwgebied
het beter doen op biologisch bewerkte velden en weiden dan op
conventioneel bewerkte landbouwgebieden.
De auteurs van de studie stellen dat: "de intensifiëring en de
uitbreiding van moderne landbouw één van de grootste bedreiging voor
de biodiversiteit is in deze wereld". Bovendien zou de impact op
biodiversiteit wel eens even groot kunnen zijn als deze van de
aankomende klimaatverandering.
Ook vroegere studies hebben aangetoond dat biologische landbouw
positieve effecten heeft op biodiversiteit. Die studies spitsen zich
echter veelal toe op een beperkt aantal soorten. Zo bieden
bioboerderijen veel meer onderdak aan vleermuizen dan conventionele
landbouwbedrijven (Wickramasignhe et al, 2003). Zowel het aantal
soorten als de dichtheid bleken hoger te liggen op biobedrijven: er
was er 84% meer vleermuisactiviteit en gemiddeld kwamen er meer
soorten vleermuizen voor op biobedrijven.
Ook vogels doen het beter in biolandbouwgebied. Vijf uitgebreide
studies, uitgevoerd in Noord-Amerika en Europa, tonen aan dat zowel
het aantal soorten als hun dichtheid hoger zijn op biobedrijven. Op
Deense bioboerderijen werd gevonden dat 31 soorten vaker voorkomen in
biobedrijven dan op conventioneel landbouwgebied (Christensen et al,
1996). Bovendien gaat het hier steeds om soorten die de laatste jaren
sterk achteruit zijn gegaan in West-Europa.
In een recent onderzoek van het Instituut voor Natuurbehoud (Dochi &
Hens, 2005) wordt gewezen op de mogelijkheden die landbouwers hebben
om veldvogels nieuwe kansen te geven. Veel van de beschreven
maatregelen worden door biolandbouwers reeds toegepast.
Conclusie uit het overzichtsrapport van Hole et al is dat de
landbouwpraktijken die bioboeren toepassen, erg voordelig zijn voor de
biodiversiteit. Dat neemt niet weg dat ook conventionele landbouwers
natuurvriendelijk kunnen boeren, maar biolandbouwers zijn daartoe
verplicht door hun certificeringsinstelling.
Voorbeelden van praktijken uit biolandbouw die de biodiversiteit bevorderen
(Hole et al, 2005)
1. Gemengde bedrijfsvoering
Het merendeel van de biobedrijven heeft zowel gewaskweek als veeteelt.
Dat zorgt ervoor dat er verschillende habitats verspreid liggen over
de oppervlakte van het landbouwbedrijf, met een grote voedselvariëteit
gedurende heel het jaar en voldoende diverse nestplaatsen.
Bijvoorbeeld, de soorten insecten en zaden in grasland zijn totaal
verschillende van de soorten op akkers. Bij bedrijven die zich
specialiseren op enkele teelten valt die diversiteit weg.
2. Gewasrotatie en braakleggen landbouwgrond
Wissel van teelten vormt een integraal deel van de biologische
bedrijfsvoering. Reden hiervoor is dat een voldoende grote afwisseling
van teelten op de landbouwgrond de groei van onkruid en het voorkomen
van insectenplagen helpt voorkomen. Braaklegging helpt de bodem te
herstellen.
3. Verbod op gebruik van artificiële pesticiden en herbicides
Het verbod op pesticiden en herbiciden is het bekendste kenmerk van
biolandbouw. Als gevolg ervan komen er grotere populatie invertebraten
(insecten, spinnen, mijten) en planten voor in en rond de
landbouwgebieden. Dat biedt hogere overlevingskansen aan grotere
soorten zoals vogels en zoogdieren.
4. Onderhoud van bomen, houtkanten en stroken met wilde planten
De richtlijnen waaraan een bioboer zich moet houden voorzien in het
onderhoud van deze landschapselementen. Zo worden de populaties van
natuurlijke predatoren zoals spinnen, vogels en kevers in stand
gehouden en verminderd de noodzaak van het gebruik van pesticiden
gevoelig. Het onderhoud van kleine landschapselementen heeft als
bijkomend voordeel dat het karakter van het platteland aantrekkelijker
wordt.
