Erasmus MC
30-05-2005: Met bepaalde genafwijking minder
kans op ernstiger vorm van blaaskanker
Controles op blaaskanker in toekomst patiëntvriendelijker
In plaats van een vervelende kijkoperatie via de plasbuis, elke drie
tot zes maanden, is het mogelijk dat blaaskankerpatiënten in de
toekomst eerst het DNA van hun urine laten onderzoeken. Daarnaast
blijken patiënten met een bepaalde genafwijking minder kans te hebben
op het ontwikkelen van een ernstiger vorm van blaaskanker. Wellicht
hoeven deze patiënten in de toekomst minder vaak gecontroleerd te
worden. Dit schrijft Bas van Rhijn, in opleiding tot uroloog in het
Erasmus MC, in zijn proefschrift 'Moleculaire Diagnose en Prognose van
Blaaskanker', waarop hij 1 juni 2005 promoveert.
Eén op de 1.500 Nederlanders heeft blaaskanker, de op vier na meest
voorkomende vorm van kanker. Het bijzondere aan blaaskanker is dat er
na behandeling vaak opnieuw tumorplekjes ontstaan (bij 50% tot 70% van
de patiënten). Daarom staan blaaskankerpatiënten na de eerste diagnose
onder intensieve controle van hun specialist. De patiënt ondergaat
éénmaal per drie tot zes maanden een onderzoek met behulp van een
kijkoperatie via de plasbuis. Dergelijke kijkoperaties kunnen leiden
tot blaasontsteking, zijn minder patiëntvriendelijk en relatief duur.
Dergelijke controles kunnen in de toekomst in eerste instantie
vervangen worden door onderzoek van het DNA in de urine van de
patiënt. Pas wanneer het urine-onderzoek daartoe aanleiding geeft, is
dan een kijkoperatie nodig. De resultaten uit dit onderzoek onder ruim
100 patiënten betekenen dan ook een grote stap vooruit in de
behandeling van blaaskankerpatiënten. Daarom is inmiddels, met budget
van ZonMW, een vervolgonderzoek gestart onder een grotere groep
patiënten.
Ondanks de controles, ontstaat bij 10% tot 15% van de patiënten een
ernstiger vorm van blaaskanker, waarbij over het algemeen de gehele
blaas operatief moet worden verwijderd. In samenwerking met het
Institut Curie in Parijs vond Van Rhijn, dat een bepaalde genafwijking
(FGFR3) in het DNA van een blaastumor erop wijst dat deze patiënt
aanzienlijk minder kans loopt deze ernstiger vorm van blaaskanker te
ontwikkelen. Deze resultaten zouden ertoe kunnen leiden dat patiënten
met deze specifieke genafwijking in de toekomst minder vaak
gecontroleerd hoeven te worden.