Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid


Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801 2509 LV Den Haag der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44 2513 AA `s-GRAVENHAGE Telefax (070) 333 40 33

Uw brief Ons kenmerk Doorkiesnummer 05-SZW-B-102 IZ/IA/2005/30318 333

Onderwerp Datum Contactpersoon inzet van de Nederlandse regering bij de ILO- 30 mei 2005
conferentie

Van 31 mei tot en met 16 juni a.s. vindt in Geneve de 93ste Internationale Arbeidsconferentie plaats.
In uw brief van 21 april 2005 verzoekt u mij de Kamer te informeren over de Nederlandse inbreng bij deze conferentie.

Op de agenda van de ILC staan de volgende onderwerpen.

I(a) Rapporten van de Voorzitter van de Raad van Beheer en van de Directeur-Generaal I(b) Algemeen rapport in het kader van de "Follow-up to the ILO Declaration on Fundamental Principles and Rights at Work" (gedwongen arbeid) II Programma- en budgetvoorstellen voor 2005-06 en andere aangelegenheden III Informatie en rapporten over de toepassing van verdragen en aanbevelingen IV Promotioneel raamwerk voor arbeidsveiligheid en gezondheid
V Arbeidsvoorwaarden voor de visserijsector
VI Bevorderen van jeugdwerkgelegenheid, algemene discussie op basis van de geïntegreerde benadering

In de instructie wordt ingegaan op punten I(b) tot en met VI .

Agendapunt 1(b) Algemeen rapport in het kader van de "Follow-up to the ILO Declaration on Fundamental Principles and Rights at Work" (gedwongen arbeid).
Dit jaar wordt in het Global Report een wereldwijd beeld geschetst van de ontwikkelingen omtrent dwangarbeid. Het rapport behandelt de stand van zaken in alle lidstaten van de IAO. Hierbij maakt het niet uit of een lidstaat de fundamentele verdragen 29 en 105 op het terrein van

2

dwangarbeid al dan niet heeft geratificeerd. Deze verdragen zijn overigens door respectievelijk 166 en 164 landen bekrachtigd

Het rapport onderscheidt de drie voornaamste categorieën van dwangarbeid: 1) door de staat opgelegd, 2) voortkomend uit discriminatie en uitsluiting en 3) dwangarbeid als gevolg van mensenhandel en migratie. In tegenstelling tot het vorige Global Report over dwangarbeid wordt hier ook een duidelijke link met migratie gelegd. Oudere, meer traditionele vormen van dwangarbeid hangen vooral samen met cultuur, discriminatie en sociale uitsluiting en komen veelvuldig voor in de agrarische sector, de meer modernere vormen hangen vaak samen met globalisering en migratie. Dit is ook het terrein waar mensenhandelaren actief zijn. Dwangarbeid wordt hierdoor een steeds wijder verbreid probleem. Extra schrijnend is de situatie van domestic workers en kinderen die ingezet worden om te bedelen, als drugdealers of in de prostitutie terecht komen.
Vooral de oorzaken van dwangarbeid zullen aangepakt moeten worden, waarbij specifieke aandacht uit moet gaan naar die groepen die zich in de marge van de samenleving bevinden en die verder gemarginaliseerd dreigen te worden door veranderingen op de arbeidsmarkt. De ILO zal landen blijven ondersteunen bij het opstellen van wet- en regelgeving. Vervolgens is het vooral van belang om geld en capaciteit vrij te maken voor handhaving, om vakbonden, werkgevers- en werknemersorganisaties goed te informeren en om overtreders te straffen. Het verlenen van microkredieten kan voorts een belangrijk instrument zijn voor zowel het voorkomen van dwangarbeid als voor de rehabilitatie van voormalige dwangarbeiders. Conform de aanpak in de bestrijding van kinderarbeid, roept de ILO op tot het opstellen van nationale actieplannen, die recht doen aan de specifieke situatie in een land. Deze dienen heldere doelen te bevatten die binnen een bepaalde tijd gerealiseerd zouden moeten worden.
De Nederlandse reactie zal ingaan op de link tussen mensenrechten, dwangarbeid, mensenhandel en migratie.

Agendapunt II. Programma- en budgetvoorstellen voor 2005-06 en andere aangelegenheden. Tijdens de in maart gehouden 292e Beheersraad presenteerde DG Somavia zijn programma en budgetvoorstellen voor het biënnium 2006-07. Dit is het derde budget volgens Results Based Budgeting op basis van de vier strategische doelstellingen van de ILO. De `mainstreamed strategies' (eerder: `shared policy objectives') en drie InFocus Initiatives (informal economy, corporate social responsibility en export processing zones) moeten de multidisciplinaire benadering van de vier grondbeginselen van Decent Work versterken.
Nederland heeft in principe een voorkeur voor reële nulgroei, maar kan reële groei aanvaarden indien overtuigende rechtvaardigingsgronden zijn gegeven of consensusvorming daarom vraagt. In het huidige stadium van de begrotingsbehandeling kan Nederland instemmen met de reële groei van
1,1%. Nederland zal nogmaals aandacht vragen voor de Nederlandse zorgen dat de ILO met dit begrotingsvoorstel te veel afwijkt van de hedendaagse normen op het gebied van effectief management in het multilaterale systeem, zoals transparantie en resultaat-gerichtheid met het accent op personeelsbeleid (rangenstructuur), resultaat-georiënteerd management (aanscherpen indicatoren, verhelderen relatie input-output, transparantie) en vergadermodaliteiten (strikter tijdsbeheer, kortere bijeenkomsten). Voorkomen moet worden dat in dit stadium de hoogte van het budget opnieuw onderwerp van discussie wordt met het risico dat het inmiddels - mede onder druk van Nederland - naar beneden bijgestelde begrotingsniveau (nu op 1,1% reële groei) als

3

gevolg van een confrontatie tussen de werknemersgroep en een kleine minderheid van overheden weer wordt teruggebracht naar het oorspronkelijke begrotingsniveau van 4,3% reële groei. Nederland gaat niet mee met die landen die de ontwerp-begroting afwijzen puur vanwege budgettaire krapte op nationaal niveau (VS, Japan en VK ).