5. Onderzaai
Het onderzaaien van gras of klaver tussen de gewassen heeft als
voordeel dat er minder onkruid groeit en dat erosie voorkomen wordt.
Bovendien heeft het een aangetoond gunstig effect voor het broedsucces
van Patrijzen en andere akkervogels, omdat er meer ongewervelden
voorkomen. Er wordt immers een jaar niet geploegd wat goed is voor de
overleving van in de bodem overwinterende of verpoppende insecten. De
combinatie gras en vlinderbloemigen is zeer goed voor het herstel van
het organische stofgehalte en de structuur van de bodem (Dochi en
Hens, 2005; Moorcroft et al., 2002).
2. Een oplossing voor het nitraatprobleem
Oorzaak en gevolgen van de nitraatvervuiling in Vlaanderen
De mestproblematiek in Vlaanderen sleept al jaren aan. De dichtheid
van de teelt van koeien, varkens en kippen is te groot. De natuur kan
de geproduceerde mest niet verwerken. Als gevolg hiervan is het
Vlaamse oppervlakte- en grondwater sterk vervuild met nitraten. Dat
zorgt ervoor dat het leven in beken, rivieren en vijvers grondig wordt
verstoord.
Lokaal leidt vermesting tot verhoogde nitraat- en fosfaatconcentraties
in oppervlakte- en grondwater en dus tot vervuiling van
drinkwatervoorraden, tot achteruitgang van de biodiversiteit in
(natuur-) gebieden en mogelijk tot kwalitatieve achteruitgang van
voedingsgewassen (MIRA-T, 2004).
Regionaal treedt eutrofiëring van zoet en zout oppervlaktewater op.
Het water wordt met andere woorden natuurlijk verrijkt met
voedingsstoffen, wat een negatief effect heeft op het waterleven.
Planten zoals algen gaan zich explosief ontwikkelen, waardoor er
minder licht in het water kan doordringen en sommige anaërobe
(niet-zuurstofverbruikende) bacteriën meer actief worden. Hierdoor
kunnen sommige vissen en andere organismen niet meer blijven leven.
De nitraatoverschotten hebben niet enkel gevolgen voor volksgezondheid
en milieu, ook juridisch heeft het dossier een lange staart gekregen.
De Europese Nitraatrichtlijn bepaalt dat de concentratie in grondwater
nergens hoger mag zijn dan 50 mg/l. Bovendien dient er gestreefd te
worden naar een maximumwaarde van 25 mg nitraat/l. Volgens het
MINA-plan 3 dient in 2007 elk meetpunt in het grondwater te voldoen
aan de 50 mg norm. De norm van 50 mg nitraat/l werd in 2004 op ca. 36%
van de meetlocaties overschreden. In meer dan 47% van de meetputten
komt het tot een overschrijding van de richtwaarde van 25 mg
nitraat/l.
Vlaanderen hangt een veroordeling voor schending van de Europese
nitraatrichtlijn boven het hoofd. Waarschijnlijk zal die in 2005 nog
volgen. Europa vraagt dat Vlaanderen als kwetsbaar gebied wordt
afgebakend om te kunnen voldoen aan de nitraatrichtlijn. Dat zal als
gevolg hebben dat het uitrijden van de mestoverschotten sterk moet
worden ingekrompen.
Nochtans heeft de Vlaamse overheid al veel tijd gekregen zich in orde
te stellen met de vereisten uit de nitraatrichtlijn. In mei 1995
stuurde de Europese Commissie Vlaanderen al een ingebrekestelling. In
1997 volgde een tweede ingebrekestelling. In 1998 en 1999 formuleerde
de Commissie twee gemotiveerde adviezen. Op 9 november 1999 luidde
het: "Gezien het algemeen verspreide intensieve bodemgebruik in de
landbouw en de algemene, homogene en zeer zware druk van de
meststoffen en effluenten van de veeteelt in Vlaanderen het gehele
grondgebied van het Vlaams Gewest als kwetsbare zone lijkt te moeten
worden aangewezen." De aankomende veroordeling door het Europees Hof
van Justitie zal het mestprobleem niet oplossen, maar zal de politieke
druk op de bevoegde instanties gevoelig opdrijven. Een oplossing
dringt zich op.
