Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Cultuurconvenant 2005 ­ 2008
OCW, provincie Limburg, provincie Noord-Brabant, provincie Zeeland, gemeente Maastricht, gemeente Breda, gemeente Tilburg, gemeente Den Bosch, gemeente Eindhoven, gemeente Heerlen, gemeente Helmond, gemeente Sittard-Geleen

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mevrouw mr. M.C. van der Laan

De provincie Limburg, vertegenwoordigd door de gedeputeerde voor Cultuur, mevrouw O.M.Th. Wolfs

De provincie Noord-Brabant, vertegenwoordigd door de gedeputeerde voor Cultuur, de heer W. C. Luijendijk

De provincie Zeeland, vertegenwoordigd door de gedeputeerde voor Cultuur, de heer drs. H. van Waveren

De gemeente Maastricht, vertegenwoordigd door het hoofd van de afdeling Cultuur, de heer drs. L.G.J. zum Vörde sive Vörding

De gemeente Breda, vertegenwoordigd door de wethouder voor Cultuur, de heer A.C.A.M. Adank

De gemeente Tilburg, vertegenwoordigd door de wethouder voor Cultuur, de heer dr. H.A.M. Backx

De gemeente Den Bosch, vertegenwoordigd door de wethouder voor Cultuur, de heer R.J. van de Mortel

De gemeente Eindhoven, vertegenwoordigd door de ambtenaar van de sector Cultuur, de heer drs. J.H.M. van Griensven

De gemeente Heerlen, vertegenwoordigd door de wethouder voor Cultuur, de heer A. Damen

De gemeente Helmond, vertegenwoordigd door de ambtenaar van de afdeling Cultuur, de heer mr. J. Bongaarts

De gemeente Sittard-Geleen, vertegenwoordigd door de wethouder van Cultuur, de heer drs. Th.J.G.M. Hanssen

Hierna te noemen: partijen,

Overwegende:


- dat Rijk, provincies en gemeenten gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor de culturele infrastructuur van Nederland;


- dat deze gezamenlijke verantwoordelijkheid wordt vormgegeven door samenwerking van genoemde overheden op het terrein van het cultuurbeleid;


- dat algemene afspraken tussen de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, het Interprovinciaal Overleg (IPO) en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) zijn vastgelegd in het op 3 juli 2002 ondertekende 'Algemeen Kader Cultuurconvenanten';


- dat partijen met het oog op de gewenste beleidsafstemming gesprekken hebben gevoerd, uitgaande van de uitgangspunten voor het cultuurbeleid 2005-2008 van het Rijk (Uitgangspuntenbrief cultuurbeleid 2005-2008, Kamerstukken II 2002-2003, 28 989, nr. 1) en de politiek-bestuurlijke prioriteiten op stedelijk en regionaal niveau;


- dat de Staatssecretaris de uitgangspuntenbrief heeft uitgewerkt in de Cultuurnota 2005-2008 die op 22 november 2004 is behandeld door de Tweede Kamer;


- dat Rijk, provincies en 30 gemeenten op basis van bestuurlijke afspraken tussen OCW, IPO en VNG het Actieplan Cultuurbereik continueren, waarbij de gezamenlijke ambitie is om het cultureel bewustzijn van burgers te versterken door het vergroten van zowel het publieksbereik als de actieve participatie in kunst en cultuur;


- dat Rijk, provincies en 30 gemeenten op basis van bestuurlijke afspraken tussen OCW, IPO en VNG gezamenlijk zullen werken aan het versterken van de positie van cultuureducatie in het primair onderwijs, waarbij de samenwerking van de overheden erop gericht is om scholen te ondersteunen bij het realiseren van de doelstelling dat in 2007 alle scholen in het primair onderwijs hun visie op de plaats van cultuureducatie in hun onderwijsprogramma hebben geformuleerd en dat de scholen in staat zijn deze visie te vertalen in een samenhangend geheel van cultuureducatieve activiteiten;


- dat Rijk, provincies en 14 gemeenten op basis van bestuurlijke afspraken tussen OCW, IPO en VNG de Geldstroom Beeldende Kunst en Vormgeving zullen inzetten op zowel de versterking van de infrastructuur van deze sector als de relatie tussen aanbod en afname;


- dat Rijk en provincies vooralsnog hun gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de steunpunten monumentenzorg en archeologie op de huidige wijze continueren, waarbij de rijksdiensten RDMZ en ROB met de provincies nadere afspraken maken, terwijl OCW, IPO en VNG nader overleggen over de mogelijkheden van de steunfunctie;


- dat Rijk, provincies en gemeenten, mede gelet op de voorstellen van de mede- overheden en de komende bestuurlijke afspraken tussen de staatssecretaris, het IPO en de VNG, nader overleg kunnen voeren over de evaluatie Archiefconvenant/taskforce Archieven, Ruimte en Cultuur alsmede Cultuur en Economie;


- dat Rijk, provincies en gemeenten op basis van het in 2004 aangescherpte koepelconvenant `Herstructurering openbaar bibliotheekwerk' uit 2001 streven naar de realisatie van een vernieuwd en versterkt stelsel van openbare bibliotheken waar burgers en instellingen terecht kunnen voor informatie, cultuur, educatie, leesbevordering en maatschappelijke diensten;

KOMEN OVEREEN:

Algemene bepalingen

Artikel 1
Het doel van dit convenant is:
a. onderlinge afstemming op hoofdlijnen van het wederzijdse cultuurbeleid; b. coördinatie van de subsidiëring van instellingen die partijen ingevolge artikel 4, eerste lid, tot hun gezamenlijke verantwoordelijkheid rekenen; c. bevorderen dat partijen over en weer voldoende geïnformeerd zijn over het te voeren beleid.

