Ministerie van Buitenlandse Zaken

Algemeen ambtsbericht Syrië

Mei 2005

Ministerie van Buitenlandse Zaken
Directie Personenverkeer, Migratie en Vreemdelingenzaken Afdeling Asiel en Migratiezaken
Den Haag

Inhoudsopgave Pagina


1 Inleiding 4
2 Landeninformatie 5 2.1 Basisgegevens 5 2.1.1 Land en volk 5 2.1.2 Geschiedenis 5 2.2 Staatsinrichting 6 2.2.1 Politieke partijen 7 2.2.1.1 Legale partijen 8 2.2.1.2 Gedoogde partijen 10 2.2.1.3 Illegale partijen 11 2.3 Politieke ontwikkelingen 14 2.4 Veiligheidssituatie 17 2.4.1 Geheime diensten 17 2.4.2 Strijdkrachten 19 2.4.3 Recente ontwikkelingen 20 2.5 Sociaal-economische situatie 21
3 Mensenrechten 23 3.1 Waarborgen 23 3.1.1 Grondwet 23 3.1.2 Verdragen 23 3.1.3 Overige wetgeving 24 3.1.4 Toezicht 24 3.2 Naleving en schendingen 25 3.2.1 Vrijheid van meningsuiting 25 3.2.2 Vrijheid van vereniging en van vergadering 30 3.2.3 Vrijheid van godsdienst 31 3.2.4 Bewegingsvrijheid 36 3.2.4.1 Binnenland 36 3.2.4.2 Buitenland 36 3.2.4.3 Documenten 38 3.2.5 Rechtsgang 42 3.2.6 Arrestaties en detenties 44 3.2.6.1 Amnestieregelingen 48 3.2.7 Mishandeling en foltering 50 3.2.8 Verdwijningen 50 3.2.9 Buitengerechtelijke executies en moorden 50 3.2.10 Doodstraf 51 3.3 Positie van specifieke groepen 51 3.3.1 Vrouwen 51 3.3.2 Minderjarigen 53 3.3.3 Vooraanstaande intellectuelen en schrijvers 54

3.3.4 Homoseksuelen 54
3.3.5 Palestijnen 54
3.3.6 Koerden 56
3.3.7 Dienstplichtigen 63

4 Migratie 66
4.1 Migratiestromen en -motieven 66
4.2 Vluchtelingen 66
4.3 Beleid andere westerse landen 69
4.4 Terugkeer 69
4.5 Beleid UNHCR 70

5 Samenvatting 70

Bijlage ­ Literatuurlijst 72

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2005


1 Inleiding
Dit algemeen ambtsbericht bevat informatie over de algemene situatie in Syrië en is opgesteld met het oog op de beoordeling van asielaanvragen van Syriërs in Nederland en eventuele verwijdering van afgewezen Syrische asielzoekers vanuit Nederland. Het algemeen ambtsbericht is een geactualiseerde bewerking van het algemeen ambtsbericht Syrië van 17 mei 2004, kenmerk DPV/AM-816283, en beslaat de periode van mei 2004 tot mei 2005. Bij de opstelling van dit algemeen ambtsbericht is onder andere gebruik gemaakt van rapportages afkomstig van de Nederlandse ambassade in Damascus, alsmede van informatie afkomstig van het US Department of State, Amnesty International, Human Rights Watch, de Economist Intelligence Unit (EIU), UNHCR en het Duitse Bundesamt für die Anerkennung ausländischer Flüchtlinge (BAFL). Ook is gebruik gemaakt van vakliteratuur en berichtgeving in de media. In het algemeen ambtsbericht wordt veelvuldig verwezen naar geraadpleegde bronnen. Een overzicht van de geraadpleegde openbare bronnen is opgenomen in de literatuurlijst. Overigens zijn de tekstpassages waarbij wordt verwezen naar openbare bronnen, in veel gevallen ook gebaseerd op informatie die op vertrouwelijke basis is ingewonnen.
In hoofdstuk 2 wordt de binnenlands-politieke en economische situatie in Syrië geschetst. Daarbij komt in paragraaf 2.2 de positie van verschillende legale, gedoogde en illegale partijen aan de orde. In paragraaf 2.3 worden politieke aspecten behandeld. In paragraaf 2.4 wordt aandacht besteed aan geheime diensten en leger. In paragraaf 2.5 volgt een schets van de sociaal-economische situatie. Hoofdstuk 3 beschrijft de mensenrechtensituatie in Syrië. Na een overzicht van de grondwettelijke bepalingen, andere nationale wetgeving en verdragen waarbij Syrië partij is, worden de mogelijkheden van toezicht op de mensenrechtensituatie geschetst. Hierna volgt in paragraaf 3.2 de eigenlijke beschrijving van de situatie van de mensenrechten in Syrië. Hierin is opgenomen een beschrijving van de positie van enkele religieuze bevolkingsgroepen, waarna in paragraaf 3.3 de positie van etnische minderheden en andere specifieke groepen aan de orde komt. Hoofdstuk 4 handelt over vluchtelingen en ontheemden, het beleid van andere West-Europese landen en het beleid van UNHCR. Hoofdstuk 5 bevat een algehele samenvatting.
---

