Overgangsregeling geeft aan: minister ziet grote problemen bij invoering nieuwe regeling
AOb: professionaliteit docenten niet erkend door 'eigen' minister
"Scholen worden gedegradeerd tot uitvoerders van opgelegd beleid. De minister bepaalt hoe het onderwijs aan achterstandsleerlingen moet worden vormgegeven en de gemeenten krijgen de financiële middelen hiervoor. Ondanks de onderwijsbrede kritiek op deze nieuwe regelgeving." Dat zegt Liesbeth Verheggen, dagelijks bestuurder van de Algemene Onderwijsbond (AOb) in reactie op de vrijdag 27 mei gepresenteerde plannen van minister Van der Hoeven van Onderwijs, over de invulling van het onderwijs aan achterstandsleerlingen en het verdelen van het beschikbare geld.
>
De minister wil achterstandsleerlingen bijspijkeren in speciale klassen, zogenaamde schakelklassen, of deze leerlingen na schooltijd extra onderwijs geven om hun taalachterstand weg te werken. Die laatste mogelijkheid is voor het onderwijsveld geen optie. Dit blijkt uit een inventarisatie van Het Onderwijsblad van de AOb naar de projectaanvragen van gemeenten in de pilotregeling. Ook de eerste mogelijkheid stuit op veel kritiek, zowel vanuit scholen, werkgevers- en werknemersorganisaties, als ook vanuit de gemeenten zelf. Voor de scholen is het grootste probleem dat zij opgelegd krijgen hoe zij een groot deel van hun achterstandsonderwijs moeten invullen, ongedacht de specifieke situatie op die scholen.
De AOb pleit voor het samenvoegen van de verschillende geldstromen en subsidieregelingen voor bestrijding van achterstanden, en de invulling van het onderwijs aan de professionals zelf over te laten. In de nieuwe regeling zijn drie geldstromen en meerdere loketten die gaan over toekenning van de budgetten, de verantwoording van het besteedde geld en de uitvoering van het onderwijs:
> * vroegschoolse educatie, ofwel extra ondersteuning voor kinderen in groep 1 en 2. De scholen beslissen in overleg met de gemeenten welke kinderen hiervoor in aanmerking komen
> * schakelklassen, waarbij de regie in handen van de gemeente is
> * gewichtengeldregeling, waarbij de toekenning van extra budget onder meer op basis van een taaltoets plaatsvindt.
Door deze ondoorzichtige en ingewikkelde regelingen verdwijnt veel geld in de bureaucratie in plaats van dat het in de klas terecht komt. Bovendien is het risico groot dat sommige kinderen tussen wal en schip terecht komen.
Met de verandering van de gewichtengeldregeling, de regeling waarbij scholen extra geld krijgen voor leerlingen met een achterstand, erkent de minister dat er ook autochtone achterstandsleerlingen zijn. Groot probleem bij de herschikking is, dat de betrokken instanties (gemeenten, onderwijsorganisaties, scholen) geen overeenstemming hebben over de toekenning van de gewichten en de beschikbare budgetten. Liesbeth Verheggen, AOb: "Dat het ministerie als belangrijkste nieuws over de nieuwe regeling naar buiten brengt dat er een overgangsregeling is, geeft al aan dat de minister grote problemen voorziet."
Steden uit de G26 gaan er 3 procent op achteruit, de G4 leveren zelfs 7 procent in. Sommige, meestal witte, scholen zullen niet veel merken. De achteruitgang op scholen met veel achterstandsleerlingen is dus nog vele malen groter. De minister onderkent zelf dat dit kan leiden tot een verplichte personeelsreductie van 25 procent. Liesbeth Verheggen, AOb: > "In de nieuwe regeling erkent de minister dat er meer achterstandsleerlingen zijn, namelijk ook veel autochtone. Om ook hen de nodige aandacht te kunnen geven, moeten de budgetten dus omhoog. Maar dat gebeurt niet. Het geld voor de 'nieuwe' ach> terstandsleerling wordt weggehaald bij de reeds erkende achterstandsleerling, waardoor de pijn slechts verdeeld wordt. Het probleem van achterstand wordt zo niet opgelost."
Een ander groot probleem bij de invoering van de nieuwe regeling komt vanuit het ministerie zelf. Het CFI, het uitvoeringsorgaan van het ministerie van OCW, heeft aangegeven dat voor invoering van de nieuwe regeling nieuwe software nodig is. Om dit te ontwikkelen is meer tijd nodig dan de minister wil nemen, vanwege de invoeringsdatum 1 augustus 2007. In het ergste geval zullen scholen alle aanvragen handmatig moeten invullen om überhaupt extra achterstandsbudgetten te krijgen. Dit blijkt uit brief van de minister aan de Tweede Kamer.
De AOb pleit voor invoering van één regeling en één budget, met één 'loket' waar het geld zowel aangevraagd als verantwoord moet worden. Toekenning van het budget zou moeten plaatsvinden op basis van het sociaal economische milieu waaruit de kinderen komen én het opleidingsniveau van de eerste opvoeder. Bovendien moet daarbij, ter voorkoming van achterstanden, de voorschoolse educatie bij de basisschool betrokken worden, voor leerlingen vanaf twee en een half jaar oud.
Marc Mathies, persvoorlichter
06 53 41 01 59
Algemene Onderwijsbond