Algemeen ambtsbericht Somalië
Mei 2005
Directie Personenverkeer, Migratie en Vreemdelingenzaken
Afdeling Asiel- en Migratiezaken
Den Haag
(070) 348 5964
30 mei 2005
Inhoudsopgave Pagina
1 Inleiding 4
2 Landeninformatie 5
2.1.1 Geschiedenis 7
2.1.2 Bestuurssituatie 11
2.2 Politieke ontwikkelingen 14
2.3 Veiligheidssituatie 20
2.3.1 Het relatief onveilige gebied 21
2.3.2 Het overgangsgebied 25
2.3.3 Het relatief veilige deel van Somalië 26
2.3.4 Clanbescherming, criminaliteit en effectiviteit politie in relatief veilige gebieden 27
2.3.5 Grensoverschrijdende criminaliteit en terrorisme 32
2.4 Sociaal-economische situatie 33
3 Mensenrechten 36
3.1 Waarborgen 36
3.2 Toezicht 37
3.3 Naleving en schendingen 38
3.3.1 Persvrijheid en vrijheid van meningsuiting 38
3.3.2 Vrijheid van vereniging en vergadering 40
3.3.3 Vrijheid van godsdienst 41
3.3.4 Bewegingsvrijheid 41
3.3.5 Rechtsgang 42
3.3.6 Arrestaties en detenties 43
3.3.7 Mishandeling en foltering 45
3.3.8 Verdwijningen en ontvoeringen 46
3.3.9 Buitengerechtelijke executies en moorden 46
3.3.10 Doodstraf 47
3.4 Positie van specifieke groepen 47
3.4.1 Minderheden 48
3.4.2 Specifieke clans 55
3.4.3 Vrouwen 58
3.4.4 Minderjarigen 67
4 Migratie 70
4.1 Motieven 70
4.2 Binnenlandse migratie: vestigingsmogelijkheden binnen Somalië 70
4.2.1 Feitelijke vestigingsmogelijkheden 71
4.2.2 Positie van ontheemden 75
4.3 Internationale migratie 80
4.4 (Landen van) eerste ontvangst 85
4.5 Beleid van andere Europese landen 87
4.6 Activiteiten van internationale organisaties 89
5 Samenvatting 91
Bijlage II LANDKAART (CLANS) 96
Bijlage III LIJST VAN AFKORTINGEN 97
Bijlage IV LIJST VAN FACTIES 98
Bijlage V LITERATUUR 100
Algemeen ambtsbericht Somalië | mei 2005
1 Inleiding
In dit ambtsbericht wordt de situatie in Somalië beschreven, voorzover deze van
belang is voor de beoordeling van asielverzoeken van personen die afkomstig zijn
uit Somalië en voor de besluitvorming over de terugkeer van afgewezen
Somalische asielzoekers. Dit ambtsbericht is een actualisering van eerdere
ambtsberichten over de situatie in Somalië (laatstelijk november 2004). Het
algemeen ambtsbericht beslaat de periode 23 november 2004 tot en met 14 april
2005.
Dit ambtsbericht is deels gebaseerd op informatie van openbare bronnen. Bij de
opstelling is gebruik gemaakt van informatie van verschillende organisaties van de
Verenigde Naties, niet-gouvernementele organisaties, vakliteratuur en
berichtgeving in de media. Een overzicht van de geraadpleegde openbare bronnen
is opgenomen in de literatuurlijst. Daarnaast liggen vertrouwelijke rapportages van
Nederlandse vertegenwoordigingen (onder andere te Nairobi, Kenia) en EU-
rapportage aan dit algemeen ambtsbericht ten grondslag.
Ook is informatie opgenomen die werd verzameld tijdens de werkbezoeken in mei
en september 2003 aan Somaliland (Hargeisa, Burao en Berbera) en in juni 2004
aan Bosasso (Puntland).
In hoofdstuk twee wordt ingegaan op recente ontwikkelingen op politiek,
veiligheids- en sociaal-economisch gebied. Deze beschrijving wordt voorafgegaan
door een beknopt overzicht van de geschiedenis van Somalië. Ook is een korte
passage over de geografie en de bevolking van Somalië opgenomen.
In hoofdstuk drie wordt de mensenrechtensituatie in Somalië geschetst, gevolgd
door de beschrijving van de naleving dan wel schending van enkele klassieke
mensenrechten. Ook wordt in dit hoofdstuk de positie van specifieke groepen
belicht, zoals die van minderheden, vrouwen en minderjarigen.
In hoofdstuk vier komen de opvang van ontheemden en van minderheden, het
beleid van een aantal andere Europese landen inzake asielzoekers uit Somalië en
activiteiten van internationale organisaties, waaronder de positie van UNHCR, aan
de orde.
Een algehele samenvatting volgt in hoofdstuk vijf.
4
Algemeen ambtsbericht Somalië | mei 2005
2 Landeninformatie
Somalië ligt in de Hoorn van Afrika aan de Indische Oceaan (in het oosten) en aan
de Golf van Aden (in het noorden). In het westen grenst het aan Kenia en Ethiopië,
in het noordwesten aan Djibouti en in het zuiden aan Kenia.
Het grootste deel van Somalië bestaat uit woestijn en semi-woestijn; droogte
vormt een altijd aanwezige dreiging. Savannen met enige boomgroei bedekken
meer dan de helft van het land. Ze worden gebruikt als graasgebieden en voor de
productie van brandstof (houtskool). Akkerbouw is mogelijk op ongeveer 8
miljoen hectare, of 13% van het gebied, waarvan 1 miljoen hectare regelmatig
wordt bebouwd.
De akkerbouwgebieden liggen voornamelijk in de valleien van de rivieren de Juba
en de Shabelle in het zuiden. Voor de kust van Somalië, de langste van alle
Afrikaanse landen, bevinden zich rijke visgronden. De belangrijkste steden zijn de
hoofdstad Mogadishu, de havensteden Kismayo (in het zuiden), Berbera (in
Somaliland) en Bosasso (in Puntland) en de hoofdstad van Somaliland, Hargeisa.1
De meeste bewoners behoren tot de etnische groep der Somali (85%). In dit
rapport wordt de term Somali gebruikt voor leden van de etnische groep van de
Somali, terwijl de term Somaliërs wordt gebruikt voor de inwoners van de
(voormalige) Republiek Somalië. Met de term Somalië wordt het grondgebied van
de (voormalige) Republiek Somalië aangeduid, dus inclusief Somaliland, tenzij
anders aangegeven.
De Somali zijn onder te verdelen in twee groepen: de noordelijke en de zuidelijke,
die zich weer laten verdelen in zes clanfamilies2.
Tot de noordelijke Samaal-groep behoren vier clanfamilies die oorspronkelijk
leefden van nomadische veeteelt: Issaq, Hawiye, Dir en Darod; tot de zuidelijke
Saab-groep behoren twee clanfamilies die oorspronkelijk van de landbouw
leefden: de Digil en de Rahanweyn3.
1 Economist Intelligence Unit (EIU), Country profile Somalia, augustus 2004.
2 Mogelijke verwarring kan ontstaan rond de begrippen clanfamilie en clan. In dit ambtsbericht
wordt de term `clanfamilie' gebruikt voor de zes grote afstammingsgroepen (Issaq, Hawiye,
Dir, Darod, Digil en Rahanweyn). Met `clan' wordt het niveau hieronder aangeduid, zoals
bijvoorbeeld de clan Majerteen van de clanfamilie Darod. In veel Engelstalige literatuur en
door vele Somaliërs worden deze begrippen en met name het woord `clan' niet altijd
eenduidig gebruikt. Welk niveau van de afstammingsgroep wordt bedoeld met het woord
`clan' moet dan uit de context blijken.
3 In dit ambtsbericht worden Rahanweyn en Mirifle als synoniem gebruikt. Digil is in deze
indeling een andere, zij het verwante, clanfamilie. Voor beiden geldt dat zij in het algemeen
een maatschappelijk zwakkere positie innemen dan de nomadische clanfamilies.
---
Algemeen ambtsbericht Somalië | mei 2005
Het woongebied van de Somali omvat van oudsher een deel van Djibouti, Oost-
Ethiopië, Somalië en Noord-Kenia. In Somalië komen, naast de Somali, een aantal
kleinere groepen voor die volgens hun tradities (en ten dele door de wetenschap
gesteund) van andere etnische afkomst zijn dan de Somali. In dit ambtsbericht
worden deze niet-Somali groepen aangeduid als minderheden (zie paragraaf
3.4.1).4 Voor de goede orde wordt er op voorhand op gewezen dat onder
wetenschappers noch onder Somaliërs zelf volledige overeenstemming bestaat
over de exacte indeling in clans en minderheden. In dit ambtsbericht wordt waar
mogelijk gekozen voor de meest gebruikelijke indeling; in een aantal gevallen
worden verschillende indelingen naast elkaar genoemd.
De officiële landstaal en dagelijkse voertaal in het openbare leven van Somalië is
het standaard Somalisch. De Somalische taal kent verschillende dialecten
(waarvan de groep van Maay-dialecten een belangrijke is). De meeste
dialectsprekers zijn echter ook het standaard Somalisch machtig.5
Somaliërs hebben eveneens in grote meerderheid dezelfde godsdienst: de
soennitische islam. De omvang van de bevolking is moeilijk vast te stellen, onder
andere als gevolg van grote aantallen nomaden, vluchtelingen en andere
migranten. De bevolking wordt op 8 tot 11,1 miljoen geschat. 6 Ongeveer 24% van
de bevolking woont in de steden, 59% is nomadisch veeteler en 17% is werkzaam
in akkerbouw.7
Naar de schatting van de UNHCR bevinden zich 400.000 Somaliërs in de
buurlanden.8 Daarnaast bevinden zich circa 120.000 Somaliërs in de landen van de
Europese Unie (EU), waarvan er 21.670 zijn geregistreerd in Nederland.9 In totaal
wordt de Somalische diaspora op circa 1 miljoen mensen geschat.10
4 Deze definitie is afkomstig uit Lee Casanelli, Victims and vulnerable groups in Southern
Somalia, Ottawa 1995. De Digil en Rahanweyn nemen hier een tussenpositie in, d.w.z. tussen
de nomadische clans en de minderheden in strikte zin.
5 Marcello Lamberti, Die Somali Dialekte (Hamburg, 1986); Barabara F. Grimes, Ethnologue
(Dallas, 2000). Voorts www.culturalorientation.net/somali, geraadpleegd op 31 januari 2005.
In 1973 werd het Somalisch als officiële landstaal ingevoerd en werd het tevens de eerste
instructietaal in het onderwijs. Het Somalisch maakt gebruik van het Latijnse alfabet.
www.ethnologue.com, geraadpleegd op 23 februari 2005.
6 Economist Intelligence Unit (EIU), Country Profile Somalia , februari 2005, hanteert het
cijfer 11,1 miljoen voor 2004. Ken Menkhaus, Somalia: Situation and Trend Analysis, 20
september 2004 spreekt over circa 8 miljoen; US Department of State, Country Reports on
Human Rights Practices: Somalia 2004, 28 februari 2005, hanteert het aantal van 8,3
miljoen.
7 UNDP, Human Development Report Somalia 2001.
8 UNHCR, Position on the return of rejected asylum-seekers to Somalia , januari 2004.
9 Centraal Bureau voor de Statistiek, peildatum 1 januari 2005.
10 Ken Menkhaus, Somalia: Situation and Trend Analysis, 20 september 2004; UNDP, Human
Development report Somalia 2001.
---
Algemeen ambtsbericht Somalië | mei 2005
2.1.1 Geschiedenis
Voor een beschrijving van de geschiedenis van Somalië, die ook de periode vanaf
de onafhankelijkheid op 1 juli 1960 tot het uiteenvallen van de Somalische staat in
1991 omvat, wordt verwezen naar de betreffende paragraaf van de ambtsberichten
van maart en november 2004.
Uiteenvallen Somalische staat: 1991
Een van Ethiopië verloren oorlog over het Ogadengebied in de westelijke
grensstreek die door president Siad Barre was begonnen, werkte als een
katalysator voor de neergang van de Somalische staat. In een klimaat van opstand,
repressie, militarisme en corruptie ontstond onder de Issaq in het noordwesten van
Somalië (het huidige Somaliland) een breed gesteunde
onafhankelijkheidsbeweging, de Somali National Movement (SNM). Siad Barre
probeerde deze opstand keihard neer te slaan, onder andere door grootschalige
luchtbombardementen op burgerdoelen uit te voeren. Zo kwamen tienduizenden
burgers om het leven toen in 1988 de stad Hargeisa volledig werd verwoest. Deze
meedogenloze aanvallen op de Issaq hebben een tot op heden onoverbrugbare
kloof geschapen tussen de Somalilanders en de rest van Somalië.
Als gevolg van de oorlog in het noord-westen kwamen grote vluchtelingenstromen
op gang in de richting van Djibouti en Egypte. Door teruglopende inkomsten
(donorsteun werd ingetrokken; overmakingen uit de Golfregio liepen terug door de
Irak/Iran oorlog) stortte de economie verder in. Bovendien verloor Barre (zelf
Darod/Marehan) de steun van de Ogadeni, etnisch Somali behorende tot de Darod
clanfamilie. Nadat Barre in 1991 na een volksoproer vluchtte, viel de Somalische
staat uiteen.
Het uiteenvallen van de Somalische staat leidde tot een periode van gewapende
conflicten tussen clanmilities, met name in het centrale en zuidelijke deel van
Somalië, die tot op de dag van vandaag voortduren. Het bezit van land (landbouw-
en weidegronden, waterplaatsen, infrastructuur) vormt een belangrijke factor in de
geschillen.
Internationaal ingrijpen: 1992-1995
Begin 1992 leidde een ernstige droogte in combinatie met de burgeroorlog tot
hongersnood. De internationale gemeenschap verschafte voedselhulp. Deze
voedselhulp werd echter voorwerp van strijd tussen de facties. Dit leidde eind april
1992 tot een grootschalige internationale interventie, die werd ingezet door de VN
en later militaire steun kreeg van de VS. Hoewel de humanitaire crisis werd
beëindigd en de gevechten tussen de fracties werden bevroren, gelukte het niet de
milities te ontwapenen. Een gewapend conflict tussen UNOSOM II (de tweede
versie van de United Nations Operations in Somalia) en milities van generaal
---
Algemeen ambtsbericht Somalië | mei 2005
Aideed in Mogadishu betekende het einde van de grootschalige internationale
bemoeienis met Somalië.11
Periode na de interventie: 1995-2000
In de periode na de internationale interventie laaiden de gevechten tussen
clanfamilies en clans weer op, met name in Mogadishu, Baidoa en Kismayo. Ook
banditisme was inmiddels wijdverbreid. Facties versplinterden in steeds kleinere
subclan-groeperingen. Pogingen tot regionale bestuursvormen te komen, kwamen
niet van de grond. Na de verovering van Baidoa in Zuid-Somalië in juni 1999 op
troepen van de krijgsheer Generaal Aideed12 door een nieuw opgekomen militie
van de Rahanweyn, het Rahanweyn Resistance Army (RRA), ontstond in de
provincies Bay en Bakool tijdelijk een regionaal bestuur.
Het noorden van Somalië bleef grotendeels gespaard voor deze versplintering en
gewelddadigheden. In het noordwesten had de SNM reeds in mei 1991 eenzijdig
de onafhankelijkheid van 'Somaliland' uitgeroepen. Internationale erkenning als
staat bleef (en blijft vooralsnog) echter uit. Vanaf 1996 breidde de regering van
Somaliland gestaag haar gezag uit over het noordwesten van Somalië.
Ook in het noordoosten was, vanaf 1993, een proces van regionale
bestuursvorming op gang gekomen. In augustus 1998 nam de Garowe Conferentie,
waaraan 300 lokale leiders deelnamen, het Handvest van de Staat Puntland aan,
dat gezien werd als een overgangsgrondwet (voor drie jaar). De Garowe
Conferentie koos in juli 1998 Abdullahi Yusuf tot president. In tegenstelling tot
Somaliland streeft Puntland geen onafhankelijke staat na, maar een zekere mate
van autonomie binnen een Somalische federale staat.
IGAD-vredesbesprekingen: 2000-2004
Na meerdere vruchteloze regionale vredesinitiatieven begon in mei 2000 op
initiatief van de Inter-Governmental Authority on Development (IGAD)13 een
vredesconferentie in de Djiboutiaanse plaats Arta. De delegatieleden kozen in
augustus 2000 de leden van een nieuw, uit 245 leden bestaand nationaal
overgangsparlement (Transitional National Assembly, TNA). De TNA koos
Abdiqasim Salad Hassan, van de Hawiye/Habar Gedir/Ayr14, als president voor de
11 Meer informatie over het intenationale ingrijpen in Somalië gedurende de periode 1992
1995 is opgenomen in het ambtsbericht van november 2004.
12 Het betreft Hussein Aideed, de zoon en opvolger van de in 1995 vermoorde generaal Aideed.
13 De IGAD is een intergouvernementele regionale organisatie voor de Hoorn van Afrika, waar
Ethiopië, Eritrea, Kenia, Djibouti, Somalië, Sudan en Uganda lid van zijn. Donoren,
waaronder Nederland, zijn hierbij betrokken via het IGAD Partners Forum (IPF).
14 Met betrekking tot het aanduiden van clans wordt in dit ambtsbericht de volgende
schrijfwijze gebruikt: clanfamilie/clan/subclan/sub subclan/etc.
---
Algemeen ambtsbericht Somalië | mei 2005
overgangsperiode van drie jaar. In oktober 2000 vestigden de TNA en de nieuwe
regering (de Transitional National Government, TNG) zich in Mogadishu.15
Al snel distantieerde niet alleen Somaliland zich van de TNG, maar ook de
meerderheid van de Darod/Majerteen, Hawiye, Rahanweyn en een aantal
krijgsheren in Mogadishu. De tegenstanders van de TNG sloten begin 2001 een
coalitie, in een poging te komen tot een verenigd front. Dit leidde in januari 2001
tot een gezamenlijke verklaring en uiteindelijk tot de oprichting van de Somali
Reconciliation and Restoration Council (SRRC).
Nadat gaandeweg duidelijk werd dat de TNG in Somalië geen gezag en steun
onder de Somalische bevolking genoot en het geweld met name in het zuiden van
Somalië in hevigheid toenam, besloot de IGAD opnieuw een poging te doen de
14e internationale poging sinds 1991 duurzame vrede en ontwikkeling in
Somalië te brengen. In oktober 2002 ging in Kenia16 een verzoeningsconferentie
van start waaraan bij aanvang alle Somalische partijen deelnamen, met
uitzondering van Somaliland. De vredesconferentie aanvaardde eind januari 2004
een nieuwe grondwet, die voorziet in een federale staatsvorm en een
overgangsparlement met 275 zetels. Na langdurig overleg werden de deelnemers
het eens over de verdeling van deze zetels. De vier clanfamilies Hawiye, Darod,
Dir en Rahanweyn mochten elk 61 vertegenwoordigers aanwijzen. De
minderheidsgroepen kregen tezamen 31 zetels te verdelen. Na hun beëdiging op
22 augustus 2004 kozen de leden van het TFP (Transitional Federal Parliament,
ook wel Transitional Federal Assembly genoemd) Hassan Sheikh Adan (RRA) uit
hun midden tot parlementsvoorzitter.
Op 14 oktober 2004 kozen de leden van het TFP Abdullahi Yusuf Ahmed, tot dan
toe president van Puntland en behorende tot de Darod clanfamilie, tot president
van de Federale Republiek Somalië voor een termijn van vijf jaar. Met deze
verkiezing is het vredesproces formeel ten einde gekomen. Na de inauguratie van
president Yusuf op 14 oktober 2004 is de voorgaande overgangsregering TNG
officieel afgetreden. Op 3 november 2004 heeft president Yusuf de tot de Hawiye
clanfamilie behorende Ali Mohamed Gedi als premier aangewezen. Tot zijn
benoeming was Gedi in Somalië werkzaam voor lokale NGO's en internationale
hulporganisaties en niet aanwezig in de landelijke politiek.17
Ontwikkelingen in Somaliland
15 Het feit dat de TNG in verschillende internationale fora (VN, IGAD, Afrikaanse Unie,
Arabische Liga) de Somalische zetel innam, laat onverlet dat deze regering niet door alle
staten, inclusief die van de EU, werd geaccepteerd als rechtmatig vertegenwoordiger van de
staat Somalië.
16 De vredesbesprekingen gingen op 25 oktober 2002 in de Keniaanse plaats Eldoret van start,
en werden vanaf februari 2003 in Mbagathi, nabij Nairobi, vervolgd.
17 ICG, Somalia: Continuation of war by other means?, 21 december 2004.
---
Algemeen ambtsbericht Somalië | mei 2005
De uitslag van het referendum over de grondwet op 31 mei 2001 getuigde van een
groot draagvlak onder de bevolking voor de onafhankelijkheid van Somaliland.18
Het democratiseringsproces zette zich voort door de oprichting van politieke
partijen19 en het tot stand komen van de kieswet in december 2001. Zo werden een
jaar later in de zes regions (provincies) van Somaliland gemeenteraads-
verkiezingen mogelijk. In april 2003 volgde de verkiezing van een president20, die
werd gewonnen door de UDUB-kandidaat Riyale Kahin.
De binnenlandse veiligheid van Somaliland kreeg in de periode van eind 2003 tot
begin 2004 een deuk door een viertal moordaanslagen op buitenlandse
hulpverleners.21 Volgens de Somalilandse regering waren de aanslagen gepleegd
door Somaliërs afkomstig uit het zuiden, die Somaliland wilden destabiliseren. Na
de derde aanslag, in oktober 2003, verordonneerde president Kahin dat alle
`buitenlanders' zonder verblijfsvergunning Somaliland dienden te verlaten.22 Voor
zover bekend hebben uitzettingen als gevolg van deze maatregel niet plaats
gevonden.
Puntland
In 1998 werd Puntland opgericht als autonome regio van de Harti (onderdeel
Darod clanfamilie). De regio wil deel uit blijven maken van de federale staat
Somalië.23
In 2001 ontstond in Puntland een machtsstrijd tussen de toenmalige president
Yusuf, die verlenging van het presidentschap claimde, en zijn tegenstander Ali
Jama, de leider van de in oktober 2001 opgerichte Puntland Salvation Council
(PSC). De laatstgenoemde was door het parlement in Garowe in november 2001
tot president gekozen. De hieruit voortkomende gewapende confrontaties tussen
beide voormannen duurden met tussenpozen tot december 2002 en werden
18 Volgens cijfers afkomstig van de Somalilandse regering stemde 97% van de bevolking voor.
www.somalilandgov.com/const_ref.htm, site bezocht juli 2004.
19 Onder andere UDUB (Democratic United National Party), KULMIYE (Solidariteitspartij) en
UCID (Justice and Welfare Party)
20 De presidentsverkiezing is volgens de aanwezige waarnemers ordelijk en voldoende eerlijk
en transparant verlopen.
21 Het betreft hier de moorden op dr. Annalena Tonelli (oktober 2003) oprichtster van een
ziekenhuis in Borama, en op een Brits onderwijzersechtpaar in Sheikh (eveneens in oktober
2003). Zie ook UNSC: Report of the SG on the situation in Somalia, S/2004/115, 12 februari
2004. Op 19 maart 2004 werd op de weg van Berbera naar Hargeisa een Keniaanse
medewerkster van de Duitse ontwikkelingsorganisatie Deutsche Gesellschaft für Technische
Zusammenarbeit (GTZ) doodgeschoten. Deze laatste aanslag was gepleegd door vijf
Somaliërs uit Mogadishu die door de politie bij de grens met Ethiopië konden worden
aangehouden. Zij hadden, volgens de minister van Binnenlandse Zaken van Somaliland allen
banden met de islamitische beweging Al-Ittihad.
22 UNSC, Report of the SG on the situation in Somalia, S/2004/115, 12 februari 2004.
23 Ken Menkhaus, Somalia: Situation and Trend Analysis, 20 september 2004.
10
Algemeen ambtsbericht Somalië | mei 2005
uiteindelijk in het voordeel van Yusuf beslist. Na bemiddeling door
vertegenwoordigers van beide subclans verzoenden president Yusuf
(Darod/Harti/Majerteen/Omar Mahamud24) en de opvolger van Ali Jama, generaal
Mahamoud Muse Hirsi Ade (Darod/Harti/Majerteen/Osman Mahamud) zich op 17
mei 2003. Deze verzoening, die gaandeweg duurzamer werd, had een
stabiliserende invloed op de samenleving in Puntland.
Sool en Sanaag
De zeggenschap over de noordelijke provincies Sool en Sanaag wordt door
Somaliland en Puntland betwist. De provincies maakten deel uit van het
voormalige Brits Somaliland, maar het grootste deel van de bevolking behoort tot
de Warsengeli en de Dulbahante, subclans van de Darod clanfamilie waartoe ook
de Majerteen van Puntland behoren. In 1998 sloten de Warsengeli en de
Dulbahante zich aan bij de oprichting van de autonome regio Puntland. In de
praktijk heeft Somaliland noch Puntland veel gezag in Sool en Sanaag en proberen
deze provincies hun eigen gang te gaan. Economisch heeft Sanaag nauwe banden
met Puntland; vrijwel alle importen komen via Bosasso binnen. Voor Sool
daarentegen worden de meeste hulpgoederen vanuit Hargeisa gedistribueerd.
In december 2003 stuurde Puntland troepen naar Las Anod, de hoofdstad van de
provincie Sool. Aangezien Puntland noch Somaliland zich een oorlog over de
beide provincies kan veroorloven, ontstond een patstelling.25 In september en
oktober 2004 vonden wederom gewapende confrontaties plaats, waarbij aan beide
zijden militairen sneuvelden.26 Onduidelijk bleef hoeveel slachtoffers hierbij zijn
gevallen (zie paragraaf 2.2).
2.1.2 Bestuurssituatie27
De inrichting van de federale staat Somalië zal een belangrijke taak worden voor
de recent in Nairobi gevormde Somalische overgangsregering (TFG). Vooralsnog
kan men in Somalië niet spreken van een centraal bestuur of van een eenduidige
inrichting van de staat. Het land is hiervoor te zeer verdeeld. Wel is in het
24 In dit ambtsbericht is de Somalische clanafkomst bij de eerste vermelding op de volgende
wijze genoteerd : clanfamilie/clan/subclan/sub-subclan/etc.
25 O.a. Ken Menkhaus, Somalia: Situation and Trend Analysis, 20 september 2004.
26 O.a. Persbericht van het Integrated Regional Information Network (in dit ambtsbericht
aangegeven als IRIN persbericht), 1 november 2004; Press Review of the European
Commission Liaison Office in Mogadishu (in dit ambtsbericht afgekort als ECLO-Mog), 1
november 2004.
27 Bronnen o.a. UNDP, Human Development Report Somalia 2001; EIU, Country Profile
Somalia 2004; Ken Menkhaus, Somalia: A situation analysis and trend assessment, augustus
2003.
---
Algemeen ambtsbericht Somalië | mei 2005
afgelopen decennium in een aantal gebieden een min of meer duidelijke en
effectieve gezagsstructuur ontstaan.
Somaliland
Somaliland, met een bevolking van circa 2 miljoen28, kent een duidelijke en
effectieve regionale overheidsstructuur. Het gebied omvat zes regions, te weten
Awdal, Hargeisa (Galbeed), Sahil, Togdheer, Sanaag en Sool. In dit ambtsbericht
worden deze als provincies aangeduid. Als eerder aangegeven wordt de hegemonie
over de twee laatstgenoemde provincies door Puntland betwist.
De in mei 2001 aangenomen grondwet voorziet in een scheiding van de
uitvoerende, wetgevende en rechterlijke machten. Aan het hoofd van de
uitvoerende macht, de regering, staat de president. De wetgevende macht bestaat
uit twee Kamers, de Volksvertegenwoordiging (75 leden) en de Senaat ofwel
Guurti, eveneens bestaande uit 75 leden. Volgens artikel 5 van de grondwet is de
wetgeving gebaseerd op de shari'a en ongeldig als ze hiermee in strijd is. De
rechterlijke macht wordt geleid door de president van het hooggerechtshof. Dit
hooggerechtshof bewaakt de toepassing van de grondwet.
Puntland
Geografisch omvat Puntland de provincies Bari, Nugal en de noordelijke helft van
Mudug (tot en met het noordelijke deel van de stad Galkayo). Puntland telt circa
600.000 inwoners.29 Ook in Puntland is sprake van een functionele regionale
overheidsstructuur, al zijn de duidelijkheid en effectiviteit ervan geringer dan in
Somaliland.
Evenals Somaliland claimt Puntland zeggenschap over de provincies Sanaag en
Sool, onder meer gebaseerd op de clansamenstelling in deze provincies. De
Garowe Conferentie, de oprichtende vergadering van het autonome Puntland, nam
in 1998 een handvest aan, op grond waarvan een `president', een kabinet van
negen ministers en een parlement van 69 leden werden benoemd30.
Puntland kent geen senaat of hogerhuis. Politieke partijen zijn nog altijd niet
toegestaan. Het parlement staat echter onder druk van de bevolking om met
wetgeving te komen die de oprichting van politieke partijen mogelijk moet
maken.31
De shari'a is formeel de basis voor de wetgeving in Puntland. De structuur van de
rechterlijke macht dateert uit de jaren 60 en omvat rechtbanken, regionale hoven
voor beroep en een hooggerechtshof in Garowe.
28 Ken Menkhaus, Somalia: State collapse and the threat of terrorism, maart 2004, p. 20.
29 Ken Menkhaus, Somalia: State collapse and the threat of terrorism, maart 2004, p. 20.
30 Het parlement dat op 30 december 2004 door clanoudsten werd aangesteld telt 66 leden.
31 Puntland Development Research Center, Conflict Analysis Regional Report Puntland,
augustus 2004, p. 48.
12
Algemeen ambtsbericht Somalië | mei 2005
Lokale besturen in Centraal en Zuid-Somalië
In Centraal en Zuid-Somalië beperkt de invloed van de verschillende
bestuursvormen zich tot provinciaal of lokaal niveau.
In de provincies Hiiran, Galgadud en het zuiden van Mudug spelen clanoudsten en
shari'agerechtshoven een belangrijke rol bij het handhaven van rust en orde. In
Zuid-Somalië (de provincies Middle Shabelle en Gedo) is dit niet het geval en
wordt het lokale bestuur dikwijls gevormd door factieleiders en militieleden.
In Kismayo heerst een `verenigd' bestuur, de Juba Valley Alliance, dat veel moeite
heeft de orde te handhaven. De rest van de Juba-provincies wordt beheerst door
plaatselijke besturen en clanoudsten.
Bay en Bakool
In de provincies Bay en Bakool is het Rahanweyn Resistance Army (RRA) sinds
juni 1999 de leidende militaire en politieke macht. Het RRA oefent vanuit Baidoa
controle over deze provincies uit. Op 1 april 2002 kondigde het RRA de oprichting
aan van een regionaal autonoom bestuur, met de naam `State of South-Western
Somalia', waarvan het grondgebied in theorie de provincies Bay, Bakool, Lower
Shabelle, Middle en Lower Juba omvat, maar door de voortdurende strijd binnen
het RRA is dit bestuur niet van de grond gekomen. In de praktijk heeft het RRA
alleen zeggenschap over Bay en Bakool. Er is geen sprake van een scheiding van
machten. De gerechtshoven onder de controle van het RRA zijn volgens
waarnemers semi-militaire hoven met willekeurige procedures.32
Centrale regering
Over de bestuurlijke reikwijdte van de in januari 2005 gevormde
overgangsregering (TFG) als uitvoerende macht in Mogadishu kan op het moment
van de redactie van dit ambtsbericht nog niets worden gemeld. De overgangs-
regering alsook het -parlement bevinden zich thans nog in Nairobi, en onbekend is
wanneer deze naar Mogadishu verhuizen.33 Het Transitional Federal Charter is de
grondwet die in februari 2004 in Nairobi werd aangenomen.34 Hierin zijn de
plichten en bevoegdheden van de TFG verankerd. De wetgevende macht, het
Transitional Federal Parliament (TFP), is langs clanlijnen samengesteld. Ook
minderheidsgroepen en vrouwen zijn hierbij vertegenwoordigd. De positie van de
rechterlijke macht is onduidelijk.
32 UN Economic and Social Council, Commission on Human Rights: Report of the Independent
Expert, E/CN.4/2003/115, 31 december 2002, p. 15.
33 The relocation plan of the TFG, 2 februari 2005.
34 De overgangsgrondwet werd op 19 februari 2004 door de deelnemers aan de Somali National
Reconciliation Conference in Kenia aangenomen. Volgens artikel 71 lid 12 van de
overgangsgrondwet treedt deze op de datum van aanname in werking en blijft van kracht tot
de Federale Grondwet is goedgekeurd en aangenomen.
13
Algemeen ambtsbericht Somalië | mei 2005
2.2 Politieke ontwikkelingen
Somaliland
Ook in deze verslagperiode bleef internationale erkenning van een onafhankelijke
staat Somaliland uit. Diverse malen brachten Somalilandse ministers een bezoek
aan het buitenland. President Kahin reisde eind januari 2005 naar Zuid-Afrika om
de banden met dit land aan te halen.35 Een delegatie onder leiding van minister van
Buitenlandse Zaken Edna Aden bezocht Nederland op 30 november 2004.
De parlementsverkiezingen, die op 29 maart 2005 dienden plaats te vinden, gaven
aanleiding tot politieke spanningen. Op 18 januari 2005 nam het parlement een
amendement op de kieswet aan36, dat onder meer een volkstelling en uitgifte van
identiteitskaarten aan alle Somalilanders voorschrijft alvorens de verkiezingen
doorgang kunnen vinden. Bovendien zouden dit keer voor het eerst ook
verkiezingen moeten worden gehouden in Sool en Sanaag.37 Somalilandse
oppositiepartijen, NGO's en een deel van de media beschouwden dit amendement
als een poging van de regering de verkiezingen voor onbepaalde tijd uit te stellen.
Hun gezamenlijke, vreedzame protest werd een paar weken later beloond, toen het
Hooggerechtshof het amendement nietig verklaarde wegens strijdigheid met de
grondwet. De parlementsverkiezingen zijn thans voorzien voor 15 september
2005.38
Sool en Sanaag
Het dispuut tussen Somaliland en Puntland over de zeggenschap over de
provincies Sool en Sanaag duurde voort.39 Tijdens een bezoek aan Nederland op
30 november 2004 stelden de minister van Buitenlandse Zaken en de minister van
Informatie dat Somaliland al het mogelijke zou doen om een vreedzame oplossing
voor het conflict te vinden; alleen indien Puntland (wederom) een militaire aanval
uitvoert, zou Somaliland geweld gebruiken.40
Puntland
35 ECLO-Mog Press Review, 27 januari 2005.
36 Op 5 februari werd het amendement op de kieswet eveneens aanvaard door de senaat.
37 UNSC, Report of the SG on the situation in Somalia, 18 februari 2005; EIU, Country Report
Somalia, februari 2005.
38 BBC Monitoring, 16 maart 2005; UNSC, Report of the SG on the situation in Somalia, 18
februari 2005; Somalia Aid Coordination Body (SACB): Draft Human Status Report
Somalia, maart 2005.
39 Volgens het in januari 2005 verschenen rapport van de Wereldbank, Conflict in Somalia:
Drivers and Dynamics, p. 36, is de bevolking van de provincies Sool en Sanaag verdeeld:
sommige inwoners zijn trouw aan Somaliland, anderen hebben een band met Puntland,
terwijl weer andere inwoners voorkeur hebben voor een centraal gezag in Mogadishu.
40 Zie ook ECLO-Mog Press Review, 24 november 2004.
14
Algemeen ambtsbericht Somalië | mei 2005
De langdurige afwezigheid van president Yusuf, die op 10 oktober 2004 in Nairobi
door Somalische parlementsleden tot president van de federale republiek Somalië
werd gekozen, leidde in Puntland tot een periode van politieke spanning.
Lokale en regionale besturen waren ontevreden over de besluiteloosheid van de
regering in Garowe, met aan het hoofd vice-president Mohamed Abdi Hashi.
Politie en militairen kregen maandenlang geen salaris, omdat veel van de
inkomsten van Puntland waren aangewend voor de verkiezingscampagne van
president Yusuf.41 Protest van de gedupeerden leidde in december 2004 tot een
belegering van het regeringsgebouw en de centrale bank in Garowe. Deze werd
opgeheven nadat regeringsfunctionarissen afspraken over nabetalingen hadden
gemaakt.
