Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties


Antwoorden op kamervragen over het leiderschap van Mohammed B. van het Hofstadnetwerk


1 juni 2005

Antwoorden op Kamervragen van het lid Externe link Wilders (Groep Wilders) aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het leiderschap van Mohammed B. van het Hofstadnetwerk. (Ingezonden 6 mei 2005)
---


1. Vraag

Hebt u kennisgenomen van de berichten «Mohammed B. zat in Hofstad-top»1) en «B. was geen volger, maar een leider»2), waaruit blijkt dat het Openbaar Ministerie in de tweede pro-forma zitting op 3 mei 2005, tegen twaalf vermoedelijke terroristen, heeft betoogd dat Mohammed B. één van de leiders was van het terroristische Hofstadnetwerk?


2. Vraag

Realiseert u zich dat deze opvatting van het Openbaar Ministerie haaks staat op uw eerdere uitspraken, binnen en buiten de Tweede Kamer, waarin u stelde dat Mohammed B. slechts tot de periferie van het Hofstadnetwerk behoorde?


3. Vraag

Bent u bereid alsnog politieke conclusies aan dit falen van de AIVD, onder uw politieke verantwoordelijkheid, te trekken en af te treden?


1. tot en met 3. Antwoord

Ik heb kennisgenomen van bedoelde berichten. Ik onthoud mij van uitspraken over lopende strafzaken. Meer in het algemeen wil ik wel opmerken dat er een wezenlijk verschil bestaat tussen inlichtingenwerk en bewijsvoering achteraf in strafzaken, zoals ook aangegeven in mijn brief van 13 mei over de uitzending van Netwerk met betrekking tot de politie-inval in de Antheunisstraat in Den Haag. Het Openbaar Ministerie treedt op als er aanleiding is om te veronderstellen dat er sprake is van een strafbaar feit. Daarbij is de blik gericht op het verleden: vanuit de hypothese dat er sprake is van een strafbaar feit wordt in het verleden gezocht naar materiaal waarmee dat strafbare feit kan worden bewezen. De AIVD daarentegen probeert vast te stellen of er sprake is van mogelijke toekomstige dreigingen voor de nationale veiligheid. Het is onjuist om de conclusies uit strafrechtelijk onderzoek zonder meer te stellen naast conclusies van de AIVD. Ik ben dan ook van mening dat er geen sprake is van `falen van de AIVD'. Voorts heb ik niet de behoefte iets toe te voegen of af te doen aan het in november 2004 met uw Kamer gevoerde debat en de politieke conclusies die toen zijn getrokken.


1) Het Parool, 3 mei jl., «Justitie: AIVD maakte dus taxatiefout».
2) De Volkskrant, 3 mei jl., «B. was geen volger, maar een leider».