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2005


2 Landeninformatie
2.1 Basisgegevens
2.1.1 Land en volk
De Syrische Arabische Republiek1 heeft een oppervlakte van 185.180 km², ongeveer 4,4 x Nederland. Het land heeft een inwonertal van meer dan 17,5 miljoen2 en kent een grote religieuze en etnische diversiteit. De meerderheid van de bevolking (ongeveer 74 procent3) is sunniet. Sji'ieten, alawieten, druzen, ismaëlieten en yezidi's maken tezamen ongeveer zestien procent 4 van de bevolking uit. De in een veelheid van kerken opgedeelde christelijke minderheid vormt ongeveer tien procent 5 van de bevolking. Er bevinden zich minder dan honderd6 joden, en wel in Damascus, Al-Qamishli en Aleppo7. Etnisch en linguïstisch kunnen in Syrië onder meer Arabieren (90,3 procent 8), Koerden, Armeniërs, Turkmenen en Circassiërs (tesamen 9,7 procent 9) worden onderscheiden.
2.1.2 Geschiedenis
Het huidige Syrië ontstond aan het einde van de Eerste Wereldoorlog door het uiteenvallen van het Ottomaanse rijk, waarvan het sinds l516 deel had uitgemaakt. Voor l914 werd het gehele gebied dat thans de staten Syrië, Libanon, Israël, Jordanië en de Palestijnse Gebieden omvat, als `Syrië'10 betiteld. Op 10 juni l916 riep Sharif Hoessein Din Ali, emir van Mekka, de Arabische opstand tegen het Ottomaanse bewind uit. Deze opstand mondde in oktober l918 uit in de verovering van Damascus door de troepen van de Britse generaals Allenby en Barrow, en van de zoon van de emir van Mekka, Faisal, die werd
1 Al-Jumhuriyya Al-`Arabiyya Al-Suriyya.
2 The Economist Intelligence Unit, `Country Profile Syria 2004' (Londen, 20 juli 2004), officiële schatting medio 2003; CIA, `The World Factbook ­ Syria ­ 2004' en US State Department,'Background Note: Syria ­ August 2004) geven al een bevolkingsaantal van meer dan 18 miljoen personen aan.
3 US Department of State, `International Religious Freedom Report 2004 ­ Syria' (Washington, 15 september 2004).
4 Ibidem.

5 Ibidem.

6 Michel Bard, `The Jews of Syria', Jewish Virtual Library, The American-Israeli Cooperative Enterprise (2004).

7 CIA, `The World Factbook 2004 ­ Syria' (Washington, 14 september 2004).
8 Ibidem.

9 Ibidem.

10 Bilad Al-Sham. Dit gebied was in de loop der tijd onderverdeeld in allerlei administratieve eenheden zoals Jaffa, Jeruzalem, Damascus, Aleppo, Beiroet en Sidon.
---

