De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
ons kenmerk: DN. 2005/1636
datum: 02-06-2005
onderwerp: IWC Conferentie
Bijlagen:
Geachte voorzitter,
In antwoord op uw brief van 21 april jl., zend ik u nadere informatie
over de komende jaarvergadering van de internationale
Walvisvaartcommissie (IWC) in juni Korea en de Nederlandse inzet
daarbij.
Inleiding
De jaarvergadering wordt gehouden in Ulsan, Korea van 20 t/m 24 juni
a.s. Daaraan voorafgaand vindt begin juni de vergadering plaats van
het wetenschappelijk comité en zijn van 13 t/m 18 juni diverse
werkgroepvergaderingen van de Commissie gepland. Belangrijk voor de
vergadering zijn vooral de samenstelling van de Commissie, het
beschermingscomité, de wetenschappelijke walvisvangst, de instelling
van reservaten en de verdere besprekingen over een herzien
beheerregime.
Bij de standpuntbepaling op al deze onderwerpen acht ik van belang te
onderstrepen dat ik tegen de walvisjacht ben. Een te zelfgenoegzame
opstelling op dit punt raakt echter wel de kern van het
walvisvaartverdrag (regulering walvisvaart) en vergroot de kans dat
pro-walvisvaartlanden opstappen uit de IWC en zelf de walvisvaart ter
hand zullen nemen, zonder internationale controle. Ik vind het van
belang deze landen bij de IWC te houden. Zo houd je invloed op het
beleid en kun je de schade voor de walvissen tot een minimum beperken.
De inbreng van Nederland is daar dan ook op gericht.
Samenstelling IWC
Voor de koers van de IWC is vooral ook de samenstelling van de
organisatie van belang. Het aantal leden heeft zich de afgelopen jaren
sterk uitgebreid en bedraagt nu 55 landen. Ik acht het van belang dat
voldoende nieuwe beschermingsgezinde landen toetreden (zoals
recentelijk Tsjechië en Slowakije) om nadrukkelijk een stempel te
kunnen blijven drukken op de bescherming van de walvis. Anderzijds
betreur ik echter het feit dat de 'wedloop om nieuwe leden' steeds
scherpere tegenstellingen tussen landen en blokvorming oplevert
(waarbij veel Afrikaanse, Aziatische, Caribische en Pacifische staten
de zijde van de pro-walvisvaartlanden kiezen). Een dialoog en
vertrouwensopbouw met al deze landen acht ik voor de lange termijn
blijvend van belang, ook vanwege de uitstraling van de polarisatie op
andere gremia, zoals visserijoverleggen of CITES.
Een groeiend aantal landen binnen de IWC richt zich op een dergelijke
koers met dialoog om zo een effectief opererende organisatie te kunnen
waarborgen.
Het is nog onduidelijk hoe de stemverhouding op deze jaarvergadering
uiteindelijk zal uitpakken. Niet ondenkbeeldig is dat de voorstanders
van de walvisvaart met de toetreding van nieuwe leden dit jaar voor
het eerst een (enkelvoudige) meerderheid kunnen behalen. Voor
essentiële besluiten als opheffing van reservaten of het opheffen van
het moratorium heeft dit geen enkel effect, omdat deze besluiten met
driekwart meerderheid genomen moeten worden. Maar een verschuiving in
de stemverhoudingen zou, door aanname van resoluties met enkelvoudige
meerderheid, de uitstraling van de organisatie kunnen wijzigen van
vooral de bescherming van walvissen naar het oogsten van walvissen.
Beschermingscomité
Op de jaarvergadering in 2003 is gekozen voor de instelling van een
Beschermingscomité. Dit comité van de IWC moet zich richten op
onderwerpen als bedreigde walvissoorten, milieukwesties, bijvangsten
en habitatbescherming. Ik vind het werk van het comité belangrijk en
ben van mening dat er een brede agenda van onderwerpen moet worden
vastgesteld. Maar tevens is van belang dat blijvend met de
pro-walvisvaartlanden moet worden gesproken om hen alsnog bij werk van
het comité te betrekken. Deze landen waren zeer teleurgesteld over de
uitgangspunten van het comité en over de wijze waarop het comité,
zonder overleg met deze landen, in 2003 tot stand is gekomen. In 2004
is tijdens de vergadering van het comité op initiatief van Nederland
met een bredere groep landen een voorzichtige opening gecreëerd om een
aantal van deze pro-walvisvaartlanden deel te laten nemen aan de
comitévergadering en was het comité voorlopig veiliggesteld. Zonder
een breed draagvlak is het niet ondenkbeeldig dat de IWC, bij een
enkelvoudige meerderheid van pro-walvisvarende landen, zal besluiten
om het beschermingscomité alsnog weer op te heffen.
Wetenschappelijke walvisvangst
Onder het IWC-verdrag hebben landen zelf de mogelijkheid vergunningen
af te geven voor de vangst van walvissen voor wetenschappelijk
onderzoek, zonder voorafgaande goedkeuring van de IWC. Landen als
Japan en IJsland maken hier op grote schaal gebruik of liever misbruik
van. De landen hebben aangekondigd dit de komende jaren sterk uit te
breiden (tot enige duizenden exemplaren), niet alleen voor minder
bedreigde soorten als de dwergvinvis, maar ook diverse andere
bedreigde soorten als Noordse vinvis en potvis. Japan heeft
aangekondigd om naast het onderzoeksprogramma in de Noordelijke Stille
Oceaan ook met een nieuwe vervolgprogramma te komen van het onderzoek
in de Antarctische wateren.