Agendapunt III. Informatie en rapporten over de toepassing van verdragen en aanbevelingen De delegatie zal in gevallen waarin getracht wordt de grondslagen van de IAO op het gebied van het toezichthoudende systeem te ondergraven, duidelijk stelling nemen ten gunste van het behoud van het systeem van arbeidsnormen en het daarmee samenhangende toezichtsmechanisme. Het toezicht en de voortgangscontrole op de naleving van verdragen in de IAO heeft een unieke plaats in de internationale organisaties en heeft aangetoond een effectief middel te zijn ter controle van lidstaten die vrijwillig verdragen hebben bekrachtigd en statutaire verplichtingen zijn aangegaan. Elke verzwakking van deze procedures moet worden vermeden. De delegatie zal zich, in nauw overleg met de overige EU, IMEC (Industrialized and Market Economy Countries) of andere gelijkgezinde landen, actief opstellen, met name ten aanzien van de niet-naleving van de fundamentele arbeidsnormen. De fundamentele arbeidsnormen zijn opgenomen in de verdragen 87 en 98 (vakverenigingvrijheid), verdrag 100 en 111 (discriminatie in arbeid en beroep), de verdragen 29 en 105 (dwangarbeid) en de verdragen 138 en 182 (kinderarbeid).

Agendapunt IV is de eerste lezing voor een verdrag en aanbeveling voor een promotioneel raamwerk voor arbeidsveiligheid en gezondheid. In het concept-verdrag is opgenomen dat elk land een nationaal programma voor arbeidsveiligheid en gezondheid moet opstellen alsmede een nationaal systeem. Nederland ondersteunt het idee van het totstandkomen van een instrument ter bevordering van een promotional framework. Voorwaarde is wel dat het niet tot extra regelgeving in Nederland moet leiden en ons eigen beleid niet moet doorkruisen. Het Nederlandse beleid gaat er immers van uit dat werkgevers en werknemers primair verantwoordelijk zijn voor goede arbeidsomstandigheden in hun bedrijf. De rol van de overheid is beperkt tot het vaststellen en verduidelijken van spelregels en verantwoordelijkheden, het stellen van basisnormen, het handhaven en stimuleren van implementatie van beleid. Accent bij de overheid ligt op normering en handhaving van hoge risico's met een zo laag mogelijke last voor het bedrijfsleven.

Dit jaar is de tweede lezing van het agenda-onderwerp V: Arbeidsvoorwaarden voor de visserijsector. Vorig jaar was de eerste lezing van dit verdrag. Deze tweede lezing heeft als beoogd resultaat het aannemen van het verdrag en aanbeveling door de Conferentie. Voor de Nederlandse delegatie is het van belang om de voorstellen te beoordelen in het licht van het kabinetsstreven om te komen tot deregulering en vermindering van de administratieve lasten. In dit verband is het van belang dat de definitie van visser daar waar het gaat om arbeid- en rusttijden alleen van toepassing is op werknemers en niet op zelfstandigen. Verder dient er voor worden gewaakt dat instemming met bepalingen uit onderhavige verdrag ongewenste precedentwerking heeft ten aanzien van het ontwerp verdrag voor een geconsolideerd maritiem arbeidsverdrag dat voor de maritieme zitting van de Conferentie in februari 2006 op de agenda staat. Aandachtspunten hierbij zijn het toekennen van een rol bij het naleven van de verdragsverplichtingen voor de staat waar een schip de haven aandoet, en het opnemen van bepalingen over sociale zekerheidsbescherming. Tot slot zal de delegatie aandacht besteden aan een level playing field: vanuit het oogpunt van concurrentieverhoudingen dienen verplichtingen die reeds voor de Nederlandse visserij gelden,

4

zoveel mogelijk ook voor andere partijen bij het verdrag te gaan gelden.

Agendapunt VI: bevorderen van jeugdwerkgelegenheid. In het comité zal een algemene discussie plaatsvinden over jeugdwerkgelegenheid. De discussie zal uitmonden in een actieplan voor de ILO op dit terrein. In het rapport wordt een overzicht gegeven van jeugdwerkgelegenheid en sociaal- economische factoren die van invloed zijn voor jongeren om "decent jobs" te verwerven. Onder youth wordt verstaan jongeren tussen de 15 en 24 jaar. De ILO constateert dat actieve werkgelegenheidsprogramma's effectiever zijn wanneer ze op kleine schaal, doelgericht goed georganiseerd en lokaal ingebed zijn, waarbij zowel aandacht is voor de arbeidsmarktbehoefte als voor de aanbodzijde. De richting waarin strategieën zich moeten ontwikkelen is het toewerken naar "decent work". Beleid moet helpen dat jongeren succesvol doorstromen van onderwijs naar arbeid en volwassenheid. Aandacht voor jeugdwerkloosheid is noodzakelijk, evenals voor armoede en andere belemmeringen. Nederland zal in zijn reactie ingaan op de 3 dimensies waarlangs jeugdwerkgelegenheid bekeken en bestreden dient te worden: 1) het creëren van werkgelegenheid,
2) het beïnvloeden van de arbeidsvoorwaarden en 3) employability.

Mede namens de minister van Buitenlandse Zaken,

De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(mr. A. J. de Geus)