Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag

ons kenmerk: IZ. 2005/1376
datum: 23-05-2005
onderwerp: Landbouw- en Visserijraad, Brussel 30 en 31 mei 2005 - Geannoteerde agenda

Bijlagen:

Geachte Voorzitter,

Op 30 en 31 mei a.s. vindt in Brussel de volgende vergadering plaats van de Raad van Ministers voor Landbouw en Visserij van de Europese Unie. In deze brief informeer ik u over de onderwerpen die op de agenda staan en de Nederlandse inzet daarbij.

Het is mogelijk dat er nog onderwerpen aan de agenda worden toegevoegd of juist worden uitgesteld tot een volgende vergadering.

De Raad streeft naar een politiek akkoord over de financieringsverordening voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Hierover bestaat, op een viertal punten na, in grote lijnen overeenstemming. Daarnaast zal het voorzitterschap enkele mondelinge conclusies destilleren uit het debat over de onlangs door de Commissie gepresenteerde Mededeling over risico- en crisisbeheer in de landbouw. Over de mededeling over de tenuitvoerlegging van de EU-bosbouwstrategie worden Raadsconclusies aangenomen en de Raad zal streven naar aanname van het voorstel om de contingenteringsregeling voor aardappelzetmeel te verlengen. Onder diversen tot slot, is op verzoek van Zweden de handel in honden- en kattenbont geagendeerd.

En marge van de Raad zal de Commissie bovendien met alle lidstaten bilateraal spreken over haar voorstel voor het nieuwe EU-plattelandsbeleid voor de periode 2007-2013. Meer specifiek zal in die gesprekken worden ingegaan op de allocatiecriteria van de fondsen. Tevens wil de Commissie een oplossing overleggen ten aanzien van de definitie van probleemgebieden.

A-punten

Zover nu bekend, zal de Raad op het gebied van landbouw en visserij maar één punt zonder verdere discussie, dat wil zeggen als A-punt, aannemen. Het betreft het besluit tot wijziging van de TAC- en quotaverordening 2005.

In deze tekst waarover de Raad in december 2004 overeenstemming bereikte, was abusievelijk opgenomen dat kabeljauwvissers die een bepaalde netvoorziening toepassen, drie extra zeedagen op de Noordzee krijgen toegewezen. Ik heb reeds in een vroeg stadium aangegeven dat deze fout rechtgezet moet worden. Dit om te voorkomen dat de gerichte kabeljauwvisserij onevenredig veel zeedagen ter beschikking krijgt in vergelijking met bijvoorbeeld de boomkorvloot. De Commissie en de overige lidstaten zijn het hiermee eens. Alleen Denemarken zal tegenstemmen omdat het meent dat de netvoorziening selectieve visserij bevordert.
Daarnaast voert het voorstel een aantal technische en juridische wijzigingen door, die voortvloeien uit de visserijakkoorden met Groenland en IJsland. Ik kan hiermee instemmen.

In relatie tot het bevorderen van selectieve visserij zal overigens met mijn steun een verklaring van Raad en Commissie worden aangenomen. Hierin wordt uitgesproken dat het inspanningsregime verbeterd kan worden, onder meer door bij de herziening van het zeedagenregime later dit jaar, rekening te houden met de introductie van selectiever tuigage.

Financiering gemeenschappelijk landbouwbeleid 2007-2013 (politiek akkoord)

Het voorzitterschap streeft naar een politiek akkoord over de financieringsverordening van het GLB voor de periode 2007-2013. Daarmee staat het voorstel naar verwachting voor de laatste maal op de agenda, nadat de Raad er eerder over debatteerde afgelopen februari en november vorig jaar.

Met de wijzigingen van de financieringsverordening beoogt de Commissie drie dingen. Allereerst geeft zij hiermee nader invulling aan het Akkoord van Luxemburg over de hervormingen van het GLB (juni 2003). Met name de introductie van het degressiviteitsinstrument (dat wordt ingezet ingeval de uitgaven voor markt- en prijsbeleid het financiële Plafond van Brussel voor de periode 2007-2013 dreigen te overschrijden) en de bedrijfstoeslagregeling zijn belangrijk voor het financieel beheer van de lidstaten. Op de tweede plaats worden ook veranderingen als gevolg van het plattelandsfonds dat in het kader van Agenda 2007 wordt voorgesteld, in het voorstel geïncorporeerd. Op de derde plaats scherpt de Commissie met dit voorstel de spelregels omtrent financieel beheer aan.

