College van Beroep voor het bedrijfsleven
Inleverplicht OV-studentenkaart bij herexamen
In art. 3.27, eerste en tweede lid van de Wet studiefinanciering
2000 (WSF 2000) is bepaald dat de studerende verplicht is de
OV-studentenkaart in te leveren uiterlijk op de vijfde werkdag nadat
zijn recht op studiefinanciering is beëindigd, dan wel, indien de
studerende een OV-studentenkaart heeft afgehaald die ten onrechte is
toegekend, vóór de eerste dag waarop de kaart ten onrechte voor hem
geldig is geworden. In afwijking hiervan is in art. 4.10, derde lid,
van de Regeling bepaald dat de studerende in geval van examen,
herexamen dan wel uitloting verplicht is de OV-studentenkaart in te
leveren binnen vijf werkdagen na het bekend worden van de examen- of
herexamenuitslag respectievelijk na het moment waarop de uitslag van
de loting bekend is geworden. Volgens bestendig beleid verleent de
IB-Groep in geval van examen of herexamen uitsluitend een vrijstelling
van de inleverplicht van art. 3.27 WSF 2000 door toepassing te geven
aan het bepaalde in art. 4.10, derde lid, van de Regeling, indien de
betreffende studerende (her)examen heeft gedaan op een moment waarop
deze studerende ingeschreven stond voor het volgen van op
studiefinanciering aanspraakgevend (voltijds) onderwijs en hij of zij
na de beëindiging van deze inschrijving nog in afwachting is van de
uitslag van dit (her)examen. De Raad acht dit niet onredelijk, ziet
geen aanknopingspunten om te veronderstellen dat het minder
begunstigend is dan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
bij de totstandkoming van de Regeling voor ogen heeft gestaan en stelt
vast dat de IB-Groep i.c. niet heeft gehandeld in strijd met haar
beleid. Voorts ziet de Raad geen bijzondere omstandigheden op grond
waarvan de IB-Groep in het onderhavige geval gebruik had moeten maken
van haar aan het voeren van beleid inherente afwijkingsbevoegdheid.
LJ Nummer
AT2916
Bron: Centrale Raad van Beroep
Datum actualiteit: 30 mei 2005 Naar boven