Artikel 2
Partijen overleggen gedurende de looptijd van de cultuurnota (2005-2008) ten minste een keer per jaar over het te voeren cultuurbeleid. Tijdens deze overleggen komt de voortgang van de in dit convenant vastgelegde afspraken aan de orde.

Artikel 3
Dit convenant is niet in rechte afdwingbaar.

Gezamenlijke verantwoordelijkheid

Artikel 4

1. Partijen beschouwen de in de bijlage opgenomen instellingen als behorende tot hun gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de culturele infrastructuur. In deze bijlage is tevens de subsidiëring door partijen aangegeven.
2. Partijen zullen de in het eerste lid bedoelde instellingen subsidiëren door middel van beschikkingen die zoveel mogelijk op elkaar aansluiten en zoveel mogelijk gelijktijdig worden afgegeven.

Artikel 5
Partijen stellen elkaar tijdig schriftelijk op de hoogte van tussentijdse voorgenomen beleidswijzigingen ten aanzien van de in de bijlage bij artikel 4 genoemde instellingen en ten aanzien van de in de artikelen 6 t/m 11 genoemde onderwerpen. Daarbij stellen partijen elkaar in de gelegenheid te reageren op voorgenomen beleidswijzigingen.

Artikel 6
OCW en de betrokken overheden uit landsdeel Zuid stellen - gezamenlijk en additioneel op de huidige, structurele subsidies - een totaal bedrag van 190.000 beschikbaar voor de functies productie, ontwikkeling en presentatie van actuele hedendaagse kunst en vormgeving voor MU Art Foundation:

- OCW verstrekt 95.000 per jaar;

- Noord-Brabant verstrekt 45.000 per jaar, bovenop het structurele subsidiebedrag in het jaar 2004 van 0;

- Eindhoven verstrekt 50.000,-- per jaar, bovenop het structurele subsidiebedrag van 196.000,-- in 2004.

Artikel 7
OCW en de betrokken overheden uit landsdeel Zuid stellen - gezamenlijk en additioneel op de huidige, structurele subsidies - een totaal bedrag van 200.000 beschikbaar voor de functies productie, ontwikkeling en presentatie van actuele hedendaagse kunst en vormgeving voor Museum Het Domein:

- OCW verstrekt 100.000 per jaar;

- Limburg verstrekt 50.000,- per jaar, naast de incidentele projectsubsidie in het jaar 2004 van 22.500;

- Sittard-Geleen verstrekt 50.000,- per jaar, bovenop het structurele subsidiebedrag in het jaar 2004 van 575.634.

Artikel 8
OCW en de betrokken overheden uit landsdeel Zuid stellen - gezamenlijk en additioneel op de huidige, structurele subsidies - een totaal bedrag van 144.000 beschikbaar voor de functies productie, ontwikkeling en presentatie van actuele hedendaagse kunst en vormgeving voor Lokaal 01 onder voorwaarde van goedkeuring van een nieuwe begroting, beleidsplan en prestatieoverzicht door OCW. In dit herziene beleidsplan dient de instelling rekening te houden met het feit dat de subsidie geoormerkt is voor de productie-, ontwikkelings- en presentatiefunctie van actuele beeldende kunst en met de kritische opmerkingen van de Raad ten aanzien van het eerder ingediende beleidsplan.
- OCW verstrekt 72.000 per jaar;

- Noord-Brabant verstrekt 45.000,- per jaar, bovenop het structurele subsidiebedrag in het jaar 2004 van 0;

- Breda verstrekt 27.000,- per jaar, bovenop het structurele subsidiebedrag van 53.280,- in 2004.

Artikel 9
Op basis van het beleidsplan van het NAi zal 100.000 van de subsidie worden geoormerkt en beschikbaar gesteld ten behoeve van een dependance van het NAi in de Wiebengahal om haar landelijke platformfunctie verder te profileren, met in achtneming van het gegeven dat de provincie Limburg en Maastricht ieder eenzelfde bedrag ter beschikking stellen.

Artikel 10
De Stichting Restauratie Atelier Limburg (SRAL) ontvangt sinds het Deltaplan voor het cultuurbehoud subsidie van OCW. Deze bijdragen zijn bestemd om de opleiding van restauratoren mogelijk te maken. De provincie Limburg subsidieert de SRAL eveneens en zal dat blijven doen zoals dat tot nu toe in de begroting van de provincie is voorzien. OCW stuurt aan op een opleiding van restauratoren in het reguliere onderwijs en gaat er van uit dat deze op korte termijn zal worden gerealiseerd. In de tussentijd zal OCW de subsidiëring van de SRAL continueren. De subsidie is uitsluitend bestemd voor het opleiden van huidige studenten en van studenten die in 2004 hun opleiding beginnen. Daarna wordt geen subsidie meer verleend voor de opleiding van nieuwe studenten, er van uitgaande dat er een restauratorenopleiding in het reguliere onderwijs is gerealiseerd. OCW vindt het belangrijk dat SRAL daaraan deelneemt.

