College van Beroep voor het bedrijfsleven
Heeft gemeenteraad verordenende bevoegdheid. Beleidsregels
De raad van de gemeente heeft de Verordening Inkomensondersteuning
2000/2001 vastgesteld. De Raad ziet zich ambtshalve gesteld voor de
vraag naar het rechtskarakter van deze verordening. Artikel 39, tweede
lid, van de Abw kent, anders dan artikel 38, eerste lid, van de Abw
geen verordenende bevoegdheid toe (aan de raad). Van een
medebewindsverordening kan daarom geen sprake zijn. De Raad ziet
evenmin ruimte om ten aanzien van de zogenoemde categoriale
bijstandsverlening een aanvullende verordenende bevoegdheid (van de
raad) aan te nemen, zodat ook geen sprake is van een autonome
verordening. De hier aan de orde zijnde onderdelen van de verordening
kunnen dan ook niet worden aangemerkt als algemeen verbindende
voorschriften. Gelet op het feit dat de verordening is vastgesteld op
het voorstel van het College, deze inhoudelijk de voortzetting is van
een door het College opgestelde notitie en het College aan de
verordening bovendien stelselmatig toepassing geeft, ziet de Raad
vervolgens aanleiding (in elk geval) de hier aan de orde zijnde
onderdelen van de verordening te beschouwen als de verwoording van â
bestendig â beleid, ter invulling van de in artikel 39, tweede lid,
van de Abw aan het College toekomende discretionaire bevoegdheid. Voor
de goede orde merkt de Raad in dit verband nog op dat uit de
gedingstukken niet blijkt van een uitdrukkelijk door het College
vastgesteld (en bekendgemaakt) besluit, zodat niet kan worden gesteld
dat sprake is van een beleidsregel in de zin van artikel 1:3, vierde
lid, van de Awb. De vaststelling door de raad van de verordening (en
vervolgens de bekendmaking daarvan) kan niet als zodanig gelden.
LJ Nummer
AT3068
Bron: Centrale Raad van Beroep
Datum actualiteit: 30 mei 2005 Naar boven