Na jaren van experimenteren blijkt dat mestverwerking niet de
oplossing biedt die men verwachtte om de mestoverschotten weg te
werken. Het mestbeleid moet geheroriënteerd worden. Er moet meer
aandacht geschonken worden aan duurzame en kleinschalige landbouw.
Lage nitraatuitstoot van biolandbouw
Biologische landbouw heeft hierbij een belangrijke rol te spelen. Van
alle landbouwvormen geeft biologische landbouw de laagste
nitraatvervuiling in het grondwater (Honisch et al, 2002).
Ook de direct gemeten nitraatuitspoeling is minder bij biologische
landbouw (Kopke, 2002). Scialabba en Hattam (2002) concludeerden dat
bij een biologische bedrijfsvoering de nitraatuitspoeling 40-64% lager
was op zand- en kleigronden dan bij een gangbare bedrijfsvoering. Ook
verder onderzoek bevestigt dat de nitraatuitspoeling op biologische
melkveebedrijven lager is dan op gangbare bedrijven (Snijders en
Everts, 2000). Bij biologische bedrijven op zandgronden lag het
nitraatgehalte gemiddeld onder de 50 mg/liter. Gangbare bedrijven
kwamen gemiddeld op 134 mg/liter uit.
Op een proefbedrijf voor biologische melkveehouderij nam het
nitraatgehalte in het grondwater, tijdens de omschakelperiode van 3
jaar, af van 108 naar 49 mg/liter (Pinxterhuis, 2001).
Biolandbouw blijkt de meest geschikte landbouwvorm om
nitraatvervuiling in kwetsbare gebieden te voorkomen. Tot die
conclusie komen Stopes et al (2002) bij een onderzoek in
Groot-Brittannië. Biolandbouw scoort in alle opzichten even goed of
beter dan conventionele bedrijven die met aangepaste, milieusparende
technieken werken.
Redenen voor de lagere nitraatafspoeling zijn:
* lagere veebezetting en minder stikstofbemesting;
* het niet gebruiken van kunstmest;
* meer vaste mest;
* meer toepassing van vruchtwisseling en bodembedekking.
Honisch et al (2002) besluiten dat biologische landbouw duidelijk de
voorkeur geniet om het nitraatprobleem aan te pakken vooral in
gebieden waar bodemerosie minder van belang is. Daarnaast formuleren
de onderzoekers een aantal voorstellen om de nitraatafspoeling van
zowel conventionele als van biologische bedrijven verder te reduceren.
Vooral het belang van een correcte timing van bemesting, ploegen en
eggen komt naar voren.
Tenslotte moet erop gewezen worden dat het nitraatprobleem in
Vlaanderen vooral veroorzaakt wordt door de intensieve veehouderij.
Aangezien bij biobedrijven de dichtheid van de dieren erg laag ligt
(vb. max twee grootvee-eenheden per hectare) is een grootschalige
omschakeling naar biolandbouw in kwetsbare gebieden een voor de hand
liggende maatregel om het nitraatprobleem aan te pakken.
3. Vervuiling door pesticiden
Zowel in het oppervlaktewater als in de waterbodem worden in
Vlaanderen nog grote hoeveelheden bestrijdingsmiddelen gevonden
(MIRA-T, 2004). Die stoffen worden gebruikt om allerlei ongewenste
aantastingen (plagen, ziekten, onkruiden) van gewassen, dieren en
materialen te bestrijden. Via verschillende routes kunnen
bestrijdingsmiddelen in de lucht, de bodem, het oppervlaktewater, de
waterbodem en het grondwater terechtkomen. Zelfs het regenwater in
Vlaanderen is vervuild met pesticiden.
