European Union

PERSCOMMUNIQUE nr. 51/05 2 juni 2005 Arrest van het Hof van Justitie in zaak C-89/04 Mediakabel BV / Commissariaat voor de Media EEN DIENST ALS ,,PAY PER VIEW", DIE BESTAAT IN HET UITZENDEN VAN

VOOR ONTVANGST DOOR HET PUBLIEK BESTEMDE

TELEVISIEPROGRAMMA'S EN DIE NIET OP INDIVIDUEEL VERZOEK WORDT

VERSTREKT, IS EEN TELEVISIEOMROEPDIENST

De aanbieder van een dergelijke dienst moet voldoen aan de verplichting om het grootste gedeelte van zijn zendtijd te reserveren voor Europese producties De Nederlandse vennootschap Mediakabel biedt haar abonnees de ,,Mr. Zap"-dienst aan, die het mogelijk maakt dat de abonnee met behulp van een decoderingsapparaat en een smartcard televisieprogramma's ontvangt, in aanvulling op die welke door de aanbieder van het netwerk worden uitgezonden. Voorts biedt Mediakabel in het kader van een dienst die ,,Filmtime" wordt genoemd, tegen betaling (,,pay per view") toegang tot extra programma's. Wanneer een abonnee op ,,Mr. Zap" een film uit de ,,Filmtime"-catalogus wil bestellen, doet hij daartoe via de kabel of telefonisch een afzonderlijk verzoek. Nadat hij zich heeft geïdentificeerd aan de hand van een persoonlijke code en via automatische incasso heeft betaald, ontvangt hij een individuele sleutel waarmee hij op de door Mediakabel vastgestelde tijdstippen een of meer van de zestig films die iedere maand worden aangeboden, kan bekijken. Volgens de Nederlandse autoriteit die toezicht op de media houdt, het Commissariaat voor de Media, is deze dienst "Filmtime" een televisieomroepdienst. Mediakabel is daarentegen van mening dat het om een op individueel verzoek verstrekte interactieve dienst gaat, die onder de categorie van diensten van de informatiemaatschappij valt en waarop het Commissariaat voor de Media op die grond geen toezicht kan uitoefenen. Volgens Mediakabel gelden de eisen van

de Europese richtlijn terzake van televisieomroepen1, met name de verplichting om een bepaald gedeelte van de zendtijd te besteden aan Europese producties, niet voor deze dienst. In deze context heeft de Raad van State, waaraan het geding is voorgelegd, het Hof om een prejudiciële beslissing verzocht.
Het Hof merkt op dat een dienst onder het begrip ,,televisieomroepen" in de zin van de Europese richtlijn valt, wanneer hij bestaat in het oorspronkelijke uitzenden van televisieprogramma's die zijn bestemd voor ontvangst door het publiek, dat wil zeggen een onbepaald aantal potentiële televisiekijkers, aan wie tegelijkertijd dezelfde beelden worden doorgegeven. De techniek waarmee de beelden worden doorgegeven, is voor deze beoordeling niet doorslaggevend.
Een dienst als ,,Filmtime", die bestaat in het uitzenden van voor ontvangst door het publiek bestemde televisieprogramma's en die niet op individueel verzoek van een afnemer van diensten wordt verstrekt, is een televisieomroepdienst. Het doorslaggevende criterium voor dit begrip is het uitzenden van ,,voor ontvangst door het publiek bestemde" televisieprogramma's. Aan het gezichtspunt van de aanbieder van de dienst moet derhalve bij het onderzoek van dit begrip bijzondere betekenis worden toegekend. Het Hof beklemtoont voorts dat het feit dat de aanbieder van een dienst als ,,Filmtime" moeilijk kan voldoen aan de verplichting om een bepaald percentage zendtijd aan Europese producties te besteden, aan de kwalificatie van deze dienst als televisieomroepdienst niet in de weg kan staan.
In de eerste plaats hoeft, aangezien de betrokken dienst voldoet aan de criteria voor de kwalificatie als televisieomroepdienst, geen rekening te worden gehouden met de gevolgen van deze kwalificatie voor de aanbieder van de dienst. De werkingssfeer van een regeling kan immers niet afhangen van eventuele nadelige gevolgen van die regeling voor de marktdeelnemers waarop zij volgens de wil van de communautaire wetgever van toepassing is.
In de tweede plaats is het Hof van mening dat het voor de aanbieder van een dienst als ,,Filmtime" niet onmogelijk is deze verplichting in acht te nemen. De richtlijn schrijft de televisieomroeporganisaties voor om bij hun zendtijd een quotum voor Europese producties in acht te nemen. Zij kan niet tot doel hebben dat de televisiekijkers deze producties ook daadwerkelijk moeten bekijken. Hoewel niet kan worden ontkend dat Mediakabel niet bepaalt welke producties door de abonnees daadwerkelijk worden gekozen en bekeken, behoudt deze vennootschap niettemin, als iedere marktdeelnemer die voor ontvangst door het publiek bestemde televisieprogramma's uitzendt, de zeggenschap over de producties die zij uitzendt. De aanbieder kent zijn globale zendtijd en kan dus de verplichting in acht nemen om het grootste gedeelte van zijn zendtijd te reserveren voor Europese producties.


1 Richtlijn 89/552/EEG van de Raad van 3 oktober 1989 betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake de uitoefening van televisieomroepactiviteiten, zoals gewijzigd bij richtlijn 97/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 juni 1997 (PB L 202, blz. 60).

Voor de media bestemd niet-officieel stuk, dat het Hof van Justitie niet bindt. Beschikbare talen: EN, FR, DE, NL, IT De volledige tekst van het arrest is op de dag van de uitspraak te vinden op de internetpagina van het Hof http://curia.eu.int/jurisp/cgi-bin/form.pl?lang=nl vanaf ongeveer 12.00 uur. Voor nadere informatie wende men zich tot de heer Stefaan Van der Jeught. Tel: 00 352 4303 2170 Fax: 00 352 4303 3656