Clanoudsten afkomstig uit alle regio's van Puntland wezen op 30 december 2004
nieuwe vertegenwoordigers voor het parlement aan. Onder de benoemde 66
parlementsleden bevinden zich vier vrouwen. Het nieuwe parlement koos op haar
beurt op 8 januari 2005 generaal Ade (volledige naam Mohamud Muse Hirsi Ade,
subclan Darod/Majerteen/Osman Mohamud, afkomstig uit de provincie Bari) tot
president van Puntland. Hij kreeg in de derde en laatste ronde 36 stemmen, zijn
tegenstander, voormalig vice-president Mohamed Abdi Hashi, 30. De verkiezing
van generaal Ade is in Puntland met veel geestdrift en vertrouwen ontvangen42.
Ook clanoudsten in Somaliland lieten zich in positieve zin uit over zijn verkiezing.
Hassan Dahir Afqurac (subclan Darod/Harti/Dulbahante, afkomstig uit de
provincie Sool) werd tot vice-president gekozen. Het kabinet van president Ade
telt 16 ministers.43
Op 18 januari stelde president Ade een financieel-economische werkgroep aan die
een begroting voor 2005 moet opstellen, waarbij de salarissen van overheids-
functionarissen, politiebeamten en militairen bijzondere aandacht krijgen.
Voorts zoekt de president toenadering tot de Somalilandse regering over een
vreedzame oplossing voor de problemen rond de provincies Sool en Sanaag44, en
stelt hij zijn troepen uit de provincie Sool te willen terugtrekken. Begin maart
2005 leidde een bemiddelingspoging van president Ade tot een kortstondige
wapenstilstand tussen de vijandige subclans Sa'ad en Suleiman van de
Hawiye/Habar Gedir in de provincie Galgadud en het zuiden van de provincie
Mudug.
41 Marka Cadeey Media News, Somalia: On a road to much deeper abyss, 22 oktober 2004.
42 UNSC, Report of the Secretary-General on the situation in Somalia, S/2005/89, 18 februari
2005. Zie ook paragraaf 2.2 van het ambtsbericht Somalië van 29 september 2003: Generaal
Ade (voorzitter van de Puntland Salvation Council) is de architect van het akkoord waarmee
het slepende conflict tussen president Yusuf en Ali Jama (PSC) over het presidentschap van
Puntland werd beëindigd (zie paragraaf 2.1.1).
43 Puntland Authority, 26 januari 2005.
44 ECLO-Bosasso, 24 januari 2005. Zie ook het rapport van de onafhankelijke VN-
mensenrechtenrapporteur dr. Ghanim Alnajjar, E/CN.4/2005/117, 11 maart 2005.
15
Algemeen ambtsbericht Somalië | mei 2005
Centraal en Zuid-Somalië
De politieke ontwikkelingen in Centraal en Zuid-Somalië stonden de afgelopen
maanden in het teken van de vorming van een federale overgangsregering, de
komst van deze regering naar Somalië en de inzet van buitenlandse troepen.
Het eerste kabinet van premier Gedi kreeg op 11 december 2004 geen goedkeuring
van het overgangsparlement, voornamelijk omdat de samenstelling afweek van de
tijdens het vredesproces gemaakte afspraken. 45 Een tweede poging was wel
succesvol; op 15 januari 2005 kreeg dit kabinet de instemming van de TFP. Het
kabinet Gedi telt 42 ministers en even zoveel staatssecretarissen.46 Critici wijzen
erop dat dit kabinet door haar samenstelling en omvang nauwelijks effectief kan
zijn, en weinig te maken heeft met de federale staatsvorm die de nieuwe
Somalische grondwet voorstaat. Volgens president Yusuf moet de TFG een
`ontwapeningsregering' zijn, waarbij de betrokkenheid en steun van alle
factieleiders belangrijke factoren zijn.47
Onmiddellijk na zijn verkiezing deed president Yusuf een beroep op de VN en de
AU voor een internationale vredesmacht (15.000-20.000 manschappen) om de
federale overheidsinstanties in Mogadishu te beschermen en de Somalische
milities te ontwapenen.48 Zijn verzoek ontlokte onmiddelijk protest bij Somalische
islamistische leiders49, die een verblijf van buitenlandse troepen in Somalië in
strijd vinden met de islam en het algemeen belang van het land.50 Op 8 januari
protesteerden 25.000 Somaliërs in Mogadishu tegen de komst van de buitenlandse
militairen. Sheik Hassan Aweys, de islamistische leider van de shari'a-hoven in
Mogadishu, riep de demonstranten op tot een heilige oorlog tegen de
45 Het TFP had grote bezwaren tegen het eerste kabinet Gedi, dat voornamelijk uit bondgenoten
van president Yusuf bestond: de formatie had de grondwettelijke termijn overschreden en het
kabinet was niet samengesteld conform de afspraken die tijdens het vredesproces waren
gemaakt. Bovendien had president Yusuf op basis van de grondwet de benoeming van
premier Gedi ter goedkeuring moeten voorleggen aan het parlement, hetgeen niet was
gebeurd. UNSC, Report of the Secretary-General on the situation in Somalia, S/2005/89, 18
februari 2005; ICG, Somalia: Continuation of war by other means?, 21 december 2004, p.8.
46 ECLO-Mog Press review 8 januari 2005.
47 ECLO-Mog Press review, 1 december 2004.
48 ICG, Somalia: Continuation of war by other means?, 21 december 2004. Volgens president
Yusuf zijn buitenlandse vredestroepen noodzakelijk wegens de aanwezigheid van 55.000
gewapende militia, 500 `technicals' en 2 miljoen kleine wapens. UNSC, Report of the
Secretary-General on the situation in Somalia, S/2005/89, 18 februari 2005, p. 4.
49 Van de Somalische islamitische leiders zijn Hassan Dahir Aweys (Hawiye/Habar Gedir/Ayr,
vice voorzitter van de Shari'a-hoven in Mogadishu), Yusuf Indha Cadde (Hawiye/Habar
Gedir/Ayr, leider Shari'a-hoven in de provincie Lower Shabelle) en Sheikh Ahmed Abdi
Dhi'isow (leider van de islamitische organisatie Majma'a Ulimada Somaliyeed) het meest
prominent. ICG Somalia: Continuation of war by other means?, 21 december 2004.
50 ECLO-Mog Press review, 27 november 2004.
16
Algemeen ambtsbericht Somalië | mei 2005
vredestroepen.51 Ook gaan er geruchten dat een fatwa is uitgeroepen tegen
buitenlanders; er zou een beloning van USD 5.000 zijn uitgeloofd voor eenieder
die een buitenlander vermoordt.52
Voor- en tegenstanders van de inzet van vredestroepen blijven tot op heden
verdeeld. Ook binnen de TFG bestond verschil van mening. De ministers
behorende tot Darod (sub)clans steunden president Yusuf, de ministers afkomstig
van Hawiye (sub)clans stonden achter het standpunt van premier Gedi, die
aanvankelijk verklaarde dat de veiligheid in Somalië een zaak van de Somaliërs
zelf is en daarom voor vreemde veiligheidstroepen geen plaats ziet53. Niettemin
gaf de ministerraad van de TFG uiteindelijk op 5 februari 2005 het groene licht
voor de stationering van 7.500 vredestroepen. Binnen het TFP bleef hierover
echter verdeeldheid bestaan. Toen de IGAD tijdens een bijeenkomst op 15 maart
2005 in Uganda besloot tot inzet van 6.800 vredestroepen54 uit de buurlanden van
Somalië (Kenia, Ethiopië, Djibouti), werd hiertegen in Mogadishu opnieuw
massaal gedemonstreerd. Ook internationaal ontmoette het IGAD-besluit kritiek.
De regering van de Verenigde Staten liet weten met name bezwaar te hebben tegen
de inzet van Ethiopische troepen in Somalië55 en de International Crisis Group
(ICG) verklaarde dat het IGAD-besluit het vredesproces in Somalië had
beschadigd door voorbij te gaan aan de protesten van de Somalische bevolking en
dat het zenden van buitenlandse troepen, in het bijzonder Ethiopiërs, de
burgeroorlog opnieuw zou kunnen doen oplaaien.56
Nadat op 17 maart 2005 een meerderheid van het TFP tegen de inzet van
vredestroepen had gestemd, liepen de gemoederen tussen voor- en tegenstanders
zo hoog op dat zij elkaar te lijf gingen. De Keniaanse politie moest ingrijpen en
verrichtte enkele arrestaties.57 Premier Gedi verklaarde de stemming ongeldig,
maar parlementsvoorzitter Hassan Sheikh Aden was het niet eens met dat besluit.
IGAD meldde op 21 maart 2005 dat Sudan en Uganda de eerste landen zijn die
eenheden voor het vredescontingent in Somalië zullen leveren.58
De federale autoriteiten achten verhuizing van Nairobi naar Somalië pas
verantwoord wanneer zij bescherming krijgen van buitenlandse vredestroepen. In
51 NRC, 8 januari 2004; ARADA persbericht 8 januari 2004.
52 The Economist, Yusuf the uniter?, 19 februari 2005.
53 ECLO-Mog Press Review, 25 en 26 januari 2005.
54 De vredestroepeninzet draagt de naam IGAD Peace Support Mission to Somalia (IGASOM),
en zou vanaf 30 april 2005 in Centraal- en Zuid-Somalië operationeel worden. Na negen
maanden zal IGASOM worden vervangen door een troepenmacht van de AU. IRIN-
persbericht, 15 maart 2005.
55 ARADA-persbericht, 21 maart 2005. Ethiopië verleent al vele jaren (militaire) steun aan
bepaalde groepen in Somalië, waaronder president Yusuf. Het land wordt derhalve niet als
een onpartijdige buitenstaander beschouwd. Zie ook verderop in deze paragraaf.
56 ICG Media Release, 21 maart 2005; The Economist, Yusuf the uniter, 19 februari 2005.
57 IRIN-persbericht, 21 maart 2005.
58 IRIN-persbericht, 21 maart 2005; ARADA-persbericht, 25 maart 2005.
17
Algemeen ambtsbericht Somalië | mei 2005
januari en februari 2005 vonden enkele verkennende missies van parlements- en
kabinetsleden naar Somalië plaats. Deze delegaties werden door duizenden
burgers enthousiast verwelkomd.59 Vanwege de onveiligheid in Mogadishu, wordt
ook overwogen (tijdelijk) uit te wijken naar Jowhar (hoofdstad van de provincie
Middle Shabelle) of Baidoa (hoofdstad van de zuidelijke provincie Bay). De
mogelijke vestiging van de TFG in Baidoa leidde eind maart 2005 tot gevechten in
die stad tussen voor- en tegenstanders.60
De verhuizing naar Somalië wordt verder gecompliceerd door geldgebrek:
president Yusuf heeft donoren ruim 94 miljoen gevraagd voor een gefaseerd
relocatieplan, vredesopbouw in Somalië en oprichting en training van
legereenheden en politie.61
In de verslagperiode werd de TFG ernstig in verlegenheid gebracht door de
grafschennis, die zich op 21 januari 2005 voordeed op een begraafplaats in
Mogadishu waar zich de stoffelijke overschotten van 3.000 Italianen bevinden, die
in Somalië zijn overleden tussen 1908 en 1941. Milities die zijn verbonden aan de
shari'a-hoven openden de graven van 700 Italiaanse soldaten en storten hun
overblijfselen op een afvalplaats. De Italiaanse regering protesteerde krachtig en
eiste berechting van de daders. Ook de TFG veroordeelde deze grafschennis en liet
weten de verantwoordelijken te zullen vervolgen. De Italiaanse regering overwoog
de resten van haar landgenoten naar Italië over te brengen. De shari'a-hoven in
Mogadishu hebben ontkend bij het incident betrokken te zijn geweest. Op 26
januari werd bericht dat Somalische milities een moskee gingen bouwen op de
open plek van de begraafplaats.62
Regionale betrokkenheid
De resultaten van het vredesproces in Nairobi hebben de betrokkenheid van de
landen in de regio bij de ontwikkelingen in Somalië niet gewijzigd. Wel is dit het
geval in de positie van sommige landen ten aanzien van de nieuwe Somalische
machthebbers. Sinds zijn aantreden heeft president Yusuf bezoeken gebracht aan
Ethiopië (tevens zetel AU), Uganda (voorzitter IGAD), de VAE, en Egypte (voor
de begrafenis van Arafat). Voorts heeft hij onder meer met Yemen besprekingen
gevoerd.63
59 UNSC, Report of the SG on the situation in Somalia, S/2005/89, 18 februari 2005, p. 2.
60 ARADA-persbericht, 26 maart 2005. De voorstanders zijn te vinden onder de
Rahanweyn/Harin, tegenstanders zijn afkomstig van de Rahanweyn/Leysan.
61 UNSC, Report of the SG on the situation in Somalia, S/2005/89, 18 februari 2005, p.2.
62 ARADA persberichten 20 en 21januari 2005, ECLO-Mog Press Review, 22 januari 2005;
BBC News, 27 januari 2005.
63 UNSC, Report of the SG on the situation in Somalia, S/2005/89, 18 februari 2005, p. 2-3.
18
Algemeen ambtsbericht Somalië | mei 2005
De landen binnen de Arabische Liga (in het bijzonder Egypte, Saudi-Arabië en
Libië)64 hebben zich altijd voorstander getoond van een unitaire, islamitische
Somalische staat. Voor Egypte en Sudan gold hierbij als belangrijke overweging
dat een sterk Somalië extra tegenwicht biedt tegen Ethiopische invloed in de regio.
Het vredesproces heeft echter een andere uitkomst gebracht: een federale
republiek Somalië met een bondgenoot van Ethiopië als president. Deze
ontwikkelingen hebben bij genoemde landen binnen de Arabische Liga
terughoudendheid ten aanzien van de TFG teweeg gebracht.65 Desondanks liet de
Arabische Liga op 16 januari 2005 weten voor de ontwapening en de
wederopbouw van Somalië een miljoen dollar beschikbaar te stellen.66 Libië is
bereid de TFG financieel te steunen, te beginnen met USD 6 miljoen, mits de
overgangsregering zich snel naar Somalië begeeft, de lokale milities ontwapent en
haar gezag in het gehele land weet te vestigen.67
Ethiopië, dat belang heeft bij een relatief zwak/verdeeld en seculier Somalië,
speelde op cruciale momenten van het vredesproces in Nairobi een invloedrijke
rol. Ook in de periode erna, bij de formatie van de TFG, oefende Ethiopië invloed
uit. In algemene zin blijft Ethiopië partijen in Somalië steunen die van betekenis
kunnen zijn in het tegengaan van de islamisering van Somalië. Ethiopië is militair
sterk aanwezig in het grensgebied met Somalië en begeeft zich soms op Somalisch
grondgebied om Ethiopische rebellen uit te schakelen. 68
Voorts is het voor Ethiopië van strategisch en economisch belang gebruik te
kunnen maken van zeehavens op relatief korte afstand van haar landsgrens. Sinds
de Ethiopische relatie met Eritrea en Djibouti is verslechterd, is het belang van de
havens in Somalië (te weten Berbera in Somaliland, Bosasso in Puntland en
Mogadishu in het zuiden) voor Ethiopië toegenomen.
Met de vorming van de TFG hoopt Kenia dat er in Somalië een periode van
stabiliteit aanbreekt, zodat er een einde komt aan de stroom vluchtelingen en
wapens vanuit Somalië, en de criminaliteit en terroristische dreiging worden
verminderd. Het land onderstreept dat de Somalische regering zo snel als mogelijk
van Nairobi naar Mogadishu moet verhuizen om daar haar gezag te vestigen.
Internationale betrokkenheid
De Verenigde Naties, de Verenigde Staten en de Europese Unie hebben de
vorming van de TFG toegejuicht, maar daarbij gewezen op de eigen
verantwoordelijkheid van de Somalische autoriteiten om de vrede in hun land te
64 De voormalige overgangsregering TNG werd financieel gsteund door Saoedi-Arabië, Libië,
Egypte en Djibouti.
65 ICG, Somalia: Continuation of war by other means?, 21 december 2004.
66 ECLO-Mog Press Review, 16 januari 2005.
67 ECLO-Mog Press Review, 9 april 2005.
68 Zoals het Oromo Liberation Front, het Ogaden National Liberation Front en het Islamic
Front for the Liberation of Oromia (IFLO).
19
Algemeen ambtsbericht Somalië | mei 2005
herstellen. Het verzoek van president Yusuf om inzet van VN vredestroepen ten
behoeve van de ontwapening van de Somalische milities en de beveiliging van
overheidsinstanties in Somalië, werd in de veiligheidsraad niet gehonoreerd.69 De
Europese Unie toonde zich wel bereid om geld beschikbaar te stellen voor de
opleiding van politie en leger.
Ten aanzien van Somaliland is de positie van de westerse landen onveranderd. Zij
zullen Somaliland niet erkennen zolang het land niet door tenminste een van de
Afrikaanse buurlanden is erkend.
2.3 Veiligheidssituatie
In deze paragraaf wordt een overzicht gegeven van de veiligheidssituatie per regio.
Vervolgens is een paragraaf opgenomen waarin aandacht wordt besteed aan
clanbescherming en de effectiviteit van de politie in het relatief veilige deel van
Somalië. Voor informatie over grensoverschrijdende criminaliteit en terrorisme
wordt verwezen naar paragraaf 2.3.4 van het ambtsbericht van 22 november 2004.
In diverse delen van Zuid- en Centraal-Somalië70 en in Mogadishu kwam het in de
verslagperiode wederom tot gewapende confrontaties tussen aan Somalische
clanfamilies gelieerde facties. Ook was het zuiden van de provincie Mudug toneel
van heftige intra-clan confrontaties. Onderstaand volgt een overzicht van de
belangrijkste ontwikkelingen die op het gebied van veiligheid in de verslagperiode
plaatsvonden. Het betreft geen uitputtend overzicht van alle gewelddadige
incidenten.
De indeling van Somalië naar veiligheidssituatie, op grond van de mate van risico
die de burgerbevolking loopt om slachtoffer te worden van gewelddadigheden, is
thans als volgt:
- het relatief onveilige gebied: Mogadishu, Kismayo, de omgeving van deze
steden, de provincies Bay (en dan met name de hoofdstad Baidoa en
omgeving), Bakool, Lower en Middle Juba, Lower en Middle Shabelle,
Gedo, Hiiran, Galgadud en het zuiden van de provincie Mudug
(inbegrepen het gedeelte van de hoodstad Galkayo dat zich ten zuiden van
de green line bevindt)71.
69 ICG, Somalia: Continuation of war by other means?, 21 december 2004.
70 Zuid-Somalië omvat de provincies Bay, Bakool, Lower en Middle Juba, Lower en Middle
Shabelle en Gedo. Centraal-Somalië omvat de provincies Galgadud en Hiiran.
71 Voor wat betreft de provincie Mudug wordt het zuidelijk deel, dat geen deel uitmaakt van
Puntland, tot het relatief onveilige deel gerekend. De grens loopt langs de zogenoemde green
line in de hoofdstad Galkayo tot aan de stad Hobyo aan de oostkust.
20
Algemeen ambtsbericht Somalië | mei 2005
- het overgangsgebied: de noordelijke provincies Sool en Sanaag.
- het relatief veilige deel van Somalië: de vier noordwestelijke provincies
Awdal, Galbeed, Toghdeer, Sahil, de noordoostelijke provincies Bari,
Nugal en het noorden van Mudug (tezamen Somaliland en Puntland, met
uitzondering van de provincies Sool en Sanaag die als overgangsgebied
worden beschouwd) alsook de eilanden voor de kust van Zuid-Somalië.
Ten opzichte van de vorige verslagperiode levert dit de volgende wijzigingen op:
het zuiden van Mudug wordt thans tot de relatief onveilige gebieden gerekend en
Sool en Sanaag worden thans als overgangsgebied beschouwd.
2.3.1 Het relatief onveilige gebied
In de verslagperiode werd het gebied gekenmerkt door gewapende conflicten die
zich meer dan incidenteel voordeden, en waarbij tientallen burgerslachtoffers
vielen.72 In de afgelopen maanden deden zich gewelddadigheden voor in Zuid-
Somalië, in en rond de steden Mogadishu en Kismayo. De provincie Galgadud en
het zuiden van de provincie Mudug waren eveneens toneel van ernstige
clangevechten. In de plaatsen Baidoa en Dinsor, en in de provincie Bay werden
eveneens clangevechten gemeld. Factiemilities maakten zich opnieuw schuldig
aan ontvoeringen, berovingen en plunderingen, die voor hen een belangrijke bron
van inkomsten vormen.
In sommige delen van het relatief onveilige gebied hebben zich in de
verslagperiode nauwelijks gewapende incidenten voorgedaan. Deze delen worden
echter nog steeds tot het relatief onveilige gebied gerekend vanwege de instabiele
situatie en de gerede kans dat zich wederom gewelddadige confrontaties zullen
voordoen.
In de provincies Lower Juba, Bay, Bakool, Galgadud en Hiiran zijn veel wegen en
gebieden onveilig door landmijnen en andere explosieven.73 Recente cijfers zijn
niet beschikbaar, maar naar verwachting zijn ook in deze verslagperiode tientallen
mensen gedood of gewond geraakt door mijnen en niet-ontplofte explosieven.
Mogadishu
72 Voor informatie over de gewapende gewapende conflicten in Somalië, die in deze paragraaf
zijn beschreven, werd o.a. geput uit IRIN- en Arada-persberichten, en ECLO-Mog Press
Reviews.
73 Somalia, Landmine Monitor Report 2004, 28 oktober 2004. Hoewel weinig informatie
beschikbaar is over mijnongelukken zijn volgens dit rapport in de provincies Bay, Gedo, en
Middle Shabelle in 2003 tenminste 40 mensen bij mijnexplosies om het leven gekomen.
21
Algemeen ambtsbericht Somalië | mei 2005
In de verslagperiode was Mogadishu opnieuw het toneel van clanconflicten. Het
betrof vooral clanmilities die elkaar de macht betwistten. Zo werden op 22 en 23
november 2004 drie militieleden gedood en raakten negen gewond bij een dispuut
tussen niet nader genoemde clans. Heviger ging het er aan toe op 20 december
2004 tussen rivaliserende Wa'esli en Agonyare subclans van de Hawiye/Abgal.
Toen clanoudsten de gevechten wisten te stoppen, bleek dat deze 17 slachtoffers
hadden geëist. Op 25 december 2004 werden bij een gewapend gevecht na een
diefstal van qat op een markt van Mogadishu zeven burgers gedood en elf
verwond. Als gevolg van een granaatontploffing op 13 januari 2005 vielen drie
doden bij een vechtpartij tussen Somalische aanhangers van de Engelse
voetbalclubs Chelsea en Manchester United. Op 13 maart 2005 kwamen vijf
jongens om het leven toen zij aan het spelen waren met munitie die door
clanmilities was achtergelaten. Zes omstanders raakten hierbij gewond.
Daarnaast vonden in Mogadishu tenminste 15 moordaanslagen plaats op
prominente Somaliërs (zie ook paragraaf 3.3.9). Hoewel de motieven voor deze
aanslagen onduidelijk zijn, worden deze door de meeste bronnen in verband
gebracht met de steun die de slachtoffers hebben uitgesproken voor stationering
van buitenlandse vredestroepen in Somalië.74
De eerste moord in dit verband vond plaats op 23 november 2004 in een
kapperszaak, gericht tegen een voormalige legerkolonel. Twee weken erna, op 8
december, was een advocaat het slachtoffer van eenzelfde type aanslag.
Vervolgens werd het hoofd van politie, Yusuf Mohamed Saranle, op 23 januari
2005 in zijn huis het slachtoffer van gemaskerde moordenaars. Behalve dat
generaal Saranle zich in positieve zin had uitgelaten over de inzet van buitenlandse
veiligheidstroepen, werd zijn moord in verband gebracht met het onderzoek dat
betrokkene deed naar de schennis van graven op het Italiaanse kerkhof in
Mogadishu, daags voor de moordaanslag.75 Op 1 februari 2005 werd voormalig
veiligheidsofficier Hersi Omar Dharre op straat vermoord en negen dagen later
overkwam een BBC journaliste, Kate Peyton, hetzelfde lot. Voorts vonden in
Mogadishu bomaanslagen plaats tijdens het bezoek op 10 februari 2005 van een
TFP-delegatie onder leiding van parlementsvoorzitter Sheikh Hassan Aden op 10
februari en op 17 februari toen een delegatie van AU-experts de stad bezocht ter
voorbereiding van de komst van vredestroepen. Bij de laatste aanslag kwamen
twee burgers om het leven en raakten zes mensen gewond.76
Kismayo
74 De UN Security Coordinator in Nairobi meldde op 2 februari 2005 dat het aantal moorden op
hooggeplaatsten in Mogadishu gedurende de maanden november, december en januari 15
bedroeg.
75 BBC News, 23 januari 2005.
76 ARADA persbericht, 17 februari 2005.
---
Algemeen ambtsbericht Somalië | mei 2005
De stad Kismayo beleefde in deze verslagperiode een periode van relatieve rust.
Wel gaven milities van de JVA opnieuw blijk van hun ongenoegen over het
achterwege blijven van soldijbetaling door hun commandanten. Uit protest
richtten zij enkele malen in de stad versperringen op, waarbij weggebruikers
moesten betalen om hun weg te mogen vervolgen. Op deze wijze compenseerden
militieleden hun gederfde inkomsten.77
In de directe omgeving van Kismayo deden zich wel gewapende incidenten voor.
Op 20 december 2004 vielen twee doden en vier gewonden bij een overval op een
vrachtauto bij een wegversperring op de weg naar Jilib. In Beerhane, ten zuiden
van Kismayo, vonden op 27 januari 2005 gevechten plaats, waarvan
bijzonderheden onbekend zijn.
Bay en Bakool
In de periode juli tot en met medio december 2004 werden geen berichten
ontvangen over gewapende confrontaties tussen rivaliserende clans in de
provincies Bay en Bakool. Op 18 december 2004 kwam het in de dorpen Idale en
Habal Barbar, in de provincie Bay, tot ernstige gewelddadigheden tussen
Digil/Hubayr en Digil/Yantar clans na een dispuut over het eigendom van land en
de controle over het dorp Idale. De gevechten, die zich ook naar omliggende
dorpen verspreidden, eisten 20 slachtoffers en 11 gewonden. Deze gevechten
kregen een vervolg op 28 december 2004 waarbij nog eens drie doden vielen.
Eind december 2004 kwam het in de provincie Bakool tot een treffen tussen de
Rahanweyn/Mirifle/Hadamo en de Darod/Ogaden/Aulyahan bij het dorp Ato. Het
ging hier om wraak door laatstgenoemde subclan ten koste van de Hadamo, die
negen mensen van hun subclan verloren. Op 20 december 2004 werden in Baidoa
twee Harin-militieleden bij een diefstal gedood door Leysan-clanleden. In
Shanqalow in het district van Dinsor werd op 27 december 2004 een Marehan
clanlid vermoord door Leysan milities, naar verluidt vanwege onenigheid over
compensatie (diya). Baidoa was op 26 maart 2005 toneel van hevige strijd. Inzet
was de mogelijke keus van Baidoa tot vestigingsplaats voor de TFG. Voorstanders
(milities van Shatiguduud) en tegenstanders (milities van Habsade) raakten met
elkaar in gevecht waarbij 15 doden vielen.
Galgadud en Zuid-Mudug
Het geweld dat sinds maart 2003 het noordwestelijke deel van de provincie
Galgadud in Centraal-Somalië beheerst, heeft zich in de verslagperiode uitgebreid
naar het zuiden van de provincie Mudug. Op 1 december braken in het dorp
Gelinsor, gelegen in het grensgebied van de provincies Galgadud en Mudug nabij
de grens met Ethiopië, hevige gevechten uit tussen rivaliserende Sa'ad en
Suleiman subclans van de Hawiye/Habar Gedir. De directe aanleiding voor deze
gevechten was de moord op vijf leden van de Suleiman door milities van de Sa'ad
subclan, in november 2004. Toen de strijd zich in december voortzette, werd door
77 ECLO-Mog Press Review, 29 december 2004.
23
Algemeen ambtsbericht Somalië | mei 2005
beide partijen uit dorpen in de regio personele en materiële versterking gevorderd,
waardoor het geweld zich als een inktvlek over Centraal-Somalië tot zelfs de stad
Hobyo aan de oostkust van Mudug kon verspreiden. Clanoudsten noch prominente
leden van de Hawiye slaagden er aanvankelijk in de partijen tot een wapenstilstand
te bewegen, doch op 16 december 2004 lukte het om in Mogadishu een akkoord te
bereiken.78 Meer dan 130 militieleden en burgers verloren bij de gevechten het
leven, 200 personen raakten gewond.79
Het papieren akkoord heeft nieuwe gevechten echter niet kunnen verhinderen: bij
confrontaties tussen de Sa'ad en Suleiman subclans op 4 januari (Duduma -
Galgadud) en op 17 januari 2005 (Mir Awled - Galgadud) vielen nog eens 26
slachtoffers en werden 23 gewonden gemeld.80 Ook in februari en maart 2005
duurden de vijandelijkheden in het zuiden van Mudug voort, waarbij wederom
veel slachtoffers te betreuren vielen.
In het zuidelijke deel van de stad Galkayo (gebied ten zuiden van de zogeheten
green line) vonden eveneens gewapende incidenten plaats. Op 5 januari 2005
werd een lokaal bekende zakenman Said Hashi Ali (regiodirecteur van de Al-
Mustaqbal Remittance Company) vermoord. Daarop volgde een grote brand die
een aantal winkels verwoeste. Het is onbekend wat het motief van de moord was
en of de beide gebeurtenissen met elkaar in verband staan.81
Op 10 en 11 januari 2005 werd melding gemaakt van een aantal wraakmoorden
onder subclanleden van de eerder genoemde Hawiye/Habar Gedir/Sa'ad.
Wederom vonden deze in het onveilige zuidelijke deel van de stad plaats.
Zoals gemeld, hebben de hevige gevechten tussen rivaliserende Sa'ad en Suleiman
subclans van de Hawiye/Habar Gedir zich in de verslagperiode uitgebreid naar het
zuiden van de provincie Mudug. Ook het zuidelijk deel van Galkayo, raakte
betrokken bij deze strijd; op 11 april 2005 kwamen in Zuid-Galkayo 30 Somaliërs
bij gevechten om.
Lower en Middle Juba
In de verslagperiode werd slechts één bericht ontvangen over een gewelddadig
treffen in de provincie Middle Juba. Het betrof een dispuut tussen Ogaden clans
dat plaatsvond nabij Jilib en ging over het gebruik van land. De ruzie werd op 28
januari 2005 gewapenderwijs beslecht, waarbij zes mensen de dood vonden.
Lower en Middle Shabelle
In het dorp Dugulle in het Qoryoley district van de provincie Lower Shabelle
kwam het op 24 december 2004 tot een gewapend treffen tussen militieleden van
78 ECLO-Mog Press Review, 16 december 2004.
79 ARADA persbericht, 8 december 2004, MSF persbericht, 8 december 2004. Ruim 80
gewonden werden overgebracht naar het ziekenhuis in Galkayo (Mudug) en meer dan 30 naar
het ziekenhuis in Adado (Galgadud).
80 ECLO-Mog Press Review, 4 januari 2005. ARADA persbericht, 17 januari 2005.
81 ECLO Mog Press Review, 5 januari 2005.
24
Algemeen ambtsbericht Somalië | mei 2005
twee niet nader genoemde clans over het gebruik van een stuk grasland. Zeven
personen kwamen bij de gevechten om het leven, tien raakten gewond.82
Gedo en Hiiran
Op 24 maart 2005 vonden gevechten plaats nabij Rabdure in de provincie Gedo.
Daar raakten Hadamo en Ogaden subclans met elkaar in conflict over grasland en
waterbronnen. Het geweld eiste 34 slachtoffers. Voorts kwam het op 9 april 2005
bij de plaats El Wak tot een treffen tussen subclans van de Marehan en de Gare.
Hierbij kwamen 23 personen om het leven en raakten 30 gewond.
Geen berichten werden ontvangen over gewelddadige gebeurtenissen in de
provincie Hiiran.
2.3.2 Het overgangsgebied
Sool en Sanaag
In paragraaf 2.2 over de politieke ontwikkelingen werd gemeld dat de spanning
tussen Somaliland en Puntland over hun beider aanspraak op de provincies Sool en
Sanaag voort duurde. Na ernstige gewapende confrontaties tussen beide kampen in
oktober 200483, kwam het in de verslagperiode slechts tot een enkel incident rond
de stad Las Anod. Op 15 december 2004 was sprake van een kort vuurgevecht
tussen beide kampen. Niet bekend is of bij deze kortstondige confrontatie
slachtoffers zijn gevallen. Bemiddelingspogingen, door onder andere Ethiopië,
werden ondanks dit incident voortgezet.84 Nog steeds bevinden militaire eenheden
van beide zijden zich rond Las Anod, de hoofdstad van de provincie Sool.
Voorts deden zich in de verslagperiode in de provincies Sool en Sanaag enkele
lokale incidenten voor. Op 11 december 2004 werd een conflict tussen voor- en
tegenstanders van houtkap nabij Erigabo (hoofdstad van de provincie Sanaag)
gewapenderwijs uitgevochten, waarbij één persoon omkwam. Op 29 december
2004 werd nabij Hullul, eveneens gelegen in de provincie Sanaag, een vrachtauto
van WFP, met voedsel bestemd voor de slachtoffers van de droogte in Ceel
82 ECLO-Mog Press Review, 25 december 2004.
83 Het is onduidelijk hoeveel slachtoffers precies zijn gevallen bij deze gevechten. In het rapport
SACB, Draft Human Status Report Somalia, maart 2005, p. 6, wordt gesproken over
"honderden doden en ontheemden aan beide zijden van het conflict". In US Department of
State, Country Reports on Human Rights Practices: Somalia 2004, 28 februari 2005, staat
vermeld dat " bij gevechten tussen Somalilandse en Puntlandse troepen op 22 september en
29 oktober 2004 meer dan 200 doden vielen." In UNSC, Report of the Secretary-General on
the situation in Somalia, S/2005/89, 18 februari 2005, p. 6, staat vermeld dat "bij gevechten
enkele mannen van beide kanten werden gedood". ICG, Somalia: Continuation of war by
other means?, 21 december 2004, p. 17, spreekt over naar schatting 100 doden.
84 UNSC, Report of the Secretary-General on the situation in Somalia, S/2005/89, 18 februari
2005. ECLO Mog Press Review, 16 december 2004.
25
Algemeen ambtsbericht Somalië | mei 2005
Midgaan, door bandieten leeggeroofd. In het dorp Dhadinyaxye veroorzaakte een
landdispuut subclangevechten tussen de Musa Abkar en de Musa Ismail waarbij
drie personen werden gedood. Op 17 januari 2005 raakten leden van de
Warsangeli en de Dulbahante clans in Erigabo met elkaar in conflict na de moord
op een qathandelaar. Bij het geweld, dat snel om zich heen greep, vielen 15
slachtoffers en een onbekend aantal gewonden.85
Op 19 maart 2005 werd wederom een qathandelaar vermoord, ditmaal in Xudun
(provincie Sool). Het motief betrof wraak tussen leden van de Dulbahante en
Habar Yonis clans.
Aangezien in deze verslagperiode niet alleen sprake was van een nog steeds
gespannen relatie tussen Somaliland en Puntland, maar daarnaast diverse
gewapende incidenten tussen subclans plaatsvonden, is er thans voor gekozen de
provincies Sool en Sanaag in dit ambtsbericht als overgangsgebied aan te merken.
2.3.3 Het relatief veilige deel van Somalië
Somaliland
In de verslagperiode hebben zich in Somaliland geen gewapende confrontaties van
substantiële omvang voorgedaan.
Wel blijft in het gebied gevaar aanwezig door de honderdduizenden landmijnen en
niet ontplofte explosieven die zich er nog bevinden. Internationale
hulporganisaties en de Somalilandse autoriteiten hebben in de afgelopen tien jaar
middels een breed scala aan activiteiten dit probleem aangepakt: door
bewustwordingscampagnes zijn mensen geïnformeerd over de risico's van mijnen
en explosieven; burgers krijgen een financiële beloning indien zij de
explosievenopruimingsdienst waarschuwen dat zij een explosief hebben gevonden;
tienduizenden explosieven en grote stukken land86 zijn inmiddels opgeruimd;
andere stukken land zijn afgezet als gevaarlijk gebied. Desondanks worden
jaarlijks vele mensen verwond of gedood door mijnen en andere explosieven.87
Puntland
In de verslagperiode werden geen berichten ontvangen over gewapende conflicten
van substantiële omvang.
85 ECLO Mog Press Review, 17 januari 2005.
86 In september 2003 hadden de internationale hulporganisaties HALO Trust, Danish Demining
Group en Santa Barbara Foundation in totaal 115 miljoen m2 land schoongeveegd.
