Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

Beantwoording vragen over Jaarverslag LNV/AR-rapport LNV 2004

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag

ons kenmerk: FEZ. 2005/1459
datum: 31-05-2005
onderwerp: Beantwoording vragen over Jaarverslag LNV/AR-rapport LNV 2004

Bijlagen: div.
Geachte Voorzitter, Bijgevoegd treft u de antwoorden aan op de door de vaste commissie LNV gestelde vragen naar aanleiding van het Jaarverslag LNV en het rapport dat de Algemene Rekenkamer over LNV jaarverslag heeft uitgebracht. De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, dr. C.P. Veerman

Bijlagen
Bijlage 1: Lijst van vragen en antwoorden - Jaarverslag 2004 van het ministerie van LNV Bijlage 2: Lijst van vragen en antwoorden - Rapport bij het Jaarverslag 2004 van het ministerie van LNV


1/8
30100 XIV, nr. 1 Jaarverslag 2004 van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Lijst van vragen en antwoorden

Nr Vraag Blz.

1 Wat is de begrote en gerealiseerde inhuur van externen in 2004 voor het beleidsdepartement en voor alle bij het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) behorende agentschappen? Antwoord:
De gerealiseerde inhuur van externen voor het beleidsdepartement bedroeg in 2004 ¤ 8,9 mln. Het begrote bedrag was ¤ 9,3 mln. De gerealiseerde inhuur van externen bij de LNV agentschappen voor specifieke LNV-taken bedroeg ¤ 19,5 mln. In de begroting maakte het inhuurbudget integraal deel uit van de bijdrage van LNV aan de agentschappen.
0

2 Hoe bent u tot de conclusie gekomen dat de uitvoering van het beleid met betrekking tot de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) in 2004 op tempo is gekomen? In hoeverre liggen de verworven hectaren ook daadwerkelijk binnen de EHS, of is hier sprake van een schijnrealisatie, omdat de verworven hectaren voor een belangrijk deel buiten de grenzen van de EHS liggen en deze nog 'geruild' moeten worden met hectaren die binnen de begrenzing van de EHS liggen? Antwoord:
Naar aanleiding van het Strategisch Akkoord van het Kabinet Balkenende I heeft een ombuiging plaatsgevonden met name op de middelen voor grondverwerving van de EHS. Dit heeft onder andere geleid tot opschorting van de koopplicht in 2003, waardoor minder hectare zijn verworden dan in de begroting 2003 waren geraamd. Het Hoofdlijnenakkoord van het huidige kabinet voorziet in een uitgavenintensivering vanaf 2004 voor de EHS en voor reconstructie. In de kabinetsperiode gaat het om een bedrag van EUR 700 miljoen. Door deze financiële impuls is het mogelijk geworden in 2004 de grondaankopen voor de EHS te hervatten. De provincies waren, gelet op het ruimere verwervingsbudget, bovendien bereid grondaankopen te voorfinancieren waardoor een nog groter areaal kon worden verworven. In totaal is in 2004 zo'n 3.900 ha grond voor de EHS gekocht. Dit is
1834 hectare meer dan in de begroting 2004 geraamd. Het overgrote deel van de verworven oppervlakte (3.720 ha) is aangekocht binnen de EHS en een deel daar buiten (180 ha). Het gaat hierbij om gronden die naar verwachting bij agrarische ondernemers erg "in trek" zijn om deze in een later stadium te ruilen tegen gronden die binnen de EHS zijn gelegen. De aankoop van deze zogenaamde ruilgronden buiten de EHS is noodzakelijk om in 2018 de EHS kwantitatief te kunnen realiseren.

17

3 Hoe heeft u zich ingezet voor het bevorderen van particulier natuurbeheer en tot welke effecten heeft deze inspanning geleid? Zijn er nu meer hectaren particulier natuurbeheer of stagneert dit aantal? Welke natuurkwaliteit is door agrariërs en welke door particulieren gerealiseerd? Is het waar dat met name de meer eenvoudigere natuurbeheerpakketten gerealiseerd worden en dat de meer complexere, moeilijker te realiseren pakketen nauwelijks worden opgepakt? Met welk cijfermateriaal kunt u dit onderbouwen?
Antwoord:
In het kader van de tweede tranche revisie van Programma Beheer heb ik onder meer een voorlichtingsproject opgestart om de bekendheid bij agrariërs en particulieren, maar ook bij gemeenten, te vergroten. Daarnaast is de uitvoering van de Natuurschoonwet en de Subsidieregeling Natuur (SN) zo goed mogelijk op elkaar afgestemd. Hierdoor kan een beheerder van beide
17


1/2
30100 XIV, nr. 2 Rapport bij het Jaarverslag 2004 van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Lijst van vragen en antwoorden
Vraag Blz.

1 Wat gaat u doen om de openstaande voorschotten te reduceren tot een niveau dat correspondeert met de wettelijke termijnen? Wat is uw plan van aanpak? Antwoord:
De opzet voor 2005 zal niet veel afwijken van de werkwijze die in 2004 is gevolgd, hetgeen afgelopen jaar heeft geresulteerd in een afname van oude openstaande voorschotten met 73%. Onder regie van mijn directie Financieel Economische Zaken zullen de verantwoordelijke directies continu gemonitord worden op het inlopen van de laatste achterstanden. Hierbij is het streven dit eind 2005 gerealiseerd te hebben. Daarbij zal worden toegezien op het naleven van in regelingen opgenomen termijnen voor verantwoording en afrekening.
0

2 Waar zal de subsidievaststelling worden ondergebracht? Antwoord:
De subsidievaststelling van het Plattelandsontwikkelingsplan I is en blijft ondergebracht bij DLG. 0

3 Hoe is het totaalbedrag van 315,5 miljoen euro aan onzekerheden in de afgerekende voorschotten precies samengesteld? Wat zijn de onzekerheden in het bedrag van 225,3 miljoen euro dat betrekking heeft op de rijksbijdragen aan de Wageningen Universiteit (WUR)? Antwoord:
De 315,5 mln., die volgens de Algemene Rekenkamer (AR) als onzeker is gekwalificeerd, is als volgt opgebouwd:
Wageningen Universiteit 225,3 mln.
Generaal Pardon 62,9 mln.
Steekproef controle Auditdienst 27,3 mln.
Door LNV is een handelswijze "generaal pardon"vastgesteld. Deze handelswijze zorgt er voor dat op een zo zorgvuldige mogelijke wijze wordt afgerekend als verantwoordingsdocumenten niet geheel of gedeeltelijk meer zijn op te leveren. De AR heeft begrip voor de wijze waarop deze specifieke gevallen zijn afgerekend.
De rijksbijdragen aan de WUR over de jaren 1996 t/m 2003 zijn in 2004 vastgesteld. De AR is van mening dat de minister in beginsel onvoldoende zekerheid heeft verkregen over de rechtmatigheid van de bestedingen in de jaren 1996 t/m 1999, omdat in de accountantsverklaring een mededeling over de rechtmatigheid ontbreekt.
Omdat de Commissie Schutte geen onrechtmatigheden heeft ontdekt in de jaren (1998 t/m 2001), die zij heeft onderzocht, kwalificeert de AR de uitgaven over de jaren 1998 en 1999 van de WUR niet meer als onzeker.
5