Erasmus Universiteit Rotterdam

Met bepaalde genafwijking minder kans op ernstiger vorm van blaaskanker

In plaats van een vervelende kijkoperatie via de plasbuis, elke drie tot zes maanden, is het mogelijk dat blaaskankerpatiënten in de toekomst eerst het DNA van hun urine laten onderzoeken. Patiënten met een bepaalde genafwijking blijken minder kans te hebben op het ontwikkelen van een ernstiger vorm van blaaskanker. Wellicht hoeven deze patiënten in de toekomst minder vaak te worden gecontroleerd. Dit stelt Bas van Rhijn in zijn proefschrift Moleculaire diagnose en prognose van blaaskanker, waarop hij woensdag 1 juni 2005 promoveert.

Eén op de 1.500 Nederlanders heeft blaaskanker, de op vier na meest voorkomende vorm van kanker. Het bijzondere aan blaaskanker is dat er na behandeling vaak opnieuw tumorplekjes ontstaan (bij vijftig tot zeventig procent van de patiënten). Daarom staan blaaskankerpatiënten na de eerste diagnose onder intensieve controle van hun specialist. De patiënt ondergaat een keer per drie tot zes maanden een onderzoek met behulp van een kijkoperatie via de plasbuis. Dergelijke kijkoperaties kunnen leiden tot blaasontsteking, zijn minder patiëntvriendelijk en relatief duur. Dergelijke controles kunnen in de toekomst in eerste instantie vervangen worden door onderzoek van het DNA in de urine van de patiënt. Pas wanneer het urine-onderzoek daartoe aanleiding geeft, is dan een kijkoperatie nodig. De resultaten uit dit onderzoek onder ruim honderd patiënten betekenen dan ook een grote stap vooruit in de behandeling van blaaskankerpatiënten. Daarom is inmiddels, met budget van ZonMW, een vervolgonderzoek gestart onder een grotere groep patiënten.

Ondanks de controles, ontstaat bij tien tot vijftien procent van de patiënten een ernstiger vorm van blaaskanker, waarbij over het algemeen de gehele blaas operatief moet worden verwijderd. In samenwerking met het Institut Curie in Parijs vond Van Rhijn dat een bepaalde genafwijking (FGFR3) in het DNA van een blaastumor erop wijst dat deze patiënt aanzienlijk minder kans loopt deze ernstiger vorm van blaaskanker te ontwikkelen. Deze resultaten zouden ertoe kunnen leiden dat patiënten met deze specifieke genafwijking in de toekomst minder vaak gecontroleerd hoeven te worden.

Promotor: prof.dr. Th.H. van der Kwast, Experimentele pathologie, en prof.dr. F.H. Schröder, Urologie