Ongewenste neveneffecten kunnen optreden doordat de producten
opgenomen worden door niet-doelorganismen (MIRA-T, 2004). Anders
gezegd: het gebruik van pesticiden maakt heel wat planten en dieren
kapot die geen bedreiging vormen voor de landbouwproductie.
De kikker killer
Wereldwijd, ook in Vlaanderen, zijn amfibieën sterk bedreigd. Alhoewel
het verlies aan geschikt habitat daar voor een deel tussen zit, tastte
de wetenschap totnogtoe in het duister naar de hoofdoorzaak van de
versnelde achteruitgang van de kikkers, padden en salamanders van deze
wereld.
Recent is gebleken dat de amfibieëncrisis te wijten kan zijn aan het
toegenomen gebruik van het pesticide glyfosaat algemeen bekend als
Roundup (Relyea, 2005). Glyfosaat is een van de meest gebruikte
onkruidbestrijders ter wereld. Uit het onderzoek van Relyea blijkt dat
de oplosmiddelen die in het product zitten de overlevingskansen van
amfibieën sterk doen dalen. Tijdens de tests ging tot 80% van de
proefdieren dood bij normale dosissen van het pesticide. Roundup
blijkt niet enkel een erg doeltreffend onkruidverdelgingsmiddel te
zijn, ook amfibieën gaan eraan tenonder. Cynische bijkomstigheid:
amfibieën zijn belangrijke predatoren van insecten in landbouwgebied.
Zonder amfibieën zal het gebruik van insecticiden bijgevolg de hoogte
ingaan.
Pesticiden in de voeding
Residus van bestrijdingsmiddelen zijn bovendien terug te vinden in
voedingswaren zoals fruit, groenten, zuivelproducten, vlees en vis.
Uit het recentste Europese rapport inzake pesticidenresidus op
groenten en fruit, blijkt dat bijna de helft van de groenten en het
fruit op onze Belgische markt residus van pesticiden bevat (EC, 2004).
Het aantal niet toegestane overschrijdingen steeg naar 5,1%, komende
van 4,7% bij een vorige steekproef.
De laatste tijd komen er steeds meer aanwijzingen dat de blootstelling
aan pesticiden ernstige gezondheidsgevolgen kan hebben. Zo hebben
landbouwers die regelmatig in contact komen met bestrijdingsmiddelen
bijna 50% meer kans aan de ziekte van Parkinson te lijden dan mensen
die niet zo vaak blootgesteld worden aan pesticiden (Seaton, 2005).
Pesticiden in de biolandbouw: nood naar meer onderzoek
Biolandbouw voorkomt de meeste problemen met pesticiden, aangezien het
gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen in de biolandbouw verboden
is.
Toch is een beperkt aantal natuurlijke pesticiden toegestaan voor
gebruik op gewassen in Vlaanderen, onder andere zeep, rotenon en
zwavel. Het gebruik van deze pesticiden is niet algemeen. Ze worden
slechts toegepast op een beperkt aantal gewassen, hoofdzakelijk bij de
teelt van fruit en aardappels. Hoewel het de norm is geen pesticiden
te gebruiken in biolandbouw, kan uitzonderlijk de noodzaak zich toch
stellen, bijvoorbeeld bij een plaag van ongedierte.
De meeste toegestane beschermingsmiddelen mogen slechts met
voorafgaande toestemming de controle-instantie worden toegepast.
Bovendien zijn herbiciden volledig verboden.
In tegenstelling tot veel pesticiden die in de conventionele landbouw
worden gebruikt, vormen de biopesticiden waarschijnlijk geen risico
voor de volksgezondheid of het milieu. Ze zijn snel afbreekbaar en
laten geen sporen na op het voedsel. Biopesticiden zijn slechts een
secundaire oplossing voor de biolandbouw. Die spitst zich meer toe op
natuurlijke bestrijdingsmethodes (via roofdieren) en het voorkomen van
de groei van onkruid. Daarom vraagt de biosector zelf dat er onderzoek
wordt opgestart naar alternatieven voor de biopesticiden (The Soil
Association, 2005).