87 UNDP, Human Development Report Somalia 2001, p. 64-65. Somaliland Mine Action
Center 20/9/03; Police Explosive Ordnance Destruction 20/9/03; Halo Trust 22/9/03; UNDP
20/9/2003; Somalia, Landmine Monitor Report 2004, 28 oktober 2004.
26
Algemeen ambtsbericht Somalië | mei 2005
Op 8 januari 2005 beroofden bandieten een WFP vrachtauto in het Jariban district
in het noorden van de provincie Mudug. De chauffeur kwam bij deze roofoverval
om het leven.
Galkayo88
De veiligheidssituatie in Galkayo (de hoofdstad van de provincie Mudug), die in
het ambtsbericht van 22 november 2004 uitvoerig werd beschreven, heeft in de
verslagperiode voor wat betreft het deel ten noorden van de green line geen
wijziging ondergaan. Het relatief veilige deel ten noorden van de green line, dat
4/5 deel van de stad beslaat en door de Darod/Majerteen/Omar Mahamoud wordt
gedomineerd, behoort bij Puntland. In het zuidelijke deel van de stad (1/5 deel),
dat in dit ambtsbericht als relatief onveilig gebied is aangemerkt, vormen de
Hawiye/Habar Gedir/Sa'ad de meerderheid.
De eilanden voor de kust van Zuid-Somalië
In de verslagperiode werden geen berichten ontvangen over gewelddadige
gebeurtenissen op de eilanden voor de kust van Zuid-Somalië, waar de leden van
de Bajuni minderheid met de Darod/Marehan woonachtig zijn.
2.3.4 Clanbescherming, criminaliteit en effectiviteit politie in relatief veilige
gebieden
Clanbescherming
Na het wegvallen van de centrale overheid in Somalië en daarmee haar rol in het
handhaven van de veiligheid, nam het belang van de clan(familie) in de
bescherming van het individu toe. Na het uitbreken van de burgeroorlog zocht een
groot aantal ontheemden89 bescherming in hun traditionele clangebied dan wel in
het gebied van de clan waarmee de eigen groep een patroon/cliënt-relatie kent.90
Met name in het relatief veilige gebied van Somalië, waar regionale en lokale
besturen er in toenemende mate in slagen de veiligheid te handhaven, is de
noodzaak van bescherming door de clan(familie) afgenomen en zijn de
mogelijkheden om buiten de eigen traditionele clangebieden te leven, als `gast'
van de ter plekke dominante clan, toegenomen. 91 Dit wil uiteraard geenszins
zeggen dat de rol van de clan(familie) is verdwenen.
88 Voor een uitgebreide beschrijving van de veiligheidssituatie in Galkayo wordt verwezen naar
het ambtsbericht van 22 november 2004, p. 28.
89 In paragraaf 4.2.2 is aangegeven welke Somaliërs in dit ambtsbericht als ontheemd worden
beschouwd. Ontheemd staat in dit verband eveneens voor IDP en binnenlands ontheemd.
90 UNDP, Human Development Report Somalia, 2001, p. 148, NRC Global IDP, Internally
displaced Somalis face uncertain future after years of state collapse, 24 november 2004, p.
21.
91 Zie hierover o.a. Ken Menkhaus, Somalia: a Situation Analysis,2000, p. 10.
27
Algemeen ambtsbericht Somalië | mei 2005
De clan(familie) speelt weliswaar van oudsher een centrale rol in de Somalische
samenleving, maar zeker niet op een altijd voorspelbare, vaste en statische wijze.
Ten eerste hangt het niveau waarop de clan gemobiliseerd wordt af van de situatie
die het hoofd geboden moet worden. Of een beroep kan worden gedaan op de
loyaliteit van de familie, de subclan, de clan of de clanfamilie in een specifieke
situatie hangt af van de belangen die op het spel staan de familie dan wel de
subclan of nog hogere clanverbanden aangaan (een Somalisch gezegde luidt: "Ik
tegen mijn broer, mijn broer en ik tegen de clan, de clan en ik tegen de wereld").
Ten tweede kan de clanafstamming van een persoon of groep aangepast worden
aan veranderde omstandigheden. Clanafstamming kan immers niet alleen als een
antropologisch gegeven maar ook als een politieke stellingname worden gezien.
Zowel individuen als groepen kunnen aansluiting zoeken bij een andere clan dan
de eigen clan. Indien zij geaccepteerd worden, hebben ze de zogenaamde 'shegad'-
status; na verloop van tijd raken ze geïntegreerd in de nieuwe clan en passen ze
hun stamboom aan om de nieuwe situatie te weerspiegelen.92
Ten derde zijn er naast de banden met de eigen, vaderlijke, clan ook banden met
de clan van de moeder, de echtgeno(o)t(e) en eventueel de huwelijkspartners van
de kinderen. Op deze banden kan veelal in tijd van nood een beroep worden
gedaan.
Ten vierde zijn de oude regels aan verandering onderhevig als gevolg van
verstedelijking en oorlogsgeweld. In de steden zijn andere netwerken met leden
van verschillende clans van belang geworden naast de clan: school- en
beroepsgenoten, buurtgenoten, zakenpartners etc.93 Door de oorlog zijn evenwel
tegenstellingen tussen clans vaak weer aangescherpt.
Specifiek ten aanzien van de landbouwende Somali clanfamilies Rahanweyn en
Digil geldt dat zij, anders dan de nomadische Somali, eerder georganiseerd zijn op
basis van de woonplaats (het dorp) dan op basis van clanafkomst.94
In deze context is het derhalve moeilijk algemene uitspraken te doen met
betrekking tot de vraag in welke omstandigheden een individu clanbescherming
nodig heeft dan wel er op kan rekenen die te verkrijgen.
Doorgaans heeft elke Somali het eigen clangebied waar hij in principe wordt
beschermd tegen geweld van andere (sub)clans. Indien het eigen clangebied is
gelegen in het relatief onveilige gebied kan hij/zij echter wel te vrezen hebben
92 O.a. UNDP, Human Development Report Somalia , 2001, p. 149.
93 Zie ook UNDP, Human Development Report Somalia, 2001, p. 149.
94 I.M. Lewis, Peoples in the Horn of Africa, 1994.
28
Algemeen ambtsbericht Somalië | mei 2005
voor algehele onveiligheid als gevolg van conflicten met andere clans of
banditisme.
Criminaliteit en effectiviteit politie95
Zeker vergeleken met andere landen in Afrika (zoals Kenia), komt criminaliteit in
de relatief veilige gebieden weinig voor volgens alle dezerzijds in Somalië
geraadpleegde bronnen.96 Zo laten veel marktkooplui hun koopwaar `s avonds
gewoon in hun kraam liggen wanneer zij naar huis toe gaan, omdat ze er op
vertrouwen dat er niets gestolen zal worden. Wel komt het met enige regelmaat
voor dat conflicten tussen families, dikwijls over begrenzing van hun land, hoog
oplopen.97 Soms leiden dergelijke conflicten zelfs tot bloedwraak.98
In het algemeen zijn de lokale en regionale besturen in de relatief veilige gebieden
in staat de openbare orde te handhaven, zonodig met behulp van de politie.99 In de
Somalische samenleving is rechtshandhaving (van het traditionele en shari'a
recht) overigens altijd al100 primair het domein geweest van clanoudsten,
dorpsoudsten, imams en andere gemeenschapsleiders, waardoor het wegvallen van
de centrale structuren niet heeft geleid tot een volledige ineenstorting van het
systeem van handhaving van recht en openbare orde.101
De grote sociale controle in combinatie met het systeem van
compensatieregelingen (de diya) hebben een duidelijke preventieve werking.
Immers, wanneer een clanlid een misdaad pleegt tegen een lid van een andere
(sub)clan, kan het slachtoffer in principe niet alleen de dader, maar ook diens
familie in brede zin, en zonodig ook de (sub)clan, verantwoordelijk stellen.
95 Gebaseerd op o.a. US Department of State, Country report on human practices Somalia
2004, 28 februari 2005. Ken Menkhaus, Somalia: Situation and trend analysis, 20 september
2004; SACB, Human Status Report Somalia, maart 2005; MSF Holland, The situation in
Galkayo, mei 2004; UNDP Somalia, Rule of Law and Security Programme: Progress Report
January-June 2003 ; UNDP, Human Development Report Somalia 2001; Ken Menkhaus,
Somalia: State collapse and the threat of terrorism, maart 2004; alsmede op bevindingen ter
plaatse.
96 Hetzelfde stelt Ken Menkhaus, Somalia: State collapse and the threat of terrorism, maart
2004. In zijn recentere rapport (Ken Menkhaus, Somalia: Situation and trend analysis, 20
september 2004, p. 13-14) wordt dit herhaald, maar wordt ten aanzien van Puntland een
uitzondering gemaakt voor IDP's en migranten, die geen volledige bescherming genieten
onder het traditionele recht en daardoor kwetsbaarder zijn.
97 Somalië kent geen kadaster, waar landeigendom wordt geregistreerd. Om de vele conflicten
over landeigendom te beperken, helpt UNDP Somaliland om een kadaster op te zetten.
98 Bloedwraak wordt in Somalië niet als een criminele daad beschouwd, omdat op basis van
lokaal recht en de tradities bloedwraak gerechtvaardigd is.
99 Bij rechtshandhaving wordt voornamelijk gebruik gemaakt van het traditionele en shari'a
recht. Zie paragraaf 3.1 voor meer informatie hierover.
100 Dus ook vóór het uitbreken van de burgeroorlog.
101 Ken Menkhaus, Somalia: Situation and trend analysis, 20 september 2004; SACB, Human
Status Report Somalia, maart 2005; Ken Menkhaus, Somalia: State collapse and the threat of
terrorism, maart 2004, hoofdstuk 1.
29
Algemeen ambtsbericht Somalië | mei 2005
Doorgaans zullen de groepen onderling een compensatieregeling overeenkomen,
bijvoorbeeld door het gestolen goed terug te geven en/of geld of een aantal
kamelen of geiten aan (de familie van) het slachtoffer te geven. Indien (de clan
van) de dader niet bereid is compensatie te betalen, kan het slachtoffer zonodig
een beroep doen op de steun van familie en clan om de compensatie af te dwingen,
of anders te retaliëren (bloedwraak).102
Deze traditionele vorm van rechtshandhaving is naar zijn aard veel minder
effectief wanneer het slachtoffer lid van een minderheidsgroep is, dan wel van een
kleine, slecht bewapende clan. In dat geval heeft het slachtoffer immers niet de
bijstand van een hele clan als "stok achter de deur", met behulp waarvan desnoods
met geweld compensatie kan worden afgedwongen. Met name ontheemden die
zich buiten hun clangebied bevinden en onbewapende minderheden, zoals de
Bantu, vormen hierdoor een kwetsbaar doelwit voor criminelen. Dit geldt in
mindere mate voor de Midgan, die dankzij hun affiliatie met een bepaalde clan in
belangrijke mate clanbescherming genieten103 en die dikwijls zelf ook over (lichte)
wapens beschikken.
Dit betekent geenszins dat een clan een crimineel uit eigen gelederen onder alle
omstandigheden zal beschermen indien het slachtoffer "maar" van een minderheid
is. Ernstige misdrijven als verkrachting en moord104 vormen een dusdanig grote
inbreuk op de traditionele normen en waarden van de gemeenschap, dat de clan in
veel gevallen zelf ook bestraffing van de dader wenselijk zal achten.105 Voor
dergelijke misdaden kan een clanlid zelfs door de gemeenschap worden verstoten
(een van de ergst mogelijke sancties in de Somalische context).
In de relatief veilige gebieden kan eenieder voor bescherming een beroep doen op
de politie. De politie neemt daadwerkelijk actie als hun hulp wordt ingeroepen en
is over het algemeen redelijk effectief. In sommige gevallen grijpt de politie echter
niet meteen in, maar probeert de politie in eerste instantie een oplossing te vinden
via de traditionele mechanismen, eventueel tezamen met clanoudsten en andere
gemeenschapsleiders. Bij de politie van een bepaalde stad zijn leden van alle daar
woonachtige clans werkzaam, benevens enkele leden van minderheidsgroepen en
102 Bij een enquête van UNICEF werd op de vraag hoe gehandeld zou worden indien een 14-
jarige jongen een moord had gepleegd, door 47% geantwoord "clanbijeenkomst en
compensatie slachtoffer"; ruim 25% antwoordde " traditionele rechtbank en compensatie
slachtoffer"; 10% "Somalische rechtbank en gevangenis"; 6% "retaliatie door de clan van het
slachtoffer door de dader te vermoorden"; 5% "inschakelen religieuze leider om uit koran te
prediken". UNICEF Somalia, A study on child protection in Somalia, juli 2003, p. 37.
103 Dit geldt in principe niet als de dader afkomstig is van de clan waarmee de Midgan is
geaffilieerd.
104 Bedoeld wordt moord om andere redenen dan bloedwraak.
105 In de relatief veilige gebieden zijn de traditionele normen en waarden nog grotendeels intact.
Dit in tegenstelling tot de relatief onveilige gebieden.
30
Algemeen ambtsbericht Somalië | mei 2005
een klein aantal vrouwen (in Somaliland meer dan in Puntland).106 Soms,
bijvoorbeeld bij een geschil tussen clans over landeigendom, wordt de effectiviteit
van de politie beperkt doordat deze zich via clanlijnen verdeelt en zodoende niet
meer als onafhankelijke derde kan ingrijpen.
Volgens de meeste dezerzijds geraadpleegde bronnen is bij de politie sprake van
discriminatie tegen minderheden en ontheemden. Het komt echter zelden voor dat
de politie ronduit weigert om actie te ondernemen. In geval een ontheemde of
minderheid slachtoffer is van criminaliteit in de zin van bijvoorbeeld diefstal of
een geweldsmisdrijf, zal de politie doorgaans redelijk adequaat optreden, hoewel
het aannemelijk is dat de politie dan minder hard haar best zal doen dan voor
lokale bewoners behorend tot de clans. Echter, indien sprake is van een geschil
met een clanlid over bijvoorbeeld landeigendom of achterstallige betalingen voor
geleverde diensten, is de kans groot dat de politie partij zal kiezen voor het clanlid.
In een enkel geval zijn er aanwijzingen dat politieagenten zelf misdaden begingen
tegen ontheemden of minderheden.107
In heel Somalië geldt dat de politie slecht getraind is en nauwelijks over uitrusting
beschikt. Corruptie is binnen de politie alom aanwezig108. Als gevolg van het
wapenembargo is het in principe niet toegestaan uniformen of andere uitrusting te
leveren voor politieagenten in Somalië. Mede hierdoor beschikt slechts een klein
deel van de politie over uniformen, waardoor agenten niet altijd goed herkenbaar
zijn. In zowel Somaliland als Puntland is het overigens voor burgers verboden in
het openbaar wapens te dragen (hoewel bijna iedere Somaliër thuis wel een wapen
bezit).
Somaliland beschikt over ongeveer 5.500 politieagenten109, aangevuld met
Darawish (militaire politie)110. UNDP verzorgt sinds enkele jaren training, onder
andere over de mensenrechtennormen die bij arrestatie en detentie in acht
genomen dienen te worden. Ook is een politieacademie opgericht.111
106 Onbekend is of het hier vrouwen van dominante clans betreft of ook vrouwen van
minderheidsgroepen.
107 In Galkayo zou de politie betrokken zijn geweest bij een geval van bloedwraak. Zie MSF
Holland, The situation in Galkayo, mei 2004.
108 US Department of State, Somalia Country report on human rights practices 2003, 25 februari
2004.
109 Volgens opgave UNDP, 21 februari 2005. In het ambtsbericht van 22 november 2004 werd
melding gemaakt van 15.000 agenten. In Somaliland zijn bij de politie ook vrouwen en leden
van minderheden in dienst.
110 Alkmaars Steunpunt Vluchtelingen, Somaliland, land of no return, oktober 2004: in de avond
en nacht patrouilleren politie of militairen in de straten van Hargeisa.
111 Overigens vindt ook training plaats van Openbaar Ministerie, advocatuur en rechterlijke
macht. UNDP Somalia, Rule of Law and Security Programme: Progress Report January-
June 2003.
31
Algemeen ambtsbericht Somalië | mei 2005
In Puntland bestaat de politie uit circa 4.000 manschappen112, aangevuld met enige
Darawish. Alle in Bosasso aanwezige clans zijn in de politie vertegenwoordigd.
Daarnaast werkt een handjevol leden van de Bantu minderheid bij de politie. Ook
werken enkele vrouwen bij de politie. Volgens alle in Bosasso geraadpleegde
bronnen onderneemt de politie daadwerkelijk actie als deze om hulp wordt
gevraagd. In de meeste gevallen van gerapporteerde criminaliteit (doorgaans
diefstal, beroving) is de politie echter niet in staat gebleken de dader(s) op te
sporen en aan te houden. In Galkayo beperkt de politie zich tot het ingrijpen bij
reguliere criminaliteit; zij mengt zich niet in clandisputen en vergeldingsacties.
Om bovengenoemde redenen geldt voor heel Somalië dat achtergestelde groepen
zoals minderheden en ontheemden vaker dan gemiddeld slachtoffer van
criminaliteit worden. Bovendien krijgen zij aanmerkelijk minder vaak dan
gemiddeld genoegdoening, in de zin van schadeloosstelling en bestraffing van de
dader.
Zie voorts paragraaf 3.3 inzake rechtsgang en detentie.
Het is van belang te benadrukken dat bovenstaande beschrijving betrekking heeft
op de relatief veilige gebieden. Voor alle Somaliërs in de relatief onveilige
gebieden, maar in het bijzonder voor minderheden en ontheemden, is de kans om
slachtoffer te worden van criminaliteit aanmerkelijk hoger dan in de relatief
veilige gebieden. Hoewel het systeem van handhaving van recht en orde in de
relatief onveilige gebieden eveneens gebaseerd is op een combinatie van
traditioneel recht en shari'a, is de kans op enigerlei vorm van genoegdoening in
deze gebieden geringer; voor minderheden en ontheemden zelfs vrijwel non-
existent.
2.3.5 Grensoverschrijdende criminaliteit en terrorisme
Voor een beschrijving van de transnationale criminaliteit, de wapenhandel, de
islamitische beweging Al-Ittihad al-Islami, terrorisme en radicale islam in Somalië
wordt verwezen naar het ambtsbericht over de situatie in Somalië van 22
november 2004.
Met betrekking tot de wapenhandel concludeerde de VN-commissie113, die toeziet
op de naleving van het wapenembargo tegen Somalië, in haar laatste rapport dat
schending hiervan op grote schaal blijft voorkomen. In de periode van februari
2004 tot het einde van 2004 heeft de onderzoekscommissie 34 wapentransporten
ontdekt, bestaande uit lichte wapens, explosieven en luchtdoelgeschut. Deze
112 Volgens opgave UNDP, 21 februari 2005. In het ambtsbericht van 22 november 2004 werd
melding gemaakt van 5.000 agenten.
113 Middels VN-resolutie 1558 van 17 augustus 2004 werd het mandaat van de commissie
wederom verlengd.
32
Algemeen ambtsbericht Somalië | mei 2005
wapens zouden met name bestemd zijn voor oppositionele elementen in de strijd
tegen de TFG en eventuele vredestroepen.
Voorts verzamelde de onderzoekscommissie gegevens over het bestaan van 17
militaire trainingskampen die door Al-Ittihad in Somalië zijn opgericht en onder
leiding staan van Sheik Hassan Dahir Aweys, de leider van de Shari'a-hoven in
Mogadishu. De recruten zouden na hun training een islamitisch leger moeten
vormen die de transformatie van de Somalische samenleving tot een islamitische
staat in gang moet zetten. 114
2.4 Sociaal-economische situatie115
In het ambtsbericht van 22 november 2004 is in deze paragraaf uitvoerig aandacht
besteed aan de sociaal-economische situatie van Somalië, met inbegrip van de
gezondheidszorg en het onderwijs.
In de beschrijving kwam naar voren dat Somalië, mede als gevolg van de
burgeroorlog en het (nog) ontbreken van een effectieve centrale overheid, een van
de minst ontwikkelde landen ter wereld is. Somalië is sinds 1991, en dit geldt in
het bijzonder voor de bevolking in het zuiden van het land, in een neerwaartse
economische spiraal terecht gekomen. De conflicten veroorzaakten teruglopende
opbrengsten in productieve sectoren, hetgeen leidde tot armoede en
werkeloosheid. Het niveau van de medische zorg ging achteruit en het onderwijs
raakte in het slop. Doordat opleidingsmogelijkheden afnamen in aantal en
kwaliteit, ontstond een braindrain.
In de sociaal-economische situatie van Somalië zijn ook lichtpunten waar te
nemen. Zo herstelt Somalië zich langzaam van het in september 2000 door Saoedi
Arabië en de Golfstaten ingestelde invoerverbod op alle soorten vee uit de landen
van de Hoorn van Afrika wegens infectie met Rift Valley fever. De VAE hebben
het verbod eind 2002 opgeheven. Via Jemen wordt thans vee (illegaal) naar Saoedi
Arabië uitgevoerd. De Somalilandse minister van veeteelt heeft bij zijn bezoek aan
Saoedi Arabië, medio januari 2005, het importverbod op vee uit Somaliland
opnieuw met de autoriteiten besproken. Het heeft nog niet geleid tot onmiddellijke
opheffing van het verbod.116
114 UNSC-S/2005/153, 9 maart 2005.
115 Voor een uitgebreide beschrijving van de sociaal-economische situatie in Somalië, waaronder
de gezondheidszorg en het onderwijs, wordt verwezen naar het ambtsbericht van 22
november 2004.
116 ECLO-Mog Press Review, 4 januari 2005. De onafhankelijk VN-mensenrechtenrapporteur
maakte in zijn rapport van 11 maart 2005 melding van het voornemen van Saoedi Arabië om
het invoerverbod op vee uit Somalië en mogelijk Somaliland op te heffen. EIU, Country
Report Somalia, februari 2005.
---
Algemeen ambtsbericht Somalië | mei 2005
Het transitverkeer via de havens in Somalië (Bosasso, Mogadishu en Kismayo) en
Somaliland (Berbera) vormt een belangrijke inkomstenbron. Daarnaast is de
dienstensector (telecom, financiële transacties) sterk gegroeid. Particulier initiatief
van uit het buitenland terugkerende Somaliërs heeft gezorgd voor economische
opleving.
Ondanks dit alles blijven de Somalische burgers in hoge mate afhankelijk van het
geld dat zij van familieleden uit het buitenland ontvangen. Deze remittances
worden geraamd op USD 800 miljoen tot USD 1 miljard per jaar.117
Ernstige droogte die in Somalië al meer dan vier jaar aanhoudt, en slechts
incidenteel werd onderbroken door hevige stortregens die weer overstromingen
veroorzaakten, heeft meer dan 600.000 bewoners in het noordwesten en het
noordoosten van Somalië in hun voedselbehoefte getroffen. Ook in de zuidelijke
provincies van Somalië viel te weinig regen. Droogte en overstroming
veroorzaakten onder het vee veel sterfte waardoor de veehouders in grote getale
naar de steden trokken.
De humanitaire situatie in de twee provincies Sool en Sanaag bleef, ondanks de
inzet van internationale hulporganisaties, in de afgelopen maanden onveranderd
slecht. Langdurige en aanhoudende droogte veroorzaakte veel sterfte onder het
vee, waardoor veel veehouders (voornamelijk leden van de Warsangeli clan) naar
steden in deze provincies trokken. In oktober 2004 veroorzaakten plotselinge
regens veel overstromingen, gevolgd door opnieuw langdurige droogte. In
sommige delen van de provincies Sool en Togdheer zijn de waterbronnen
opgedroogd en bestaat tekort aan voedsel.118
De oostkust van Somalië werd op 26 december 2004 getroffen door een vloedgolf
die het gevolg was van een zeebeving (tsunami) nabij de westkust van Noord
Sumatra. Met name het kustgebied tussen het schiereiland Hafun (provincie Bari)
en Garacad (provincie Mudug), met een lengte van 650 kilometer, werd door de
tsunami zwaar getroffen. Het zeewater overspoelde ook steden langs de zuidkust
van Somalië, waaronder Merka, Brava, Adele en Mogadishu. Volgens de schatting
van hulporganisaties in de rampgebieden hebben 150 Somaliërs in de tsunami het
leven verloren. Meer dan 54.000 mensen raakten ontheemd en ontvingen voedsel,
water en medicijnen van ICRC en WFP. Internationale NGO's en veel landen
zegden financiële steun en hulpgoederen toe om de getroffen bevolking te helpen
hun bestaan weer op te bouwen.119
Begin maart 2005 werd melding gemaakt van giftig afval dat op de stranden langs
de oostkust van Somalië was aangespoeld. Volgens de berichtgeving zou dit afval
117 EIU, Country Report Somalia, februari 2005.
118 IRIN-persbericht, 13 april 2005, SACB Human Status Report Somalia, maart 2005, p. 7.
119 ECLO Mog Press Review, 27 en 30 december 2004; IRIN persberichten van 11, 20 en 25
januari 2005.
34
Algemeen ambtsbericht Somalië | mei 2005
in het verleden in de Somalische kustwateren door schepen uit industrielanden zijn
gelost en door de tsunami op drift zijn geraakt.120 De TFG deed een beroep op het
United Nations Environment Programme (UNEP) assistentie te verlenen bij het
onderzoek naar de onbekende, mogelijk gevaarlijke aangespoelde afvalstoffen.121
Westerse en Arabische landen verlenen hulp aan Somalië. Somaliland en Puntland
ontvangen sinds enkele jaren wederopbouwhulp, veelal via particuliere -en VN-
kanalen. In het zuiden en in de noordelijke provincies Sool en Sanaag wordt
noodhulp verleend. Nederland besteedde in 2004 Euro 3,9 miljoen in Somalië aan
humanitaire hulp, eenzelfde bedrag is voor 2005 gereserveerd.
In Somalië hebben dit jaar 1 miljoen mensen behoefte aan voedselhulp; 616.300
van hen (veelal ontheemden) hebben dringend hulp nodig. WFP heeft donoren
verzocht hiervoor USD 14 miljoen beschikbaar te stellen.122
Voorts werd op 20 oktober 2004 door de internationale donorgemeenschap onder
leiding van de VN het Coordination and Monotoring Committee opgericht dat de
donorhulp aan Somalië in samenwerking met de TFG moet stroomlijnen. Op 2
februari 2005 diende de TFG bij de CMC een plan in dat voorziet in de relocatie
van overgangsregering, parlement en overheidsinstellingen naar Somalië.123
120 SACB: Draft Human Status Report Somalia, maart 2005.
121 ARADA-persbericht, 9 maart 2005.
122 UN OCHA, Update: Affected populations in the Horn of Africa Region, 15 september 2004.
123 UNSC, Report of the SG on the situation in Somalia, S/2005/89, 18 februari 2005.
35
Algemeen ambtsbericht Somalië | mei 2005
3 Mensenrechten
3.1 Waarborgen
Door het uiteenvallen van de Somalische staat in 1991 zijn de grondwet en de
overige nationale wetgeving, evenals de naleving door Somalië van internationale
verdragen, niet langer effectief. Verschillende gemeenschappen in Somalië passen
thans verschillende regels toe. Deze regels berusten op traditioneel clanrecht,
gewoonterecht, de shari'a , de wetgeving uit de periode van onafhankelijkheid
vóór Siad Barre of die uit de periode Barre, of een combinatie van deze
systemen.124 Over het algemeen is in die gebieden waar het bestuur verder is
ontwikkeld, de rechtsgang formeler geïnstitutionaliseerd. Dit laat onverlet dat zelfs
in Somaliland de kwaliteit van de rechtsgang zwak is125.
De grondwet van Somaliland (mei 2001), het handvest van Puntland (augustus
1998) en de federale overgangsgrondwet (Nairobi, februari 2004) maken melding
van de rechten en de plichten van de burgers alsmede van onafhankelijke
rechtspraak gebaseerd op shari'a (islamitisch recht).126 In letterlijke zin zijn deze
bepalingen waarborgen tegen schending van mensenrechten en bieden kaders voor
precisering in lagere wetgeving. Tot uitwerking hiervan is het echter nooit
gekomen. In het beste geval wordt hieraan gewerkt (Somaliland).
In andere regio's in Somalië worden verschillende rechtssystemen toegepast,
gewoonlijk gebaseerd op (een combinatie van) traditioneel recht, de shari'a,
124 De eerste Somalische wetten na de onafhankelijkheid werden opgesteld met behulp van VN-
deskundigen uit verschillende landen (Egypte, Pakistan, India en Italië), met als resultaat dat
het Somalische recht een mengsel vormde van verschillende systemen (UNDP, Human
Development Report Somalia 2001). Er waren in die tijd (1960) geen shari'agerechtshoven,
en de rechterlijke macht was grotendeels onafhankelijk. Vóór en in de eerste jaren na de
onafahankelijkheid nam de invloed van het traditionele clansysteem van conflictoplossing
(diya) af. In de latere jaren van Barre werd, met de afname van het vertrouwen in het
moderne juridische systeem en de wederopleving van het clandenken, het traditionele
systeem weer in toenemende mate toegepast. Ook de toepassing van het shari'arecht kwam
op. Als gevolg van deze complexe historie hebben vele Somaliërs weinig vertrouwen in
moderne rechtspraak. De naleving van de wetten wordt in de meeste gebieden afgedwongen
door de clanoudsten, de clanmilities, en/of de shari'amilities (Joint Danish, Finnish,
Norwegian and British fact-finding mission to Nairobi, Kenya, Human rights and security in
central and southern Somalia, maart 2004).
125 Naar de mening van de onafhankelijk mensenrechtendeskundige van de VN voor Somalië, dr.
Ghanim Alnajjar. Zie zijn rapport E/CN.4/2004/103, 30 november 2003.
126 UNDP, Human Development Report Somalia, 2001.
36
Algemeen ambtsbericht Somalië | mei 2005
wetgeving uit de periode van onafhankelijkheid vóór Siad Barre127 en uit de
periode Barre.128 Met name het gebrek aan actuele wetgeving met betrekking tot
eigendom van land en gebouwen vormt een groot probleem, daar deze zaken de
basis vormen voor veel conflicten.129
In verschillende delen van Somalië functioneren nog steeds shari'ahoven.130 Deze
hoven hebben verbetering gebracht op het gebied van de openbare orde en de
rechtshandhaving. Hier staat tegenover dat sommige elementen van de shari'a,
zoals amputatie van handen in geval van diefstal, of steniging in geval van
overspel, in strijd zijn met internationaal aanvaarde mensenrechten.
3.2 Toezicht
Naar verwachting zal de TFG, als opvolger van de TNG, de zetel van Somalië bij
de VN gaan bezetten131. Internationaal toezicht uit hoofde van de verdragen
waarbij dit land partij is, wordt evenwel bemoeilijkt door het feit dat de TFG haar
gezag in Somalië nog niet heeft kunnen vestigen. De voorgaande
overgangsregering (TNG) heeft dit gezag vrijwel moeten ontberen. Er is dan ook
geen sprake van rapportage door deze overgangsregeringen aan de verscheidene
verdragscomités.
Een onafhankelijke deskundige voor Somalië rapporteert jaarlijks aan de VN-
Mensenrechtencommissie. Sinds juni 2001 wordt deze functie bekleed door de
Koeweiti hoogleraar dr. Ghanim Alnajjar.
Ook draagt informatie van de diverse in Somalië werkzame VN-organisaties
(waaronder UNHCR en het Bureau van de Hoge Commissaris voor de
Mensenrechten en UNDP), het Internationale Rode Kruis (ICRC) en andere
internationale NGO's (waaronder Amnesty International en Artsen zonder
Grenzen) bij aan het toezicht op naleving van de mensenrechten.
In Somalië zijn tal van lokale NGO's actief, waaronder
mensenrechtenorganisaties. In Somaliland zijn dit onder andere Somaliland Horn
127 In art. 71 lid 2 van de federale overgangsgrondwet (2004) staat vermeld : The 1960 Somalia
Constitution and other national laws shall apply in respect of all matters not covered and not
inconsistent with this charter.
128 US Department of State, Somalia, Country Reports on Human Rights Somalia 2004, 28
februari 2005.
129 O.m. NRC Global IDP, Internally displaced Somalis face uncertain future after years of state
collapse, Executive summary, 24 november 2004.
130 Ken Menkhaus, Somalia, Situation and Trend Analysis, 20 september 2004: Shari'ahoven
functioneren in Zuid- en Centraal Somalië, te weten in Kismayo, Lower Shabelle, een groot
deel van Mogadishu en Beletweyn.
131 Geen bericht werd ontvangen of de TFG inmiddels een vertegenwoordiger bij de VN heeft
benoemd.
37
Algemeen ambtsbericht Somalië | mei 2005
Watch, Nagaad (een overkoepelende organisatie van mensenrechten-NGO's,
gericht op de economische, sociale en politieke emancipatie van vrouwen) en
COSONGO (Consortium of Somaliland NGOs). In Mogadishu werken de Dr.
Ismail Juma'le Human Rights Organization en het Peace and Human Rights
Network, dat 21 Somalische NGO's verenigt en zich met name sterk maakt voor
duurzame vrede en versterking van het maatschappelijk middenveld (civil society).
Daarnaast bestaat in Zuid-Somalië NETSON (Network for Somali NGOs). In
Puntland zijn twee NGO-consortia opgericht, te weten Talal Wadaq (ongeveer 20
NGO's die zich voornamelijk richten op capaciteitsopbouw in geheel Puntland) en
WAWA (28 vrouwen-NGO's actief op gebied van vrouwenrechten). Tien
organisaties die worden gesteund door NOVIB en zich hebben verzameld onder de
naam G-10, doen in Somalië systematisch onderzoek naar
mensenrechtenschendingen.
3.3 Naleving en schendingen
Hieronder wordt - voor zover bekend - de naleving en schending van een aantal
klassieke grondrechten in de verschillende delen van Somalië behandeld.
3.3.1 Persvrijheid en vrijheid van meningsuiting
Aangezien in Somalië slechts zo'n 17% van de bevolking kan lezen en
schrijven132, is de orale traditie sterk ontwikkeld.133 Nieuws wordt doorverteld,
waardoor het zich zelfs in afwezigheid van de media over grote gebieden snel
verspreidt. Onder andere in de vele qat-café's verzamelen zich dagelijks mannen
om de meest uiteenlopende onderwerpen te bespreken, waaronder politiek.
Slechts een klein deel van de bevolking bezit een radio en een nog geringer aantal
heeft een televisietoestel. Waar een radio of TV aanwezig is, komen echter veel
familieleden, vrienden en buurtbewoners langs om mee te luisteren en/of te kijken.
De radio is nog steeds het belangrijkste medium voor massacommunicatie.
Televisieprogramma's worden door een vijftal stations uitgezonden134.
Er zijn circa 12 radiostations.135 De BBC zendt dagelijks een radioprogramma uit
132 Zie paragraaf 2.4, Onderwijs.
133 Somaliërs staan bekend als meesters in het vertellen van verhalen die zij in indrukwekkende
aantallen geheel gememoriseerd hebben.
134 TV-zenders zijn: Horn Afrik, Somali Television Network, Somaliland Television, STV en
TV Burco (bron: UNDP Human Development Report Somalia 2001).
135 Lokale radio zenders zijn o.a: BBC Somali Service, Bosasso FM, Horn Afrik Radio, Radio
Baidoa, Radio Free Somalia, Somali Television Network Radio, Voice of the Holy Koran,
Voice of the People, Voice of the Republic of Somalia, Voice of the Republic of Somaliland.
(UNDP Human Development Report Somalia 2001, pagina. 87).
38
Algemeen ambtsbericht Somalië | mei 2005
in de Somalische taal. De geschreven pers bestaat voornamelijk uit kranten met
een kleine oplage, die in de grotere steden verschijnen. In Mogadishu verschijnen
ongeveer twintig dagbladen. Somaliland heeft twee dagbladen, een overheidskrant
en een onafhankelijk dagblad, daarnaast is er een Engelstalig weekblad. In heel
Somalië verschijnen ongeveer 40 dagbladen.136 Sinds enkele jaren heeft ook het
internet zijn intrede gedaan in Somalië, waartoe de Somalische bevolking
onbeperkt toegang heeft.137 In veel Somalische steden zijn internetcafés geopend.
