Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer

Speech van minister Dekker op het congres '10 jaar na de brutering' op 31 mei 2005.

Dames en heren,

De bruteringsoperatie zorgde 10 jaar geleden voor een stille revolutie. De vraag was toen vooral hoe het de corporaties financieel zou vergaan. We weten nu dat de corporaties professioneler en financieel sterk zijn geworden. Nu staan de corporaties opnieuw in de schijnwerpers en kijken we vooral naar de maatschappelijke prestaties.

Er liggen nu 4 verschillende adviezen (WRR, SER, RIGO, De Boer) die de rol, taak en verantwoordelijkheden van de corporaties belichten. Een herdefiniëring is op zijn plaats. Opdat corporaties effectiever en doelmatiger gaan functioneren, daar wijzen de adviezen ook op. De komende jaren zullen partijen druk bezig zijn met deze verbeterslag.

Positie corporaties nu en hun maatschappelijke taak: Waar is het allemaal om te doen? Effectieve bestrijding van het woningtekort en beweging op de woningmarkt. Er is in deze kabinetsperiode al veel bereikt. De Nota Ruimte biedt straks meer mogelijkheden voor nieuwbouw, de Wro zorgt voor ruimtelijke instrumenten, de 56 wijkenaanpak stelt prioriteiten in stedelijke vernieuwing, de woningbouwafspraken zijn afgerond en het nieuwe huurbeleid maakt een start met marktwerking in de huursector. In deze hele operatie is de rol van woningcorporaties essentieel. Corporaties zijn partners waarmee gemeenten de landelijke opgave lokaal invulling geven met maatwerk, dat recht doet aan de lokale en regionale behoefte. Daartoe zijn ze ook gehouden vanwege hun maatschappelijke taak en maatschappelijk gebonden vermogen. De grotere vrijheid die corporaties als zelfstandige ondernemers hebben gekregen, maakt ze daarvoor in principe geschikt.
De bruteringsoperatie heeft echter ook voor onduidelijkheid gezorgd rond de corporaties. De adviezen wijzen op behoefte aan heldere verantwoordelijkheden. Ook het werkterrein en het toezicht behoeven verduidelijking. Aan al deze aspecten geven we de komende tijd verder invulling.

Opgave voor de komende jaren:
Mijn verantwoordelijkheid ligt op macroniveau en dan in de eerste plaats bij het terugbrengen van het woningtekort tot 1,5% in 2010. Landelijke doelstellingen lokaal realiseren, blijft daarbij het uitgangspunt. Het is mijn taak het kader aan te geven en om te enthousiasmeren en te faciliteren dat gemeente en corporaties met elkaar aan de slag gaan. Macro moet het effect dan zijn dat de sociale sector voor 110.000 woningen aan de lat staat. Daarbij zijn sanctiemogelijkheden het sluitstuk. Dat is geen Haags centralisme, waar ruimte was beloofd. Dat is duidelijkheid bieden vanuit mijn systeemverantwoordelijkheid.
Ondernemingsruimte voor corporaties is belangrijk. Voor een gezonde bedrijfsmatige ontwikkeling, voor dynamiek en initiatief. Maar dat laat mijn verantwoordelijkheid onverlet. Voor bestrijding van het woningtekort en een gezonde woningmarkt én voor het systeem waarin corporaties het maatschappelijk gebonden vermogen optimaal en verantwoord inzetten. Daar zit een spanningsveld, maar verduidelijking van de grenzen verschaft in ieder geval helderheid over wat kan en wat niet.

Gemeenten:
Gemeenten en corporaties worden sterk aan elkaar gebonden waar het gaat om het leveren van bouwprestaties. Dat dwingt tot lokaal maatwerk en zorgt voor democratische legitimatie van de corporatieactiviteiten. Bovendien wordt de onderlinge afhankelijkheid voor het realiseren van afspraken vergroot. Er is - in welke vorm dan ook - visie van gemeente nodig om afspraken tussen corporaties en gemeente te kunnen maken. Het lijkt mij goed als we daarbij koersen op vierjarige afspraken à la ISV en BLS-afspraken. Daarmee kiezen we voor continuïteit en kunnen we de lokale afspraken synchroniseren met de landelijke doelstellingen en termijnen. Voor de corporaties gaan mijn gedachten uit naar het toetsen van enkele macrodoelstellingen waarin regiospecifieke opgaven voor nieuwbouw en bijvoorbeeld de combinatie wonen en zorg zijn vastgelegd. Daarbij nemen we rendementseisen van het vastgoed tot uitgangspunt.
Het rijk toetst in ieder geval twee zaken: óf er contracten tussen gemeenten en corporaties zijn gesloten en of die afspraken in lijn zijn met de landelijke doelstellingen.