Het voorstel zoals dat nu voorligt, bevat eigenlijk nog maar vier controversiële elementen. Allereerst betreuren vrijwel alle lidstaten de periode waarover de Commissie financiële correcties kan opleggen. Deze bedraagt in het voorstel 36 maanden, maar omvat in de huidige situatie 24 maanden. Ook ik heb meerdere malen aangegeven niet akkoord te kunnen gaan met deze verlenging, omdat ik geen enkele reden zie om de budgettaire risico's voor de lidstaten te vergroten.

Daarnaast is bezwaar geuit tegen de bepalingen inzake niet-terugvorderbare tegoeden. De Commissie meent dat onrechtmatige betalingen die door langslepende nationale juridische procedures niet binnen acht jaar kunnen worden teruggevorderd, voor de helft door de betreffende lidstaat betaald moeten worden. De Commissie neemt zelf de andere helft voor haar rekening. Veel lidstaten vinden de termijn van acht jaar te kort of kunnen niet instemmen met de fifty-fifty verdeling. Ik ben het met de Commissie eens dat er een structurele oplossing moet worden gevonden voor vorderingen die soms wel decennia open staan. Het voorstel dat zij daartoe heeft gedaan, acht ik redelijk.

Voorts is de werking van het financieel mechanisme nog punt van discussie. De Commissie heeft voorgesteld dat indien de Raad er niet in slaagt vóór 1 juni overeenstemming te bereiken over het percentage degressiviteit voor het komende begrotingsjaar, zij hier eigenhandig het initiatief toe kan nemen. In de tekst die voorligt is hier aan toegevoegd dat op basis van nieuwe gegevens de Raad dit percentage uiterlijk voor 1 december neerwaarts kan bijstellen. Op zich kan ik hiermee instemmen, mits het voorstel tevens de mogelijkheid biedt de degressiviteit naar boven aan te passen. Aldus wordt in de voorbereiding van de landbouwbegroting een parallel getrokken met de voorbereiding van de totale EU-begroting. Hierbij worden twee maal per jaar de zogenaamde letters of amendment worden opgesteld, waarmee de Raad de ramingen voor het komend begrotingsjaar op basis van nieuwe feiten formeel kan bijstellen.

Het laatste probleem is dat op dit moment in de Verordening het risico besloten ligt dat na afsluiting van de programmeerperiode, programma's alsnog volledig van communautaire financiering kunnen worden uitgesloten. Ik zal hier bezwaar tegen aantekenen, omdat ik het een disproportioneel hoge boete acht in geval van onregelmatigheden. Het voorzitterschap heeft dit probleem inmiddels onderkend en zal naar alle waarschijnlijkheid tijdens de Raad met een compromisvoorstel komen. Hieruit zal moeten blijken of de financiële risico's voor de lidstaten op dit punt worden verminderd.

Risico- en crisisbeheer in de landbouw
(Mondelinge conclusies)

Het voorzitterschap zal mondelinge conclusies presenteren over de recentelijk door de Commissie gepresenteerde Mededeling over risico- en crisisbeheer in de landbouw. Waarschijnlijk zal het voorzitterschap concluderen dat er te weinig overeenstemming bestaat tussen de lidstaten om een vervolg te geven aan de Mededeling.

Zoals ik u heb geschreven in mijn brief aan uw Kamer van 29 maart 2004 met het verslag van de Landbouw- en Visserijraad van 14 maart (zie Kamerstuk 2004-2005, 21501-32, nr. 118, TK) beschrijft de Commissie drie instrumenten ter vervanging van de huidige ad hoc maatregelen. Deze instrumenten zouden opgenomen moeten worden in het nieuwe Plattelandskaderverordening voor de periode 2007-2013. Hiervoor zou dan maximaal 1 procentpunt van de modulatiegelden aangewend kunnen worden. Het gaat hier om een bijdrage in de door de landbouwer te betalen premie voor een verzekering tegen natuurrampen of het bevorderen van nationale herverzekeringen, tijdelijke en degressieve steun voor de administratieve kosten van onderlinge stabilisatiefondsen en een basisdekking tegen inkomenscrises. Deze opties zouden - apart of samen, volledig of gedeeltelijk - kunnen worden toegevoegd aan het keuzemenu van
plattelandsontwikkelingsmaatregelen.