Artikel 11
In overeenstemming met het advies van de Raad voor Cultuur zetten partijen in op een (nieuwe) dansvoorziening met als primair verzorgingsgebied de drie zuidelijke provincies. Er is een adviescommissie ingesteld die tot taak heeft de totstandkoming van deze voorziening voor te bereiden. De commissie is in een door alle partijen onderschreven opdracht gevraagd structuur en profiel van de voorziening aan te geven en een advies te geven over de vestigingsplaats van de nieuwe dansvoorziening. Aan de commissie is het volgende financiële kader meegegeven:
- een rijksbijdrage van 564.000, deze bijdrage kan vanaf 2007 worden verhoogd met 150.000;

- een bijdrage van de provincie Limburg van 136.000
- een bijdrage uit Noord-Brabant van 319.499 (provincie Brabant 236.499 en gemeente Tilburg 83.000).

De commissie heeft op 17 januari jl. Een tussenrapportage uitgebracht. Op basis van deze tussenrapportage is een vervolgopdracht verstrekt voor de concretisering hiervan aan de voorzitter van de adviescommissie, de heer R. Haks en de heer J.E. Hoogerbrug als raadsadviseur van de directie Kunsten van het Minsterie van OCW. De betrokken overheden bevorderen de uitvoering van het eindadvies.

Artikel 12
In aansluiting op de overeenkomst afbouw rijksbijdrage kunstuitingen in Zeeland en met het oog op de historisch gegroeide situatie spreken OCW en de provincie Zeeland af de komende periode 2005-2008:

- extra geld te investeren in de Stichting Zeeland Nazomerfestival, waarbij OCW jaarlijks 275.000 subsidieert en de provincie Zeeland jaarlijks 200.000;
- extra geld te investeren in de Stichting Nieuwe Muziek Zeeland, waarbij OCW jaarlijks 149.000 subsidieert en de provincie Zeeland voor de jaren 2005 en 2006 een subsidie verleent van 170.000 per jaar; de provincie Zeeland zal eind 2006 het functioneren van de stichting Nieuwe Muziek Zeeland evalueren en hierbij het ministerie van OCW betrekken. Op basis van de evaluatie neemt de provincie een besluit over de subsidiëring van de Stichting voor 2007 en 2008.

Artikel 13
OCW en de betrokken overheden uit landsdeel Zuid hechten belang aan een nadere uitwerking van hun voornemens op het terrein van cultuur en economie. In dat kader treden zij met elkaar in overleg over de mogelijkheden om een pilot op dit terrein in landsdeel Zuid te ontwikkelen. Tevens betrekken zij daarbij de mogelijkheden van OCW en de betrokken overheden om hieraan een financiële bijdrage te verstrekken.

Slotbepalingen

Artikel 14
Dit convenant treedt in werking op 1 januari 2005 en duurt tot 1 januari 2009. Partijen treden uiterlijk een jaar voor het aflopen van dit convenant in overleg over een eventueel vervolg daarop.

Artikel 15

1. Indien zich onvoorziene omstandigheden voordoen die wezenlijke gevolgen hebben voor de uitvoering van dit convenant, zullen partijen over een eventuele wijziging van dit convenant in overleg treden.
2. Indien dit overleg niet binnen drie maanden tot overeenstemming heeft geleid, mag elke partij dit convenant schriftelijk opzeggen.

Artikel 16
De aan dit convenant gehechte bijlage maakt daarvan deel uit.

Goes, 2 juni 2005

mevrouw mr. M.C. van der Laan, Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

mevrouw O.M.Th. Wolfs, Gedeputeerde voor Cultuur van de provincie Limburg

de heer W.C. Luijendijk, Gedeputeerde voor Cultuur van de provincie Noord-Brabant

de heer drs. H. van Waveren, Gedeputeerde voor Cultuur van de provincie Zeeland

de heer drs. L.G.J. zum Vörde sive Vörding, hoofd van de afdeling Cultuur van de gemeente Maastricht

de heer A.C.A.M. Adank, Wethouder voor Cultuur van de gemeente Breda

de heer dr. H.A.M. Backx, Wethouder voor Cultuur van de gemeente Tilburg

de heer R.J. van de Mortel, Wethouder voor Cultuur van de gemeente Den Bosch

de heer drs. J.H.M. van Griensven, ambtenaar van de sector Cultuurvan de gemeente Eindhoven

de heer A. Damen, Wethouder voor Cultuur van de gemeente Heerlen

de heer mr. J. Bongaarts, amtenaar van de afdeling Cultuur van de gemeente Helmond

de heer Th. J.G.M. Hanssen, Wethouder voor Cultuur van de gemeente Sittard-Geleen