Raad voor de Volksgezondheid & Zorg
RVZ, raad voor de Volksgezondheid & Zorg
Niet praten, doen!
`Passieproject' van drs. W.J. Deetman
Een alleenstaande dame op leeftijd valt in haar keuken op de grond.
Aan de buitenkant zie je het niet, maar ze is hartpatiënte. Om haar
pols draagt ze een speciaal horloge, dat het doen en laten van haar
hart registreert. Dat horloge signaleert de afwijking in het hartritme
en legt via UMTS een draadloze internetverbinding met de meldkamer van
de ambulancedienst. Daar ziet men: mevrouw B, een bekende uit het
bestand van ziekenhuis X, is getroffen door een hartinfarct. Men
stuurt er meteen een ambulance op af - via GPS kan men ook bepalen
waar mevrouw zich op dat moment bevindt - en raadpleegt intussen het
patiëntendossier. In tien minuten is hulp ter plaatse, men weet met
wie men te maken krijgt en wat er mis is. En zo redt ICT een
mensenleven.
Dit is het scenario dat een grote ICT-fabrikant via een promotievideo
mogelijke klanten voorschildert. Is dat de toekomst door een roze
bril? Dat valt wel mee, technisch ligt het binnen handbereik. Onlangs
konden we vernemen dat in Nederland een proef van start gaat met
mobiele hartbewaking. Risicopatiënten krijgen een apparaatje waarmee
ze zelf een hartfilmpje kunnen maken - `een volwaardig
twaalfkanaals-ziekenhuis ECG', voor de kenners. Dat apparaatje is
gekoppeld aan een mobiele telefoon, dat het filmpje automatisch
doorstuurt naar een `medisch webcentrum', waar het filmpje meteen
beoordeeld wordt door een cardiologisch verpleegkundige. Die belt de
patiënt meteen en bespreekt de resultaten van het filmpje, waarna
wordt besloten of opname noodzakelijk is.
Dat scheelt. Aan de ene kant kunnen mensen die zich ongerust maken
meteen worden gerustgesteld als er niets aan de hand is, wat dure
ziekenhuiscapaciteit scheelt. Aan de andere kant: als er wèl iets aan
de hand is, ben je er meteen bij.
`De Belgen doen het beter' is de raillerende titel van een boekje dat
een tijdje terug is uitgebracht onder regie van een commissie waar ik
zelf in zat, en dat tot doel had om het presteren van de overheid een
duwtje in de rug te geven. We praten in dit land veel over visie, we
steken ontzettend veel energie in beleid, maar de aandacht voor de
uitvoering van dat beleid blijft vervolgens nogal eens achter. Dat
wreekt zich vervolgens in de waardering van de burger voor de
overheid. Aan het eind van de rit wil de burger geen visie, de burger
wil adequate zorg. Niet praten, maar doen.
Doen de Belgen het echt beter? Die titel was natuurlijk bedoeld om een
beetje te prikkelen. De Belgen - of de Denen, of de Duitsers - doen
het heus niet altijd beter dan wij. Maar buiten de landgrenzen zijn
heel wat voorbeelden te vinden waarmee we ons voordeel kunnen doen.
Ook in de zorg.
Op het terrein van de volksgezondheid staken we ons licht op in
Denemarken. Daar hebben de huisartsen, de apothekers, de ziekenhuizen
en de gezondheidslabs een gemeenschappelijke ICT-infrastructuur. Een
gedeelde patiëntenregistratie, een registratie van alle aanbieders van
zorg, een beveiligd netwerk voor onderlinge communicatie. Eén netwerk
- dat scheelt. De huisarts, om maar eens wat te noemen, heeft ineens
bijna een uur per dag over die hij anders kwijt zou zijn aan
administratie. En dan zwijgen we nog maar over de mogelijkheden om de
handelingen van de verschillende zorgaanbieders beter op elkaar te
laten aansluiten.
Ik pleit voor een klimaat waarin het mogelijk is om structureel te
investeren in verbetering van de zorg door middel van ICT.
Initiatieven subsidiëren is prima, maar als de kraan om welke reden
dan ook na twee jaar weer wordt dichtgedraaid, kun je opnieuw
beginnen. Beter is een klimaat dat is doordesemd van de gedachte dat
de kost nu eenmaal voor de baat uitgaat; dat continu investeren in de
zorg loont.