4. Bio of ggo?
In biolandbouw is het gebruik van genetisch gemanipuleerde organismen
(ggos) niet toegestaan. Dat is vastgelegd in de EU-richtlijn inzake
biolandbouw (EEG, 1992).
Maar er zijn nog andere redenen dan Europese regels om de kweek van
ggos te vermijden. Op dit ogenblik is de aansprakelijkheid bij
besmetting met ggos niet geregeld, hebben ggos geen voordeel voor
consument of milieu en zijn de gezondheidsgevolgen nog onbekend.
Geen milieuvoordeel bij teelt ggos
Het milieu is niet gebaat bij de ggos momenteel op de markt. De
grootschalige Farm Scale Evaluations in het Verenigd Koninkrijk wijzen
uit dat de biodiversiteit in velden met ggos daalt, en dat er meer
pesticiden worden gespoten in plaats van minder (Squire et al, 2003).
Van de vier geteste ggo-gewassen, scoorden er drie slechter dan
conventionele gewassen op vlak van biodiversiteit.
De farm scale evaluatieons tonen aan dat de gebruikte pesticiden
schadelijk zijn voor het milieu. De claim van de agro-industrie als
zou ggo-kweek gepaard gaan met minder pesticide-gebruik (Monsanto,
2005), blijkt ongegrond.
Ook in de VS, waar op grote schaal ggos geteeld worden, neemt het
gebruik van pesticiden toe, en niet af zoals voorstanders ooit
beweerden. Reden hiervoor is dat courant geteelde ggos resistent zijn
tegen herbiciden waar andere planten kapot van gaan. Dat maakt het de
landbouwers gemakkelijk om onkruid te bestrijden. Maar het zet hen ook
aan tot overmatig gebruik van sproeistoffen.
Ggos en gezondheid
In het voorjaar van 2005 berichtten een aantal kranten over onderzoek
dat aantoont dat de organen van ratten die genetisch gemanipuleerde
maïs MON 863 te eten krijgen, na een tijdje ernstige afwijkingen
vertonen. Nieren en aanmaak van het bloed werden aangetast. Monsanto,
de producent van de ggo's, hield het onderzoek bewust achter.
Het is de tweede maal dat een geheim rapport van Monsanto over de
gezondheidsgevolgen van ggo's uitlekt. Ook over het dossier koolzaad
GT73 werden gegevens achtergehouden. De ratten die met het
gemanipuleerde koolzaad werden gevoederd, kregen een lever die tot 15%
zwaarder was dan bij normale proefdieren.
Situatie in Vlaanderen
De resultaten over de gezondheidsgevolgen van ggo's komen op een
moment dat de Vlaamse regering aan een regeling werkt die de kweek van
ggos door landbouwers moet mogelijk maken. Bedoeling is om richtlijnen
uit te vaardigen die voorkomen dat traditionele en biologisch
gekweekte gewassen besmet geraken met ggos.
Dat belooft een ingewikkelde klus te worden. In het versnipperde
Vlaanderen is het een illusie dat besmetting kan worden voorkomen.
Stuifmeelkorrels van ggo-gewassen laten zich door wind of insecten
verspreiden. Van regelgeving ter zake trekken ze zich niets aan. Uit
de Farm Scale Evaluations bleek dat het zaad van genetisch
gemanipuleerd koolzaad tot 28 km ver van de proefvelden teruggevonden
werd. Het ggo-koolzaad was dus ontsnapt, ondanks de
voorzorgsmaatregelen tijdens de experimenten.
Besmetting van klassieke en biologisch geteelde gewassen met ggos
heeft negatieve gevolgen voor de getroffen landbouwers. Zo raken
biologische landbouwers het biolabel kwijt van producten die met ggos
besmet zijn. Dat is een financiële ramp voor de betrokken bioboeren.