De federale grondwet (2004) vermeldt dat de TFG in Somalië persvrijheid en de
vrijheid van meningsuiting garandeert (art. 20). Niettemin hebben zich in de
verslagperiode wel een aantal incidenten voorgedaan van hinder, arrestatie en
detentie van journalisten. Dit gold voor alle delen van het land.138
Eind december 2004 werd een verslaggever van Radio Horn of Africa door
milities van een shari'a rechtbank in Mogadishu vanwege vermeende onjuiste
berichtgeving aangehouden. Dankzij interventie van enkele mensenrechten-
organisaties, waaronder de Dr. Ismail Juma'le Human Rights Organization, werd
betrokkene na 24 uur vrijgelaten.139
In Somaliland mogen onafhankelijke radio- en TV zenders sinds september 2003
niet meer uitzenden omdat zij door de Somalilandse autoriteiten als een gevaar
voor de nationale veiligheid worden beschouwd.140 In Hargeisa werd begin januari
2005 een journalist van het dagblad Hatuf gedetineerd op beschuldiging van
onjuiste berichtgeving over een op handen zijnde kabinetswijziging door president
Kahin.141 Op 4 april 2005 viel de Somalilandse politie het onderkomen van de
onafhankelijke zender Radio Horyaal binnen. De zender was niet in Somaliland
geregistreerd, bezat geen officiële zendvergunning en werd door de regering in
verband gebracht met de oppositie (Kulmiye). De uitzendingen van Radio Horyaal
bleken echter niet illegaal, want de zender zend vanuit Europa haar programmas
uit.142
136 US Department of State, Somalia Country Reports Somalia 2003, 25 februari 2004; UNDP
Human Development Report Somalia 2001, pagina. 87-88.
137 US Department of State, Country Report Somalia on Human Rights Practices 2004, 28
februari 2005.
138 SACB, Human Status Report Somalia, maart 2005.
139 ECLO Mog Press Review, 1 en 3 januari 2005.
140 US Department of State, Somalia Country Report on Human Rights Practices 2004, 28
februari 2005.
141 ECLO Mog Press Review, 3 januari 2005. Omtrent de afloop van de aanhouding van de
journalist werd geen bericht ontvangen.
142 African Rights, Curbing freedom of expression in Somaliland, 6 april 2005.
39
Algemeen ambtsbericht Somalië | mei 2005
3.3.2 Vrijheid van vereniging en vergadering
Volgens de federale overgangsgrondwet van februari 2004 mogen Somaliërs in
alle vrijheid bij elkaar komen, vakbonden oprichten en demonstreren (art.19). De
TFG zal de oprichting van politieke partijen aanmoedigen (art. 21). Partijen met
militaire beginselen zijn echter verboden en ook partijen die uitsluitend langs
clanlijnen zijn samengesteld, zijn niet toegestaan. Ook wordt in de grondwet een
aanzet gegeven voor het opstellen van een kieswet.
Niettemin vormde de slechte veiligheidssituatie, in met name het zuidelijke deel
van Somalië, een grote beperking voor groepen om van deze grondrechten gebruik
te kunnen maken. Vele clans hielden bijeenkomsten in de loop van het jaar, maar
in de relatief onveilige gebieden deden ze dit onder strikte veiligheidsmaatregelen
om zo zichzelf te beschermen. In weerwil van de grondwettelijke bepalingen
vergden politieke bijeenkomsten tot op heden doorgaans wel instemming van de
dominante clan in het desbetreffende gebied.
Artikel 22 lid 3 van de federale overgangsgrondwet bepaalt dat alle geregistreerde
NGO's binnen de federale republiek Somalië ongehinderd hun activiteiten kunnen
ontplooien. In werkelijkheid kunnen deze NGO's inderdaad ongehinderd hun
werkzaamheden uitvoeren, indien de veiligheidsomstandigheden dit toelaten.143.
In Somaliland kan publiekelijk oppositie worden gevoerd. Sinds juni 2000 is er
een wet die de vorming van politieke partijen toestaat. De grondwet bevestigt de
vrijheid van vereniging. Hoewel de regeringspartij UDUB domineert, kan niet
gesteld worden dat de oppositie stelselmatig gedwarsboomd wordt.
De Somalilandse grondwet garandeert het recht op vrijheid van vergadering. Sinds
de verkiezingen van april 2003 zijn politieke demonstraties echter verboden.144
Sinds voorjaar 2004 is het recht om vreedzaam te demonstreren, ook in de praktijk
ingeperkt. 145 In juli 2004 vaardigde de Somalilandse regering een verbod uit op
bijeenkomsten van ongeregistreerde maatschappelijke organisaties.146 De mensen
die tijdens een demonstratie op 18 mei 2004 waren gearresteerd (zie het vorige
ambtsbericht), zijn kort daarna vrijgelaten onder druk van
mensenrechtenorganisaties. Op 4 november 2004 werden circa 30 jongeren en
143 US Department of State Somalia Country report on Human Rights Practices 2004, 28
februari 2005; UN Economic and Social Council, Commission on Human Rights: Report of
the independent expert, E/CN.4/2004/103, 30 november 2003.
144 US Department of State Somalia Country report on Human Rights Practices 2004, 28
februari 2005, p. 6.
145 O.a. Alkmaars Steunpunt Vluchtelingen, Somaliland, land of no return, october 2004; Ken
Menkhaus, Somalia, Situation and Trend Analysis van 20 september 2004.
146 Ken Menkhaus, Somalia, Situation and Trend Analysis van 20 september 2004. Volgens
SACB: Draft Human Status Report Somalia, maart 2005, p. 13, betreft het verbod alle
bijeenkomsten "organized by civic organizations to discuss topical matters affecting
Somaliland".
40
Algemeen ambtsbericht Somalië | mei 2005
kinderen gearresteerd tijdens een demonstratie in Boroma. Zij werden door
National Security Committees veroordeeld tot detentie.147
In Puntland zijn politieke partijen nog altijd niet toegestaan. Mensen mogen wel
bij elkaar komen en over politiek praten. De islamitische beweging Al-Ittihad is
verboden. Leden van Al-Ittihad die zich profileren, lopen grote kans te worden
gearresteerd. In de verslagperiode werd geen melding van arrestaties van politieke
activisten ontvangen.
3.3.3 Vrijheid van godsdienst
Artikel 8 van de federale overgangsgrondwet van Somalië bepaalt dat de islam de
nationale godsdienst is. Vrijwel alle Somaliërs zijn soennitisch moslim.148 Er is
een sterke sociale druk om de islamitische tradities na te leven.
In Somalië is eveneens een kleine, onopvallende christelijke gemeenschap
aanwezig. Mensen die openlijk verklaren geen moslim te zijn, kunnen worden
lastig gevallen. Zowel wetgeving in Somaliland en Puntland als de lokale tradities
verbieden zending onder moslims; dit wordt dan ook niet getolereerd.
Internationale christelijke hulporganisaties kunnen in Somalië in het algemeen
ongestoord werken.149
In Somaliland vormt de shari'a de basis van de grondwet. In verschillende
gebieden van Somalië zijn shari'ahoven invloedrijk, bijvoorbeeld in Mogadishu.150
3.3.4 Bewegingsvrijheid151
Binnen Somalië wordt de bewegingsvrijheid niet ingeperkt door regelgeving.
Volgens de federale overgangsgrondwet staat het een ieder vrij om in Somalië te
gaan en staan waar hij wil.152 In de praktijk legt de veiligheidssituatie echter
beperkingen op. In het relatief veilige deel van Somalië (zie paragraaf 2.3) kunnen
Somaliërs vrij en normaal gesproken veilig reizen. Het komt voor dat zich op
147 SACB: Draft Human Status Report Somalia, maart 2005, p. 13.
148 Zie paragraaf 2.3 over neo-fundamentalistische stromingen binnen de islam.
149 US Department of State, Somalia Country Report on Human Rights Practices 2004, en
International Religious Freedom Report 2004, 15 september 2004.
150 US Department of State, Somalia, International Religious Report 2004, 15 september 2004.
151 Zie ook paragraaf 4.3
152 US Department of State, Country Report Somalia on Human Rights Practices 2004, 28
februari 2005.
41
Algemeen ambtsbericht Somalië | mei 2005
sommige wegen door milities bemande posten bevinden waar de reiziger voor
gebruik van de weg moet betalen. Incidenteel komen overvallen op auto's voor.153
In het relatief onveilige gebied van Somalië en in de conflictgebieden zijn de
risico's van reizen groter, met name in de buurt van steden of andere locaties waar
strijd wordt geleverd. Ook is melding gemaakt van controleposten waarbij de
militie geen doorgang verleende aan leden van bepaalde clans of facties.154
Ondanks de slechte conditie van de wegen is er veel verkeer tussen de
noordoostelijke en noordwestelijke regio's, en tussen de noordoostelijke regio's en
de aangrenzende regio's in het zuiden. Voor Somaliërs is het gebruikelijk om bij
het reizen hun voorzorgen te nemen (bepaalde plaatsen en tijden vermijden, in
groepen reizen, etc.).
Banditisme komt voor in de relatief onveilige gebieden en geldt als voornaamste
bedreiging van de veiligheid.155 In de verslagperiode werden meldingen ontvangen
van wegversperringen in de provincies Hiiran, Bay en Lower Shabelle waar
bandieten vrachtauto's van hun lading beroofden en reizigers werden afgeperst.156
In de provincies Lower Juba, Bay, Bakool, Galgadud en Hiiran zijn veel wegen
onveilig door landmijnen en andere explosieven157. Mijnen komen eveneens nog
voor langs de wegen in Somaliland.
3.3.5 Rechtsgang158
In Somalië, inclusief Somaliland en Puntland, wordt de meerderheid van de
ontstane geschillen en misdrijven op basis van traditioneel recht door clanoudsten
afgehandeld.159 Tijdens een onderzoek in 2002 gaf 94% van de stedelingen en
97,8% van de plattelandsbewoners aan toegang te hebben tot traditionele
rechtspraak door clanoudsten; 47,8% respectievelijk 37,4% heeft toegang tot
shari'a gerechtshoven en slechts 35% respectievelijk 25,6% van de respondenten
stelde de mogelijkheid te hebben zich tot reguliere rechtbanken te wenden.160
153 Zoals op 29 december 2004 nabij Hullul (in de provincie Sanaag) toen een vrachtauto van
WFP met voedsel door bandieten werd leeggeroofd (zie paragraaf 2.3.2)
154 US Department of State, Country report Somalia on Human Rights Practices 2004, 28
februari 2005.
155 Joint Danish, Finnish, Norwegian and British fact-finding mission to Nairobi, Kenya: Human
rights and security in central and southern Somalia, maart 2004.
156 ECLO Mog Press Review, 15 en 27 december 2004, 1 januari 2005.
157 Landmine Monitor, Report Somalia 2004, 28 oktober 2004. Hoewel weinig informatie
beschikbaar is over mijnongelukken zijn volgens dit rapport in de provincies Bay, Gedo, en
Middle Shabelle in 2003 tenminste 40 mensen bij mijnexplosies om het leven gekomen.
158 Zie paragraaf 2.3.3 voor informatie inzake het rechtssysteem in Somalië, criminaliteit en de
effectiviteit van de politie.
159 Ken Menkhaus, Somalia, Situation and Trend Analysis, 20 september 2004.
160 UNDP, Socio-economic survey of Somalia 2002, 2002, p. 51, Home Office, Somalia Country
Report, oktober 2004.
42
Algemeen ambtsbericht Somalië | mei 2005
De enige delen van Somalië waar een officiële rechterlijke macht functioneert, zijn
Somaliland en Puntland. Ook in deze regio's is de rechtsgang echter gebrekkig,
onder andere als gevolg van een gebrek aan geld, infrastructuur en goed opgeleide
(en betaalde) rechters en rechtbankpersoneel. De rechtsgang wordt verder
gehinderd door corruptie en met name in Somaliland- beïnvloeding door de
autoriteiten. Bovendien wordt de rechtszekerheid beperkt door het ontbreken van
een coherent rechtsstelsel; rechters hanteren een combinatie van traditioneel recht,
wetgeving van voor en na het uitbreken van de burgeroorlog en shari'a recht.
Eenduidige interpretatie van de rechtsregels wordt hierdoor bemoeilijkt.161
Zie voorts paragraaf 3.3.6 inzake de rechtszaak in Somaliland tegen een
zestienjarig meisje uit Puntland, waarbij tal van waarborgen voor een eerlijk
proces werden geschonden.
3.3.6 Arrestaties en detenties
In Zuid-Somalië komt willekeurige detentie door diverse facties voor.162 In heel
Somalië vinden aanhoudingen geregeld op hardhandige wijze plaats.
In Somaliland werd op 15 december 2004 een 16-jarig Somalisch meisje, genaamd
Zamam Ahmed Dualeh, afkomstig uit Puntland, door de rechtbank in Hargeisa
veroordeeld tot vijf jaar gevangenisstraf wegens spionage. Zij was op 15 augustus
2004 bij het huis van de vice-president van Somaliland gearresteerd, tezamen met
de chauffeur die haar van Bosasso naar Hargeisa had gebracht. Zij werden
beschuldigd van spionage en het liegen over hun naam en clanafkomst.
Betrokkenen ontkenden alle beschuldigingen; Zamzam verklaarde dat zij de nicht
is van de Somalilandse minister van Sport en per abuis niet naar zijn huis was
gereden, doch naar het huis van de vice-president. Het proces en de veroordeling
van Zamzam en haar chauffeur163 trokken de aandacht van internationale
mensenrechtenorganisaties. Zij maakten zich sterk voor haar vrijlating, temeer
161 Center for Creative Solutions, Conflict Analysis Regional Report Somaliland, september
2004; Puntland Development Research Center, Conflict Analysis Regional Report Puntland,
augustus 2004; Ken Menkhaus, Somalia, Situation and Trend Analysis, 20 september 2004;
SACB: Draft Human Status Report Somalia, maart 2005; US Department of State, Somalia
Country report on human rights practices 2004, 28 februari 2005; Alkmaars Steunpunt
Vluchtelingen, Somaliland land of no return, 15 december 2004; UN Economic and Social
Council, Commission on Human Rights, Report of the independent expert, E/CN.4/2005/117,
11 maart 2005.
162 US Department of State, Somalia Country report on human rights practices 2004, 28 februari
2005.
163 De chauffeur werd op 17 augustus, een paar dagen na zijn arrestatie, vrijgelaten wegens
gebrek aan bewijs. In de tussentijd bleek zijn auto te zijn gebruitk en beschadigd door een
politie-officier. Toen de chauffeur de politie verzocht de schade te repareren, werd hij
opnieuw gearresteerd en wederom gedetineerd op verdenking van spionage.
43
Algemeen ambtsbericht Somalië | mei 2005
omdat zij verklaarde tijdens haar detentie meerdere keren door politieagenten te
zijn verkracht en gemarteld.164 Op 14 oktober werden vier
mensenrechtenactivisten, een professor van de rechtenfaculteit van Hargeisa en
een parlementslid kortstondig gedetineerd wegens hun inzet voor deze rechtszaak.
Toen op 24 november de vier advocaten van het meisje verzochten om alle
aanklachten te laten vervallen, onder meer omdat de rechter niet onpartijdig zou
zijn, werden zij veroordeeld tot 3 jaar gevangenisstraf wegens minachting van de
rechter (contempt of court). Uiteindelijk gelukte het de onafhankelijke
mensenrechtendeskundige van de VN, die Somaliland op 2 februari bezocht, de
om een presidentieel pardon voor het meisje te verkrijgen. In zijn gezelschap
vloog betrokkene naar Garowe in Puntland.165
Op 29 november 2004 werden in Hargeisa drie personen aangehouden waarvan de
politie liet weten dat deze tot de Ethiopische rebellenbeweging ONLF behoorden.
De arrestanten zouden aan de Ethiopische autoriteiten worden overgedragen.166
In Hargeisa wordt voorts sinds 2003 een groep van 29 `Ogaden-rebellen' in de
gevangenis van Hargeisa vastgehouden die zijn beschuldigd van subversieve
activiteiten tegen de regering in Ethiopië. Somalilandse mensenrechtenactivisten
beschouwen deze gedetineerden als politieke gevangenen.167
In Hargeisa werd op 28 december 2004 in opdracht van de minister van
Binnenlandse Zaken een parlementslid gearresteerd. Hij werd van anti-
Somalilandse activiteiten verdacht.168
De omstandigheden in de overvolle gevangenissen variëren per regio, maar zijn
over het algemeen uitermate slecht.169 Na zijn bezoek aan Somaliland en Puntland,
eind januari 2005, constateerde de onafhankelijke mensenrechtendeskundige van
de VN dat de gedetineerden in Hargeisa en Bosasso in het algemeen goed leken te
worden behandeld. Wel bleven de verzorging (medicijnen en voeding), opleiding
en de kleine cellen in de gevangenissen voor verbetering vatbaar. Dit gold met
164 Ook de chauffeur, Omer Abde Warsame, heeft verklaard te zijn gemarteld door de politie.
165 SACB, Draft Human Status Report Somalia, maart 2005; Amnesty International, public
statement, 17 december 2004; African Rights, a presidential pardon, 3 februari 2005; IRIN
persbericht, 3 februari 2005; Alkmaars Steunpunt Vluchtelingen, Somaliland land of no
return, 15 december 2004; Report of the independent expert on the situation of human rights
in Somalia, E/CN.4/2005/117, 11 maart 2005.
166 ECLO Mog Press Review, 30 november 2004.
167 SACB, Draft Human Status Report Somalia, maart 2005.
168 ECLO Mog Press Review, 29 december 2004. Van de vrijlating van het parlementslid werd
geen bericht ontvangen.
169 US Department of State, Somalia Country report on human rights practices 2004, 28 februari
2005; UN Economic and Social Council, Commission on Human Rights, Report of the
independent expert, E/CN.4/2004/103, 30 november 2003.
---
Algemeen ambtsbericht Somalië | mei 2005
name voor de hoofdgevangenis in Hargeisa.170 Bij eerdere bezoeken kwalificeerde
hij de omstandigheden in deze gevangenissen nog als subhuman. 171
De onafhankelijke mensenrechtendeskundige van de VN in zijn rapport van 11
maart 2005 voorts melding van toenemend gewelddadig optreden van de
Somalilandse politie. In januari 2005 leidde dit excessieve optreden tot de dood
van een drietal burgers.
Er is in Somalië geen speciaal jeugdstrafrecht. Volgens de shari'a mogen kinderen
onder de 15 jaar niet gedetineerd worden. Jongens zitten samen met mannen in de
cel. Vrouwen worden vrijwel nooit gearresteerd of gedetineerd. Mocht dit wel het
geval zijn, dan worden vrouwen in geen geval samen met mannen in een cel
ondergebracht. Er zijn geen vrouwengevangenissen. In het uitzonderlijke geval dat
een vrouw gedetineerd wordt, gebeurt dit in de cel van een politiebureau. In
Somaliland en Puntland is een aantal vrouwen werkzaam bij de politie, doorgaans
in administratieve functies. Bij arrestatie van een vrouw wordt in principe gebruik
gemaakt van de vrouwelijke politiemedewerkers.172
3.3.7 Mishandeling en foltering
In het relatief onveilige gebied in Somalië hebben leden van milities zich
regelmatig schuldig gemaakt aan mishandeling en verkrachting.173
Door de shari'a-wetgeving kunnen zweepslagen of amputatie van ledematen
opgelegd worden. In ieder geval sinds 1996 zijn geen gevallen van amputatie of
zweepslagen bekend. In juni 2002 werd (voor zover bekend voor het laatst) een
vonnis tot steniging door een hof in Mogadishu uitgesproken, maar na een storm
van kritiek van de bevolking werd het vonnis onder druk van de TNG
ingetrokken.174
170 Dr. Alnajjar, briefing notes Human Rights Mission Somalia, 26 januari 7 februari 2005.
171 UN Economic and Social Council, Commission on Human Rights, Report of the independent
expert, E/CN.4/2004/103, 30 november 2003. In 2003 kreeg een delegatie van Amnesty
International van de regering van Somaliland toestemming de gevangenissen te bezoeken en
gedetineerden te interviewen. AI heeft over dit bezoek geen rapport uitgebracht. AI
constateerde destijds dat de gevangenisomstandigheden armzalig waren, minderjarigen bij
ouderen in de cel verbleven en dat er kinderen verbleven die op verzoek van de ouders
dicipline werd bijgebracht. Brief AI Nederland van 25 februari 2005 aan advocatenkantoor
Böhler te Amsterdam.
172 Niet bekend is of het 16-jarige Somalische meisje door vrouwelijke politiemedewerkers is
gearresteerd. Betrokkene verklaarde tijdens haar detentie meerdere keren door politieagenten
te zijn verkracht (zie paragraaf 3.3.6).
173 US Department of State, Somalia Country Report on human rights practices 2004, 28
februari 2005.
174 Amnesty International, januari 2003.
45
Algemeen ambtsbericht Somalië | mei 2005
In Somaliland en Puntland komt mishandeling van gedetineerden voor, zowel op
politiebureaus als in gevangenissen. Voorts werd een aantal gevallen175 van
marteling gemeld.176
Het in Somalië wijdverbreide gebruik van vrouwenbesnijdenis (genitale
verminking) wordt behandeld in 3.4.4, evenals (seksueel) geweld tegen vrouwen.
3.3.8 Verdwijningen en ontvoeringen
Er zijn geen berichten bekend over verdwijningen in Somalië. Er kan echter vanuit
worden gegaan dat deze in het relatief onveilige gebied voorkomen en voor de
buitenwacht (media, non-gouvernementele organisaties) gemakkelijk verborgen
kunnen blijven. Waren daarentegen verdwijningen in het relatief veilige gebied
voorgekomen dan zouden deze naar verwachting in de openbaarheid zijn
gekomen.
In het zuiden van Somalië bleven ontvoeringen tegen losgeld voorkomen, met
name in Mogadishu. Volgens de dr. Ismail Juma'le Human Rights Organization
vonden in 2004 in Mogadishu tenminste 200 ontvoeringen tegen losgeld plaats.177
In december 2004 bijvoorbeeld, werd in Merka (provincie Lower Shabelle) een
islamitische leider, Sheikh Mohamed Ali Dahir, ontvoerd. Zijn ontvoerders
werden enkele dagen later door milities van een Shari'a rechtbank in Mogadishu
gearresteerd. Het slachtoffer kwam ongedeerd vrij.178
3.3.9 Buitengerechtelijke executies en moorden
Zoals beschreven in hoofdstuk 2.3 hebben gewapende conflicten tussen diverse
facties en milities in de verslagperiode wederom veel slachtoffers geëist. Er zijn
echter geen berichten bekend dat lokale autoriteiten in het relatief onveilige gebied
zich schuldig hebben gemaakt aan buitenrechtelijke executies. Dit geldt eveneens
voor de autoriteiten in het relatief veilige gebied.
In de verslagperiode vonden in Mogadishu tenminste 15 moordaanslagen plaats op
prominente Somaliërs. Hoewel de motieven voor deze aanslagen onduidelijk zijn,
werden deze door enkele bronnen in verband gebracht met de steun die de
175 Waaronder de zaak van Zamzam en haar chauffeur, zie paragraaf 3.3.6.
176 O.a. US Department of State, Somalia Country Report on Human Rights Practices 2004, 28
februari 2005.
177 US Department of State, Somalia Country Report on Human Rights Practices 2004, 28
februari 2005.
178 ECLO Mog Press Review, 15 december 2004.
46
Algemeen ambtsbericht Somalië | mei 2005
slachtoffers hebben uitgesproken voor de stationering van buitenlandse
vredestroepen in Somalië voor de bescherming van de Transitional Federal
Institutions (TFI) na hun vestiging in Somalië.179
3.3.10 Doodstraf
Het traditionele recht kent de doodstraf voor moord als de familie of de clan van
het slachtoffer niet tot overeenstemming komt met de familie of de clan van de
dader over de compensatieregeling (diya). Ook de shari'ahoven kennen de
doodstraf (bijvoorbeeld steniging in geval van overspel) maar voor zover bekend
heeft executie door middel van steniging sinds 1993 niet meer plaats gevonden.
De doodstraf wordt door plaatselijke autoriteiten in het relatief onveilige gebied
regelmatig uitgesproken en incidenteel ook uitgevoerd.
De wet in Somaliland kent de doodstraf voor moord. De voltrekking ervan wordt
evenwel doorgaans afgewend door betaling van compensatie. In de verslagperiode
zijn geen gevallen van tenuitvoerlegging bekend geworden.
Ook in Puntland bestaat de mogelijkheid van de doodstraf, uitsluitend voor
bewezen moord. Voor zover bekend werden laatstelijk op 21 juli 2003 drie
personen voor dit vergrijp ter dood gebracht in Bosasso. Begin februari 2005
bevonden zich in de gevangenis van Bosasso veijf gedetineerden die ter dood
waren veroordeeld.180
3.4 Positie van specifieke groepen
In de volgende paragrafen wordt ingegaan op de positie van een aantal specifieke
groepen, te weten: minderheden; bepaalde, aan clans gerelateerde groepen;
vrouwen; en minderjarigen. Tot slot volgen enkele opmerkingen over gedwongen
rekrutering.
179 De UN Security Coordinator in Nairobi meldde op 2 februari 2005 dat het aantal moorden op
hooggeplaatste Somaliërs in Mogadishu gedurende de maanden november, december 2004 en
januari 2005, 15 bedroeg.
180 Report of the independent expert on the situation of human rights in Somalia,
E/CN.4/2005/117, 11 maart 2005.
47
Algemeen ambtsbericht Somalië | mei 2005
3.4.1 Minderheden181
In deze paragraaf wordt eerst ingegaan op de positie van de niet-Somali
minderheden in het algemeen. Daarbij wordt in het bijzonder ingegaan op de
belangrijkste groepen, te weten de Bantu, Benadiri, Bajuni, de beroepskasten
(Midgan, Tumal en Yibir ofwel tezamen Gaboye), en Eyle.
Zoals vermeld in paragraaf 2.1.1 bestaat er naast de overheersende, Somalische
nomadische cultuur een verscheidenheid aan groepen met een daarvan afwijkende
cultuur, zoals de landbouwende Somali clanfamilies en de niet-Somali
minderheden.
De van de landbouw levende Somali clanfamilies Rahanweyn en Digil worden
door de nomadische Somali clanfamilies als minder 'nobel' beschouwd. Nog lager
is de status van de niet-Somali minderheden, die naar schatting 15% van de
Somalische bevolking uitmaken182. De niet-Somali minderheden kennen geen
clanstructuur dan wel een clanstructuur die veel minder uitgesproken is dan die
van de nomadische Somali clanfamilies. Om die reden worden de minderheden
ook wel 'clanlozen' genoemd. Traditioneel vallen deze minderheden buiten de
Somali (clan)wet, waardoor zij geen bescherming genieten, tenzij een Somali clan
heeft geaccepteerd hen te beschermen. Verschillende vormen van affiliatie en
integratie van minderheden met Somali clans komen voor, en kunnen leiden tot
bescherming van de minderheid door de clan. Huwelijken van Somali met leden
van minderheidsgroepen zijn traditioneel niet toegestaan (ofschoon in de praktijk
er wel voorbeelden van bekend zijn). In het algemeen hebben de minderheden
zwaar te lijden onder de gewapende conflicten, daar zij doorgaans ongewapend
zijn en door hun beroepen veelal over enige financiële middelen beschikken. Zij
zijn gemakkelijke slachtoffers van roof, plundering en moord door milities.
Vele leden van de minderheidsgroepen in het zuiden zijn in de loop van de
burgeroorlog gevlucht, met name naar Kenia en westerse landen, maar ook naar
Somaliland en Puntland. Volgens sommigen heeft zich in de jaren `90 de laatste
fase afgespeeld van een proces van verdrijving van minderheden van hun
grondgebied door de Somali clans, dat al veel eerder was begonnen.
In het relatief onveilige gebied is de positie van minderheden als slecht te
kenmerken. Voor de leden van de minderheden geldt in dit gebied nog steeds dat
181 O.a. gebaseerd op: Report on Minority Groups in Somalia, door de Joint British, Danish and
Dutch factfinding mission, uitgave september 2000; Joint Danish, Finnish, Norwegian and
British fact-finding mission to Nairobi, Human rights and security in central and southern
Somalia, maart 2004. In het laatstgenoemde rapport melden VN-instellingen en NGO's dat
de informatie, opgenomen in het eerst genoemde rapport van september 2000, nog steeds
geldig is. Home Office, Somalia country report, oktober 2004. Daarnaast zijn tijdens
bezoeken aan Somalië bronnen ter plaatse geraadpleegd over de positie van minderheden.
182 CIA World Factbook 2004, 11 mei 2004.
48
Algemeen ambtsbericht Somalië | mei 2005
zij, eerder dan de Somali, slachtoffer kunnen worden van intimidatie en misbruik
door gewapende leden van de milities. Niettegenstaande deze onveiligheid is het
niet zo dat alle personen die tot een bepaalde minderheidsgroep behoren voor (op
de persoon gerichte) vervolging hebben te vrezen wegens het behoren tot die
minderheid. Zoals uit het onderstaande mag blijken, is voorts de situatie niet voor
alle minderheden dezelfde.
Voor wat betreft de positie van minderheden in het relatief veilige deel van
Somalië, wordt verwezen naar paragrafen 2.3 en 4.2.
Het is niet exact bekend hoeveel en welke minderheden in Somalië bestaan.
Hieronder volgt voor een aantal belangrijke minderheden - de Bantu, Benadiri (of
Reer Hamar), Bajuni, de beroepskasten (Midgan, Tumal en Yibir ofwel tezamen
Gaboye), en de Eyle - een korte beschrijving van hun kenmerken en van hun
huidige woonplaatsen in Somalië.
Bantu
De Bantu183 bevolkingsgroepen stammen af van de oorspronkelijke bevolking van
Zuid-Somalië en van bevrijde Bantu slaven uit latere perioden. De meeste Bantu
zijn geassimileerd in lokale Somali clans (met name Rahanweyn) of hebben zich
als beschermelingen bij hen aangesloten. Huwelijken met Somali zijn echter
zeldzaam. Zij wonen voornamelijk langs de oevers van de twee rivieren (Juba en
Shabelle), het gebied tussen de rivieren en langs de kust. Afhankelijk van hun
woonplaats spreken zij het (Somali) dialect van de Rahanweyn of het (Somali)
dialect van de Benadiri, naast wellicht een Bantu-taal. Zij zijn veelal landbouwers,
maar ook zijn er verstedelijkte groepen met een veelheid aan beroepen (bouw,
kleinbedrijf).
De Bantu (evenals de Rahanweyn en de Digil) hebben geleden onder het bewind
Barre door de nationalisatie van hun landbouwgronden en door plunderingen ten
tijde van de verdrijving van Barre. Vele Bantu zijn gevlucht, veelal
binnenslands.184
In Zuid-Somalië maken de Bantu een groot deel uit van de bevolking van dit
gebied. Hun economische rol wordt door Somalische clans niet erkend. Zij zijn als
arbeidskrachten werkzaam voor leden van subclans als Marehan en Habar
Gedir.185 Segregatie wordt nog sterk doorgevoerd door etnische Somali. Deze
discriminatie is meer feitelijk dan formeel: er zijn geen wetten die het de Bantu
183 Andere benamingen zijn: jar(e)er, habash, shanqila, adoon, gosha, mushunguli, dalgolet,
molema, mlima, watoro, oji; zie: Report on Minority Groups, september 2000 p. 31, 32. Naar
schatting van UNCU/UN-OCHA in A study on minority groups in Somalia (2002) wonen in
Somalië ongeveer 1 miljoen Bantu (15% van de totale bevolking)
184 Een deel van de Bantu is naar het buitenland gevlucht, met name naar Kenia.
185 Home Office, Somalia Country Report, oktober 2004.
49
Algemeen ambtsbericht Somalië | mei 2005
verbieden bepaalde beroepen uit te oefenen, markten te bezoeken, scholen te
bezoeken186, etc., maar deze handelingen worden sociaal onaanvaardbaar geacht.
Een aantal Bantu (naar schatting enkele duizenden) is gevlucht naar Somaliland en
Puntland. Een beschrijving van hun positie in deze relatief veilige gebieden is
opgenomen in hoofdstuk 4.2.
Benadiri
Sinds de negende eeuw vestigden zich in de steden Mogadishu, Merka en Brava
aan de kust mensen van onder andere Perzische, Indiase, Arabische en later
Portugese afkomst. Zij mengden zich in verschillende mate met de oorspronkelijke
bevolking en met latere nieuwkomers. Tegenwoordig worden ze gewoonlijk
aangeduid als Benadiri. Deze term is afgeleid van Benadir, de naam van de
administratieve eenheid Groot-Mogadishu en is dus oorspronkelijk een
geografische aanduiding en geen etnische. De term Benadiri werd niet als zodanig
gebruikt vóór de burgeroorlog en correspondeert niet met enige goed
gedefinieerde sociologische of etnische realiteit.
Ook de term Reer Hamar is oorspronkelijk een geografische aanduiding, namelijk
van de bevolking van Hamar (de naam van een wijk in Mogadishu, ook wel
gebruikt voor heel Mogadishu). 187 De term Reer Hamar wordt tegenwoordig
zowel in enge als in brede zin gebruikt. In enge zin doelt de term op de Benadiri
die in Mogadishu wonen of uit Mogadishu afkomstig zijn. In brede zin wordt de
term Reer Hamar gebruikt als synoniem voor de Benadiri. In dit ambtsbericht
wordt Reer Hamar in brede zin gebruikt; uit oogpunt van consistentie wordt echter
bij voorkeur de term `Benadiri' gebruikt. Er zijn overigens geen aanwijzingen dat
de situatie van de Reer Hamar (in enge zin gebruikt) op het gebied van
mensenrechten of veiligheid afwijkt van de situatie van andere Benadiri.
Elke Benadiri-groep kan zijn afkomst herleiden tot één voorvader. Benadiri
noemen die afstammingsgroepen veelal clans. Niet alle Benadiri kennen alle clans
van de Benadiri. Zelfs de kennis van de oudsten lijkt op dit punt beperkt en vooral
betrekking te hebben op de eigen woonplaats. Zo maakte een groep Benadiri-
oudsten, afkomstig uit Mogadishu en Merka de volgende onderverdeling binnen
de Benadiri:
186 Het volgen van onderwijs wordt de Bantu door de etnische Somali ernstig bemoeilijkt. In
woongebieden van de Bantu zijn geen of minder scholen dan in gebieden en steden waar de
clans domineren. Kinderen van Bantu-ouders worden op scholen gediscrimineerd en zijn
buitengesloten van beurzen of andere steun (www.culturalorientation.net, geraadpleegd op 17
september 2004).
187 Naar schatting van UNCU/UN-OCHA in A study on minority groups in Somalia 2002,
wonen in Somalië ongeveer 35.000 Reer Hamar (0,5% van de totale bevolking).
50
Algemeen ambtsbericht Somalië | mei 2005
1. Hamar, bestaande uit Qalmashube, Dhabar Weyn, Shanshiya, Morshe
(Moorshe), Bandhahwaw (Bandabow, Bandhowow), Reer Faqi;
2. Shangani, bestaande uit Amudi, Baa Fadal, Reer Sheich, Abakarow;
3. Twaalf kleinere clans in de plaats Merka: Shukereere, Ahmed Nur, Ali'iyo
Mohammed, Duruqbe, Gameedle, en anderen;
4. Ashraf, bestaande uit twee groepen, volgens de overlevering nakomelingen
van de twee kleinzonen van de Profeet Mohammed, Hassan en Hussein:
a. Hussein: Reesharif Magbul, Sharif Ahmed, Sharif Balaaw, en anderen;
b. Hassan: Mohammed Sharif, Sharif Ali, Sharif Ahmed, Ashraf Sarman,
en anderen.
Ook deze indeling lijkt deels geografisch te zijn (Hamar, Shangani en Dhabar
Weyn zijn wijken van Mogadishu, Merka is een kustplaats), deels genealogisch
(waarin de subgroepen vernoemd zijn naar de stamvader).
Ashraf is het meervoud van de arabische term Sharif, de eretitel die de profeet
Mohammed volgens de traditie aan de zonen van zijn dochter Fatima en haar
echtgenoot Ali verleende. Ashraf (Asheraf, Asharaf) worden ook wel aangeduid
als Sharifians. Leden van deze groep voeren `Sharif' in hun naam. Al deze
groepen claimen een gemeenschappelijke afkomst op een gelijkwaardig niveau.
Zij hebben hun woongebied in Zuid- en Centraal Somalië, met name in stedelijke
gebieden zoals Bardere, Kismayo, Baidoa, Hoddur, Merka, Brava en Mogadishu.
Daarnaast wonen in de Ogaden-regio in Ethiopië ook Ashraf-gemeenschappen.
Traditioneel houden zij zich bezig met religieuze taken. Niet zeker is of de Ashraf-
groepen die niet in het kustgebied maar verder in het binnenland wonen ook tot de
Benadiri worden gerekend (`Benadiri' is immers een geografische aanduiding);
wel worden alle Ashraf-groepen beschouwd als één etnische groep die tot de
minderheden behoort.
