Ministerie van Justitie

Persbericht

Aanpassing programma van jeugdinrichting Den Engh 2 juni 2005
Het programma volgens de zogenoemde Socio Groeps Strategie (SGS-methodiek) van jeugdinrichting Den Engh in Den Dolder moet worden aangepast. Dit schrijft minister Donner van Justitie in een brief aan de Tweede Kamer naar aanleiding van de onderzoeksresultaten van een programma-evaluatie bij de jeugdinrichting. De programma-evaluatie is in opdracht van het ministerie van Justitie uitgevoerd door onderzoeksbureau DSP-groep. Een programma-evaluatie is geen onderzoek naar de effecten van het programma, bijvoorbeeld wat betreft recidive. Het is een onderzoek waarin wordt nagegaan op welke theoretische principes een programma is gebaseerd, waarom het effectief zou kunnen zijn en of het in de praktijk wel wordt uitgevoerd op de bedoelde manier.

In Den Engh verblijven licht verstandelijk gehandicapte jongeren die met justitie in aanraking zijn gekomen. Het zijn zowel jongeren met een strafrechtelijke maatregel (PIJ) als een civielrechtelijke maatregel (OTS of voogdij met gesloten uithuisplaatsing). Voor deze groep heeft Den Engh 160 plaatsen beschikbaar. Daarnaast heeft Justitie sinds 2003 36 extra plaatsen in Den Engh beschikbaar gesteld voor jeugdige veelplegers. De programma-evaluatie richtte zich specifiek op de zogenoemde Socio Groeps Strategie (SGS-methodiek) voor de doelgroep licht verstandelijk gehandicapte jongeren. Het experimentele programma voor veelplegers dat een afgeleide is van de SGS-methodiek is nog in ontwikkeling. Om die reden is dat onderdeel in dit onderzoek slechts in beschrijvende zin meegenomen en nog niet getoetst.

What-works beginselen
Bij het onderzoek is gebruik gemaakt van de What-works beginselen, daarbij zijn negentien factoren aan te wijzen die van invloed zijn op de effectiviteit van programmas. Dit blijkt uit eerder onderzoek in binnen- en buitenland. Volgens het DSP-onderzoek zijn in de SGS-aanpak van Den Engh acht van die factoren in sterke of redelijke mate aanwezig. Elf factoren zijn in geringe mate aanwezig.

Sterke punten bij Den Engh zijn dat praktisch onderwijs wordt gestimuleerd en veel aandacht wordt besteed aan kwaliteitsbewaking van het personeel. In redelijke mate is aanwezig het leren van vaardigheden, het programma wordt in grote lijnen uitgevoerd zoals beoogd, de registratie van gegevens is redelijk op orde en de selectiecriteria zijn eenduidig geformuleerd.

De theoretische basis waarop de SGS-methodiek van Den Engh is gestoeld, is uitgebreid en gedetailleerd gedocumenteerd. Op zich is dat een positief punt, schrijven de onderzoekers. Weinig methodieken kennen een dergelijke uitgebreide theoretische beschrijving. Echter, in het onderzoeksrapport wordt gesignaleerd dat de theoretische fundering van de SGS-aanpak enkele decennia geleden is gelegd en daarna niet is geactualiseerd. De uitkomsten en inzichten van enkele tientallen jaren onderzoek op het terrein van de ontwikkelingspsychologie en -pathologie hebben daardoor geen plaats in de Den Engh-aanpak.

Minister Donner schrijft aan de Tweede Kamer door te gaan met de aanpak van licht verstandelijk gehandicapte jongeren bij Den Engh. Hij geeft daarbij aan dat ten aanzien van deze doelgroep weinig alternatieven voorhanden zijn en dat de jongeren zelf overwegend positief reageren op hun verblijf in Den Engh. Aannemelijk is dat deze ervaringen van de jongeren bijdragen aan de ontwikkeling van het zelfvertrouwen bij deze kwetsbare groep. Wel acht Donner het duidelijk dat op basis van de onderzoeksbevindingen aanpassing van het bestaande programma van Den Engh noodzakelijk is.