Nederland stelt zich op het standpunt dat risicobeheer in de landbouw in principe de eigen verantwoordelijkheid van de sector is. Alleen bij extreme omstandigheden kan de overheid mogelijk een beperkte rol spelen, in aanvulling op de verantwoordelijkheid van het bedrijfsleven zelf. In deze optiek moet de rol van de overheid beperkt blijven tot het faciliteren bij de bewustwording van het belang van risicobeheer via voorlichting en onderwijs. Ook kan de overheid het bedrijfsleven stimuleren initiatieven te ontplooien. In de initiële fase van instrumenten voor risicobeheer kan de overheid een ondersteunende rol spelen. Dit betekent concreet ten aanzien van de Mededeling dat maatregelen zich dienen te beperken tot tijdelijke en beperkte steun voor initiatieven die zonder overheidssteun niet van de grond komen. De steun voor verzekeringspremie of herverzekering zou hiermee in lijn kunnen worden gebracht. Tijdelijke steun voor administratieve kosten van onderlinge stabilisatiefondsen is in lijn met de Nederlandse inzet. Een basisdekking tegen inkomenscrises daarentegen past niet binnen de Nederlandse visie omdat dit instrument neerkomt op directe inkomenssteun door de overheid. Nederland hecht verder belang aan de keuzevrijheid van lidstaten om de maatregelen al dan niet over te nemen en kan daarom de integratie van de maatregelen in de nieuwe Plattelandskaderverordening steunen. Dit evenwel op voorwaarde dat het bestaande instrumentarium en kader voor risico- en crisisbeheer niet doorkruist en WTO-conform is. Bij de beoordeling van concrete maatregelen zal Nederland daarnaast ook kijken naar de administratieve lasten.

Ook heeft de Commissie onderzocht of het wenselijk is om het bestaande veiligheidsnet voor de rundvleessector - namelijk de mogelijkheid voor de Commissie om in geval van ernstige en langdurige verstoringen van de markt noodmaatregelen te treffen - uit te breiden naar andere sectoren. Ze komt tot de conclusie dat met de invoering van de ontkopppelde inkomenssteun ondernemers beter in staat zijn in te spelen op marktontwikkelingen. De Commissie acht een uitbreiding van het veiligheidsnet daarom niet noodzakelijk. Ik deel dit standpunt van de Commissie.

EU Bosbouwstrategie
(Raadsconclusies)

Aan de Raad liggen voor de concept-Raadsconclusies Mededeling inzake het rapport over de ten uitvoerlegging van de EU-bosbouwstrategie. De Raadsconclusies worden naar verwachting zonder verdere discussie aangenomen.

Op 15 december 1998 heeft de Raad een resolutie aangenomen over een bosbouwstrategie voor de EU. De strategie is het resultaat van een proces dat in 1996 is geïnitieerd door het Europees Parlement met een verzoek aan de Commissie om een wetgevingsvoorstel terzake. De bosbouwstrategie vormt een raamwerk van reeds bestaande regelgeving en alle bestaande acties en afspraken die de EU heeft op het gebied van internationaal bosbouwbeleid. De nadruk ligt op het belang van de multifunctionele rol van bossen en duurzaam bosbeheer. In de resolutie nodigt de Raad de Commissie tevens uit om binnen vijf jaar aan de Raad te rapporteren over de toepassing van deze strategie. Onderhavige mededeling geeft hier invulling aan.

In de Raad van maart jl. is de Mededeling reeds besproken. In de Raadsconclusies die voorliggen erkent de Raad het belang van de bosbouw en constateert dat de nadruk in de toekomst moet liggen op de implementatie van de bestaande strategie. De Raad verwelkomt dan ook het voorstel van de Commissie om in de eerste helft 2006 een actieplan te presenteren. Dit actieplan moet bijdragen aan de verbetering van de coördinatie, de communicatie en de samenwerking tussen de verschillende beleidssectoren die van invloed zijn op de bosbouw. Ik kan instemmen met deze Raadsconclusies.

Contingentering van aardappelzetmeel
(Aanname)

De Raad zal een besluit nemen over de verlenging van de huidige contingenteringsregeling voor de productie van aardappelzetmeel. Naar verwachting wordt dit punt zonder verdere discussie aangenomen.