In deze indeling zijn de Benadiri clans uit Brava niet genoemd.188 Een groep
oudsten uit deze plaats deelde hun gemeenschap in in twee subgroepen: Reer
Brava (Brawa, Bravanese) en Tunni.
De term Reer Brava is oorspronkelijk eveneens een geografische aanduiding,
namelijk van de bevolking van Brava. De term Reer Brava wordt tegenwoordig
gebruikt om de Benadiri die in Brava wonen of uit Brava afkomstig zijn aan te
duiden.
Beide subgroepen komen uit de plaats Brava, kennen grotendeels dezelfde cultuur
en trouwen onderling. Verschil is echter dat de Reer Brava zichzelf tot de Benadiri
188 Naar schatting van UNCU/UN-OCHA in A study on minority groups in Somalia 2002,
wonen in Somalië (stad Brava) ongeveer 35.000 Bravanese (0,5% van de totale bevolking).
51
Algemeen ambtsbericht Somalië | mei 2005
rekenen, terwijl de Tunni zich tot de Digil-clanfamilie rekenen. Sommige Reer
Brava beschouwen de Tunni echter ook tot de Bravanese gemeenschap189.
Een overzicht:
a. Reer Brava, onderverdeeld in: Bida, Hatimi, Ashraf;
b. Tunni, onderverdeeld in Tunni Torre en vijf subgroepen (gamas genaamd):
Da'afarad, Goygal, Daqtiro, Hayo, Werile.
De Bravanese (Reer Brava) , met hun eigen taal en cultuur, nemen sterk in aantal
af. Om te kunnen overleven zijn Bravenese thans aangewezen op een
huwelijksrelatie met clanleden van de Hawiye of van de Darod/Marehan.
Sinds enkele jaren komen huwelijken met leden van clanfamilies derhalve wel
voor. Vanwege hun lichte huid zijn zij gewilde huwelijkspartners.
Sommige Benadiri met een lichte huid worden ook wel 'gibil adde' (witte, of gele
huiden190) genoemd. Andere Benadiri met een meer donkere huid worden `gibil
madow' genoemd. Huwelijken vinden plaats tussen Benadiri onderling, maar naar
verluidt niet tussen de lichtere en de donkere Benadiri.
De Benadiri spreken een Somalisch dialect dat afwijkt van dat van de nomadische
Somali clans. Binnen dit dialect doen zich weer onderlinge verschillen voor,
bijvoorbeeld tussen Mogadishu (Af-Reer Hamar) en Merka (Af-Merka). De taal in
Brava (Chimini) wijkt sterk af en is een dialect van het Swahili. De Ashraf die
wonen in de provincie Bay spreken het Rahanweyn dialect. De meeste Benadiri
spreken en begrijpen het `normale' Somali wel.
De Benadiri staan niet in een bijzondere relatie tot een of meer van de Somali
clanfamilies en kunnen derhalve niet rekenen op clanbescherming. Sinds het
uitbreken van de burgeroorlog werden de Benadiri vanwege deze relatief
geïsoleerde sociale positie en hun vermeende rijkdom eerder het slachtoffer van
beroving en plundering. Ook is melding gemaakt van verkrachtingen en
gedwongen huwelijken (afgedwongen door individuen uit Somali clans, doch niet
geaccepteerd door de Somali clan noch door de Benadiri). Als gevolg van deze
problemen is een groot deel van de Benadiri naar het buitenland gevlucht.
Diegenen die gebleven zijn, hebben veelal hun eigendommen geheel of
gedeeltelijk verloren. Hoewel de schaal van het geweld sterk is afgenomen,
bevinden zij zich in het relatief onveilige gebied nog immer in een kwetsbare
positie.
De Amarani zouden deel uitmaken van de Benadiri. Het betreft een groep van
hooguit duizend mensen, die naar verluidt nakomelingen zijn van een Israelitische
189 Joint British, Danish and Dutch fact-finding mission to Nairobi, Kenya (17-24 september
2000), Report on Minority Groups in Somalia.
190 Ook wel geschreven als 'gibil cad'.
52
Algemeen ambtsbericht Somalië | mei 2005
groep die met de komst van de islam uit het Arabisch schiereiland zou zijn
verjaagd. Zij spreken een dialect genaamd Chimbelazi (ook wel Chimini), dat
beïnvloed is door het Portugees, Swahili, Arabisch en Somali.191
Bajuni
De Bajuni192 vormen een kleine gemeenschap langs de kust van Somalië vanaf (en
inclusief) Kismayo naar het zuiden (dorpen Nchoni, Istanbul, Burkavo,
Raskamboni) en op de bewoonbare eilanden voor de zuidkust (Koyoma, Kudai,
Ngumi, Chovaye, Chula, Fuma Iyu Na Tini, Ndoa). Andere bekende benamingen
voor de Bajuni zijn `tiku' en `jazira' (= eilandbewoners). Zij spreken een eigen
taal, het Kibajuni, een dialect van het Swahili193. De meeste Bajuni, in elk geval de
jongere generatie die langs de Somalische kust wonen, begrijpen en spreken
eveneens de Somalische taal.194
De meeste Bajuni leven van de visserij. De vis, afkomstig uit de wateren rond de
eilanden voor de kust van Zuid-Somalië, werd door de Bajuni-vrouwen verkocht
in Kismayo en in andere plaatsen langs de kust ten zuiden van Mogadishu. In het
visseizoen kwam het voor dat Bajuni vissers een bepaalde periode van het jaar in
een kamp op de kleine, onbewoonde eilanden verblijven om de vis te laten drogen
alvorens deze te kunnen verkopen.
Omdat zij na de val van Siad Barre in 1991 door de Darod/Ogaden clan en door
troepen van generaal Aideed van de eilanden werden verdreven, zijn vele Bajuni
in de burgeroorlog gevlucht naar Kenia, vooral naar de kust bij Mombasa. Eind
1998 kondigde de Keniaanse regering aan het vluchtelingenkamp Jomvu, waar
veel Bajuni zich bevonden, te sluiten. De vluchtelingen konden kiezen voor
hervestiging in het kamp Kakuma (in het noordwesten van Kenia) of voor
gefaciliteerde terugkeer. De helft koos voor het laatste en keerde per boot terug.
Nadat Kismayo in juni 1999 in handen viel van de SNA/SNF195, staken de milities
over naar de eilanden voor de kust en maakten zich daar schuldig aan
plunderingen van Bajuni eigendommen.
Sinds 2001 hebben leden van de Darod/Marehan clan de controle over de eilanden.
De teruggekeerde Bajuni zijn wederom werkzaam in de visserij en zijn in dienst
van de Marehan. Een eigen visbedrijf wordt hen door de Marehan niet gegund,
evenmin eigen gemotoriseerde vissersboten. Wel kunnen Bajuni vissers eigenaar
191 M.A. Perouse de Montclos: Minorities and Discrimination, Exodus and Reconstruction of
Identities: the case of Somali refugees in Mombasa, 1997.
192 Naar schatting van UNCU/UN-OCHA in A study on minority groups in Somalia,2002 wonen
langs de zuidkust en op de eilanden voor de kust van Somalië ongeveer 14.000 Bajuni (0,2%
van de totale bevolking).
193 L. Cassanelli, Victims and Vulnerable Groups in Southern Somalia,1995.
194 Home Office, Somalia country report, oktober 2004.
195 SNA: Somali National Alliance, politieke factie van de Hawiye/Habar Gedir; SNF: Somali
National Front, politieke factie van de Darod/Marehan in de provincie Gedo.
53
Algemeen ambtsbericht Somalië | mei 2005
zijn van de traditionele zeilschepen die eveneens voor de visvangst worden
gebruikt. Bajuni worden door de Marehan fysiek niet mishandeld (Marehan zijn
economisch afhankelijk van de Bajuni) maar misbruik en uitbuiting komt voor,
bijvoorbeeld door de Bajuni niet het beloofde bedrag voor hun vis te betalen196.
Beroepskasten: Midgan, Tumal en Yibir (Gaboye)197
De traditionele Somalische maatschappij kent een aantal `beroepskasten',
minderheden die, in een cliënt-relatie tot de nomadische Somali clans, werkzaam
zijn in bepaalde specifieke beroepen. De terminologie is, zoals vaker in de
Somalische context, niet eenduidig. De noordelijke198 Somali nomadische
maatschappij kent drie beroepskasten: de Midgan (ook wel Madhiban), Tumal
(Tum Tum, Tomal, Tumaal) en Yibir (Yibro, Hebrew), tezamen ook wel
Gaboye199 of Baidari genoemd. Overigens zijn beide laatste termen denigrerend.
Volgens een andere bron kunnen de Midgan worden onderverdeeld in de sub-
groepen Madhiban, Musa Dheryo, Tumal, Yaher, Yibir en Jaji200. In dit
ambtsbericht wordt uitgegaan van de meest gehanteerde indeling, te weten de
indeling in Midgan, Tumal en Yibir, waarbij de Midgan zijn onderverdeeld in
twee subgroepen, Madhiban en Musa Dheryo (Musa Dheere).
De Midgan zijn doorgaans leerbewerkers of kappers, die overigens ook
besnijdenissen uitvoeren; de Tumal zijn smeden en de Yibir, de kleinste groep,
van oorsprong professionele magiërs. Families van deze minderheden waren
traditioneel als beschermelingen/cliënten verbonden aan families binnen de Somali
clans, voor wie zij werkten. Zij wonen dan ook verspreid binnen de gebieden van
de Somali clans en hebben geen eigen, aaneengesloten woongebied. Naar de
Somali clan waarmee de cliënt-patroon relatie bestaat, kunnen deze minderheden
worden onderscheiden in bijvoorbeeld Hawiye-Midgan, Darod-Midgan en Issaq-
Midgan. De Hawiye-Midgan worden ook wel aangeduid als zuidelijke Midgan.
Voor de positie van de zuidelijke Midgan in het noorden wordt verwezen naar
hoofdstuk 4.2.
Ook in het zuiden wonen beroepskasten verspreid onder de clans, met eigen
namen en als verzamelnaam 'boon', 'gum' of `sab'. Over deze beroepskasten
bestaat geen nadere informatie.
196 Joint British-Danish factfinding mission to Nairobi, Kenya, Report on political, security and
human rights developments in southern and central Somalia, juli 2002. Home Office,
Somalia country report, oktober 2004.
197 Naar schatting van UNCU/UN-OCHA in A study on minority groups in Somalia,2002.
wonen in Somalië ongeveer 105.000 Gaboye (1,5% van de totale bevolking).
198 Met `noordelijke' wordt bedoeld: ten noorden van de Shabelle rivier.
199 Door sommige bronnen wordt de term Gaboye gelijkgesteld aan Midgan (bijvoorbeeld in G.
Ambroso, Somalis in the Horn of Africa, z.j.).
200 Over de Jaji (ook wel geschreven als Jaje) zie ook 3.4.2.
54
Algemeen ambtsbericht Somalië | mei 2005
Eyle
Er is in het huidige Somalië nog een kleine Eyle gemeenschap201, verspreid over
Zuid-en Centraal Somalië, met name woonachtig in Bulo Burte in de provincie
Hiiran en Bur Hakaba in de provincie Bay. Zij leefden traditioneel in het gebied
tussen de twee grote rivieren in Somalië, geminacht door andere, Somali,
bewoners van dat gebied, de Hawiye en Digil/Mirifle. Hun aantal is sinds 1960
gestaag teruggelopen als gevolg van assimilatie met de Rahanweyn- en Bantu-
gemeenschappen en door migratie naar de steden202. Vandaag de dag bevinden zij
zich nog altijd in een kwetsbare positie, daar zij ongewapend zijn en de
bescherming missen van een nomadische Somali clan. Dit wil overigens niet
zeggen dat zij specifiek doelwit zijn van bepaalde clans.
3.4.2 Specifieke clans
Over een aantal specifieke groepen bleek in het verleden onduidelijkheid te
bestaan, onder meer in die zin dat niet duidelijk was of zij tot de minderheden dan
wel tot de Somali clan(familie)s moesten worden gerekend, en, in dat laatste geval,
tot welke clan(familie). Hieronder wordt een aantal van deze `twijfelgevallen'
besproken, achtereenvolgens de Galgale, Shekhal, Ajuraan, Galadi en Jaji. Hun
situatie is niet (wezenlijk) veranderd ten opzichte van de vorige verslagperiode
(zie ambtsbericht van 24 november 2004).
Galgale
De meerderheid van de Galgale (niet te verwarren met de Galjaal, zie 2.4) worden
thans gerekend tot de Darod/ Majerteen, subclan Ali Soleiban. De Majerteen
hebben deze Galgale geaccepteerd als behorend tot hun clan, ofschoon ze in hun
ogen minderwaardig blijven. Deze Galgale zijn met de Majerteen meegetrokken
naar Puntland. Een minderheid van de Galgale rekent zich tot de Hawiye/Abgal,
hoewel deze clan hen niet als zodanig accepteert. Systematische vervolging van
Galgale door Abgal komt niet meer voor. Wel kunnen Galgale die zich temidden
van Abgal profileren daarvan hinder ondervinden.
Shekhal
De Shekhal worden door sommigen beschouwd als een minderheid en door
anderen als een clan dan wel als een hieraan gerelateerde groep. Het meest
gezaghebbend lijkt de zienswijze om de Shekhal (ook wel: Sheikhal, Sheikal,
Shekal of Shekhash; met als subgroepen Shekhal Lobogi en Shekhal Gendershe)
201 Naar schatting van UNCU/UN-OCHA in A study on minority groups in Somalia 2002,
wonen in Somalië ongeveer 14.000 Eyle (0,2% van de totale bevolking).
202 Mohamed Diriye Abdullahi: Minorities of Somalia: Victims forgotten amid war and chaos
(1998).
---
Algemeen ambtsbericht Somalië | mei 2005
als een aan de Hawiye clanfamilie gerelateerde clan te beschouwen. Deze
zienswijze wordt onder meer ondersteund door het feit dat de Shekhal thans vijf
van de 61 Hawiye zetels in de Transitional Federal Parliament, het nieuwe
overgangsparlement, krijgen toebedeeld203. In de TNA bezetten zij drie van de 49
Hawiye zetels.
De Shekhal hebben geen specifiek woongebied en wonen verspreid over
verschillende gebieden, onder meer in Mogadishu, Beled Weyn, Johwar, in de
provincies Middle en Lower Juba en Gedo. Traditioneel waren zij de religieuze
leiders en rechters (sheikhs respectievelijk qadis), maar vandaag de dag hebben
vele Shekhal seculiere beroepen. De Shekhal waren vroeger ongewapend doch
sinds de burgeroorlog beschikken zij over een eigen militie met lichte en zware
wapens. Zij hebben een verwantschap met de Hawiye clans Haber Gedir en Abgal,
hetgeen mag blijken uit de talrijke huwelijken met deze clans. Overigens komen
ook huwelijken tussen leden van de Shekhal en van de Darod/Majerteen clan voor.
Ajuraan
Over de precieze afstamming van de Ajuraan bestaan verschillende lezingen.
Sommige bronnen zien de Ajuraan als een Hawiye- dan wel een aan de Hawiye
gelieerde subclan204. Een andere bron associeert de Ajuraan met de Rahanweyn,
maar geeft aan dat de Ajuraan een duidelijke voorkeur hebben om zich als
(zelfstandige) Ajuraan en niet als Rahanweyn aan te duiden205. Zij zijn traditioneel
woonachtig in de provincies Middle Juba en Gedo en in Mogadishu (alsook in
Ethiopië en Kenia). In Mogadishu worden ze gerekend tot de Morshe, een groep
behorend tot de Benadiri. Weer een andere bron laat weten dat de Ajuraan lang
geleden een machtige clan was met een eigen koninkrijk in het noordoosten van
Somalië. Na het afnemen van hun macht vestigden zij zich in de Juba-vallei. In
1994 zijn velen van hen vanwege het geweld vanuit de provincies Bay en Bakool
naar het noorden gevlucht. De Ajuraan zijn in Puntland volledig geaccepteerd en
huwelijken tussen hen en leden van de Darod/Majerteen komen voor. Ajuraan
worden niet als minderheid, maar als clan gezien. Zij hebben een hogere status dan
bijvoorbeeld de Midgan. De Ajuraan die in de jaren '90 naar Somaliland
vluchtten, zijn voor het merendeel in de afgelopen twee jaar naar Bosasso
vertrokken als gevolg van het Somalilandse decreet dat alle `buitenlanders' het
land dienden te verlaten.
Galadi
Op de vraag tot welke bevolkingsgroep de Galadi (Geledi) behoren, worden
verschillende antwoorden gegeven. Lewis beschrijft de Galadi als de belangrijkste
clan van de Rahanweyn clanfamilie, wonend aan de rivier de Shabelle tot aan de
203 ECLO-Mog Press Review, 7 juli 2004.
204 Onder meer I.M. Lewis: Peoples of the Horn of Africa, p. 30; G. Ambroso: Somalis in the
Horn of Africa, Fig. 9.
205 Khalid Medani: Report on Internal Migration and Remittance Inflows, 2000.
56
Algemeen ambtsbericht Somalië | mei 2005
steden Luuq en Brava. Cassanelli rekende de Galadi in 1995 tot de Digil
clanfamilie, woonachtig in de Lower Shabelle en Juba valleien, en later tot de
Rahanweyn. Volgens andere bronnen, worden de Galadi tot de Digil clanfamilie
gerekend, met als woongebied Lower Shabelle. Volgens een andere bron kunnen
sommige Galadi met een lichtere huidskleur tot de Benadiri gerekend worden.
De Galadi wonen in het district Afgoie, regio Lower Shabelle, en ook verspreid in
de Lower Shabelle regio, in Merka en Qorioley. In deze laatste plaatsen, die
worden gedomineerd door Hawiye/Habar Gedir, vormen zij echter getalsmatig een
minderheid. Voor zover bekend verblijven er slechts zelden Galadi in de relatief
veilige gebieden in Somalië en hebben zij er traditioneel ook nooit gewoond.
Jaji
Traditioneel wordt de naam Jaji gebruikt als verzamelnaam voor etnische Somali
die als vissers langs de kust in hun levensonderhoud voorzien en afstammen van
verschillende Somalische clans. De naam Jaji duidt dus niet op genealogische
afstamming, maar op het gemeenschappelijke beroep, te weten dat van visser.
De Jaji stammen voornamelijk af van de Darod/Majerteen- en de Hawiye/Abgal-
clans, maar er zijn ook Jaji die van andere Hawiye-clans of van Dir-clans
afstammen.
Binnen de Jaji zijn verschillende groepen te onderscheiden, naar afstamming en
naar woonplaats. Naar afstamming wordt een onderscheid gemaakt in Jaji van de
Majerteen en Jaji van de Abgal. Na het uitbreken van de burgeroorlog (1991
1992) zijn de Jaji-groepen die behoorden tot de Darod/Majerteen-clan zijn, evenals
een groot deel van de Darod/Majerteen zelf, gevlucht naar Bosasso, terwijl de Jaji-
groepen van de Abgal achterbleven in Mogadishu. In de jaren '90 gingen vele Jaji,
die oorspronkelijk van de Darod clanfamilie afstamden, terug naar hun traditionele
(Darod-) woongebieden en beriepen zich, met succes, opnieuw op hun identiteit
als lid van de diverse (Darod-)subclans.
De positie van de Jaji in Somalië is bijzonder, aangezien zij niet tot de
minderheidsgroepen horen, maar ook niet tot de Somalische clans. De Somali zijn
zich ervan bewust dat de Jaji afstammen van `pure' Somali zoals zijzelf, maar zij
kijken neer op het beroep van visser. In het algemeen worden Jaji groepen
beschouwd als zijnde van dezelfde `boon', ofwel (inferieure) klasse, als de
Midgan. Leden van de Jaji trouwen niet met leden van Somalische clans
behoudens enkele uitzonderlijke gevallen waarin de Jaji-man het vissersberoep
had opgegeven. Zij beschikken niet over een eigen grondgebied of over eigen
milities. Zij worden beschermd door de clan waartoe zij behoren.
Veel van de door de tsunami in hun bestaan getroffen vissers (naar schatting 80%)
langs de oostkust van Somalië behoren tot de Jaji (zie ook paragraaf 2.4 Sociaal-
economische situatie).
57
Algemeen ambtsbericht Somalië | mei 2005
3.4.3 Vrouwen
In deze paragraaf wordt ingegaan op de positie van de vrouw in de Somalische
maatschappij in het algemeen, alsmede de positie van alleenstaande vrouwen en
vrouwen die buiten de eigen clan gehuwd zijn. Ook wordt ingegaan op het
wijdverbreide gebruik van genitale verminking van vrouwen.
In de Somalische cultuur wordt de afstamming langs de vaderlijke lijn bepaald en
gaat de vrouw na het huwelijk bij de familie van de man wonen. Conform de islam
mag de Somalische man met vier vrouwen gehuwd zijn. In de Somali clanfamilies
werden huwelijken traditioneel gearrangeerd door oudere verwanten van de
betrokkenen, maar 'samen vluchten' (ten minste de afstand die een kameel in drie
dagen kan afleggen) is altijd veel voorgekomen. In de steden kiezen individuen
tegenwoordig meer en meer hun eigen partner. De vrouw blijft na het huwelijk
behoren tot de clan van haar vader, terwijl haar kinderen behoren tot de clan van
haar man (hun vader). Na haar huwelijk staat de vrouw onder de zorg en
bescherming van haar man en zijn clan, maar de banden met de eigen clan (en
vooral de broer) blijven voor haar en haar kinderen belangrijk. In het geval de man
overlijdt, wordt de vrouw gezamenlijk beschermd door haar broer en het nieuwe
hoofd van de familie waartoe zij door huwelijk behoort. De oude traditie dat de
broer van een overleden man de weduwe trouwt (dumaal is de term voor een
dergelijk huwelijk) is sinds de oorlog door de veranderende cultuur zo goed als
verdwenen. Huwelijken zijn dikwijls instabiel en scheidingen komen veel voor.
Gescheiden vrouwen hertrouwen veelal.
Somali vrouwen hebben van oudsher een ondergeschikte positie. Traditiegetrouw
werden zij uitgehuwelijkt teneinde bondgenootschappen te sluiten met andere
groepen binnen of buiten de clan. Enerzijds kon een vrouw in een gemengd
clanhuwelijk met loyaliteitsproblemen te maken krijgen op het moment dat de
clans met elkaar in oorlog raakten. Anderzijds fungeerden `gemengd gehuwde'
vrouwen, soms ook tijdens ernstige clanconflicten, als een communicatiekanaal
tussen de strijdende clans. In het noorden bestaat voorkeur voor een huwelijk met
een persoon van een andere clan binnen de clanfamilie.206 Ook huwelijken tussen
leden van verschillende clanfamilies kwamen geregeld voor, al zouden deze na het
uitbreken van de burgeroorlog in aantal zijn afgenomen. Bij de Rahanweyn en
Digil kwamen huwelijken tussen neef en nicht veel voor.207
Vrouwen hebben in de veehouderij een rol in het hoeden van kleinvee, maar
worden buiten de waardevolle kamelenfok gehouden. Evenmin hebben ze formeel
206 B. Helander, The Somali Family, in: Conference Report I, Life and Peace Institute, z.j. (ca.
1993). Voorzover uit de tekst kan worden opgemaakt wordt 'clan' hier gebruikt in dezelfde
betekenis als in dit ambtsbericht.
207 idem; en: I.M. Lewis, Understanding Somalia 1981, 1993.
58
Algemeen ambtsbericht Somalië | mei 2005
aandeel in de besluitvorming binnen de familie of de clan. Somali vrouwen
genieten de reputatie krachtdadig te zijn en hun mond open te doen. Zij hebben
grote vrijheid van beweging en grote onafhankelijkheid.208 De maatschappelijke
status van een vrouw neemt enigszins toe wanneer zij trouwt, zeker als zij de
eerste vrouw van de betrokken man is. Ook neemt haar status toe naarmate zij
meer kinderen en dan vooral zonen krijgt en naarmate zij ouder wordt. Ten slotte
is de maatschappelijke status van de vrouw groter naarmate haar eigen clan sterker
is. Voor het goede begrip: deze verschillen in status zijn relatief in de context van
de lage sociale status van de vrouw.
Bovengenoemde tradities zijn in het huidige Somalië aan verandering onderhevig
door het wegvallen van de staat, de oorlogen en de verstedelijking. Onder het
bewind van Barre werd de wetgeving met betrekking tot de rechten van vrouwen
gemoderniseerd (familie- en arbeidswetgeving, politieke rechten). Tot uitvoering
kwam het nauwelijks, mede door de oorlogen die volgden. Waar clans met elkaar
in conflict kwamen, werden de regels ten aanzien van de gemengde huwelijken
tussen deze clans niet langer nageleefd. Verkrachting werd een oorlogswapen voor
de milities en bandieten, onder meer in kampen voor ontheemden en
vluchtelingen.
Aan de andere kant zijn vrouwen sinds de ineenstorting van de staat gedwongen
een grotere economische rol op zich te nemen. Volgens een schatting uit 1998 is
80% van de Somalische huishoudens geheel afhankelijk van het inkomen verdiend
door de vrouwen.209 Ook het toegenomen gebruik van qat door mannen drijft
vrouwen de arbeidsmarkt op.
Vrouwen zijn ook actief in de oprichting van NGO's op het gebied van
vrouwenrechten en vredesbevordering. In het Transitional Federal Parliament
zijn 33 van de 275 zetels voor vrouwen bestemd.210 Er werden slechts 22 vrouwen
als parlementslid beëdigd. In het kabinet van premier Gedi zijn slechts vijf
vrouwen benoemd: één minister en vier staatssecretarissen.
In Somalië is de laatste jaren een trend van islamisering waarneembaar en dragen
vrouwen in toegenomen mate hoofddoeken die het haar geheel bedekken en
gezichtssluiers. Volgens diverse vrouwen verbonden aan Somalische NGO's zijn
het doorgaans de vrouwen zelf die besluiten meer bedekte kleding te gaan dragen.
De islamisering wordt in het algemeen door vrouwen niet als verontrustend
beschouwd, omdat naar hun mening de elementaire rechten van de vrouw
benoemd zijn in de koran en beschermd worden door shari'a wetgeving. Wat door
kritische vrouwen wel als onderdrukkend wordt ervaren, is de uitleg van de
betekenis van deze rechten door mannelijke schriftgeleerden en rechters. Bij deze
208 Olivia Bennett, Jo Bexley en Kitty Warnock, Vrouwen in Oorlog, NOVIB 1995.
209 UNDP, Human Development Report Somalia 1998.
210 Home Office, Somalia country report, oktober 2004.
59
Algemeen ambtsbericht Somalië | mei 2005
gezagsdragers heerst nog steeds de traditionele interpretatie, waardoor in de
praktijk de rechten van de vrouw onderbelicht blijven.
Somalië kent sinds het uitbreken van de burgeroorlog een groot aantal
alleenstaande vrouwen, ofwel omdat de vrouw is gescheiden (of verlaten), ofwel
omdat de man is omgekomen of elders werk heeft gezocht. Als gevolg van de
burgeroorlog is het aantal gezinnen waar een alleenstaande vrouw aan het hoofd
staat, sterk gegroeid. Zo toont een studie van UNICEF aan dat het percentage van
dergelijke gezinnen in Galkayo in de periode 1990-2004 is gestegen van 10% naar
54%. In het zuiden van Somalië is dit percentage nog aanmerkelijk hoger. Zoals
hieronder wordt toegelicht, kunnen alleenstaande vrouwen doorgaans voor
bescherming terugvallen op familie en de clan. In sociaal-economisch opzicht zijn
de `female headed households' echter zeer kwetsbaar. Bij kinderen van deze
gezinnen komt ondervoeding geregeld voor.
Een Somali weduwe kan in het algemeen terugvallen op zowel de familie van de
overleden echtgenoot als op haar eigen familie.
De familie van de overleden echtgenoot heeft de eerste verantwoordelijkheid en
veelal zal de vrouw bij de clan van de overleden echtgenoot blijven wonen. Het is
echter niet ongewoon dat overleg plaatsvindt tussen de vader van de weduwe en
de familie van haar overleden echtgenoot, waarbij ook de vrouw haar voorkeur
kan uiten. Zou de vrouw bijvoorbeeld behoren tot een clan die niet in het
woongebied gevestigd is, dan zou zij in een sociaal isolement kunnen raken door
te blijven na het wegvallen van de echtgenoot. In dat geval kan ervoor worden
gekozen dat zij teruggaat naar haar eigen clan. Leeftijd en geslacht van de
kinderen spelen bij de beslissing waar de vrouw heen gaat een ondergeschikte rol.
De kinderen blijven bij de moeder, al zullen vooral oudere jongens liever bij de
familie van de vader blijven. Een weduwe en haar kinderen zullen zelden zonder
bescherming achterblijven.
Een gescheiden Somali vrouw kan in het algemeen niet op bescherming rekenen
van de clan van haar ex-echtgenoot. Wel kan zij in principe terugvallen op haar
eigen clan en clanfamilie. Kinderen, die zoals vermeld behoren tot de clan van de
vader, blijven na een scheiding veelal bij de moeder als ze jong zijn. Als ze ouder
worden, kunnen ze zelf kiezen. Het is moeilijk om algemene uitspraken te doen
over de positie van een gescheiden vrouw en haar kinderen in het geval het
huwelijk (vóór de scheiding) gemengd was en er ernstige conflicten zijn, of in het
recente verleden waren, tussen de desbetreffende clans (zie voor de clans die
betrokken zijn bij ernstige recente conflicten 2.3 en 4.2). Het is mogelijk dat de
vrouw en met name haar kinderen in zo'n situatie minder welkom zijn bij de eigen
clan. De vrouw of de kinderen kunnen te maken krijgen met pesterijen en vooral
met het weigeren van steun bij het opbouwen van een nieuw bestaan en het
verwerven van inkomen. Ook de status van de vrouw (zie hierboven) speelt een
rol. Is haar status hoger, dan is de kans op problemen kleiner.
60
Algemeen ambtsbericht Somalië | mei 2005
Indien een gemengd gehuwd gezin er voor kiest zich te vestigen in het clangebied
van de vrouw, zal haar clan in het algemeen bescherming bieden aan haar en haar
gezin. Maar in het geval van ernstige recente conflicten tussen de clans van de
echtgenoten, kunnen de echtgenoten en met name de man, bij vestiging in het
clangebied van de vrouw, te maken krijgen met moeilijkheden van de kant van de
clan van de vrouw. Indien de echtgenoot zich in het verleden politiek of militair
geprofileerd heeft in een conflict met de clan van de vrouw, kan hij zeker
problemen verwachten bij vestiging in het clangebied van de vrouw.
Indien een vrouw vanwege een huwelijk met een man uit een minderheidsgroep is
verstoten door haar clan, kan zij niet op deze clan terugvallen bij het overlijden
van haar man. Ook eventuele kinderen uit dit huwelijk worden door de clan van de
vrouw niet geaccepteerd.
Over de positie van (alleenstaande) vrouwen behorend tot minderheidsgroepen is
weinig specifieke informatie beschikbaar. Het is niet bekend in hoeverre de
hierboven gegeven informatie over de positie van alleenstaande Somali vrouwen
en over gemengde huwelijken ook van toepassing is op vrouwen uit de diverse
minderheden. In het algemeen kan gesteld worden dat de positie van deze
vrouwen een kwetsbare is.
In het uitzonderlijke geval van een huwelijk tussen een Somali man en een vrouw
uit een minderheidsgroep kan de vrouw in het algemeen niet rekenen op
bescherming door de clan van haar man na scheiding of na het overlijden van de
man.
Het is mogelijk dat alleenstaande vrouwen die niet kunnen terugvallen op een
sociaal vangnet van de kant van leden van dezelfde clan of minderheid in een zeer
kwetsbare of zelfs in een persoonlijk onveilige situatie komen te verkeren. Dit
geldt met name voor de relatief onveilige gebieden, waar zij aanzienlijke risico's
lopen op mishandeling, verkrachting en soms zelfs moord. Ook in de relatief
veilige gebieden bevinden binnenlands ontheemde alleenstaande vrouwen zich in
een kwetsbare positie (zie paragraaf 4.2).
Mishandeling en verkrachting
In de Somalische cultuur en in de islam is het mishandelen van vrouwen een
schande211, en is verkrachting een grote schande.212 Ook in de Somalische
wetgeving is verkrachting verboden.213
211 Het is wel toegestaan vrouwen "correctief te slaan", maar dit mag niet dusdanige vormen
aannemen dat de vrouw er verwondingen aan overhoudt.
212 O.a. Ken Menkhaus, Somalia: State collapse and the threat of terrorism (maart 2004).
213 Met `wetgeving in Somalië' wordt bedoeld: wetgeving uit de periode voor het uitbreken van
de burgeroorlog, traditioneel recht en shari'a recht. Er bestaat echter geen wetgeving die
verkrachting binnen het huwelijk strafbaar stelt. Zie US Department of State, Somalia,
Country Reports on human rights practices 2003, 25 februari 2004.
61
Algemeen ambtsbericht Somalië | mei 2005
In het zuiden van Somalië, waar een hele generatie is opgegroeid in een situatie
van burgeroorlog, heeft een deel van de jonge mannen deze traditionele normen en
waarden verloren. Mishandeling en verkrachting van vrouwen komt daar dan ook
geregeld voor, voornamelijk door militieleden.214 Zo meldde een lokale
mensenrechtenorganisatie dat in 2003 in Mogadishu 31 vrouwen zijn verkracht.215
Alle dezerzijds in Somalië geraadpleegde bronnen stellen dat verkrachting in de
relatief veilige gebieden, waar de traditionele normen en waarden in het algemeen
nog steeds worden gerespecteerd, slechts incidenteel voorkomt. Gesprekspartners
in Bosasso waren bekend met 1 tot 3 gevallen van verkrachting per jaar in
Bosasso. Het werkelijke aantal verkrachtingen moet echter hoger liggen,
aangezien de slachtoffers dikwijls de verkrachting geheim proberen te houden om
stigmatisering te vermijden. De slachtoffers zijn meestal vrouwen die 's avonds
laat naar huis teruglopen van hun werk als hulp in de huishouding (meestal
ontheemden). Ook komt het voor dat vrouwen die als huishoudster werken,
worden lastig gevallen of zelfs verkracht door mannen in het huishouden waar zij
werkzaam zijn.216 In de ontheemdenkampen zelf zijn de vrouwen naar eigen
zeggen veilig; daar worden zij beschermd door de andere kampbewoners. Een
paar jaar geleden hebben wel een paar verkrachtingen plaatsgevonden in de
ontheemdenkampen in Bosasso, maar hieraan kwam een einde dankzij effectief
optreden van de burgemeester en de politie, die tot actie waren gemaand door
NGO's en vrouwenactivisten.
In Galkayo komen alle vormen van misdaad, dus ook verkrachting, iets vaker voor
dan in de andere steden van het relatief veilige gebied, waaronder bijvoorbeeld
Bosasso. Verkrachting komt met enige regelmaat voor in Galkayo217, terwijl dit
voor het uitbreken van de burgeroorlog vrijwel nooit voorkwam. Meestal zijn
vrouwen van minderheden of ontheemde vrouwen hiervan slachtoffer, met name
214 Ken Menkhaus, Somalia: State collapse and the threat of terrorism (maart 2004), p. 32.
215 Het betreft de NGO `Dr. Ismael Jumale Human Rights Center', geciteerd in US Department
of State, Somalia Country Report on Human Rights Practices 2004, 28 februari 2005.
216 Zo meldt in het rapport van MSF, The situation in Galkayo, Somalia (mei 2004) een
directeur van een vrouwen-NGO dat vrouwen van de Rahanweyn in Galkayo regelmatig
worden misbruikt door jongemannen van de familie waar zij als huishoudelijke hulp
werkzaam zijn.
217 In mei 2004 rapporteerde AzG (The situation in Galkayo, Somalia) over
groepsverkrachtingen in Galkayo. Geraadpleegde bronnen, waarvan enkele in Galkayo
werkzaam, waren hiermee niet bekend. Zij achten het uitgesloten dat een dergelijke misdaad
heeft kunnen plaatsvinden zonder dat dit grote bekendheid heeft gekregen. Bovendien achten
zij een meervoudige verkrachting in aanwezigheid van tal van getuigen tegen de traditionele
normen en waarden.