Werkterrein:
Wel of niet verbreden, dat is de vraag. Zeker wél als het gaat om het betrekken van gemeente en andere stakeholders bij de beleidsvorming van corporaties. Het WRR-rapport 'vertrouwen in de buurt' noemt de corporatie als hoofdaannemer bij strakke regie op de aanpak van prioriteitswijken. Daarin moeten gemeente en corporatie samen zorgen voor de verbinding met aanpalende terreinen zoals: zorg, veiligheid en onderwijs in de buurt. Kijkend naar huurders en andere gebruikers, zijn het vooral de corporaties zelf die ervoor moeten zorgen dat belanghebbenden worden gehoord. Het is namelijk hun eigen verantwoordelijkheid om dat goed te doen. Ik vraag me af of betrokkenheid van deze belanghebbenden dan nog wettelijk geregeld moet worden.
Waar het gaat om de bedrijfsmatige verbreding van het werkterrein - ja dan wel nee - is het antwoord niet zo eenvoudig. Flexibiliteit in het werkterrein voor meer ondernemingsruimte geeft ook ruimte aan onduidelijkheid. Bovendien is dit vraagstuk niet los te zien van de Europese discussie over gelijk speelveld en mededinging. Onderscheid maken tussen commerciële en maatschappelijke activiteiten in het werkterrein is in mijn ogen dan ook logisch.
Dat brengt mij op het pleidooi van de Cie. De Boer voor landelijke toelating van corporaties. Ik zie de extra mogelijkheden om maatschappelijk vermogen ook buiten de eigen regio in te zetten. Ik zie ook het voordeel voor gemeenten om bij een impasse tussen gemeente en eigen corporatie ook eens 'verder te kunnen kijken'. Ik zie de voordelen van concurrentie voor betere marktverhoudingen, maar ik zie ook dat zo'n keuze ingrijpende gevolgen zal hebben. Daarom moeten de implicaties eerst zorgvuldig in kaart gebracht worden voor we beslissingen kunnen nemen, mede met het oog op de lokale verankering.

Intern toezicht:
De professionalisering van het interne toezicht die is ingezet, moet verder worden uitgebouwd. Niet alleen in financiële zin, maar vooral ook ter versterking van de maatschappelijke rol van corporaties. De commissie De Boer geeft aan wat de primaire verantwoordelijkheden van de corporatie zijn, met een aantal aanbevelingen. Zo kan beter worden toegezien op het evenwicht tussen bedrijfsmatig belang en de maatschappelijke taken van de corporaties. Ik ben het daarin eens met de Cie. De Boer. Daar waar de directeur tevens bestuurder is, zet ik mijn vraagstekens. Dat ga ik nog nader bekijken. Bovendien is belangrijk dat de inbreng van huurders goed geregeld is. Niet voor niets heb ik naast de commissie De Boer ook de commissie Leemhuis ingesteld die hierover na de zomer verslag zal uitbrengen.

Extern financieel toezicht:
Extern financieel toezicht blijft nodig, maar wel met zuiver geformuleerde taken en beter gestroomlijnd dan nu het geval is. De Cie. De Boer doet vergaande veranderingsvoorstellen rond de rollen van WSW en CFV. Daar moet zeer zorgvuldig naar gekeken worden, maar eerst moeten we vooral de inhoudelijke vraagstukken oppakken.

Afsluiting:
Als we over tien jaar opnieuw naar de rol en taak van de corporaties kijken, dan hoop ik dat we constateren dat een evenwicht bereikt is. Dat de rafels van de brutering zijn afgehecht, dat corporaties gezonde én maatschappelijk effectieve ondernemingen zijn. Ondernemingen die hun positie als spil in de buurt en de samenleving waarmaken en optimaal bijdragen aan krachtige steden en een vitaal platteland. (einde)