Wat zit ons op dit moment in de weg?
Veel valkuilen zitten in de versnippering. Institutionele belangen
kunnen vernieuwingsdrang danig dempen. Alle partners moeten dezelfde
kant op willen, en als ze niet dezelfde kant op willen, moet er één
iemand het duidelijk voor het zeggen hebben. Investeren in een
gemeenschappelijke infrastructuur, standaardisering ten behoeve van de
hele keten - voor zulke processen is een krachtige regisseur nodig, in
het geval van de volksgezondheid: het ministerie van VWS.
Versnippering, zoals die in de zorg, maakt het ook lastig om duidelijk
aan te tonen waar de baten van een vernieuwingsoperatie nu precies
terug te vinden zijn. Als er van meet af aan enkel naar plussen en
minnen wordt gekeken, wordt het lastig om je draagvlak te organiseren.
En tegelijkertijd heb je toch een bepaald zicht op de baten nodig,
want anders kan vernieuwing een bodemloze put blijken.
Daar ligt ook een mooie taak voor de ICT-sector zelf. Die moet
duidelijk maken wat ze meer levert dan apparaten en programma's en
duidelijk maken hoe investeringen zichzelf terugbetalen in
maatschappelijke winst. Een gemeenschappelijke technische
infrastructuur voor de zorgsector, prachtig allemaal, maar wat kopen
we daar nu voor?
Terwijl het zo belangrijk is. Want het toekomstbeeld aan het begin van
dit verhaal lokt alleen als er geïnvesteerd wordt aan de onderkant, in
systemen, in databases, in een naadloze uitwisseling van gegevens.
Anders heeft onze hartpatiënte straks wel zo'n modern horloge om, maar
als ze toevallig een aanval krijgt op het moment dat ze in de auto zit
op een stille landweg buiten haar eigen gemeente, zal het
elektronische hulpje haar weinig baten.
Draait het nu allemaal om ICT? Niet per se. Een paar maanden terug
kwam ziektekostenverzekeraar VGZ met het bericht dat margarine van
fabrikant X voortaan voor een vergoeding in aanmerking komt omdat
wetenschappelijk is aangetoond dat het product het cholesterolgehalte
met 10 procent verlaagt. De verzekeraar vergoedt het prijsverschil
tussen gewone halvarine en het product van fabrikant X. Bij VGZ
gebruiken 120.000 verzekerden nu medicijnen die het cholesterolgehalte
verlaagt, en 6100 verzekerden ondergingen in 2004 een hartoperatie of
dotterbehandeling. Een reclamestunt, zullen sommigen zeggen. En of de
kosten uiteindelijk tegen de baten opwegen, moet maar blijken. Maar
waar het om gaat en wat ik aanmoedig, is dat men durft afstand te
nemen van het conventionele denken.
Nog een voorbeeld. In 2004 mocht Peter Bakker, de topman van TPG, drie
maanden rondkijken in de Nederlandse ziekenhuizen. Zijn conclusie:
binnen een paar jaar zou de zorgsector 2,5 miljard euro kunnen
besparen door de logistiek binnen de ziekenhuizen anders in te
richten. Het bedrijf gaat nu met een aantal ziekenhuizen aan de slag
om te kijken welke concrete acties er kunnen volgen. Soms gaat het om
betrekkelijk eenvoudige dingen. In het Westeinde Ziekenhuis in Den
Haag bijvoorbeeld wil men proberen het aantal patiënten terug te
dringen dat niet komt opdagen voor een afspraak. Hoe doe je dat? Om te
beginnen door de patiënten een herinnering te sturen.
Dat lijkt misschien niet zo pretentieus, maar uiteindelijk heeft het
allemaal te maken met een efficiënte benutting van schaarse
capaciteit. Slim en doelmatig omgaan met beperkte middelen is
essentieel in een tijd waarin een steeds groter beroep op de zorg
wordt gedaan en de eisen steeds hoger worden. Daar hebben we alle
belang bij - om het belang van de patiënt, om het vertrouwen in de
sector, en - indirect - om het vertrouwen in de overheid.
drs. W.J. Deetman