62
Algemeen ambtsbericht Somalië | mei 2005
omdat de dader dan in veel mindere mate te vrezen hoeft voor eventuele eisen van
genoegdoening van de familie van het slachtoffer.218
In juni 2004 voerde de VN een grootscheeps onderzoek uit onder IDP's in
Puntland. Hierbij gaf 99,3% van de ontheemden aan zich in hun nederzettingen
veilig te voelen. Dit neemt niet weg dat het incidenteel voorkomt dat gewapende
mannen de kampen binnendringen. Zo vertelde een ontheemde vrouw dat het een
keer voorkwam dat een vrouw voor de ogen van haar man werd weggevoerd. In
een ander geval probeerde een gewapende man een meisje te verkrachten. De man
werd door kampbewoners overmeesterd en naar het politiebureau gebracht. De
dader werd vervolgens tot een jaar gevangenisstraf veroordeeld.219
Volgens één bron, de SACB220, vindt verkrachting veelvuldig plaats in
Somaliland. Voorts zou groepsverkrachting in toenemende mate voorkomen in de
steden. De SACB beschikt echter niet over nadere onderbouwing, zoals de
organisatie wel heeft voor wat betreft verkrachting in de relatief onveilige
gebieden.221 Volgens een andere bron, Ken Menkhaus, komt gewelddadige
criminaliteit nauwelijks voor in Somaliland.222
Van seksueel misbruik wordt vrijwel nooit aangifte gedaan. In de enkele gevallen
waarin wel aangifte werd gedaan, is het soms voorgekomen dat de politie geen
218 De meeste minderheden en ontheemden ontberen de steun van een clan. Zoals in paragraaf
2.3 staat vermeld, hebben diverse minderheidsgroepen in Galkayo zich in de afgelopen jaren
in toenemende mate bewapend, waardoor ze beter in staat zijn hun leden te beschermen en
zonodig een eis om genoegdoening (diya) kracht bij te zetten. Echter, indien de dader van een
dominante Somali clan afkomstig is en het slachtoffer van een minderheid of groep
ontheemden, dan zal de familie van het slachtoffer dikwijls geen diya durven eisen. (Zie ook
paragraaf 2.3.3)
219 OCHA en NRC, Workshop on the UN Guiding Principles on Internal Displacement, Bosasso
van 9 tot 11 augustus 2004. Op basis van ditzelfde rapport komt de Norwegian Refugee
Council tot een enigszins afwijkende conclusie dan dezerzijds het geval is: "Their small huts
made of cloths with often no proper door offer no protection against assaults by men stealing
belongings and raping women at gunpoint with impunity." (NRC, Profile of internal
displacement: Somalia, 24 november 2004). Overigens wordt Bosasso ook door Ken
Menkhaus genoemd als een van de plaatsen waar verkrachting een belangrijk probleem vormt
voor ontheemde vrouwen. (Ken Menkhaus, Somalia: Situation and Trend Analysis, 20
september 2004). Deze stelling wordt echter niet nader onderbouwd, waardoor het niet
duidelijk is of nog gedoeld wordt op de serie verkrachtingen die zoals eerder gemeld-
ongeveer 2 jaar geleden plaatsvond.
220 De SACB, ofwel Somalia Aid Coordination Body, is een vrijwillige organisatie die staat voor
een gemeenschappelijke benadering van internationale hulp aan Somalië. De organisatie
bestaat uit vertegenwoordigingen van VN-instellingen, NGO's en donoren.
221 SACB, Human Status Report Somalia, maart 2005, p. 18-19.
222 Ken Menkhaus, Somalia: Situation and Trend Analysis, 20 september 2004, p. 13.
63
Algemeen ambtsbericht Somalië | mei 2005
actie ondernam, omdat zij het een familie-aangelegenheid achtten.223 Traditioneel
wordt een verkrachting namelijk `afgehandeld' doordat de familie van het
slachtoffer middels de diya genoegdoening van de familie van de dader eist.
Doorgaans wordt dan een regeling overeengekomen waarbij de familie van de
dader een boete (in geld of bijvoorbeeld kamelen) aan de familie van het
slachtoffer betaalt. Het komt ook voor dat de familie van het slachtoffer eist dat de
dader met haar trouwt. Dikwijls probeert een vrouw haar verkrachting geheim te
houden wegens de schande en stigmatisering die het voor haar (en haar familie)
zal meebrengen.224
Mishandeling van vrouwen door hun man komt geregeld voor en is toegenomen
als gevolg van de burgeroorlog en het toenemend aantal mannen die niet werken
en/of verslaafd zijn aan qat. Indien de mishandeling ernstige vormen aanneemt en
de schoonfamilie er geen actie tegen onderneemt, kan een vrouw zich voor
bescherming wenden tot haar vader of broer. Of deze bereid en in staat zijn haar
echtgenoot tot de orde te roepen, zal van geval tot geval verschillen. Er kan echter
van worden uitgegaan dat een interventie van de familie van de vrouw slechts in
een klein deel van de gevallen soelaas kan bieden. Een mishandelde vrouw heeft
desgewenst recht op een echtscheiding. In geval van huiselijk geweld kan van de
kant van de politie niet op bescherming gerekend worden.
Genitale verminking bij vrouwen (vrouwenbesnijdenis)
Naar schatting 98% van de Somalische meisjes ondergaat genitale verminking.
Van deze `besnijdenissen' vindt naar schatting 90% plaats door infibulatie225 en de
overige in een minder ingrijpende vorm, die ook wel sunna wordt genoemd. De
ingreep vindt meestal plaats bij de leeftijd tussen 6 en 10 jaar.226 In de steden
worden meisjes op jongere leeftijd (doorgaans 5 tot 9 jaar) besneden dan op het
platteland, waar de leeftijd kan oplopen tot 13 jaar. Eén bron meldde dat in de
afgelopen twee jaar in een paar uitzonderlijke gevallen meisjes op het platteland
nog werden besneden op 14 en 15-jarige leeftijd. Geen van de overige
geraadpleegde deskundigen op het gebied van genitale verminking was bekend
met gevallen van besnijdenis van meisjes ouder dan 13 jaar. Bij een meisje ouder
dan 13 jaar is de ingreep bijzonder riskant en verloopt het genezingsproces
langzaam.
223 Er zijn echter ook gevallen bekend, onder andere in Bosasso, waarin de politie verkrachters
heeft weten te arresteren, die vervolgens door een rechtbank zijn veroordeeld.
224 O.a. Vluchtelingenwerk Nederland, Put to the test , juni 2004; Report G 10, 2004. Zie ook
SACB, Human Status Report Somalia, maart 2005.
225 Wereldbank/UNFPA, Female Genital Mutilation/Cutting in Somalia, november 2004.
226 Volgens UNIFEM vindt besnijdenis bij Somalische meisjes plaats op 6-7 jarige leeftijd.
(Human rights and security in central and southern Somalia report, maart 2004). World
Bank/UNFPA rapport Female Genital Mutilation/Cutting in Somalia van november 2004
vermeldt dat besnijdenis van meisjes thans in de leeftijd van 5 tot 8 jaar plaatsvindt.
64
Algemeen ambtsbericht Somalië | mei 2005
Naast UNIFEM zijn tal van internationale NGO's actief op het gebied van de
emancipatie van Somalische vrouwen, inclusief het bestrijden van `female genital
mutulation' (FGM). Voorts zijn door lokale koepel-NGO's (Cogwa in Mogadishu,
Nagaad in Somaliland, NPA in Galkayo en WAWA in Bosasso) campagnes
opgezet met als doel genitale verminking van vrouwen in de Somalische
samenleving bespreekbaar te maken en ter discussie te stellen.227 Deze campagnes
richten zich op bewustwording onder de bevolking. Hierbij wordt uitgelegd dat
besnijdenis niets van doen heeft met religie, zoals de heersende opvatting wil,
maar alles met traditie. Daarnaast wordt gewezen op de gevaren van genitale
verminking. Een effectieve aanpak van genitale verminking is alleen mogelijk met
de hulp van de imams en de sheiks, omdat het zeer moeilijk is gebleken de diep
gewortelde traditie van vrouwenbesnijdenis te wijzigen. Vrijwel alle imams zijn
bereid gevonden hun gemeenschap te vertellen dat de koran geen genitale
verminking, doch een zeer milde vorm van besnijdenis (zowel voor mannen als
voor vrouwen) voorschrijft, waaraan reeds is voldaan indien door een klein sneetje
een druppel bloed heeft gevloeid. Zowel de sheiks als de imams zijn inmiddels
over het algemeen overtuigd dat genitale verminking dient te worden uitgebannen,
maar vooral de sheiks zijn meestal niet bereid FGM actief te bestrijden, uit angst
zodoende hun gemeenschap tegen zich te keren.228
Volgens vertegenwoordigers van hulpverleningsorganisaties begint onder invloed
van deze campagnes een verschuiving plaats te vinden van de meest ingrijpende
vorm van FGM (infibulatie) naar de lichtere vorm van besnijdenis, de sunna.229
Deze sunna varieert van een kleine snee in de clitoris tot het geheel wegsnijden
ervan. De voorlichtingscampagnes bereiken vooralsnog alleen de grotere
bevolkingscentra. Toegang tot het platteland wordt bemoeilijkt door vrijwel
afwezige infrastructuur.
Ondanks de campagnes wordt vrouwenbesnijdenis in de Somalische samenleving
nog steeds beschouwd als onderdeel van de cultuur en van de identiteit van de
vrouw. Ouders wíllen om die reden hun dochters laten besnijden; van dwang is
geen sprake. Normaalgesproken laat de vader beslissingen inzake besnijdenis over
aan de moeder. Indien de vader, de moeder of het meisje zelf aangeeft geen
227 NOVIB, Knowledge, attitudes, beliefs and practices of female genital mutilation in
Somali/land, oktober 2004: het betreft een onderzoek door lokale koepel-NGO's COGWO,
Nagaad en WAWA onder 2000 vrouwen, meisjes, jomgens en geestelijken in Somali/land.
De uitkomst van het onderzoek geeft o.a. aan dat infibulatie onder de jongere Somalilandse
meisjes in Hargeisa afneemt. Daarentegen lijkt deze vorm van besnijdenis in Mogadishu toe
te nemen. Dit zou volgens de opstellers van het rapport kunnen betekenen dat
bewustwordingscampagnes in Somaliland succes lijken te hebben en voorts dat er een
mogelijke relatie bestaat tussen een veilige omgeving en het type FGM dat wordt ondergaan.
228 Overigens laten de meeste clanleiders een sunna-besnijdenis uitvoeren.
229 Zie hiervoor o.a. World Bank/UNFPA, Female Genital Mutilation/Cutting in Somalia,
november 2004. Volgens SACB in het Human Status Report Somalia van maart 2005 hebben
anti-FGM campagnes enkele kleine successen opgeleverd.
65
Algemeen ambtsbericht Somalië | mei 2005
besnijdenis te wensen, zal de ingreep niet worden uitgevoerd. Echter, zoals gezegd
is FGM vooralsnog zo diep geworteld in de cultuur en traditie, dat slechts 2% van
de ouders er voor kiest de dochters niet te laten besnijden. In de praktijk zal het
niet voorkomen dat de meisjes zelf besnijdenis weigeren. Het gaat immers om
(zeer) jonge meisjes, die vaak juist zelf om besnijdenis vragen, omdat hun
vriendinnen ook besneden zijn en zij erbij willen horen en omdat ze uitkijken naar
het feest dat op de besnijdenis volgt.
Alle geraadpleegde deskundigen op het gebied van FGM achten het uitgesloten
dat ouders of meisjes daadwerkelijk gedwongen zouden worden tot genitale
verminking.230 Wel zal sprake zijn van druk vanuit de familie (met name de
grootmoeder) om aan de traditie te voldoen. In geval ouders er voor kiezen hun
dochters niet te laten besnijden, zal dit door de gemeenschap getolereerd worden,
hoewel ouders wel op onbegrip en spot kunnen rekenen. Om die reden komen
ouders die hun dochters niet hebben laten verminken, daar doorgaans niet openlijk
voor uit.231
Het komt veelvuldig voor dat in het buitenland verblijvende Somaliërs hun
dochters in Somalië laten besnijden. Ook een groot deel van de Somaliërs in
Europa (waaronder Nederland) laat meisjes nog steeds besnijden, veelal tijdens
vakantie in Somalië (jaarlijks komen meer dan 20.000 Somaliërs vanuit Europa
met vakantie naar Somalië232), maar de ingreep wordt ook uitgevoerd in grote
Somalische gemeenschappen (o.a. Birmingham, Leicester, Italië, Dubai) en soms
ook in Nederland233. De afgelopen twee jaar werd in veel Noordeuropese landen,
waaronder Nederland, de wetgeving aangepast om genitale verminking ook
strafbaar te stellen indien de ingreep in het buitenland plaatsvond.234
In de grondwet van Somaliland is een verbod op FGM inbegrepen in het verbod
op schadelijke traditionele praktijken, terwijl in Puntland een expliciet verbod op
FGM is opgenomen in de wetgeving. Op 24 december 2004 in Somalië de dag
230 Dit geldt voor alle Somaliërs: zowel Somaliërs die permanent in Somalië verblijven, als
Somaliërs die op vakantie naar Somalië komen, als Somaliërs die terugkeren na een verblijf
in het buitenland.
231 Contrast 2, 30 januari 2004.
232 In zomer 2000 kwamen naar schatting van de luchtvaartmaatschappijen 15.000 Somaliërs
met vakantie naar Somaliland. Dit fenomeen doet zich echter in heel Somalië voor (hoewel
het meest in de relatief veilige gebieden), dus het totale aantal moet een stuk hoger liggen.
UNDP, Human Development Report Somalia 2001 .
233 Volgens het eindrapport van de Commissie Bestrijding Vrouwelijke Genitale Verminking
van de Raad voor de Volksgezondheid en Zorg (maart 2005) worden jaarlijks in Nederland
minstens 50 meisjes besneden.
234 Onder andere Esther Rosenberg, `Vechten tegen vooroordelen over besnijdenis', in NRC
Handelsblad, 6/7 maart 2004; Lidy Nicolasen, `Besnijdenis raakt uit taboesfeer', in de
Volkskrant, 4 maart 2004; BBC News, `Female Circumsision Act in force', 3 maart 2004;
Aftenposten, `Immigranten moeten weten dat gedwongen huwelijken verboden zijn', 28
maart 2004.
---
Algemeen ambtsbericht Somalië | mei 2005
van het kind maakte de gouverneur van de provincie Lower Shabelle in een
toespraak in Merka bekend dat FGM in zijn provincie voortaan verboden is. Hij
verklaarde dat de FGM-gewoonte geen goed cultureel gebruik is.235
Geen van de geraadpleegde NGO's die Somalië rondreizen met
bewustwordingscampagnes tegen FGM is ooit benaderd door ouders, broers of
zussen of de meisjes zelf met een verzoek besnijdenis te helpen voorkomen. Er
zijn geen gevallen bekend van aangifte bij de politie, dan wel van rechtszaken die
werden aangespannen wegens FGM. Van strafrechtelijke vervolging van
uitvoerders van FGM is geen sprake.
Naar inschatting van dezerzijds geraadpleegde deskundigen ondervinden
onbesneden vrouwen geen significante problemen bij het vinden van een
huwelijkspartner. Bij gearrangeerde huwelijken zullen ouders doorgaans nog wel
een besneden vrouw voor hun zoon kiezen. Bij daarop volgende huwelijken,
waarbij de man zelf kiest, zouden volgens verschillende bronnen veel mannen een
voorkeur hebben voor onbesneden vrouwen.
3.4.4 Minderjarigen
De positie van minderjarigen in Somalië, met name in het relatief onveilige
gebied, is sterk beïnvloed door ruim twaalf jaar van gewapende conflicten, met
alle ontwrichtende effecten van dien. In het gehele land staan de rechten van het
kind onder druk, hoewel er vooral in de relatief veilige gebieden ook bescheiden
positieve ontwikkelingen te melden zijn.
Bij het onderstaande dient te worden aangetekend dat in Somalië kinderen
traditioneel als volwassen worden beschouwd vanaf hun 15e jaar. Volgens het
Burgerlijk Wetboek (1973) is de leeftijd van meerderjarigheid 18 jaar; in de Wet
op de Somalische nationaliteit van 1962 is deze 15 jaar.
Kinderarbeid
In heel Somalië komt kinderarbeid veel voor. Daarbij moet worden bedacht dat
vele van de door kinderen uitgevoerde werkzaamheden (zoals hoeden van geiten
en schapen, helpen in de huishouding) in Somalië worden beschouwd als
onderdeel van de opvoeding. Andere kinderen, onder andere die behoren tot een
minderheidsgroep, werken buiten het gezinsverband, bijvoorbeeld als afwasser in
een restaurant, als schoenpoetser op straat of als vuilnisophaler.
Kindsoldaten
Volgens de onafhankelijke deskundige voor Somalië van de VN worden kinderen,
met name in het zuiden van het land, gerekruteerd in clanmilities.236 UNICEF
235 ECLO Mog Press Review, 25 december 2004.
67
Algemeen ambtsbericht Somalië | mei 2005
geeft aan dat rekrutering van kinderen voor milities een groeiende trend is.237
Hierbij dient aangetekend te worden dat het in Somalische ogen bij rekrutering
van 15-jarigen of ouder niet om kinderen gaat, maar om volwassenen. Overigens
komt het wel geregeld voor dat kinderen aanwezig zijn bij bijvoorbeeld
wegversperringen. Zij zijn dan echter meegegaan met hun vader of oudere broer
en maken geen onderdeel uit van de militie.
In Somalië is geen sprake van gedwongen rekrutering bij de verschillende
clanmilities. Wel kunnen honger en armoede op straat levende jongeren ertoe
brengen zich bij milities aan te sluiten; op deze wijze zijn zij tenminste verzekerd
van onderdak en eten.238
Alleenstaande kinderen
Mede als gevolg van de oorlog kent Somalië relatief veel alleenstaande kinderen.
Ouders kunnen zijn gedood, of het gezin kan uiteengerukt zijn. Alleenstaande
kinderen worden in beginsel opgevangen door de familie, hetzij van vaders-, hetzij
van moederskant. In het licht van de ontberingen die het leven in Somalië
traditioneel met zich brengt, is het niet ongebruikelijk dat kinderen worden
grootgebracht door anderen dan de ouders.239 Het feit dat er niettemin veel
kinderen op straat leven of zijn opgenomen in weeshuizen, duidt erop dat de
flexibiliteit van de extended family niet onbeperkt is. De burgeroorlog heeft in een
aantal gevallen het traditionele familienetwerk onder druk gezet, zo niet ontwricht.
In Somalië bestaat een aantal weeshuizen. Een onderzoek van UNICEF in 2003 bij
34 weeshuizen geeft een wisselend beeld van de kwaliteit, ook gemeten naar
lokale maatstaven.240 De weeshuizen voorzien in dag- en nachtopvang, voeding,
kleding en scholing. Van de 18 weeshuizen die in het centrale deel van Somalië
en Puntland door UNICEF werden bezocht, werden van 13 de genoemde
voorzieningen als redelijk tot goed gekwalificeerd, 7 scoorden onvoldoende tot
236 In zijn rapport E/CN.4/2003/115 (31 december 2002) geeft de onafhankelijke expert van de
VN aan dat er geen eenduidige gegevens m.b.t. kindsoldaten voor handen zijn. Hij heeft
echter geconstateerd, dat, hoewel in Somaliland en in Puntland geen kinderen in milities
dienen, in de Darawishta van Puntland toch enkele jongens jonger dan 16 jaar zijn
opgenomen. Deze informatie is ook opgenomen in het Somalia country report van het Britse
Home Office, oktober 2004. In zijn rapport van 30 november 2003 (E/CN.4/2004/103) citeert
de VN-expert uit het rapport van UNICEF (A study on child protection in Somalia) en geeft
hij aan dat de gemiddelde leeftijd van kindsoldaten 12 jaar is. US Department of State geeft
in Country report on human rights practices Somalia-2004 (28 februari 2005) aan dat
jongens van 14 of 15 jaar oud in Somalië hebben deelgenomen aan gevechtshandelingen.
237 UNICEF, From perception to reality: a study on child protection in Somalia, december 2003.
238 Joint Danish, Finnish, Norwegian and British fact-finding mission to Nairobi, Kenya, Report
on political, security and human rights in central and southern Somalia, maart 2004.
239 B. Helander, The Somali Family , 1993.
240 UNICEF, From Perception to Reality, a study on child protection in Somalia, december
2003.
68
Algemeen ambtsbericht Somalië | mei 2005
slecht. In Somaliland werden voor hetzelfde onderzoek 16 weeshuizen bezocht:
van 5 werd een voldoende tot goede indruk gekregen, 11 onderkomens werden
onvoldoende bevonden. Niettemin waren de meeste kinderen ingenomen met de
regelmatige voeding en onderwijsmogelijkheden die zij in de weeshuizen
ontvingen.
69
Algemeen ambtsbericht Somalië | mei 2005
4 Migratie
4.1 Motieven
Migratie binnen het woongebied der Somali, op zoek naar gebieden met
voldoende water en grasland voor de kuddes, vormt voor de nomadische
Somaliërs een eeuwenoude traditie. De val van het regime Barre en de daarop
volgende burgeroorlog hebben dit nomadische migratiepatroon verstoord. Meer
dan twee miljoen Somaliërs zochten een veilig heenkomen, zowel binnen Somalië
als in de buurlanden.
Sinds 1993 beperkt het geweld zich grotendeels tot het zuiden. Een groot deel van
de Somalische vluchtelingen is sindsdien vanuit met name Ethiopië en Kenia
teruggekeerd naar Somalië, vooral naar de relatief veilige gebieden. Migratie van
Zuid-Somaliërs naar het noorden is in de loop der jaren sterk afgenomen. De
slechte veiligheidssituatie blijft voor veel Zuid-Somaliërs een reden om het land te
verlaten. Daarnaast is sprake van omvangrijke migratie vanuit met name Zuid-
Somalië naar welvarender landen. Onderzoek onder Somalische emigranten toont
aan dat een belangrijke reden om Somalië te verlaten, het gebrek aan economische
perspectieven is: met name als gevolg van de burgeroorlog is Somalië een zeer
arm land, met hoge werkloosheid en gebrekkige voorzieningen op het gebied van
gezondheidszorg en onderwijs. 241
De Somalische migranten zijn voor het merendeel jonge mannen, die in het
buitenland (meestal de Golfstaten) werk willen zoeken, om met hun verdiensten de
in Somalië achtergebleven familieleden bij te staan.
4.2 Binnenlandse migratie: vestigingsmogelijkheden binnen Somalië
In deze paragraaf wordt besproken in hoeverre de verschillende Somali clans en
Somalische minderheidsgroepen zich kunnen vestigen242 in het relatief veilige
gebied in Somalië. Vervolgens wordt een beschrijving gegeven van de
241 UNDP, Human Development report Somalia, 2001, p. 61. Uit navraag door UNHCR onder
Somalische migranten die te Jemen arriveren, blijkt dat 70% van hen primair om
economische redenen is vertrokken. 20% noemt veiligheid als de belangrijkste reden en 5%
onderwijs. Van de ondervraagde migranten is ruim 80% afkomstig uit de relatief onveilige
gebieden van Somalië. (UNHCR Jemen, december 2003). Zie paragraaf 2.4 voor meer
informatie over de sociaal-economische situatie in Somalië.
242 Tenzij anders aangegeven wordt met de term `vestigen' in dit hoofdstuk bedoeld: wonen,
verblijven, zich verplaatsen en in het levensonderhoud voorzien.
70
Algemeen ambtsbericht Somalië | mei 2005
leefomstandigheden van ontheemden in Somaliland en Puntland. Voor de vraag in
hoeverre bescherming door een Somali clan noodzakelijk is alsmede voor
informatie over criminaliteit en de effectiviteit van de politie in de relatief veilige
gebieden, wordt verwezen naar paragraaf 2.3.
4.2.1 Feitelijke vestigingsmogelijkheden
Leden van de Darod, Issaq en Dir clanfamilies kunnen zich in het algemeen veilig
vestigen in het gehele woongebied van de eigen clanfamilie in het relatief veilige
deel van het land, tenzij sprake is van ernstige, gewapende conflicten (elders in
Somalië) in het heden of recente verleden binnen de clanfamilie. Ook kunnen zij
zich in het algemeen veilig vestigen in gebieden waar andere clanfamilies de
meerderheid uitmaken of politiek overheersen, tenzij sprake is van ernstige,
gewapende conflicten (elders in Somalië) in het heden of verleden tussen
betrokken clanfamilies. Bescherming door de eigen clan(familie) is dus niet in alle
gevallen noodzakelijk. Als Somaliërs zich vestigen in een gebied waar de eigen
clan niet overheerst, wordt wel van hen verwacht dat zij zich aanpassen aan de
bestaande machtsverhoudingen en dat zij zich niet politiek of economisch
profileren.
De positie van een Somaliër die zich vestigt in het woongebied van een andere
clan of clanfamilie is sterker indien hij/zij bijvoorbeeld via moeder of
echtgeno(o)t(e) een relatie heeft met de overheersende clan. Somaliërs die zich in
het verleden politiek of militair hebben geprofileerd in conflicten tegen een
bepaalde clan, kunnen problemen ondervinden bij vestiging in het woongebied
van die clan. Uiteraard is de positie van een individuele Somaliër voorts
afhankelijk van factoren als opleiding, geld en status binnen de gemeenschap.
Samengevat betekent het bovenstaande dat vestiging in het relatief veilige deel
van Somalië al dan niet in het woongebied van de eigen clan(familie) in veel
gevallen mogelijk is, maar ook aan beperkingen onderhevig is. Hieronder wordt
nog een aantal beperkingen en mogelijkheden voor specifieke clan(familie)s
genoemd, zoals die op dit moment nog steeds gelden. Ook wordt ingegaan op de
vestigingsgebieden van minderheden.
Bij dit alles dient aangetekend te worden dat Somaliland in oktober 2003 heeft
gedecreteerd dat Somaliërs die niet over banden243 met Somaliland beschikken, in
principe geen verblijfsrecht krijgen in Somaliland.244
243 Onder `banden' wordt in dit ambtsbericht verstaan : afkomstig van dezelfde clanfamilie,
familieleden, sociaal vangnet (buren, zakenpartners, schoolvrienden,etc.)
244 Zie ook paragraaf 4.2.2, positie van ontheemden in Somaliland.
71
Algemeen ambtsbericht Somalië | mei 2005
Met betrekking tot Puntland zijn geen berichten bekend over verblijfsproblemen
van Somaliërs die niet uit dit deel van Somalië afkomstig zijn.
Hawiye
De Hawiye-clans hebben hun traditionele woongebied voornamelijk in de
provincies Hiiran, Mudug en Galgadud. Veel leden van deze clans zijn ook
woonachtig in het zuidelijke deel van de provincie Mudug, te weten het gebied ten
zuiden van de lijn die de steden Galkayo (green line) en Hobyo (aan de oostkust)
met elkaar verbindt.
Door de aanhoudende clangevechten die in de verslagperiode in de woongebieden
van de Hawiye plaatsvonden (inclusief het gebied ten zuiden van de green line in
de stad Galkayo), worden deze gebieden thans tot het relatief onveilige deel van
Somalië gerekend. Volgens een gezaghebbende bron is het voor leden van de
Hawiye mogelijk om zich in het relatief veilige deel van Somalië te vestigen. Zij
ondervinden hier geen hinder van de heersende clans. Het is echter niet bekend of
en in welke getalen Hawiye van deze mogelijkheid gebruik hebben gemaakt.
Niettemin moet voor het goede begrip worden vermeld dat de meeste Hawiye
sinds het uitbreken van de burgeroorlog in 1991 met name in Mogadishu zijn
gebleven, de stad die door Hawiye-clans wordt gedomineerd.
Darod
Leden van Darod-clans (waaronder die van de Marehan) kunnen zich zonder
problemen vestigen in Puntland. Niet bekend is of, en in welke getalen, leden van
de Darod clanfamilie zich in Somaliland hebben gevestigd.
Leden van de Galgale clan die tot de Darod clanfamilie wordt gerekend, wonen
met leden van de Majerteen/Omar Mahamoud met name in Galkayo maar ook in
de rest van Puntland. De in het zuiden (Mogadishu) gevestigde leden van de
Galgale clan vormen een affiliatie met de Hawiye/Abgal.
Rahanweyn en Digil
De Rahanweyn en Digil zijn tijdens de gewelddadigheden in de jaren `90
herhaaldelijk het slachtoffer geworden van moord, plundering en andere
mensenrechtenschendingen. Vanaf juni 1999 verbeterde de veiligheidssituatie in
hun traditionele woongebieden, met de verovering van de provincies Bay en
Bakool door het RRA. Conflicten die uitbraken na de oprichting van het regionale
bestuur van de State of Southwestern Somalia op 1 april 2002 hebben de situatie
echter weer verslechterd. Gezien het voortduren van de gewapende conflicten
blijkt het RRA niet in alle gevallen in staat de orde en veiligheid in Bay en Bakool
te handhaven.
In het noorden van Somalië verblijven duizenden Rahanweyn en Digil, waarvan
naar schatting 6.000 in Puntland (aldaar dikwijls Eelay genoemd, naar één van de
Rahanweyn-clans). Hun positie is (iets) sterker dan die van andere ontheemden uit
72
Algemeen ambtsbericht Somalië | mei 2005
het zuiden, omdat ze althans gedeeltelijk onder de clanwetten vallen, zij het als
minder `nobel'.
Specifieke clans
Shekhal
Als aangegeven in 3.4.2 wonen de Shekhal als families tussen andere clans, met
name de Hawiye clans Habar Gedir en Abgal, maar in mindere mate ook de
Darod/Majerteen. De meeste Shekhal wonen in het zuiden (onder andere in de
steden Merka en Mogadishu), maar ook in Galkayo verblijven Shekhal. Niet
bekend is of zij in het noordelijke danwel zuidelijke deel van Galkayo verblijven.
Ajuraan
De Ajuraan zijn in de Somalische samenleving volledig geaccepteerd en
huwelijken met leden van onder andere Darod/Majerteen komen voor. Ajuraan
worden niet als minderheid gezien en hebben derhalve een hogere status dan de
Midgan. Er zijn duizenden Ajuraan woonachtig in Puntland, met name in Bosasso.
In het afgelopen jaar hebben zich daarnaast ontheemden van de Ajuraan uit
Somaliland naar Bosasso begeven.
Galadi
Voorzover bekend verblijven er slechts zelden leden van de Galadi in de relatief
veilige gebieden in Somalië en hebben zij er traditioneel ook nooit gewoond.
Jaji
Als vermeld (zie 3.4.2) leven de Jaji langs de kust van Somalië en voorzien met
vissen in hun bestaan. De Jaji stammen af van een clan, bijvoorbeeld van de
Hawiye/Abgal of van de Darod/Majerteen. Het enige onderscheid tussen de Jaji en
de overige clanleden is dat de Jaji als gevolg van economische noodzaak het als
minderwaardig beschouwde beroep van visser zijn gaan uitoefenen. In tijden van
vrede kunnen de Jaji-leden van beide clans zonder problemen met elkaar omgaan.
Dit zal echter niet het geval zijn wanneer sprake is van conflicten tussen Hawiye-
en Darodclans. Leden van de Jaji kunnen dan voor bescherming terug vallen op de
clan waarmee zij verbonden zijn. In Puntland wonen de Jaji aan de kust bij
Bosasso en langs de kust met de Indische oceaan.
Minderheden
Ook minderheidsgroepen hebben zich in Somaliland en Puntland gevestigd, zij het
in verschillende aantallen. Of en zo ja, in hoeverre, zij zich ook in de overige
gebieden van het relatief veilige deel van Somalië hebben gevestigd, is
grotendeels onbekend.
Bantu
73
Algemeen ambtsbericht Somalië | mei 2005
Naar schatting hebben enkele duizenden Bantu zich gevestigd in Somaliland en
Puntland. In Bosasso bedraagt hun aantal ongeveer 3.000. In Galkayo wonen circa
2.000 Bantu, verspreid over zowel het zuidelijke stadsdeel (dat wordt
gedomineerd door de Hawiye/ Habar Gedir/Sa'ad) als het noordelijke standsdeel
(waar de Darod/Majerteen het voor het zeggen hebben).
Benadiri
Benadiri, ook wel Reer Hamar genoemd, komen vrijwel niet voor in het noorden
van Somalië (in Bosasso maximaal 100). De aantallen zijn te klein om algemene
uitspraken over te doen. In de periode 1992-1996 passeerden veel Benadiri Noord-
Somalië245, op doorreis naar (onder meer) Jemen. Slechts weinigen zijn gebleven,
bijvoorbeeld na een huwelijk met een inwoner van dit gebied.
In Centraal-Somalië bestaat een affiliatie tussen de Reer Hamar/Dabarweyn en de
Hawiye/Hawadle, van welke clan leden van de Dabarweyn bescherming
ontvangen.
Bajuni
De Bajuni verblijven, voor zover dezerzijds bekend, niet in Puntland of
Somaliland. Zij wonen voornamelijk op de eilanden voor de zuidkust van Somalië
en zijn werkzaam in de visserij (zie 3.4.1).
Reer Brava en Eyle
Van de Reer Brava en de Eyle is niet bekend of en zo ja, in welke getale zij in het
noorden van Somalië leven.
Gaboye (beroepskasten Midgan, Tumal en Yibir)
Ten aanzien van de beroepskasten dient een onderscheid gemaakt te worden
tussen enerzijds diegenen die van oudsher in Noord-Somalië wonen en traditioneel
een cliënt-relatie hebben met de Darod- of Issaq clanfamilie en anderzijds
diegenen die afkomstig zijn uit Zuid- en Centraal Somalië en traditioneel een
cliënt-relatie hebben met de Hawiye clanfamilie.
Na de oorlog tussen de SNM en president Barre, eind jaren tachtig, brak er voor
leden van de Gaboye in Somaliland, niet alleen vanwege hun achtergestelde
economische positie, een moeilijke tijd aan. Veel leden van deze groepen hadden
destijds dienst genomen in het regeringsleger van president Barre. Hierdoor
werden de Gaboye na afloop van de oorlog door de Somalilanders als verraders
beschouwd. Er zijn in Somaliland echter tekenen van een veranderende houding
onder de Somalilanders. Teruggekeerde Gaboye vluchtelingen hebben een groot
deel van hun vooroorlogse bezittingen herkregen.246 Hun beroepsmogelijkheden
245 Noord-Somalië omvat Somaliland, Puntland en het zuiden van de provincie Mudug.
246 In 1998 zijn tenminste 2.000 Gaboye teruggekeerd, grotendeels uit Ethiopië, vooral naar
Hargeisa. Rebuilding from the ruins: Somaliland Centre for Peace and Development/War-
torn Societies Project (WSP).
74
Algemeen ambtsbericht Somalië | mei 2005
zijn nog steeds grotendeels beperkt tot de traditionele beroepen zoals kapper en
schoenmaker.247
In Puntland worden de leden van beroepskasten die van oudsher in het gebied
wonen en een cliënt-relatie hebben met de Darod/Majerteen, de `Majerteen
Midgan'248, als autochtoon geaccepteerd.
Er is daarnaast een groep Midgan woonachtig in de ontheemdenkampen in
Bosasso. Doorgaans betreft het Midgan die voor de burgeroorlog met de
Darodclans naar het zuiden waren getrokken, en die medio jaren negentig wegens
de vijandelijkheden tussen de Darod en de Hawiye met de Darod terugkeerden
naar Puntland.
Leden van beroepskasten die van oudsher in Zuid- en Centraal Somalië woonden
en traditioneel een cliënt-relatie hadden met de Hawiye, de `Hawiye Midgan' (ook
wel zuidelijke Midgan genoemd), zijn voor zover bekend niet of nauwelijks
woonachtig in Puntland en Somaliland, al dan niet in ontheemdenkampen.
Vestiging in Puntland of Somaliland zou voor hen moeilijk zijn: aansluiting bij de
Darod-Midgan (ook wel noordelijke Midgan genoemd) zal niet gemakkelijk
lukken en de Hawiye-Midgan zouden naar verwachting in een ontheemdenkamp
terechtkomen, waar hun positie zeer kwetsbaar zou zijn.
Voor de goede orde wordt herhaald dat de Gaboye - naar de aard van deze groep -
geen eigen traditioneel woongebied hebben.
4.2.2 Positie van ontheemden249
Door de burgeroorlog raakten 1,5 à 2 miljoen mensen ontheemd binnen
Somalië250, en vluchtten ruim een half miljoen Somaliërs naar met name de
buurlanden. Het oplaaiende en voortdurende geweld in het zuiden van Somalië
dreef vele Somaliërs naar veiliger gebieden en steden in het noorden. Eind jaren
negentig was sprake van grootschalige, vrijwillige terugkeer naar Somalië vanuit
247 Plan of Action for Repatriation, Rehabilitation and Reintegration, Initiative of the
Administration of Somaliland with the support of UNDP and UNHCR, juli 1999. Zie ook:
Joint British, Danish and Dutch factfinding missio to Nairobi, Kenya: Report on minority
groups in Somalia , 17-24 september 2000.