Zij kunnen overleven omdat consumenten meer geld willen betalen voor
gezond milieu- en diervriendelijk gekweekt voedsel. Zonder label: geen
hogere inkomsten.
Maar ook traditionele landbouwers behoren tot het verliezende kamp
wanneer hun gewassen besmet geraken. Zij kunnen hun producten nog
enkel verkopen als er duidelijk op wordt vermeld Dit product bevat
genetisch gemodificeerde organismen net zoals dat geldt voor hun
besmette collegas bioboeren. De vermelding betekent gegarandeerd
minder verkoop en een lagere prijs. Supermarkten willen onder druk van
de consument geen ggos in de winkelrekken.
Daarbovenop komt dat er nog geen regeling is voorzien voor de
schadevergoeding van getroffen landbouwers. Wie gaat er opdraaien voor
verloren inkomsten van de biologische of de traditionele landbouwers?
De verzekeraars van de landbouwers alvast niet. Verzekeringspolissen
voor landbouwers bevatten nu al clausules die terugbetalingen als
gevolg van het gebruik van ggos uitsluiten. De mogelijke schade is
veel te groot, de potentiële kosten veel te hoog. Zolang die
aansprakelijkheid niet klaar en duidelijk geregeld is, moeten ggos uit
Vlaanderen geweerd worden.
Recent nog is gebleken dat ggos zich niet storen aan reglementen. Deze
lente raakte bekend dat ladingen veevoeder met de ggo-maïs BT11 besmet
waren met de BT10-variant. Kern van de zaak is dat BT11 in de EU is
geautoriseerd maar BT10 niet. Veel verschillen beide varianten niet,
maar het grootste probleem bestaat erin dat BT10 een gen bevat dat
instaat voor resistentie tegen het antibioticum ampiciline. Ggo's met
zulke merkergenen krijgen in de EU nooit toegang tot de markt. Dat is
een gevolg van een beslissing van het Europese Voedselagentschap EFSA,
dat vreest voor gevolgen voor de volksgezondheid wanneer de
resistentiegenen 'ontsnappen'. Dat kan voor gevolg hebben dat
bacteriën de genen incorporeren in het eigen genetisch materiaal, en
zo ongevoelig worden voor het antibioticum. Het incident lijkt
gesloten nu de EU beschikt over een test om BT10-besmetting op te
sporen en alle importeurs van BT11 verplicht de resultaten van die
test voor te leggen. Enkel niet besmette maïs mag de Unie nog binnen.
Over de kost van dit incident bestaat nog geen duidelijkheid, maar
schattingen geven aan dat de kosten in de miljoenen euro's zullen
lopen.
De consument heeft geen enkel voordeel bij ggos van de huidige
generatie. Ze zijn niet lekkerder, niet gezonder, niet langer houdbaar
en niet goedkoper dan traditionele gewassen. In het belang van de
volksgezondheid, de portefeuille van de burger of de culinaire
welstand van de Vlaming hoeven ggos dus niet.
In Denemarken, Duitsland en Italië bestaat een coëxistentieregeling.
Denemarken voorziet in een fonds voor schadevergoeding door ggos. In
Italië riskeren ggo-boeren die zich niet aan de regels houden boetes
tot 25.000 euro.
Inmiddels hebben een 100-tal Europese regios, onder impuls van Toscane
en Oberösterreich zichzelf ggo-vrij verklaard (Friends of the Earth,
2005). Vaak ligt de bescherming van lokale gewassen en het ontbreken
van een aansprakelijkheidsregeling aan de basis van de beslissing.
Andere regios zijn Aquitanië en Île-de-France in Frankrijk en Wales en
de Schotse Hooglanden in Groot-Brittannië.
Willen we de biolandbouw in Vlaanderen behouden, dan staat er maar één
optie open. Zolang de aansprakelijkheid bij besmetting en de
coëxistentie niet is geregeld, moet Vlaanderen ggo-vrij blijven.
