Permanent Hof van Arbitrage - Persbericht
(vertaald door het Nederlandse Ministerie van Buitenlandse Zaken)
Arbitragetribunaal doet uitspraak inzake IJzeren Rijn
Het Arbitragetribunaal, ingesteld teneinde te beslissen over een geschil
tussen het Koninkrijk België en het Koninkrijk der Nederlanden, heeft
vandaag uitspraak gedaan inzake de reactivering van de IJzeren Rijn, een
spoorwegverbinding tussen de haven van Antwerpen (in België) en het
Rijnbekken in Duitsland, via de Nederlandse provincies Noord-Brabant en
Limburg.
De IJzeren Rijn dateert uit de negentiende eeuw. De aanleg ervan werd
voltooid in 1879 en de spoorlijn was tot de Eerste Wereldoorlog voortdurend
in gebruik. De intensiteit van het gebruik varieerde vervolgens tot 1991,
toen het verkeer tussen België en Duitsland werd beëindigd. Het voornemen
van België het gebruik van de spoorlijn in beduidend intensievere mate te
hervatten, hetgeen herstel, aanpassing en modernisering (in de uitspraak
aangeduid als "reactivering") van het IJzeren Rijn-tracé vergt, wordt als
zodanig niet bestreden. Beide landen verschilden evenwel van inzicht
enerzijds over het recht van België tot vaststelling van het
reactiveringsplan en anderzijds het recht van Nederland daaraan de
voorwaarden te verbinden die op grond van het Nederlandse recht gelden voor
een dergelijke reactivering. De landen verschilden tevens van mening over
de verdeling van de kosten die ermee gemoeid zijn.
De juridische oorsprong van de IJzeren Rijn is gebaseerd op het recht van
doortocht over Nederlands grondgebied dat aan België is verleend op grond
van het "Tractaat tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk
België betreffende de scheiding der wederzijdse grondgebieden" gesloten in
1839 (het "Scheidingsverdrag van 1839"). Dit recht van doortocht is
vervolgens aangepast en verder uitgewerkt in verschillende verdragen,
gesloten in de negentiende eeuw, waaronder in het bijzonder het verdrag van
1873 dat algemeen bekend is als het "IJzeren Rijn Verdrag". Het
Arbitragetribunaal werd verzocht dit verdrag alsmede andere verdragen uit
te leggen, alsmede de algemene beginselen van het internationale recht,
teneinde bepaalde door België en Nederland gezamenlijk voorgelegde vragen
te beantwoorden inzake het reactiveringsplan van België en de gevolgen
daarvan.
Van de uitspraak, die bindend is voor de partijen en waartegen geen
rechtsmiddelen openstaan, behelzen de voornaamste conclusies van het
Arbitragetribunaal het volgende:
Artikel XII van het Scheidingsverdrag van 1839 blijft van toepassing op de
huidige situatie.
Wat betreft het recht van België zijn reactiveringsplan vast te stellen en
het recht van Nederland daar voorwaarden aan te verbinden:
België heeft het recht specificaties voor het IJzeren Rijntracé in
Nederland vast te stellen die het mogelijk maken de verbinding tussen
België en Duitsland voort te zetten ("functionaliteit"). België en
Nederland dienen evenwel overeenstemming te bereiken over de uit te voeren
werken teneinde de spoorlijn te reactiveren.
De Nederlandse wetgeving en de daarop gebaseerde beslissingsbevoegdheid
kunnen op dezelfde wijze worden toegepast op de reactivering van de IJzeren
Rijn als op andere spoorwegen op Nederlands grondgebied, mits de toepassing
van de Nederlandse wetgeving en van de daarop gebaseerde
beslissingsbevoegdheid niet resulteert in ontzegging van het recht van
doortocht aan België en evenmin de uitoefening van het recht van doortocht
door België onredelijk bemoeilijkt.
De Nederlandse wetgeving en de daarop gebaseerde beslissingsbevoegdheid
mogen evenmin eenzijdig worden toegepast teneinde een afwijking van de
historische route af te dwingen.
Wat betreft de verdeling van de kosten:
De kosten van maatregelen tot bescherming van het milieu en andere
veiligheidsmaatregelen kunnen niet worden gescheiden van de overige kosten
die noodzakelijk zijn voor de reactivering van de IJzeren Rijn. Ook de
kosten en financiële risico's die verband houden met de uitoefening van het
recht van doortocht door België moeten stroken met de verdeling tussen de
Partijen inherent aan artikel XII van het Scheidingsverdrag van 1839, zoals
uitgelegd door het Arbitragetribunaal. De verplichting van België tot
financiering van investeringen is bijgevolg niet beperkt tot die welke
noodzakelijk zijn ten behoeve van de functionaliteit van de spoorweg.
Nederland dient niettemin eveneens bepaalde kosten en financiële risico's
te dragen.
-- Voor de delen van de IJzeren Rijn die door Nederlandse treinen
worden gebruikt, dient Nederland de kosten en financiële risico's te
dragen die gemoeid zouden zijn met de beoogde autonome ontwikkeling
ten behoeve van het Nederlandse goederenvervoer in 2020, indien de
IJzeren Rijn niet zou worden gereactiveerd, alsmede een bedrag dat
correspondeert met bepaalde, kwantificeerbare voordelen voor Nederland
(anders dan uit autonome ontwikkeling) die voortvloeien uit de
reactivering. Er worden specifieke aanbevelingen gedaan voor het
instellen van een commissie van deskundigen ten behoeve van deze
kwantificering.
-- Mochten België en Nederland overeenkomen af te wijken van de
historische route in de regio Roermond, dan is Nederland verplicht de
kosten en risico's te dragen welke uitgaan boven het verschuldigde
bedrag indien de reactivering op de huidige locatie van de historische
lijn zou plaatsvinden.
-- Gelet op hun handelingen in het verleden, dienen beide landen in
gelijke delen de kosten en financiële risico's te dragen die verband
houden met een eventuele tunnel die mogelijk dient te worden aangelegd
op het deel van de lijn dat door het nationaal park Meinweg loopt.
Achtergrond
De arbitrageprocedure is uitgevoerd overeenkomstig een verdrag inzake
arbitrage tussen België en Nederland, waarvan de bepalingen zijn
overeengekomen door middel van een diplomatieke notawisseling d.d. 22 en 23
juli 2003.
Het Arbitragetribunaal dat is ingesteld teneinde het geschil te beslechten
bestaat uit Judge Rosalyn Higgins (voorzitter), Professor Guy Schrans,
Judge Bruno Simma, Professor Alfred H.A. Soons en Judge Peter Tomka.
Overeenkomstig het arbitrageverdrag is het Arbitragetribunaal ingesteld
onder auspiciën van het Permanente Hof van Arbitrage, dat tevens fungeert
als griffie voor de arbitrage.
Een afschrift van de uitspraak alsmede andere documenten die verband houden
met de arbitrage worden opgenomen op de website van het Permanente Hof van
Arbitrage (www.pca-cpa.org).
DEN HAAG, 24 mei 2005
Ministerie van Verkeer en Waterstaat