248 In het Report on Minority Groups in Somalia (Joint British, Danisch and Dutch factfinding
mission, september 2000) kent de Midgan twee sub-groepen, t.w. de Madhiban en de Musa
Dheere.
249 In dit ambtsbericht wordt met ontheemden bedoeld Somaliërs die door externe
omstandigheden (veiligheids- en/of economische redenen) zijn gedwongen hun woonplaats te
verlaten en in hun nieuwe woongebied in Somalië (nog) niet (volledig) zijn geïntegreerd.
250 Schattingen zijn moeilijk te maken, alleen al omdat ontheemden die door
verwanten/clangenoten worden opgenomen, niet meer als zodanig zichtbaar zijn.
75
Algemeen ambtsbericht Somalië | mei 2005
de buurlanden. Een deel van de terugkerende vluchtelingen251 kreeg assistentie
van UNHCR.
Sinds de burgeroorlog zijn de steden in de relatief veilige gebieden explosief
gegroeid, deels door toestroom van ontheemden uit het zuiden en deels door
migratie van het platteland naar de steden. Zo groeide Bosasso van 7 à 8.000 naar
circa 200.000 inwoners252 en Hargeisa van enige tienduizenden naar een half
miljoen.253
De omvang van de hervestiging in Noord-Somalië is niet precies bekend. Veel
ontheemden wisten zich duurzaam te hervestigen in hun nieuwe woongebied.
Deze ontheemden beschikten vrijwel altijd over banden met de bewoners van hun
nieuwe woongebied, bijvoorbeeld omdat zij van dezelfde clanfamilie (in brede
zin) afkomstig zijn, of omdat een familielid254 afkomstig is uit het nieuwe
woongebied. Ook andersoortige banden voorzagen in een sociaal vangnet, zoals
relaties met oude schoolvrienden, buren of zakenpartners.255
Voorts is een aanzienlijke groep ontheemden in de afgelopen tien jaar
doorgetrokken naar het buitenland, met als uiteindelijke bestemming doorgaans de
Golflanden of het Westen.
In de rest van dit hoofdstuk zal de groep ontheemden die inmiddels goed
geïntegreerd is in het noorden, buiten beschouwing worden gelaten.256 Met de
term ontheemden wordt in het onderstaande de groep mensen aangeduid, die in
ontheemdennederzettingen woonachtig is en slechts in geringe mate is
geïntegreerd in de nieuwe woonplaats. Overigens zullen ook nieuw gearriveerde
ontheemden die over banden met de bewoners van hun nieuwe woongebied
beschikken, doorgaans worden opgenomen binnen de gemeenschap en dus na
enige tijd niet langer als ontheemden zichtbaar zijn. Tegelijkertijd geldt dat
ontheemden die niet over dergelijke banden beschikken, vrijwel zonder
uitzondering in armzalige ontheemdennederzettingen terecht zullen komen, zonder
reële kans op daadwerkelijke integratie.
251 In dit ambtsbericht wordt met teruggekeerde vluchtelingen bedoeld de Somaliërs die door
externe omstandigheden (veiligheids- en/of economische redenen) zijn gedwongen hun land
te verlaten en die sindsdien zijn teruggekeerd naar Somalië met als doel zich daar wederom
permanent te vestigen.
252 Volgens de autoriteiten van Bosasso heeft de stad thans 600.000 inwoners; UNDP ging (in
2001) daarentegen uit van 60.000 inwoners (UNDP, Human Development Report Somalia
2001 , p. 58).
253 FEWS Net, Hargeisa Urban Household Economy Assessment, 24 april 2003.
254 Bv. vader, moeder, oom, tante, grootouder van een van de echtelieden.
255 UNDP, Human Development Report Somalia, 2001.
256 Eveneens wordt buiten beschouwing gelaten de groep Somaliërs (woonachtig langs de NO-
kust) die als gevolg van de tsunami (tijdelijk) ontheemd is geraakt. Hun aantal wordt tussen
de 5.000 en de 10.000 geschat. EC Analysis Tsunami impact, 10 januari 2005.
76
Algemeen ambtsbericht Somalië | mei 2005
Volgens het VN Regional Support Office for Central and East Africa257wordt het
aantal ontheemden in Somalië geschat op ruim 376.000 mensen, waarvan circa
250.000 in en rond Mogadishu. In Puntland wordt het aantal ontheemden op ruim
30.000 geschat, waarvan rond Bosasso 28.000. In Somaliland verblijven ruim
5.000 ontheemden.258 Het leeuwendeel van de ontheemden verblijft derhalve in
de relatief onveilige gebieden.
In het algemeen kan worden gesteld dat ontheemden in de relatief veilige delen
van Somalië een marginale, geïsoleerde positie in de samenleving innemen. Zij
bevinden zich daardoor in een kwetsbare positie en zijn vaker dan gemiddeld het
slachtoffer van criminaliteit. De mate van kwetsbaarheid van ontheemden is
(uiteraard) mede afhankelijk van de hulpbronnen (geld, vaardigheden) waarover
zij beschikken. In het algemeen bevinden ontheemden zich echter in een
aanmerkelijk slechtere sociaal-economische positie dan de lokale bevolking. Van
vervolging door de lokale autoriteiten is geen sprake. Discriminatie door de lokale
bevolking komt voor, doch ernstige incidenten hebben zich voor zover bekend in
Somaliland en Bosasso niet voorgedaan. De bevolking staat echter niet open voor
daadwerkelijke integratie in hun gemeenschap van ontheemden die geen enkele
band met hun clan hebben.
Ontheemden in Puntland
In Puntland zijn in de afgelopen jaren meer dan 100.000 mensen zelf, en ruim
6.000 met assistentie van UNHCR uit de buurlanden teruggekeerd.259 Thans
verblijven nog circa 30.000 ontheemden in ontheemdennederzettingen in
Puntland260, waarvan 28.000 in Bosasso (op een stad met circa 200.000
257 UN/OCHA (Office for the Coordination of Humanitarian Affairs), Affected Populations in
the Horn of Africa Region, december 2004.
258 Andere bronnen hanteren echter andere cijfers. UNHCR/Nairobi (19 januari 2005) schat het
totaal aantal ontheemden op 450.000 waarvan in Mogadishu 250.000, in Puntland 70.000 en
in Somaliland 40.000. Zie ook UNSC, Report of the SG on the situation in Somalia,
S/2004/469, 9 juni 2004. De VN mensenrechtenexpert voor Somalië, dr. Alnajjar, gaatin zijn
Briefing Notes naar aanleiding van zijn bezoek aan Somalië (26 jnauari 7 februari 2005) uit
van 370.000 ontheemden, terwijl NRC Global IDP database (24 november 2004) het aantal
van 370.000 400.000 noemt.
259 UNHCR, Position on the return of rejected Somali asylumseekers to Somalia, januari 2004.
260 Volgens de deelnemers aan een workshop van OCHA/NRC in Bosasso (augustus 2004) is het
merendeel van de ontheemden in Puntland uit Zuid-Somalië afkomstig (o.m. Bantu,
Rahanweyn, Ajuraan). Onveiligheid (28,2%) en een beter bestaan (68,5%) hebben hen doen
besluiten naar het relatief veilige Puntland te gaan. Sommige ontheemden verklaarden tijdens
de workshop zich in de kampen veilig te voelen. Buiten de kampen lopen zij bij afwezigheid
van clanbescherming meer kans slachtoffer te worden van criminaliteit. Een ontheemde
vrouw liet weten dat de politie desgevraagd wel optreedt in de kampen. Ook ontheemden
bundelen hun krachten om elkaar in de kampen te beschermen. Zo was een gewapende
verkrachter door de kampbewoners aangehouden en aan de politie overgedragen. De dader
werd vervolgens tot een jaar gevangenisstraf veroordeeld. Volgens UNSC, Report of the SG
---
Algemeen ambtsbericht Somalië | mei 2005
inwoners)261 en circa 2.400 nabij Galkayo.262 De meerderheid van de ontheemden
in en rond Bosasso is afkomstig uit Zuid-Somalië en bestaat voornamelijk uit
Rahanweyn, Ajuraan en leden van de minderheden Midgan en Bantu. Veel
ontheemden zijn al zo'n tien jaar woonachtig in de provisoire
ontheemdennederzettingen. Daarnaast zijn vorig jaar zo'n 2.000 ontheemden (met
name Ajuraan) vanuit Somaliland gearriveerd, als gevolg van het Somalilandse
decreet dat alle "buitenlanders" dienden te vertrekken. Voorts zijn er Ethiopische
vluchtelingen in Bosasso, voor het merendeel etnisch Somaliërs uit de
aangrenzende Ogadenregio, dikwijls als tussenstop op doorreis naar de Golfstaten.
263
Voor een beschrijving van de omstandigheden, inclusief de mate van veiligheid,
waaronder de ontheemden in nederzettingen in Bosasso en Galkayo wonen en
leven, wordt verwezen naar het ambtsbericht van 22 november 2004, pagina 83 tot
en met 88.
Ontheemden in Somaliland
In Somaliland zullen naar verwachting van UNHCR in de loop van 2005 alle
Somalische vluchtelingen die oorspronkelijk uit Somaliland afkomstig zijn, uit
buurlanden als Ethiopië en Djibouti zijn teruggekeerd. Deze terugkeer, die vanaf
1997 op gang is gekomen, heeft rond de steden in Somaliland grote
opvangproblemen veroorzaakt, waardoor vele duizenden terugkeerders zich
tijdelijk vestigden in spontane nederzettingen.264 Na verloop van tijd werd de
huisvesting van ontheemden door de lokale autoriteiten en UNHCR meer
gereguleerd, door terrein -doorgaans vlak buiten de stad- aan te wijzen waar de
ontheemden hun onderkomens mochten bouwen. In een aantal
ontheemdennederzettingen in Somaliland zijn met hulp van UNHCR, UNDP,
gespecialiseerde VN-organisaties265 en lokale en internationale NGO's in de loop
der jaren basisvoorzieningen aangelegd op het gebied van watervoorziening,
basisgezondheidszorg en onderwijs. Daarnaast werd de allerkwetsbaarsten
onderdak geboden. Ook zijn er projecten om reïntegratie te bevorderen, onder
andere door opleidingen te verzorgen en micro-kredieten te verschaffen voor
startende ondernemers.
on the situation in Somalia, S/2005/89, 18 februari 2005, zijn in Puntland tussen 25.000 en
33.000 ontheemden, waarvan meer dan de helft 18 jaar en jonger is.
261 De gemeente Bosasso hanteert andere cijfers: in en rond de stad zouden zich zo'n 75.000
ontheemden uit het zuiden.
262 OCHA Regional Support Office, Affected populations in the Horn of Africa Region,
december 2004.
263 Informatie van de NGO Africa-70, juli 2004; Khalid Medani (UN consultant), Report on
internal migration and remittance inflows, 2000.
264 IRIN persbericht , 13 december 2004.
265 Onder andere UNICEF en de WHO.
78
Algemeen ambtsbericht Somalië | mei 2005
Ook in Somaliland wonen de ontheemden in hutten, die ze zelf gebouwd hebben
van afvalmateriaal. Brand is ook hier een risico. De meeste kampbewoners zijn
vrouwen en kinderen266, die voor hun inkomen voornamelijk van bedelen
afhankelijk zijn.267
In 2004, in de periode tot medio augustus zijn 9.200 mensen teruggekeerd naar
Somaliland.268 Over het algemeen worden de terugkeerders door familie
opgevangen. Slechts een deel verblijft gedurende langere tijd in de
ontheemdennederzettingen. Volgens officiële VN-cijfers verblijven in Somaliland
nog slechts 5.800 ontheemden, waarvan ruim 4.000 in de hoofdstad Hargeisa.269
Niet duidelijk is welke definitie bij deze berekening is gehanteerd. In de stedelijke
krottenwijken, die even armzalig zijn als de officiële ontheemdennederzettingen,
zijn vele tienduizenden Somalilanders woonachtig, die het afgelopen decennium
vanuit het platteland naar de stad zijn getrokken, dan wel zijn teruggekeerd vanuit
bijvoorbeeld Ethiopië.
Nadat Zuid-Somalische aanhangers van Al-Ittihad moordaanslagen hadden
gepleegd op buitenlandse hulpverleners in Somaliland270, besloot de Somalilandse
regering (in oktober 2003) dat alle `illegale immigranten' die niet (oorspronkelijk)
uit Somaliland afkomstig waren, het land dienden te verlaten. Onder hen bevonden
zich volgens het rapport van de SGVN vele duizenden ontheemden afkomstig uit
Zuid-Somalië. Hoewel gedwongen uitzettingen niet heeft plaatsgevonden leven
deze ontheemden in voortdurende angst Somaliland te worden uitgezet.271 De
NRC geeft aan dat de SGVN de situatie van de ontheemden in Somaliland is
verslechterd; niet zelden zouden zij het slachtoffer zijn van uitbuiting en afpersing,
266 Een recent uitgevoerd onderzoek van INGO Norwegian Refugee Council (NRC) in Hargeisa
geeft aan dat 82% van huishoudens in de ontheemdenkampen in Somaliland door vrouwen
worden geleid. De meeste van deze vrouwen zijn van hun man gescheiden of zijn weduwen,
NRC Somaliland, 4 februari 2005.
267 UN Economic and Social Council, Commission on Human Rights: Report of the independent
expert, E/CN.4/2004/103, 30 november 2003, p. 16. Zie ook Alkmaars steunpunt
vluchtelingen, Somaliland, land of no return, oktober 2004. In dit rapport wordt het bezoek
van onder-SGVN-HA Jan Egeland aan het ontheemdenkamp Ayaha in Hargeisa in december
2004 aangehaald waarin betrokkene het kamp als "one of the most forgotten places in the
world" kwalificeert. Ook constateert het rapport dat "Somaliland has been relatively peaceful
in recent years thanks to stable government and disarmament".
268 UN OCHA, Update Affected populations in the Horn of Africa Region, 15 september 2004.
269 Hargeisa 4.200; Burao 360; Yirowe 900; Berbera 360. UN OCHA Regional Support Office,
Affected populations in the Horn of Africa Region, december 2004. Niet bekend is wat de
samenstelling van deze groepen ontheemden is.
270 Zie paragraaf 2.3 voor meer informatie hierover.
271 UN OCHA Regional Support Office, Affected populations in the Horn of Africa Region, 31
mei 2004; UN OCHA, Update Affected populations in the Horn of Africa Region, 15
september 2004. + update december 2004.
79
Algemeen ambtsbericht Somalië | mei 2005
of worden zij lastig gevallen.272 Velen van hen zijn sindsdien naar Puntland of
naar Jemen vertrokken.
4.3 Internationale migratie
Reismogelijkheden
Over land kunnen Somaliërs het land ongehinderd in en uit reizen. Dit is overigens
in lijn met een eeuwenoude nomadische traditie. De zuidgrens met Kenia is, op
grensovergangen bij de dorpen Moyale, Mandere en Liboi na, geheel open, dat wil
zeggen zonder bewaking273 De 1600 kilometer lange grens met Ethiopië in het
westen is eveneens open. In het droge, slecht toegankelijke grensgebied bestaat
een aantal overgangen zoals bijvoorbeeld bij de plaatsen Menelik, Tarara, Shilabo,
Yeed, Ferfer, El Berde en Borama. Grenscontrole vindt nauwelijks plaats. Veel
(vracht)verkeer tussen beide landen vindt plaats buiten de grensposten om274.
Vanuit de omliggende landen en vanuit de Verenigde Arabische Emiraten (VAE)
zijn een aantal bestemmingen in Somalië meerdere keren per week per vliegtuig te
bereiken. 275
Vanuit Dubai voeren Juba Airlines, African Express en Daallo Airlines, via
Djibouti dan wel via Berbera (Somaliland) of via Asmara, lijnvluchten uit naar
Hargeisa, Galkayo, Bosasso, Burao en Mogadishu (vliegveld K-50).
Daallo Airlines vliegt vanuit Nairobi regelmatig op de steden Mogadishu
(vliegveld K-50), Galkayo en Hargeisa.
Vanuit Addis Abeba vliegt Ethiopean Airlines dagelijks, behalve op dinsdag, op
Hargeisa.
Vanwege de korte en in slechte staat verkerende landingsbanen van de vliegvelden
in Somalië worden de vluchten uitgevoerd met kleine vliegtuigen die maximaal 50
passagiers kunnen vervoeren. Naar verluidt geniet de reisroute via Nairobi,
vanwege de vluchtfrequentie en de bestemmingen in Somalië, de voorkeur van de
Somalische reizigers. Hargeisa is het drukste vliegveld binnen Somalië. Per maand
ontvangt het circa 8.000 passagiers en 350 ton vracht.
272 Global IDP, database of the NRC, 24 november 2004.
273 UNDP, Somalia desk Nairobi, 9 december 2003. Volgens het Africa Research Bulletin
(uitgave mei 2003) zou Kenia in mei 2003 twee bataljons soldaten langs de grens met
Somalië hebben gestationeerd als maatregel in zijn strijd tegen het terrorisme.
274 UN Security Council, Report of the panel of experts on the situation of the arms embargo
against Somalia, 4 november 2003. Ook in het Report of the monitoring group on violations
of the arms embargo against Somalia van 11 augustus 2004 wordt gesproken over `the
porous borders and the heavy human traffic across this border'.
275 Vermelde vluchten zijn volgens opgave van desbetreffende luchtvaartmaatschappijen,
februari 2005.
80
Algemeen ambtsbericht Somalië | mei 2005
De Somali Civil Aviation Caretaker Authority is belast met het beheer van het
luchtruim en de vliegvelden in Somalië. Functionarissen van deze dienst zijn
slechts op vijf vliegvelden in het noorden van Somalië aanwezig, te weten in
Hargeisa, Berbera, Burao, Galkayo en Bosasso. Controle van documenten en
vracht op deze vliegvelden geschiedt door de lokale luchthavenstaf.276 Vaak
moeten de passagiers bij de inreis en uitreis vliegveldbelasting betalen. Bij inreis
dienen buitenlanders (niet-Somaliërs) in bezit te zijn van een visum.
De overige vliegvelden in Somalië opereren op gezag van de lokale krijgsheren
die deze als privé-ondernemingen beheren. Zo maakt, vanwege de sluiting van de
internationale luchthaven van Mogadishu in 1995, de TFG gebruik van het
voormalige militaire vliegveld Balidogle. Krijgsheer Mohammed Qanyare Afrah
beheert de Daynile landingsbaan bij Mogadishu (veel qat vluchten en tevens een
bestemming van VN vluchten) en krijgsheer Ahmed Duale beheert vliegveld K-50
(kilometerpaal 50) langs de weg naar Merka. Het vliegveld in Baidoa is in handen
van de RRA. Op geen van deze vliegvelden worden passagiers naar hun
reisdocumenten gevraagd.277
Bij toegang tot Somaliland via het vliegveld van Hargeisa vindt controle van
reisdocumenten plaats. Niet bekend is of documentcontrole plaatsvindt bij
grensovergangen van Somaliland met Ethiopië en Djibouti. Er zijn geen berichten
bekend dat niet-Somalilanders de toegang tot Somaliland is geweigerd.
Op het vliegveld van Bosasso in Puntland vindt eveneens controle van
reisdocumenten plaats.
Reisdocumenten
Door het wegvallen van een centrale overheid in 1991 is er geen internationaal
erkende instantie meer die Somalische paspoorten uitgeeft of de geldigheidsduur
ervan verlengt. Reisdocumenten die doorgaan voor Somalische paspoorten zijn in
Somalië en in de buurlanden op de markten te koop. Daarnaast geven enkele
Somalische missies in het buitenland reisdocumenten af. Daarvan zijn Genève,
Caïro, Rome, Dubai, Damascus, Djibouti, Sana'a, Jeddah en Koeweit als
afgifteplaatsen bekend. In Dar es Salaam is een afgiftebureau van Somalische
reisdocumenten in de Italiaanse ambassade aanwezig.
Het komt geregeld voor dat Somaliërs paspoorten weten te verwerven van de
buurlanden Kenia, Ethiopië, Jemen en Djibouti door zich uit te geven voor
staatsburgers van die landen. Dit is mogelijk omdat aldaar geen mechanismen278
276 Tijdens bezoek Buza-missie, eind juni 2004, werden op vliegveld Bosasso bij in- en uitreis de
paspoorten van de missieleden door vliegveldpersoneel gecontroleerd en afgestempeld. De
toegang to het vliegveld was bewaakt.
277 Informatie o.a. afkomstig van UN Security Council, Report of the panel of experts on
violations of the arms embargo against Somalia, 4 november 2003, S 2003/1035.
278 Met mechanismen wordt bedoeld: bijvoorbeeld betrouwbare bevolkingsregistratie of
herkenningstechnieken.
81
Algemeen ambtsbericht Somalië | mei 2005
aanwezig zijn om Somaliërs uit Somalië te onderscheiden van etnisch Somaliërs
die van oudsher in die landen wonen.
Officieel worden Somalische paspoorten internationaal niet erkend. Echter, bij
gebrek aan een alternatief reisdocument waarmee Somaliërs kunnen reizen,
worden deze reisdocumenten in de praktijk wel als reisdocument geaccepteerd
door de landen van de Europese Unie, de buurlanden van Somalië en de
Golfstaten.279
Het Somalische paspoort wordt officieel evenmin als bewijs van identiteit erkend.
De Nederlandse overheid accepteert het paspoort als reisdocument, doch niet als
bewijs van identiteit.
Omdat Somaliland internationaal niet wordt erkend, worden de paspoorten
afgegeven door de autoriteiten van dat land evenmin erkend en ook niet als
reisdocument geaccepteerd. De meeste Somalilanders reizen dan ook met een
Somalisch paspoort. President Riyale Kahin heeft aangegeven met deze praktijk in
te stemmen.280
In april 2004 besloten de Keniaanse autoriteiten uit veiligheidsoverwegingen
houders van Somalische paspoorten zonder visum niet meer op Keniaans
grondgebied toe te laten.281 Somaliërs die in de transithal op het vliegveld wachten
op een aansluitende vlucht, hebben geen visum nodig.
De autoriteiten van de Verenigde Arabische Emiraten (VAE) maakten begin mei
2004 bekend dat ook zij met onmiddellijke ingang geen visa meer geven aan
houders van Somalische paspoorten. Somaliërs die in bezit zijn van een
verblijfsvergunning voor de VAE zijn hiervan uitgezonderd. 282 Ook op
vliegvelden binnen de VAE geldt dat Somalische paspoorthouders geen visum
nodig hebben zolang zij in transit verblijven.
Bestemmingslanden
Sinds 1995 is sprake van een gestage daling van het aantal Somalische
vluchtelingen in de regio, mede als gevolg van inspanningen van UNHCR om
vrijwillige terugkeer te faciliteren (zie paragraaf 4.4).
279 Dezerzijds is niet bekend welke andere landen Somalische paspoorten in de praktijk als
reisdocument accepteren.
280 BBC persbericht, 24 oktober 2003.
281 Wel werden visa afgegeven aan de Somalische deelnemers aan het vredesoverleg. Houder
van een Somalisch reisdocument moeten thans een visum schriftelijk aanvragen bij de
Keniaanse immigratiedienst. Indien de aanvraag wordt gehonoreerd ontvangt de aanvrager
een toestemmingsbrief die hij/zij na aankomst op de luchthaven van Nairobi aan de
immigratiedienst moet overhandigen. Het visum wordt niet in het Somalische reisdocument
geschreven.
282 BBC News, 10 mei 2004.
82
Algemeen ambtsbericht Somalië | mei 2005
In de buurlanden van Somalië verblijven thans circa 400.000 door UNHCR als
vluchteling geregistreerde Somaliërs.283 Het totale aantal Somalische migranten in
de buurlanden is echter veel hoger. Zo bevindt zich in Kenia, waar alle
vluchtelingen in principe verplicht zijn in kampen in het onherbergzame noorden
te blijven, een wijk in Nairobi (Eastleigh) waar zo'n 100.000 Somaliërs wonen.
Voor een groot deel betreft het Somaliërs die illegaal in Kenia verblijven; voor een
ander deel zijn het etnisch Somalische Kenianen.
In Nederland werden door Somaliërs in 2004 gedurende de periode januari tot en
met december 792 asielaanvragen ingediend. In 2003 bedroeg dit aantal 451. In
het eerste kwartaal van 2005 werden door 202 Somaliërs asielaanvragen
ingediend. Somalië bezet in Nederland reeds lange tijd de tweede plaats op de lijst
van herkomstlanden.284
Zoals gezegd, is nog steeds sprake van omvangrijke migratie vanuit met name
Zuid-Somalië naar welvarender landen. De Somalische migranten zijn voor het
merendeel jonge mannen, die in het buitenland (meestal de Golfstaten) werk
willen zoeken, om met hun verdiensten de in Somalië achtergebleven familieleden
bij te staan. Wanneer de gezinsleden meegaan naar de buurlanden, komt het
geregeld voor dat Somalische mannen hun vrouwen en kinderen achterlaten in de
vluchtelingenkampen in Kenia, Ethiopië en Jemen waar de basisbehoeften aan
voedsel, water, onderwijs en gezondheidszorg gedekt zijn. De mannen trekken
doorgaans naar de steden, om daar werk te zoeken.285
De meest gebruikte mogelijkheid om Somalië te verlaten, is per boot naar Jemen,
meestal vanuit Bosasso. De overtocht geschiedt meestal in kleine houten boten,
kost ongeveer 10-50 US dollar en duurt circa 48 uur. Het komt regelmatig voor dat
mensensmokkelaars hun passagiers slecht behandelen. Voorts komt het voor dat
boten kapseizen doordat ze te zwaar beladen zijn of, in geval de kustwacht nadert,
dat passagiers overboord gegooid worden om veroordeling wegens
mensensmokkel te voorkomen. Maandelijks arriveren circa 10.000 Somaliërs in
Jemen, terwijl het gemiddeld aantal Somalische reizigers van Jemen naar Somalië
veel lager is. Slechts 10-15% laat zich in Jemen als vluchteling registreren. Slechts
3-5% (met name vrouwen en kinderen) reist door naar het opvangkamp Al Kharaz
(nabij Aden). 70-80% reist door naar de rijke Golfstaten (50-60% naar Saudi-
Arabië, de rest naar Oman en de VAE) om daar werk te zoeken. Een paar procent
vervolgt de reis (illegaal) naar Europa.
283 UN OCHA Regional Support Office, Update Affected populations in the Horn of Africa
Region, 15 september 2004.
284 Nummer 1 is Irak; nummer 2 ( "nationaliteit onbekend" ) niet meegerekend, IND
jaarrapportage 2004, zg. paarse boek, 20 januari 2005, INDIAC Asylum Trends, maart 2005,
11 april 2005.
285 De kampen worden om die reden voornamelijk door vrouwen, kinderen en bejaarden
bewoond. UN-OCHA, Affected populations in the Horn of Africa Region, 31 mei 2004.
83
Algemeen ambtsbericht Somalië | mei 2005
Jaarlijks gaan naar schatting tenminste 25.000 Somaliërs vanuit Europa met
vakantie of voor zakelijk bezoek naar Somalië.286 Voor zover kan worden
nagegaan beschikken de meeste van hen over zowel een Europees als een
Somalisch paspoort. Het komt veelvuldig voor dat ouders hun dochters tijdens de
vakantie laten besnijden (zie hierover paragraaf 3.4.3). Ook komt het volgens
verschillende bronnen vaak voor dat in westerse landen woonachtige ouders hun
kinderen een paar jaar bij familie in Somalië laten wonen, om goede moslims te
worden en de Somalische cultuur te leren kennen. Dit komt meer voor bij jongens
dan bij meisjes, en vooral in de leeftijdsgroep 8 tot 14 jaar. Ook als ouders
problemen ervaren met de opvoeding van hun kinderen, komt het geregeld voor
dat zij hun kinderen een paar jaar naar Somalië sturen. Deze verwesterde kinderen
hebben het vaak moeilijk; ze komen arrogant over op hun leeftijdgenoten,
waardoor ze niet geaccepteerd en dikwijls ook gepest worden.
Terugkeer
Somaliërs die terugkeren naar Somalië ondervinden geen hinder van de lokale
autoriteiten bij de inreis. In de relatief onveilige gebieden komt het voor dat
reizigers tijdens de rit van het vliegveld naar de stad worden opgewacht door
milities of criminelen, die al hun bezittingen stelen en hierbij soms zeer
gewelddadig te werk gaan. Ook lopen Somaliërs die vanuit het buitenland naar de
relatief onveilige gebieden zijn gereisd een verhoogde kans op kidnapping, omdat
de criminelen verwachten dat zij over (relatief) rijke familie in het buitenland
beschikken.287
Als gevolg van het decreet van oktober 2003 kunnen Somaliërs die niet over
banden met Somaliland beschikken, in principe geen verblijfsrecht krijgen in
Somaliland.288 In de rest van Somalië bestaan geen formele beperkingen ten
aanzien van vestiging.289
Voor georganiseerde vrijwillige groepsgewijze terugkeer naar Somaliland en
Puntland is de instemming van de lokale autoriteiten nodig. UNHCR heeft in de
afgelopen jaren vele duizenden Somaliërs helpen terugkeren naar Somalië, vooral
286 In zomer 2000 kwamen naar schatting van de luchtvaartmaatschappijen 15.000 Somaliërs
met vakantie naar Somaliland. Zie UNDP, Human Development Report: Somalia 2001 .
Volgens de in Bosasso (in juni 2004) geraadpleegde bronnen doet dit fenomeen zich in
gelijke mate voor in Puntland en in mindere mate ook in de relatief onveilige gebieden. Het
totale aantal Somalische reizigers is derhalve waarschijnlijk meer dan het dubbele, maar zal
naar verwachting in ieder geval niet lager liggen dan 25.000.
287 Joint Danish, Finnish, Norwegian and British fact-finding mission to Nairobi, Kenya :
Human Rights and security in central and southern Somalia, januari 2004.
288 Als eerder in dit ambtsbericht gemeld zijn er geen berichten bekend over uitzetting van
`vreemdelingen' door de Somalilandse autoriteiten.
289 Volgens de grondwet van Puntland is het iedere Somaliër toegestaan in Puntland te wonen,
werken en reizen.
84
Algemeen ambtsbericht Somalië | mei 2005
naar het Noorden. De autoriteiten in Somaliland en Puntland wijzen hierbij echter
op de beperkte mogelijkheden om terugkeerders werk en voorzieningen te bieden.
De Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) faciliteert eveneens de
terugreis van Somaliërs die vrijwillig naar Somalië willen terugkeren.
In 2004 zijn vanuit Nederland 21 Somaliërs vrijwillig teruggekeerd met de hulp
van het IOM. Zes van hen wensten naar Mogadishu terug te keren, één naar Luuq
(zuidelijke provincie Gedo), dertien naar Hargeisa (Somaliland) en één naar
Bosasso (Puntland). Een Somaliër was in het bezit van een Somalisch
reisdocument, de anderen maakten de terugreis met een EU-staat. In de periode
januari t/m half april 2005 keerden vijf Somaliërs vanuit Nederland vrijwillig
terug. Vier personen kozen voor Mogadishu als eindbestemming, één persoon
keerde naar Kismayo terug. Alle vijf terugkeerders waren in bezit van een EU-
staat.290
4.4 (Landen van) eerste ontvangst
Het grootste deel van de Somalische vluchtelingen is gevlucht naar de buurlanden
Kenia, Ethiopië en Jemen en verblijft daar in UNHCR-kampen.
In Kenia verblijven zij in de kampen Kakuma (22.860) en in Dadaab (132.208).291
UNHCR zorgt voor basisvoorzieningen in deze kampen. In Dadaab wordt
basisonderwijs gegeven.292 De vluchtelingen bevinden zich in een sociaal-
economisch zeer slechte positie, hoewel hun situatie in het algemeen beter is dan
die van de etnisch Somalische Kenianen die in de buurt van de kampen
woonachtig zijn. Bovendien is er een groot veiligheidsprobleem. Verkrachting
komt veelvuldig voor, meestal door Somalische bandieten die de grens oversteken,
maar soms ook door Keniaanse politieagenten.293 De vluchtelingen mogen de
kampen in principe niet verlaten, behoudens speciale omstandigheden zoals in
geval van medische behandeling of om onderwijs te volgen. Veel Somaliërs laten
zich derhalve niet als vluchteling registreren, doch verblijven illegaal in met name
Nairobi en Mombasa. De registratie als vluchteling geschiedt door UNHCR op
prima facie-basis. Het is in de praktijk niet mogelijk een verblijfsvergunning (als
vluchteling) van de Keniaanse autoriteiten te krijgen, waardoor duurzame
integratie in Kenia niet tot de mogelijkheden behoort.294
290 Aantallen en bestemmingen volgens opgave IOM Nederland, 8 april 2005.
291 UN-OCHA, Affected populations in the Horn of Africa Region,december 2004.
292 UNHCR News Stories, 15 oktober 2004
293 US Department of State, Somalia Country Report on Human Rights Practices 2004, 28
februari 2005.
294 Zonder verblijfsvergunning is het vluchtelingen bijvoorbeeld niet toegestaan in Kenia te
werken. Rapport IGC.
85
Algemeen ambtsbericht Somalië | mei 2005
Voor zover bekend heeft refoulement vanuit Kenia nooit plaatsgevonden, deels
ook vanwege praktische problemen, omdat het voor de Keniaanse autoriteiten
lastig is onderscheid te maken tussen Keniaanse en Somalische etnisch Somali.
In Ethiopië verblijven de Somalische vluchtelingen in de kampen Kebribeyah
(10.324) en Aisha (5.918). UNHCR zorgt voor basisvoorzieningen in deze
kampen. WFP heeft heeft in oktober 2004 een nieuw hulpprogramma voor
vluchtelingen in Ethiopië goedgekeurd voor de periode 2005 2007.295
De vluchtelingen bevinden zich in een sociaal-economisch zeer slechte positie,
hoewel hun situatie in het algemeen beter is dan die van de Ethiopiërs zelf. De
vluchtelingen mogen de kampen in principe niet verlaten, behoudens speciale
omstandigheden zoals in geval van medische behandeling. Veel Somaliërs laten
zich derhalve niet als vluchteling registreren, doch verblijven illegaal in met name
Addis Abeba. De registratie als vluchteling geschiedt door UNHCR op prima
facie-basis. Het is in de praktijk niet mogelijk een verblijfsvergunning (als
vluchteling) van de Ethiopische autoriteiten te krijgen, waardoor duurzame
integratie in Ethiopië niet tot de mogelijkheden behoort.296
Voor zover bekend heeft refoulement van Somaliërs vanuit Ethiopië nooit
plaatsgevonden, deels ook vanwege praktische problemen, omdat het voor de
autoriteiten lastig is onderscheid te maken tussen Ethiopische en Somalische
etnisch Somali.297
In 2004 bevonden zich in Jemen 47.109 Somalische vluchtelingen, waaronder
10.472 in het kamp Al Kharaz nabij Aden.298 In Jemen worden Somaliërs door de
autoriteiten op prima facie basis als vluchteling erkend. Sinds 2001 registreerde
UNHCR in Jemen jaarlijks circa 12.500 nieuwe vluchtelingen uit Somalië. In de
periode vanaf september 2003 was de maandelijkse instroom zo'n 30% hoger dan
gemiddeld, waarschijnlijk als gevolg van de droogte en het Somalilandse decreet
dat alle "buitenlanders" het land dienden te verlaten. In 2004 werden ongeveer
16.600 nieuwe Somalische vluchtelingen door UNHCR geregistreerd.
UNHCR zorgt voor goede basisvoorzieningen in kamp Al Kharaz en in de steden
Aden (in de wijk Basateen, waar duizenden Somaliërs wonen) en Sana'a. Dankzij
UNHCR zijn de voorzieningen op het gebied van bijvoorbeeld gezondheidszorg
en onderwijs beter dan die van de meeste Jemenieten299. Somaliërs hebben meer
295 UN-OCHA, Affected populations in the Horn of Africa Region, december 2004.
296 Zonder verblijfsvergunning is het vluchtelingen bijvoorbeeld niet toegestaan in Ethiopië te
werken.
297 Rapport IGC.
298 Het werkelijke aantal bewoners van kamp Al Kharaz, dat op een paar uur rijden afstand ligt
van Aden, bedraagt circa 7.000, vrijwel allemaal vrouwen en kinderen. Veel vluchtelingen
(met name mannen) wonen in werkelijkheid in Aden, maar komen regelmatig langs in Al
Kharaz om hun familie op te zoeken en aanwezig te zijn bij distributie van
voedselrantsoenen.
299 Overigens mag de lokale, Jemenitische bevolking eveneens gebruik maken van de door
UNHCR aangelegde voorzieningen.