5. Groen! biologisch 4-puntenplan
Dit overzicht van recente wetenschappelijke publicaties over de
effecten van biolandbouw op natuur en milieu toont dat biologische
landbouw grote voordelen biedt voor milieu en natuur. Uit een recente
Italiaanse studie toegespitst op Toscane komt naar voren dat
biologische landbouw de meest aangewezen landbouwvorm is om milieu en
landbouw te verzoenen (Pacini, 2004). De onderzoekers keken naar de
milieu-impact van de activiteit van bioboeren en conventionele
landbouwers. De milieuprestaties van bioboeren zijn beter dan bij
conventionele landbouw. Daarnaast gingen de wetenschappers wat gevolg
zou zijn indien conventionele landbouwers de natuurbevorderende
methodes van de bioboeren zouden toepassen. Resultaat is dat bij
gelijke milieuprestaties de bioboeren meer inkomsten halen uit hun
producten.
Ondanks de vele voordelen van bio stagneert de groei in Vlaanderen.
Het grootste probleem is dat landbouwers de stap naar biolandbouw
slechts met moeite kunnen zetten. Om de biolandbouw in Vlaanderen een
nieuwe groeischeut te geven, schuift Groen! vier actiepunten naar
voren:
1. Verlaag de BTW op bioproducten
Er moeten dringend maatregelen komen om het prijsverschil tussen
biologische en gangbaar geteelde producten te verkleinen. De meest
aangewezen manier daarvoor is een drastische verlaging van de BTW
op bioproducten (nu 21%). Paradoxaal genoeg geniet kunstmest wel
van een verlaagd BTW-tarief (6%). Dat moet afgeschaft worden.
2. Laat de overheid de helft van de controlekosten dragen
Bioboeren draaien nu zelf volledig op voor de kosten van de
controle-instellingen. Dat is een scheefgetrokken situatie, want
bioboeren veroorzaken minder kosten voor de samenleving dan
conventionele landbouw. Bijvoorbeeld vermijden bioboeren extra
kosten voor drinkwatermaatschappijen om bestrijdingsmiddelen uit
het water te halen. Daarom vraagt Groen! dat de overheid minstens
de helft van de kosten voor de certificering van bioboeren op zich
neemt.
3. Meer geld voor onderzoek naar biologische landbouwpraktijken
Er moet meer onderzoek komen naar hoe bioboeren een hoger
rendement kunnen halen en hoe ze natuur en milieu nog beter kunnen
beschermen. Op dit moment doet het PCBT al goed werk, maar er
moeten nog veel meer middelen in onderzoek gestopt worden.
4. Hou Vlaanderen een ggo-vrije regio
De invoer van ggo-landbouw in Vlaanderen zou de doodsteek
betekenen voor de bioboeren. Hun gewassen zullen immers besmet
geraken, waardoor ze hun biolabel verliezen. Vooral bij maïsteelt
is het gevaar voor besmetting reëel. Heel wat biologische
veehouderijen zullen geen ggo-vrij diervoer meer kunnen vinden.
Daarom roept Groen! de Vlaamse regering op om Vlaanderen uit te
roepen tot ggo-vrije regio, in navolging van meer dan 100 Europese
regios, waaronder Toscane en Aquitanië.
Referenties
* Christensen, KD, Jacobsen, EM, Nohr, H, 1996. A comparative study
of bird faunas in conventionele and organically farmed areas.
Dansk Ornitologisk Forenings Tidsskrift 90, 221-28
* Dochy O. & Hens M., 2005. Van de stakkers van de akkers naar de
helden van de velden. Beschermingsmaatregelen voor akkervogels.
Rapport IN.R.2005.01. Instituut voor Natuurbehoud, Brussel i.s.m.
provinciebestuur West-Vlaanderen, Brugge
* Dumortier M, De Bruyn Luc, Hens M, Peymen J, Schneiders A, Van
Daele T, Van Reeth W, Weyembergh G en Eckhart Kuijken, 2005.