Nederland staat zeer kritisch tegenover deze wetenschappelijk
walvisvangst en beschouwt dit, gezien de omvang ervan en het feit dat
walvisvlees op de markt wordt verkocht, hoofdzakelijk als omzeiling
van het huidige moratorium op de commerciële walvisvangst. In het
licht van onderhandelingen over het herzien beheerregime (RMS), pleit
Nederland voor sterke inperking van deze vorm van het onderzoek (zeker
voor wat betreft de meer bedreigde soorten) en bindende afspraken en
controle hierover onder IWC verantwoordelijkheid.
Herzien beheerregime met aanvullende afspraken
Op de vorige IWC jaarvergadering is met consensus een werkplan
vastgesteld voor de verdere bespreking van het herziene beheersregime
(RMS) voor de walvisvaart. Doel hierbij was om op de komende
jaarvergadering tot een voorstel te komen of een overzicht te hebben
van de diverse nog uitstaande punten. Alle landen hebben daarmee
aangegeven de noodzaak te onderschrijven tot het maken van afspraken
over een breed RMS-pakket.
Dit pakket zal strikte afspraken moeten bevatten omtrent de
bescherming van walvispopulaties en de controle op alle
walvisvangsten. Daarmee kan ook daadwerkelijk controle op illegale
vangsten worden uitgevoerd, waar nu nog geen afspraken over bestaan.
Nederland heeft in de besprekingen tot nu toe een constructieve
houding aangenomen. De afspraken binnen een RMS-pakket zijn nodig om
te bereiken dat de huidige uitholling van het walvisvaartverdrag tot
staan wordt gebracht. Zoals eerder aangegeven vindt deze uitholling
plaats via zogenaamde wetenschappelijke vangsten (Japan en IJsland) en
voorbehouden op het moratorium (Noorwegen en IJsland) en worden de
vangsten sterk uitgebreid (mogelijk verviervoudiging in 2006 ten
opzichte van huidige situatie). Deze ongebreidelde groei vormt mijns
inziens een risico voor de bescherming van de walvissen, zeker voor de
echt bedreigde soorten. Voor mij is het niet acceptabel dat deze
ongecontroleerde walvisvangst almaar uitbreidt en ik vind dat de IWC
opnieuw controle moet krijgen over alle vangsten op walvissen om de
geloofwaardigheid te behouden.
Sinds de vorige jaarvergadering zijn in Zweden en Denemarken een
tweetal technische werkgroepvergaderingen gehouden waarin de opties
verder zijn verkend en technisch uitgewerkt. Dit is gebeurd op basis
van het compromisvoorstel zoals de IWC-voorzitter dat vorig jaar heeft
gepresenteerd. Hoewel deze bijeenkomsten in een constructieve sfeer
verliepen, hebben de vaak tegenstrijdige opties die vanuit landen zijn
aangereikt de ontwikkeling van een breed gedragen pakket niet
eenvoudig gemaakt. Er is wat dat betreft sprake van trage vooruitgang.
Er ligt op de komende jaarvergadering vanuit de RMS werkgroep (waarin
alle landen konden deelnemen) geen afgerond voorstel op tafel voor een
RMS-pakket. Wel is het altijd mogelijk dat bepaalde landen zelf alsnog
met een eigen voorstel voor een RMS-pakket komen.
Mijn inzet blijft gericht op het stopzetten c.q. inperken van de
wetenschappelijke walvisvangst op een juridisch bindende wijze (b.v.
een protocol tot wijziging van het verdrag of anderszins), goede
bindende controleafspraken, afspraken over eventuele territoriale
afbakening, verbetering van dierenwelzijn en een juiste verdeling van
kosten waarbij waarneming en controle op vangsten in eerste instantie
door de sector c.q. de walvisvarende landen moeten worden gedragen. De
voorstellen zullen hierop worden getoetst. Hervatting van de
walvisvangst, cq. opheffing van het moratorium is nu niet aan de orde.
De discussie richt zich wat mij betreft op het onder controle krijgen
van de huidige vangsten die op dit moment buiten het moratorium om
gebeuren.
Reservaten
Tot slot zullen dit jaar opnieuw voorstellen voor het instellen van
een walvisreservaat in de Zuidelijke Atlantische Oceaan (voorstel
Brazilië, Argentinië en Zuid-Afrika) en een reservaat in de Zuidelijke
Stille Oceaan (voorstel Australië en Nieuw-Zeeland) worden besproken.
Deze besluiten dienen een driekwart meerderheid te behalen. Dat zal
dus niet meevallen. Nederland ondersteunt de voorstellen krachtig,
vanuit de overweging dat reservaten bijdragen aan het herstel van
walvispopulaties die in de afgelopen decennia sterk achteruit zijn
gegaan.
In de afgelopen periode heeft informeel overleg plaatsgevonden met een
aantal Niet-Gouvernementele Organisaties (NGO's) die zich met de
walvisvaart bezighouden. Binnen de NGO's bestaan verschillende
opvattingen over de strategie om de walvisjacht te kunnen blijven
beperken. Ook heb ik met u verscheidene keren het Nederlandse
standpunt besproken. De Nederlandse inzet, zoals verwoord in deze
brief, is het resultaat van deze debatten.
De minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit,
dr. C.P. Veerman
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit