Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
persbericht
Nummer:
25
Directie:
voorlichting
27-05-2005
Status:
informatie
Overgangsregeling basisscholen met achterstandsleerlingen
Er komt een overgangsregeling van drie jaar voor basisscholen met
achterstandsleerlingen om de financiële effecten van de nieuwe
gewichtenregeling op te kunnen vangen. De belangrijkste aanpassing in
die nieuwe regeling is dat etniciteit geen rol meer speelt. De drempel
in de gewichtenregeling wordt aanzienlijk lager en gaat van negen naar
vijf a zes procent. Naast de herziening van de gewichtenregeling
worden in de periode tot 1 augustus 2006 bij 20 gemeenten pilots
uitgevoerd voor de schakelklassen.
De ministerraad heeft op voorstel van minister Van der Hoeven
ingestemd met toezending aan de Tweede Kamer van de brief
`Onderwijsachterstandenbeleid'. Deze brief is een vervolg op de brief
van 9 juli 2004 en het Algemeen overleg 27 oktober 2004 met de Tweede
Kamer.
In de schakelklassen zitten leerlingen (autochtone en allochtone) uit
het basisonderwijs die een dusdanige taalachterstand hebben, dat zij
niet met succes kunnen deelnemen aan het onderwijs. Doel van een
schakelklas is dat de taalachterstand zo snel mogelijk wordt
weggewerkt zodat de leerlingen weer deel kunnen nemen aan het
reguliere onderwijsprogramma. Het extra taalonderwijs kan op twee
manieren worden gegeven (beide vormen worden als schakelklas
aangeduid). Ofwel gedurende één schooljaar in een daartoe speciaal
ingerichte groep ofwel in het verlengde deel van de verlengde
schooldag. Er worden pilots uitgevoerd bij ruim 20 gemeenten in de
periode tot 1 augustus 2006. Daarna worden schakelklassen in het hele
land ingevoerd.
Gewichtenregeling
In het basisonderwijs krijgen scholen extra geld voor kinderen met een
achterstand. Het extra geld dat basisscholen krijgen voor het
wegwerken van onderwijsachterstanden wordt voortaan nadrukkelijker
gebaseerd op de feitelijke achterstand van een kind. De nieuwe
gewichtenregeling ziet er als volgt uit: kinderen van ouders met
maximaal lbo/vbo krijgen een `gewicht' toegekend van 0,3. Kinderen van
ouders met maximaal basisonderwijs krijgen een gewicht van 1,2. Als
uit een taaltoets blijkt dat deze kinderen een extra grote
taalachterstand hebben dan krijgt het kind een gewicht van 2,4
toegekend. Om scholen te stimuleren het geld zo vroeg mogelijk in te
zetten, zal de toekenning van het zwaarste gewicht alleen bestemd zijn
voor leerlingen uit groep 1 tot en met 4. Na groep vier komen zij weer
in aanmerking voor het oorspronkelijke gewicht van 1,2. Ook zal er een
plafond van 80 procent worden opgenomen in de regeling. Dat betekent
dat een school niet meer dan voor 80 procent aan
achterstandsleerlingen extra geld krijgt.
Van een school mag verwacht worden dat een bepaald percentage
leerlingen met achterstanden binnen de reguliere formatie kan worden
opgevangen. Daarom wordt in de gewichtenregeling een drempel
gehanteerd voordat scholen extra geld krijgen voor het aanpakken van
die achterstanden. Deze drempel wordt aanzienlijk lager en gaat van
negen procent naar vijf a zes procent. Dit betekent dat straks 54
procent van de scholen in aanmerking komt voor het extra geld en dat
is nu 38 procent.
Overgangsregeling
Om de financiële effecten van de nieuwe gewichtenregeling op te kunnen
vangen, komt er een overgangsregeling voor de basisscholen. Een school
krijgt het eerste jaar waarin de financiële gevolgen van de nieuwe
gewichtenregeling merkbaar zijn (in 2007), maximaal 20 procent minder
gewichtengeld dan wat de school in de oude situatie had gekregen. De
school die door de gewichtenregel meer geld zou krijgen, krijgt ook
maximaal 20 procent meer. Het tweede jaar geldt een beperking tot 40
procent van het verschil tussen de oude en de nieuwe gewichtenregeling
en het derde jaar is dat percentage 60 procent. Daarna geldt de nieuwe
gewichtenregeling voluit. De scholen in de vier grote meenten (G-4)
gaan er per saldo gezamenlijk ongeveer 11 miljoen euro op achteruit en
de grotere gemeenten (G-30) vier miljoen op achteruit; de scholen in
de kleinere gemeenten zullen er per saldo ongeveer 15 miljoen euro op
vooruit gaan.
Achtergrond
Van de ruim 1,5 miljoen kinderen in het basisonderwijs behoren nu
ongeveer 400.000 kinderen tot de doelgroep van het
onderwijsachterstandenbeleid. Daarvan is de ene helft van allochtone
en de andere helft van autochtone afkomst.
Voor het bestrijden van onderwijsachterstanden ontvangen de gemeenten
vanaf 1 augustus 2006 168 miljoen euro op jaarbasis. De scholen voor
basisonderwijs krijgen ruim 318 miljoen euro voor het bestrijden van
achterstanden.
Scholen zijn de belangrijkste uitvoerders van het achterstandenbeleid
en de professionals in het onderwijs hebben het beste zicht op het
bestrijden van achterstanden van leerlingen. Daarnaast werken
schoolbesturen mee aan de integrale aanpak van onderwijsachterstanden.
De gemeenten voeren het lokale beleid van de voor- en vroegschoolse
educatie uit en zij zijn verantwoordelijk voor de schakelklassen. De
gemeenten blijven verantwoordelijk voor de lokale samenhang in het
jeugdbeleid (onder andere leerplicht, voortijdig schoolverlaten,
regionale meld- en coördinatiefunctie).
De huidige gewichtenregeling maakt onderscheid tussen vier categorieën
leerlingen die het risico lopen op een onderwijsachterstand. Elke
categorie heeft een bepaald 'gewicht', dat aangeeft hoeveel extra geld
een school krijgt om eventuele achterstanden van deze leerlingen te
voorkomen en te bestrijden. Het gaat om de volgende categorieën
leerlingen: kinderen van laag opgeleide autochtone ouders (gewicht
0,25), schipperskinderen (gewicht 0,4), woonwagen- en zigeunerkinderen
(gewicht 0,7) en kinderen met laag opgeleide allochtone ouders
(gewicht 0,9). Deze regeling kent een drempel van negen procent.
Zie ook:
factsheet
27-05-2005
Ministerie van OCW
Rijnstraat 50
Postbus 16375
2500 BJ Den Haag
T: 070 412 34 56
F: 070 412 34 50
E: ocwinfo@postbus51.nl