Natuurrapport 2005. Cijfers voor het beleid. Instituut voor
Natuurbehoud. www.nara.be, Brussel.
* European Commission, 2004. Monitoring of Pesticide Residues in
Products of Plant Origin in the European Union, Norway, Iceland
and Liechtenstein Report 2002.
* Europese Gemeenschap, 1991. Verordening (EEG) Nr. 2092/91 van de
Raad van 24 juni 1991 inzake de biologische productiemethode en
aanduidingen dienaangaande op landbouwproducten en levensmiddelen
* Friends of the Earth, 2005. GMO-free regions and areas in Europe
http://www.foeeurope.org/GMOs/gmofree/
* Hole, DG, Perkins, AJ, Wilson, JD et al, 2005. Does organic
farming benefit biodiversity? Biological Conservation 122 (2005)
113-130
* Honisch, M et al, 2002. Response of surface and subsurface water
quality to land use changes. Geoderma 105 2002 277298
* Kopke, U. (2002). Umweltleistungen des Okologischen Landbaus.
Okologie und Landbau 122: 6-18.
* Millennium Ecosystem Assessment, 2005. Ecosystems and Human
Well-being: Synthesis. Island Press, Washington, DC
* Monsanto, 2005.
http://www.biotechknowledge.monsanto.com/biotech/bbasics.nsf/index
.html?OpenPage, The Internet.
* Moorcroft, D, Whittingham MJ, Bradbury R and Wilson JD, 2002. The
selection of stubble fields by wintering granivorous birds
reflects vegetation cover and food abundance. Journal of Applied
Ecology Volume 39 Issue 3 Page 535
* MIRA-T 2004. Milieu- en natuurrapport Vlaanderen, 2004. Vlaamse
Milieumaatschappij. Erembodegem.
* Pacini, C, Wossink, A, Giesen, G, Huirne, R, 2004.
Ecological-economic modelling to support multi-objective policy
making: a farming systems approach implemented for Tuscany.
Agriculture, Ecosystems and Environment 102 (2004) 349364
* Pinxterhuis, J. B., (2001). Nitrate in groundwater during
conversion to organic farming. Occasional symposium on organic
grassland farming, European Grassland Federation.
* Relyea, R.A. 2005. The lethal impact of Roundup® on aquatic and
terrestrial amphibians. Ecol. Appl., In Press
* Scialabba, N.E., Hattam, C., 2002. Organic agriculture,
environment and food security. Food and Agriculture Organisation
of the United Nations
* Snijders, P., Everts, H. (2000). Mineralenbalans, stikstofbinding
en waterkwaliteit. Biologische veehouderij en management
(Bioveem). Publicatie 144, Praktijkonderzoek Rundvee, Schapen en
Paarden
* Seaton, Anthony, 2005. Parkinsonism and Parkinson's disease:
interactions between environmental exposure and genetic factors:
QLK4-1999-00113
http://europa.eu.int/comm/research/quality-of-life/ka4/ka4_chemrea
ct_en.html
* Stopes, C, Lord, E, Philipps, L, Woodward, L, 2002. Nitrate
leaching from organic farms and conventional farms following best
practice. Soil Use and Management, September 2002, vol. 18, no. 3
Supplement, pp. 256-263(8)
* Squire GR et al, 2003. On the rationale and interpretation of the
Farm Scale Evaluations of genetically modified herbicide-tolerant
crops. Phil. Trans. R. Soc. Lond. B (2003) 358, 17791799
* The Soil Association, 2005. Pesticides and other plant protection
products allowed in organic farming in the UK. Information sheet
* Vermeersch, G, Anselin, A, Devos, K, 2004. Atlas van de Vlaamse
broedvogels 2000-2002. Instituut voor Natuurbehoud Vlaanderen
* Wickramasinghe, LP, Harris, S, Jones G, et al, 2003. Bat activity
and species richness on organic and conventional farms: impact of
agricultural intensification. Journal of Applied Ecology 40,
984-993
© Groen!