86
Algemeen ambtsbericht Somalië | mei 2005
moeite om regulier werk te vinden dan de lokale bevolking, waardoor in dat
opzicht hun positie slechter is. De bevolking van Jemen stelt zich over het
algemeen gastvrij op tegenover de historisch-cultureel aan hen verwante
Somaliërs, ondanks de grote armoede en werkloosheid waar ook Jemenieten mee
te kampen hebben.300
Voor zover bekend heeft refoulement van Somaliërs vanuit Jemen nooit
plaatsgevonden.301
4.5 Beleid van andere Europese landen
Hieronder wordt het toelatings- en terugkeerbeleid ten aanzien van Somalische
asielzoekers van een aantal Europese landen beschreven. De gegevens over het
toelatings- en terugkeerbeleid van Somalische asielzoekers in deze Europese
landen zijn beperkt tot die van België, Denemarken, het Verenigd Koninkrijk en
Zwitserland.302
België
De verzoeken van Somalische asielzoekers worden volgens de gangbare procedure
behandeld, dat wil zeggen elk verzoek wordt individueel op de asielvoorwaarden
getoetst. Er is vooralsnog geen sprake van subsidiaire bescherming van bepaalde
categorieën asielzoekers uit Somalië.303 Wel bestaat bijzondere aandacht voor de
aanvragen van leden van Somalische minderheidsgroepen, Somalische vrouwen
en (in bepaalde gevallen) Somalische journalisten.
Gedwongen terugkeer van afgewezen Somalische asielzoekers naar Somalië
(inclusief Somaliland en Puntland) vindt niet plaats.304 Wel worden Somalische
asielzoekers, die België via derde landen zijn binnen gekomen, na afwijzing naar
deze landen terug gebracht.
Denemarken
Denemarken maakt bij de behandeling van aanvragen van asielzoekers uit Somalië
geen onderscheid naar het gebied van afkomst in dat land. Op grond van een
300 UNHCR Jemen en IGC.
301 Volgens de Jemenitische wetgeving is uitzetting mogelijk in geval vluchtelingen een
bedreiging voor de nationale veiligheid vormen (o.a. personen die een misdaad hebben
begaan, verdacht worden van terrorisme of die met HIV/aids besmet zijn). In de praktijk is
voor zover bekend geen gebruik gemaakt van deze mogelijkheid. IGC.
302 De gegevens over het toelatings- en terugkeerbeleid van België dateren van 25 februari 2005,
van Denemarken van 14 april 2005, van het VK van 16 februari 2005 en van Zwitserland
van 15 februari 2005.
303 België overweegt invoering subsidiaire bescherming van bepaalde groepen Somalische
asielzoekers.
304 Redenen hiervan zijn de algemene toestand in Somalië en het ontbreken van technische
mogelijkheden voor terugkeer van afgewezen Somalische asielzoekers (rechtstreekse
vluchten).
87
Algemeen ambtsbericht Somalië | mei 2005
nieuwe Vreemdelingenwet die op 1 juli 2002 in werking is getreden, worden in
het toelatingsbeleid geen speciale categorieën vreemdelingen onderscheiden. Alle
asielverzoeken worden individueel behandeld.
Sinds 1 juli 2002 krijgen asielzoekers uit Centraal- en Zuid-Somalië niet meer
automatisch de vluchtelingenstatus. Asielverzoeken worden afgewezen indien de
aanvragers in hun woongebied bescherming kunnen verkrijgen.
Met de de facto regering van Somaliland heeft Denemarken in juli1997 een
terugnameovereenkomst gesloten. Eind 2003 is deze overeenkomst zonder
wijzigingen verlengd. Vrijwel alle asielzoekers afkomstig uit dit gebied worden
afgewezen en teruggestuurd. Uitzettingen naar Puntland en Centraal- en Zuid-
Somalië hebben nog niet plaatsgevonden. Hieraan ligt geen beleidsmatige reden
ten grondslag.
Verenigd Koninkrijk
Het Verenigd Koninkrijk maakt sinds oktober 2002 geen onderscheid meer in de
behandeling van aanvragen van asielzoekers uit Somalië. Somalische asielzoekers
kunnen zich per die datum evenmin kwalificeren voor subsidiaire bescherming
(exceptional leave to remain). Niettemin kan in individuele gevallen deze
bescherming alsnog worden gegeven indien terugkeer van deze personen naar het
land van herkomst in strijd zou zijn met art. 3 EVRM.
Bijzondere aandacht wordt geschonken aan asielaanvragen van leden van
minderheidsgroepen uit Somalië, met name die van de Bajuni, de Bravanese en de
Benadiri.
In augustus 2003 heeft het Verenigd Koninkrijk met de de facto regering van
Somaliland een terugnameovereenkomst afgesloten. Volgens opgave van de Britse
IND vindt terugkeer van afgewezen asielzoekers naar Somaliland daadwerkelijk
plaats. Om technische redenen (onderhandelingen over geschikte vliegroutes) is
terugkeer naar Zuid-Somalië thans opgeschort.
Zwitserland
Zwitserland heeft geen speciaal beleid; aanvragen van asielzoekers uit Somalië
worden op individuele basis getoetst. Aanvragen van mannelijke meerderjarige
asielzoekers die ofwel in Somaliland of Puntland woonden, ofwel daar clanbanden
hebben, worden in het algemeen afgewezen. Somalische asielzoekers die
afkomstig zijn uit de overige gebieden komen in aanmerking voor een tijdelijke
verblijfstatus met uitzondering van degenen die een crimineel verleden hebben.
De asielaanvragen van Somalische vrouwen, die bij terugkeer te vrezen hebben
voor genitale verminking, hebben de bijzondere aandacht van de Zwitserse
autoriteiten. Uitzetting van afgewezen Somalische asielzoekers naar Somaliland
en Puntland wordt verantwoord geacht, doch wordt vanwege het ontbreken van
een terugnameovereenkomst met de betreffende Somalische autoriteiten niet
geëffectueerd. Terugkeer naar Somalië vindt alleen op vrijwillige basis plaats.
88
Algemeen ambtsbericht Somalië | mei 2005
4.6 Activiteiten van internationale organisaties
In Somalië is een groot aantal NGO's, VN- en andere internationale organisaties
actief en vertegenwoordigd, met aanwezigheid van lokale zowel als - in veel
mindere mate - internationale staf. Vanwege de veiligheidssituatie worden de
activiteiten doorgaans evenwel beheerd vanuit Nairobi, Kenia. Het reizen in en
naar Somalië, met name door internationale staf, is omkleed met
veiligheidsmaatregelen, waarbij steeds wordt gedifferentieerd naar tijd en plaats.
Lokale staf kan er over het algemeen makkelijker opereren. Van het ICRC is alle
internationale staf in Nairobi gestationeerd, terwijl in Somalië alleen lokale staf
werkt. Indien mogelijk worden wel bezoeken door internationale stafleden aan
Somalië gebracht.
De internationale aanwezigheid in Somalië is met name gericht op humanitaire
hulp en rehabilitatiehulp. Om een indicatie te geven van de schaal van de
activiteiten: het voor 2004 door de VN aan de internationale gemeenschap
gevraagde bedrag voor hulp aan Somalië (het Consolidated Appeal) bedroeg
USD 119 miljoen. Van dit benodigde bedrag was in april 2005 slechts 65%
ingezameld. Voor 2005 begroot de VN voor het CAP Somalië USD 164
miljoen.305
UNHCR ondersteunt programma's voor georganiseerde vrijwillige terugkeer van
groepen Somaliërs uit Ethiopië, Kenia, Djibouti, Jemen en Egypte naar
Somaliland en Puntland.
Positie UNHCR306
In zijn analyse van de veiligheidssituatie in Somalië maakt de UNHCR een
onderscheid in een noordelijk stabiel en een zuidelijk instabiel deel van
Somalië.307 Instabiel betekent hier `zonder lokale besturen die de veiligheid van
burgers in voldoende mate kunnen garanderen'. Deze indeling is niet statisch maar
afhankelijk van ontwikkelingen. UNHCR bevordert actief de terugkeer van
Somaliërs afkomstig uit het noordelijke deel van Somalië, te weten Somaliland en
Puntland. `Afkomstig uit' moet worden gelezen als er eerder geruime tijd (meer
dan een jaar) hebben gewoond.
UNHCR vraagt altijd om toestemming van de lokale autoriteiten alvorens
vluchtelingen te repatriëren naar Somalië. UNHCR faciliteert alleen vrijwillige
305 OCHA Financial Tracking Service, 20 april 2005.
306 UNHCR, UNHCR Position on the return of rejected asylum-seekers to Somalia, januari
2004. Desgevraagd heeft UNHCR Genève laten weten dat hetgeen is opgenomen in
betreffende document nog onverminderd van kracht is, 21 april 2005.
307 Het noordelijk stabiel deel van Somalië omvat Somaliland en Puntland; de rest van Somalië
beschouwt UNHCR als instabiel.
89
Algemeen ambtsbericht Somalië | mei 2005
terugkeer. De UNHCR-steun behelst dan alleen het vervoer, niet de materiële
steun die men normaliter ontvangt bij georganiseerde terugkeer.
Naast het terugkeerprogramma steunt UNHCR projecten in Noord-Somalië die
reïntegratie van terugkerende vluchtelingen en ontheemden bevorderen en de
opvangcapaciteit verhogen. Dergelijke projecten zijn er op gericht om de gehele
gemeenschap ten goede te komen en op die wijze de (migratie)situatie te helpen
stabiliseren. Ondanks deze inspanning van UNHCR en (inter)nationale NGO's
blijven de noden van terugkeerders hoog.
Naar het oordeel van UNHCR kunnen Somalische vluchtelingen die uit
Somaliland of Puntland afkomstig zijn, daar thans veilig terugkeren. Uitzondering
vormen vluchtelingen die gegronde vrees hebben in hun herkomstgebied te
worden vervolgd.
UNHCR wijst grootschalige gedwongen terugkeer naar Somaliland en Puntland
af, omdat de absorptiecapaciteit van deze gebieden overbelast is. De sociaal-
economische situatie is slecht en de voorzieningen op het gebied van
gezondheidszorg en onderwijs zijn zeer gebrekkig. Terugkeerders zullen over het
algemeen in een slechtere sociaal-economische positie komen te verkeren dan de
lokale bevolking. Vrouwen en kinderen behoren in dit kader tot de meest
kwetsbare groepen. Tot slot brengt UNHCR onder de aandacht dat vrouwen,
kinderen en jongeren na langdurig verblijf in het buitenland, bij terugkeer in
Somalië in een kwetsbare positie kunnen komen te verkeren omdat hun gewoonten
en taalgebruik mogelijk veranderd zijn. Dit zou bij de lokale bevolking afwijzing
en mogelijk geweld op kunnen roepen. Om deze redenen dienen staten in ieder
individueel geval zorgvuldig te bekijken of asiel verleend dient te worden op
humanitaire gronden.
Met betrekking tot gedwongen terugkeer van afgewezen Somalische asielzoekers
is UNHCR van mening dat terugkeer alleen dan kan plaatsvinden indien
betrokkenen uit Somaliland of Puntland afkomstig zijn en daar clan- en/of
familiebanden hebben.
Ook moet naar de mening van de UNHCR de onvrijwillige terugkeer van
Somalische afgewezen asielzoekers die besmet zijn met het HIV-virus worden
vermeden, aangezien zijn in hun land gestigmatiseerd worden en worden verstoten
uit hun familie en de samenleving.
90
Algemeen ambtsbericht Somalië | mei 2005
5 Samenvatting
De verdeeldheid en fragmentatie die Somalië sinds 1991 kenmerken, duurden in
de verslagperiode voort. De politieke ontwikkelingen in Somalië stonden de
afgelopen maanden vooral in het teken van de vorming van een federale
overgangsregering (TFG) in Nairobi, de voorbereidingen voor de komst van deze
regering naar Somalië en de inzet van buitenlandse troepen ter bescherming van de
TFG en het overgangsparlement.
Somaliland bleef zich inspannen om internationale erkenning voor haar
onafhankelijkheid te verkrijgen. De parlementsverkiezingen die op 29 maart 2005
zouden plaatsvinden zijn thans voorzien voor 15 september 2005. In Puntland
koos het parlement Mohamud Muse Hirsi Ade tot president. De betrokkenheid van
de landen in de regio bij Somalië bleef in de post-vredesprocesperiode
ongewijzigd. De VN, VS en EU hebben de vorming van de TFG toegejuicht, maar
daarbij gewezen op de eigen verantwoordelijkheid van de Somalische autoriteiten
om vrede in hun land te herstellen.
De `reguliere' gewapende conflicten duurden in diverse delen van Zuid- en
Centraal-Somalië onverminderd voort. Hierbij ging het om gewapende
confrontaties tussen aan Somalische clanfamilies gelieerde facties.
In Mogadishu kwam het in de verslagperiode wederom tot hevige gevechten
tussen Hawiye/Abgal subclans. Daarnaast was de hoofdstad van Somalië het
toneel van een aantal moordaanslagen op prominente Somaliërs die zich in
positieve zin hadden uitgelaten voor de stationering van vredestroepen in Somalië.
In de provincie Bay kwam het tot geweld tussen Digil-clans, in Bakool stonden
Rahanweyn- en Darod subclans tegenover elkaar. Voorts was Baidoa plaats van
strijd tussen voor- en tegenstanders van de mogelijke vestiging van de TFG in
deze plaats. Mis ging het tevens tussen leden van de Sa'ad en Suleiman subclans
van de Hawiye/Habar Gedir in de provincie Galgadud en in het zuiden van de
provincie Mudug. De gevechten duurden de gehele verslagperiode voort. In het
zuidelijke deel van Galkayo, de hoofdstad van de provincie Mudug, vonden in de
verslagperiode een aantal moorden plaats. Om deze conflicten wordt in dit
ambtsbericht het zuiden van de provincie Mudug eveneens gerekend tot het
`relatief onveilige gebied'.
Hoewel het in de verslagperiode in de provincies Sool en Sanaag niet tot een
frequent en grootschalig militair treffen tussen Somaliland en Puntland kwam,
vonden wel meerdere gewapende confrontaties tussen (sub)clans plaats waarbij
enkele tientallen slachtoffers vielen. Onduidelijk is of deze gevechten zich zullen
voortzetten. Om deze reden worden de provincies Sool en Sanaag in dit
ambtsbericht tot het `overgangsgebied' gerekend.
91
Algemeen ambtsbericht Somalië | mei 2005
In het `relatief veilige gebied' hebben zich in de verslagperiode in Somaliland
geen gewapende confrontaties van substantiële omvang woor gedaan.
Evenmin werden berichten ontvangen over gewapende conflicten van grote
omvang in Puntland. Dit geldt tevens voor de eilanden voor de kust van Zuid-
Somalië. Aan het eind van deze verslagperiode kunnen als relatief veilig gebied
worden beschouwd: Somaliland en Puntland (met uitzondering van de provincies
Sool en Sanaag), het noorden van de provincie Mudug en de eilanden voor de kust
van Zuid-Somalië.
Clanbescherming is niet in alle gevallen noodzakelijk. Zeker in vergelijking tot
andere Afrikaanse landen (zoals Kenia) komt criminaliteit in de relatief veilige
gebieden weinig voor. In algemene zin kan gesteld worden dat achtergestelde
groepen zoals minderheden en ontheemden vaker dan gemiddeld slachtoffer van
criminaliteit worden, omdat het traditionele systeem van rechtshandhaving hen
minder bescherming geeft dan clanleden en wegens discriminatie bij de politie.
Bovendien krijgen zij aanmerkelijk minder vaak dan gemiddeld genoegdoening, in
de zin van schadeloosstelling en bestraffing van de dader.
Somalië is een van de minst ontwikkelde landen ter wereld. Het niveau van de
medische zorg en onderwijs is laag. Ondanks lokale inkomsten (vee, havens en
diensten) blijven de Somalische burgers in hoge mate afhankelijk van
overmakingen door familieleden uit het buitenland. Droogte en incidentele
stortregens veroorzaakten onder het vee veel sterfte, hetgeen trek van de
plattelandsbevolking naar de steden tot gevolg had. Een vloedgolf als gevolg van
een zeebeving nabij de kust van Sumatra overspoelde de oostkust van Somalië,
waarbij behalve slachtoffers onder de bevolking ook schade op milieugebied te
betreuren viel.
In heel Somalië wordt de persvrijheid over het algemeen gerespecteerd. Ook is er
geen beletsel voor meningsuiting. Echter, journalisten werden in incidentele
gevallen vast gehouden. Ondanks garanties in de federale overgangswet op het
gebied van vrijheid van vereniging en vergadering kunnen deze grondrechten in
het relatief onveilige deel van Somalië niet worden uitgeoefend. In Somaliland
zijn politieke partijen toegestaan. Onafhankelijke lokale radio- en TV zenders
mogen er echter niet meer uitzenden. In Puntland zijn politieke partijen nog altijd
niet toegestaan. Mensen die openlijk verklaren geen moslim te zijn, kunnen
worden lastig gevallen.
Wat de bewegingsvrijheid betreft, geldt dat Somaliërs over land Somalië
ongehinderd in- en uit kunnen reizen. Binnen Somalië is de bewegingsvrijheid niet
ingeperkt door regelgeving, maar wel door de veiligheidssituatie. In het relatief
veilige deel van Somalië kunnen Somaliërs vrij en normaal gesproken veilig
reizen. In het relatief onveilige deel van Somalië en in de conflictgebieden vormt
de onveiligheid risico's voor het reizen.
92
Algemeen ambtsbericht Somalië | mei 2005
In Somalië is geen sprake van een coherent rechtsstelsel; de kwaliteit van de
rechtsgang is in zijn algemeenheid onvoldoende. De gevangenisomstandigheden
variëren per regio, maar zijn over het algemeen slecht. Er waren enkele politiek
gemotiveerde arrestaties. Mishandeling en verkrachting deden zich voor in het
relatief onveilige gebied in Somalië. Ontvoeringen tegen losgeld bleef in het
zuiden van Somalië voorkomen, met name in Mogadishu.
In het relatief onveilige deel van Somalië hebben gewapende conflicten opnieuw
veel slachtoffers geëist. In Mogadishu werden prominente Somaliërs slachtoffer
van moordaanslagen.
Mishandeling en verkrachting van vrouwen door militieleden in het zuiden van
Somalië komt regelmatig voor. In het relatief veilige gebied komt verkrachting
incidenteel voor. De positie van vrouwen en minderheden blijft een
ondergeschikte. In Somalië vindt, ondanks wettelijke verboden (ook in Somaliland
en Puntland) maar onder sterke invloed van de cultuur, op grote schaal
vrouwenbesnijdenis plaats. Van letterlijke dwang hierbij is geen sprake. Onder
invloed van voorlichtingscampagnes van diverse NGO's heeft de mildere vorm
van besnijdenis, de sunna, veld gewonnen. In de Somalische samenleving komt
kinderarbeid veel voor en wordt beschouwd als onderdeel van de opvoeding. In
Somalië is geen sprake van gedwongen recrutering van kindsoldaten bij de
verschillende clanmilities.
Vestiging in het relatief veilige deel van Somalië zonder dat men clanbanden heeft
met het desbetreffende gebied is mogelijk. Personen van een andere clan dan de in
dat gebied dominerende clan wordt doorgaans weinig in de weg gelegd. Dit is
echter niet het geval indien sprake is (geweest) van ernstige, gewapende conflicten
in het heden of recente verleden tussen de clan waartoe men behoort en de clan die
het beoogde vestigingsgebied domineert. De bevolking in dit gebied staat echter
niet open voor daadwerkelijke integratie van Somaliërs, die geen enkele band met
clans uit hun gemeenschap hebben. Duurzame integratie in het nieuwe
woongebied blijft daarom in belangrijke mate afhankelijk van clanbanden en het
daaruit voortkomende sociale vangnet. Somalische ontheemden die hier niet over
kunnen beschikken belanden vrijwel zeker in ontheemdenkampen. In de
Somalische samenleving is hun positie kwetsbaar, gemarginaliseerd en geïsoleerd.
Zij bevinden zich in een slechte sociaal-economische positie. Dit geldt ook ten
aanzien van leden van minderheden die zich in het veilige gebied hebben
gevestigd.
Somaliërs die terugkeren naar Somalië ondervinden geen problemen bij inreis van
de kant van de lokale autoriteiten. Als gevolg van het decreet van oktober 2003
kunnen Somaliërs die niet over banden met Somaliland beschikken, in principe
geen verblijfsrecht krijgen in Somaliland. In de rest van Somalië bestaan geen
formele beperkingen ten aanzien van vestiging, wel is de opnamecapaciteit van
terugkeerders gebrekkig.
93
Algemeen ambtsbericht Somalië | mei 2005
UNHCR bevordert terugkeer van personen afkomstig uit de als veilig beschouwde
gebieden Somaliland en Puntland. Gedwongen terugkeer van afgewezen
Somalische asielzoekers naar Somaliland en Puntland kan naar de mening van
UNHCR alleen kleinschalig en op voorwaarde dat betrokkenen voor hun vertrek in
die gebieden hebben gewoond en aldaar sprake is van adequate opvang door clan
en/of familie.
94
Algemeen ambtsbericht Somalië | mei 2005
Bijlage I LANDKAART (ADMINISTRATIEF)
95
Algemeen ambtsbericht Somalië | mei 2005
Bijlage II LANDKAART (CLANS)
96
Algemeen ambtsbericht Somalië | mei 2005
Bijlage III LIJST VAN AFKORTINGEN
(met uitzondering van namen van facties, zie hiervoor Bijlage IV)
AI Amnesty International
AU Afrikaanse Unie
CIA Central Intelligence Agency
CMC Coordination and Monitoring Committee
EIU Economic Intelligence Unit
EU Europese Unie
ICG International Crisis Group
ICRC International Committee of the Red Cross
IFLO Islamic Front for the Liberation of Oromia
IGAD Intergovernmental Authority on Development
ILO Immigration Liaison Office
IND Immigratie en Naturalisatiedienst
INDIAC IND Information and Analysis Centre
IOM Internationale Organisatie voor Migratie
MSF Médecins Sans Frontières (in Nederland AzG, Artsen zonder
Grenzen)
NGO Niet-gouvernementele organisatie
OCHA Office for the Coordination of Humanitarian Affairs
OLF Oromo Liberation Front
ONLF Ogaden National Liberation Front
SACB Somalia Aid Coordination Body
UNCU United Nations Coordination Unit
UNDOS United Nations Development Office for Somalia
UNDP United Nations Development Programme
UNHCR United Nations High Commissioner for Refugees
UNICEF United Nations Children's Fund
UNIFEM United Nations Development Fund for Women
UNITAF Unified Task Force
UNOCHA United Nations Office for the Coordination of Humanitarian
Affairs
UNOSOM United Nations Operation in Somalia
UNPOS United Nations Political Office for Somalia
UNSC United Nations Security Council
USD United States Dollar
VAE Verenigde Arabische Emiraten
VN Verenigde Naties
VS Verenigde Staten (van Amerika)
WFP World Food Programme (VN voedselorganisatie)
WHO World Health Organization
97
Algemeen ambtsbericht Somalië | mei 2005
Bijlage IV LIJST VAN FACTIES
JVA Juba Valley Alliance
Coalitie tussen Habar Gedir/Ayr en
SNF/Marehan,
die een gedeelte van Lower Juba beheersen.
Gelieerd aan de TNG.
PSC Puntland Salvation Council
Beweging van tegenstanders van president
Yusuf, opgericht door Jama Ali Jama in
oktober 2001.
RRA Rahanweyn Resistance Army
Politiek-militaire groep gevormd door de
Rahanweyn in 1995.
Belangrijk deel van de SRRC.
SNA Somali National Alliance
Politieke factie van de Hawiye/Habar Gedir;
maakt deel uit van het USC; is verdeeld in een
factie onder leiding van Hussein Aidid en een
factie onder leiding van Osman "Ato". Maken
deel uit van SRRC.
SNC Somali National Council
groep van factieleiders die voorstander was
van een vredesconferentie in Somalië, o.l.v.
Mohamed Omar Habeb `Mohamed Dhere':
met o.a. Adan Madobe (RRA) en generaal
Mohamed Saeed `Morgan' (SRRC).
SNSC Somali National Salvation Council
Alliantie van krijgsheren o.l.v. Muse Sudi
Yalahow, ook wel `Balad Group' genoemd.
SNM Somali National Movement
Beweging van de Issaq uit het noordwesten,
opgericht in 1980.
SPM Somali Patriotic Movement
98
Algemeen ambtsbericht Somalië | mei 2005
Beweging die in 1989 werd opgericht door de
Darod/Ogadenclan en in 1990 tegen de troepen
van Barre (Darod/Marehan) vocht. In 1991
gesplitst in aantal facties waaronder een factie
onder leiding van de Darod/Majerteen generaal
Morgan (SPM/Morgan). Daar de andere
facties nauwelijks nog bestaan wordt met SPM
ook wel de factie Morgan aangeduid.
SRRC Somali Reconstructionand Recociliation
Council
Coalitie van tegenstanders van de TNG,
bestaande uit de RRA, SPM/Morgan, en
de Hawiye-krijgsheren Aidid, Ato en Musa
Sudi, opgericht in maart 2001.
BIREM Bimal Resistance Movement
Politieke beweging van de Bimal, onder
leiding van Abdullahi Sheikh Ismael. Maakt
deel uit van de SRRC.
TNA Transitional National Assembly.
Het tijdens de vredesconferentie van Arta
gekozen nationale parlement.
TNG Transitional National Government
De nationale overgangsregering die is
benoemd als uitvloeisel van de
vredesconferentie van Arta en de vorming van
de TNA (hierboven).
TFG Transitional Federal Government, opvolger
van de TNG. De nationale overgangsregering
die op 15 januari 2005 in Mbagathi, Kenia,
door het TFP werd goedgekeurd.
TFP Transitional Federal Parliament
275 zetels tellend overgangsparlement
Somalië, geinstalleerd tijdens het IGAD-
vredesproces op 22 augustus 2004 in
Mbagathi, Kenia. Opvolger van het TNA.
99
Algemeen ambtsbericht Somalië | mei 2005
Bijlage V LITERATUUR
Bij de totstandkoming van dit ambtsbericht is gebruik gemaakt van de volgende
openbare bronnen:
Alkmaars Steunpunt Vluchtelingen, Somaliland, land of no return, Oktober 2004
Ambroso, G. Somalis in the Horn of Africa (UNHCR, z.j.)
Amnesty International, afdeling Nederland, brief aan de minister voor
Vreemdelingenzaken en Integratie , 27 mei 2004
Artsen zonder Grenzen, brief aan de woordvoerders Asiel van de vaste
kamercommissie voor Justitie van de Tweede Kamer, 26 mei 2004
Bennett, Olivia, Jo Bexley en Kitty Warnock, Vrouwen in Oorlog, NOVIB, Den
Haag, 1995
British Home Office, Somalia Country Report, oktober 2004
British Home Office, Operational Guidance Note Somalia, version 7, december
2004
Brons, Maria H., Somalia: from statelessness to statelessness ?, Den Haag,
december 2000
Bryden, Matt: No quick fixes, coming to terms with terrorism, islam and
statelessness in Somalia, IGC juli 2003
Bryden, Matt: Reviving the Somali Peace Process: Perspectives and Prospects in
the Post-Arta Period (paper presented to the 8th congress of the Somali studies
international association, juli 2001
Cassanelli, L. Victims and Vulnerable Groups in Southern Somalia, Ottawa,
Canada, mei 1995
Center for Creative Solutions, Conflict Analysis Regional Report Somaliland,
september 2004
Center for Research and Dialogue, Conflict Analysis Regional Report South
Central Somalia, september 2004
100
Algemeen ambtsbericht Somalië | mei 2005
CIA, World Factbook, 2004
Diriye, Abdullahi Mohamed, Minorities of Somalia: Victims forgotten amid War
and Chaos, 1998, http://www.antro.uu.se/bh/nomadnet/diriye.html
Economist Intelligence Unit, Country Report Somalia, maart 2003, december
2003, maart 2004, februari 2005, mei 2005
G-10, Status Report 2004
Global IDP Database, Profile of internal displacement : Somalia, mei 2004,
november 2004
Helander, B. The Somali Family, in: Conference Report I, Life and Peace
Institute, z.j., ca. 1993
Herbold Green, R. Khatt and the realities of Somalis: Historic, Social, Household,
Political & Economic, Review of African Political Economy No. 79:33-49, Jrg.
26, maart 1999
International Crisis Group, Somalia: Continuation of war by other means,
december 2004
ICRC, Country Report Somalia, ICRC worldwide consultation on the rules of war,
Report by Greenberg Research, Inc., Geneva, oktober 1999
ICRC: the ICRC in Somalia, 5 maart 2002
IOM, Prepared return, Somalia needs assessment and opportunities, Den Haag,
maart 2003
Joint British and Danish fact-finding mission to Nairobi, Kenya and Baidoa and
Belet Weyne, Report on political, security and human rights developments in
southern and central Somalia, including South West State of Somalia and Puntland
State of Somalia, Copenhagen, juli 2002
Joint British, Danish and Dutch fact-finding mission, Report on minority groups in
Somalia, Copenhagen, december 2000
Joint Danish, Finnish, Norwegian and British fact-finding mission to Nairobi,
Kenya, Human rights and security in central and southern Somalia, Copenhagen,
maart 2004
101
Algemeen ambtsbericht Somalië | mei 2005
Landmine Monitor, Report Somalia, 2003, 2004
Lewis, I.M. Peoples in the Horn of Africa, Londen, 1994
Lewis, I.M. Understanding Somalia, Londen, 1981, 1993
Lewis, I.M., Blood and Bone, the call of kinship in Somali Society, London, mei
1993
Luling, Virginia, Minority Groups in Traditional Somali Society, 1983
Medani, Khalid: Report on Internal Migration and Remittance Inflows in NW and
NE Somalia, Nairobi, 2000
Médecins Sans Frontières (MSF), The situation in Galkayo, mei 2004
Menkhaus, Kenneth, Somalia: a Situation Analysis and Trend Assessment,
augustus 2003
Menkhaus, Kenneth, Somalia: Situation and Trend Analysis, september 2004
Menkhaus, Kenneth, State collapse and the threat of terrorism , Londen, maart
2004.
Menkhaus, Kenneth, Warlords and Landlords, non-state actors and humanitarian
norms in Somalia, draft, 15 november 2003
Mohamoud, Abdullah A., State collapse and post-conflict development in Africa,
the case of Somalia 1960-2001, Amsterdam 2002
Norwegian Refugee Council, Internally displaced Somalis face uncertain future
after years of state collapse, 24 november 2004
Norwegian Refugee Council, Training on the UN Guiding Principles on Internal
Displacement, Bosasso, Puntland, Somalia, 9 11 augustus 2004
NOVIB, Knowledge, Attitudes, Beliefs and Practices of Female Genital
Mutilation in Somali/land, oktober 2004
OCHA/NRC, Training on the UN Guiding Principles on Internal Displacement,
augustus 2004, Bosasso
Perouse de Montclos, M.A.: Minorities and Discrimination, Exodus and
Reconstruction of Identities: the case of Somali refugees in Mombasa, 1997
102
Algemeen ambtsbericht Somalië | mei 2005
Puntland Development Research Center, Conflict Analysis Regional Report
Puntland, augustus 2004
Roel van der Veen, Afrika, van de koude oorlog naar de 21e eeuw, oktober 2002
Somalia Aid Coordination Body, Human status report Somalia, maart 2005
Somaliland Centre for Peace and Development/War-torn Societies Project (WSP),
DRAFT Rebuilding from the ruins: A Self-Portrait of Somaliland, Hargeisa,
oktober 1999
Tadesse, Medhane, Al-Ittihad, political islam and black economy in Somalia,
Addis Abeba, februari 2002
UN Interagency Returnee Settlement Area Assessment: Draft Informational
Report, Hargeisa, mei 2002
UN/ECOSOC, Situation of Human Rights in Somalia, Report of the Independent
Expert, Dr. Ghanim Alnajjar, 14 januari 2002, 13 december 2002 en 30 november
2003, briefing notes mission 26 januari 7 februari 2005, 11 maart 2005
UNCU, Discussion Paper: Talking Seriously about Somalia, 7 februari 2002
UNCU/UN-OCHA, A report on Internally displaced Persons in Somalia, 2002
UNCU/UN-OCHA, A Study on Minority Groups in Somalia, 2002
UNDOS, Assessment of the Judiciary System of Somaliland, Nairobi, november
1999
UNDOS, DRAFT for Review: The Puntland State of Somalia, Nairobi, juni 1999
UNDOS, Lower Shabelle Region, Study on Governance , Nairobi, november 1997
UNDOS, South Mudug and Galgadud, Draft Preliminary Assessment Report,
Nairobi, juli 1999
UNDOS, Studies on Governance: Awdal Region, Nairobi, december 1997
UNDP, Human Development Report Somalia 2001, Nairobi, 2001
UNDP, Rule of Law and Security Programme: Progress Report January , June
2003
103
Algemeen ambtsbericht Somalië | mei 2005
UNDP/World Bank, Socio-Economic survey 2002, New York 2003
UNHCR, Asylum levels and trends in industrialized countries 2004, maart 2005
UNHCR, Global Appeal 2004, december 2003
UNHCR, Global Report Somalia, 2000
UNHCR, Position on the return of rejected asylum-seekers to Somalia, Genève,
januari 2004
UNHCR, The impact of the current situation on repatriation to Somalia, Nairobi,
mei 2000
UNHCR Representation for Somalia, Somalia country of origin information in
reply to the query from lawyers with the Amsterdam Bar, augustus 2004
UNHCR, Asylum levels and trends in industrialized countries, 2004, 1 maart 2005
UNICEF Somalia, From perception to reality: a study on child protection in
Somalia, juli 2003
UNICEF, Childhood denied: Assessment of children in need of special protection
measures in Somalia, draft, januari 2000
UNICEF, Survey of Primary Schools in Somalia 2000/2001, vol. 1, september
2001
UNIFEM, Somalia between peace and war: Somali women on the eve of the 21st
century, Nairobi 1998
United Nations Security Council, Report of the monitoring group on violations of
the arms embargo against Somalia, 11 augustus 2004
United Nations Security Council, Report of the monitoring group on violations of
the arms embargo against Somalia, 9 maart 2005
United Nations Security Council, Report of the panel of experts on violations of
the arms embargo against Somalia, 4 november 2003
United Nations Security Council, Reports of the SG on the situation in Somalia,
10 juli 2003, 13 oktober 2003, 12 februari 2004, 9 juni 2004, 8 okotber 2004 en 18
februari 2005
104
Algemeen ambtsbericht Somalië | mei 2005
UN-OCHA, Affected populations in the Horn of the Africa Region, mei 2004,
december 2004
UN-OCHA, Consolidated Appeal 2002: Somalia, Nairobi, november 2001
UN-OCHA, Update affected populations in the Horn of Africa Region, september
2004
UNOHCHR, SCCP Rule of Law Component, UNDP Somalia Civil Protection
Programme, 2001
US Department of State, Somalia Country Report on Human Rights Practices for
2003, Washington, februari 2004
US Department of State, Somalia Country Report on Human Rights Practices for
2004, Washington, februari 2005
US Department of State, Somalia, International Religious Freedom Report 2004,
september 2004
Waal, A. de, Land tenure, the creation of famine and prospects for peace in
Somalia, paper presented at Uppsala forum, januari 1994
War Torn Societies Somali Programme, Rebuilding Somalia: issues and
possibilities for Puntland, Londen, 2001
War Torn Societies Somali Programme, Rebuilding Somalia: issues and
possibilities for Puntland, London, februari 2002
Warsame, Amina Mohamoud, Queens without crowns: Somaliland women's
changing roles and peace building, Uppsala, juni 2002
Wolfgang Heinrich, Building the peace, experiences of collaborative
peacebuilding in Somalia 1993-1996, Uppsala, november 1997
World Bank, Conflict in Somalia, Drivers and Dynamics, januari 2005
World Bank, Female Genital Mutilation/Cutting in Somalia, november 2004
105
Algemeen ambtsbericht Somalië | mei 2005
Persberichten afkomstig van :
AFP (Agence France de Presse)
AFROL (African News Agency)
ARADA (Algemeen Nederlands Presbureau, Reuters, Associated Press, Deutsche
Presse Agentur, Agence France de Presse)
BBC (British Broadcasting Corporation)
ECLO-Mog (dagelijkse samenvatting van Somalische kranten verzorgd door de
European Commission Liaison Office in Mogadishu)
Economist
IRIN (Integrated Regional Information Network)
Irish Times
Islam Online News Agencies
NRC Handelsblad
Somaliland Times
Sub Sahara Information
The Observer
Time Europe
Volkskrant
106
---- --
Ministerie van Buitenlandse Zaken