Aardappelzetmeel concurreert met graanzetmeel. In verband met de productiebeperkingen in de graansector (met name in de vorm van braaklegging) en de grotere zetmeelproductie in het begin van de jaren negentig, is de productie van aardappelzetmeel met ingang van 1 juli 1995 aan banden gelegd.
Momenteel heeft elke lidstaat een eigen contingent. De Commissie stelt voor deze contingenteringsregeling - die op 30 juni a.s. afloopt - met twee jaar te verlengen. Als argument hiervoor voert zij aan dat het nog te vroeg is om de effecten van de hervormingen van het GLB (met name het effect van de ontkoppelde inkomenssteun voor de diverse sectoren) en de effecten van de uitbreiding de aardappelzetmeelsector in te schatten. Ik kan deze analyse van de Commissie onderschrijven en ik zal derhalve mijn steun voor het voorstel uitspreken.

Diversen

a. Honden- en kattenbont
(Verzoek Zweden)
Tijdens de Raad zal Zweden een verzoek aan de Commissie richten om communautaire maatregelen te nemen tegen de handel in honden- en kattenbont. De Raad heeft hier reeds in november 2002 op Zweeds verzoek over gesproken. Ook ik heb hier eerder - in december 2003
- samen met mijn Deense collega een oproep toe gedaan. Hierover bestond destijds brede steun, maar de Commissie heeft aangegeven geen communautaire rechtsgrondslag te zien voor het instellen van een totaal importverbod op producten van honden- en kattenbont. Ik ben in eerste instantie van mening dat een handelsverbod op honden- en kattenbont op Europees niveau moet worden geregeld. Hoewel de Commissie in een eerder stadium heeft aangegeven geen rechtsbasis voor een EU-verbod te zien, zal ik mijn steun uitspreken indien een dergelijk voorstel er alsnog komt.

Momenteel laat ik overigens onderzoek doen naar de handelsstromen van honden- en kattenbont in Nederland. Daarbij gaat het met name om het gebruik en de verwerking ervan in speelgoed en kleding. Ik heb u al eerder gemeld dat zodra de resultaten hiervan bekend zijn, ik de Kamer hierover zal informeren.

Plattelandsontwikkeling
(Bilateraal gesprek)

In april heeft de Raad een oriënterend debat gevoerd over de gewijzigde definitie van probleemgebieden. De stevige kritiek van de Europese Rekenkamer op de huidige criteria voor de vaststelling van probleemgebieden anders dan bergstreken en gebieden met specifieke belemmeringen (in Nederland bijvoorbeeld het Veenweidegebied), was de aanleiding voor deze wijziging. Inmiddels is gebleken dat deze nieuwe definitie dermate grote verschuivingen binnen en tussen lidstaten tot gevolg heeft, dat de Commissie tijdens de komende Raad bilaterale gesprekken met de lidstaten zal voeren om te zoeken naar een oplossing. Ook de allocatie van plattelandsmiddelen tussen de lidstaten zal bilateraal ter sprake komen. Voor Nederland heeft de herdefiniëring van deze 'andere' probleemgebieden geen directe negatieve gevolgen. In Nederland zijn zulke gebieden niet aangewezen. Voorop staat echter dat ik de mening van de Europese Rekenkamer deel. De aanwijzing van 'andere' probleemgebieden moet gebeuren op basis van objectie ve criteria teneinde een effectief beleid te kunnen voeren.

Voorts zal ik de gelegenheid te baat nemen om een aantal andere kwesties nogmaals voor het voetlicht van de Commissie te werpen. In de eerste plaats gaat het daarbij om de verplichte minimumpercentages die de Commissie voorstelt voor de uitgaven onder elk van de drie assen. Ik ben van mening dat hier meer flexibiliteit in moet worden betracht. Daarnaast zal ik aandacht vragen voor handhaving van de mogelijkheid om integrale plattelandsprojecten te kunnen financieren onder het nieuwe plattelandsbeleid en een hoger financieringspercentage voor grondverwerving. In het voorstel zoals dat nu voorligt, bedraagt dat slechts tien procent. Verder zal ik bepleiten dat de mogelijke begunstigden voor Natura 2000 vergoedingen worden verbreed. Tot slot hecht ik grote waarde aan de mogelijkheid tot het geven van een stimulans aan landbouwmilieumaatregelen bovenop de vergoeding voor gederfde inkomsten.

De minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit,

dr. C.P. Veerman