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2005

bijgestaan door Britse adviseurs, waaronder T.E. Lawrence11. Na de verovering van Damascus werd Faisal12 geïnstalleerd als `onderkoning' over Syrië en Palestina. Op grond van de zogenaamde `Sykes-Picot overeenkomst' was eerder, in l916, door het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk besloten dat Syrië onder Franse invloed zou komen te staan. In maart l920 werd de onafhankelijke staat `Groot- Syrië'13 uitgeroepen met Faisal als koning. Tijdens de Volkenbond-conferentie in San Remo in april l920 kreeg Frankrijk `Groot-Syrië' als mandaatgebied toegewezen. Emir Faisal vertrok in ballingschap en werd later koning van Irak. Ondanks de officiële erkenning door Frankrijk in l941 werd Syrië pas werkelijk onafhankelijk toen in l946 alle Franse troepen zich hadden teruggetrokken. In l950 kwam de eerste Syrische grondwet tot stand14. Vanaf l958 tot l961 maakte Syrië samen met Egypte deel uit van de `Verenigde Arabische Republiek' (VAR). Na een militaire staatsgreep in Damascus in l961 kwam aan dit samenwerkingsverband met Egypte een einde. In l963 kwam in Syrië via een staatsgreep de Arabisch-socialistische Baath-partij15 aan de macht. Ook Hafez Al- Assad is via een staatsgreep16 aan de macht gekomen, en wel op 16 november l970. Op 22 februari l971 werd hij tot president van Syrië gekozen, een funktie die hij tot aan zijn overlijden onafgebroken heeft bekleed. Na het overlijden van Hafez Al-Assad17 werd diens zoon Bashar op 17 juli 2000 beëdigd als de nieuwe president van Syrië.
2.2 Staatsinrichting
Syrië is een seculiere staat die bestuurd wordt door een regime dat steunt op een kleine machtsgroep. Deze laatste groep behoort voor een belangrijk deel tot de minderheid van de alawieten. Ook de president maakt van deze minderheid deel uit. De president is niet alleen staatshoofd, maar ook opperbevelhebber van de strijdkrachten en secretaris-generaal van de Baath-partij. Hij benoemt en ontslaat vice-presidenten, de minister-president en leden van de raad van ministers. De president wordt gekozen bij referendum voor een periode van zeven jaar.
11 Beter bekend als `Lawrence of Arabia'.
12 Zijn broer Abdullah zou later koning van Jordanië worden.
13 Ruwweg omvattende het gebied dat omsloten werd door het Taurus-gebergte in het tegenwoordige Turkije in het noorden, de rivier de Eufraat in het oosten, de Arabische woestijn in het zuiden en de Middellandse Zee in het westen.
14 De huidige grondwet dateert van 13 maart l973.
15 `Baath' (de schrijfwijze in het Arabisch wordt juister weergegeven met `Baa'th') betekent `reveil, wederopstanding, heropleving' (vergelijk in het Engels `resurrection, awakening, revival, arousal, evocation').
16 Vanaf l948 tot de machtsovername in l970 door Hafez Al-Assad vonden er in Syrië in totaal al vijftien staatsgrepen plaats.
17 Zie het algemeen ambtsbericht Syrië van 4 juni 2003.
---

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2005

De grondwet omschrijft de Syrisch-Arabische Republiek als een `democratisch- socialistische volksrepubliek' die geleid wordt door de Baath-partij. Hoewel de uitvoerende macht in naam bij de raad van ministers berust onder leiding van de eerste minister, is het de president die de belangrijkste beslissingen neemt. Het politiek bestel in Syrië berust op de volgende vier pijlers: de strijdkrachten, de geheime diensten, de ambtelijke bureaucratie en de Baath-partij. De volksvertegenwoordiging18 van 250 leden wordt gedomineerd door het Nationaal Progressief Front (NPF)19. Dit is een sinds l972 bestaande coalitie van inmiddels negen partijen, waarbinnen de Baath-partij almachtig is20. De Baath- partij heeft een absolute zetelmeerderheid in de volksvertegenwoordiging. De volksvertegenwoordiging heeft weinig tot geen invloed op het beleid. Doorgaans beperkt zij zich tot het bekrachtigen van de door de president uitgezette lijn en keurt zij het beleid van het regime zonder wezenlijk debat goed. Provincies
Syrië wordt centralistisch bestuurd en is ingedeeld in 14 provincies (muhafazat (enkelvoud: muhafazah))21 die onder leiding staan van een gouverneur. Diens benoeming wordt op voorstel van de minister van Binnenlandse Zaken goedgekeurd door de regering en bekendgesteld per presidentieel besluit22 . Iedere gouverneur wordt bijgestaan door een gekozen provincieraad 23. De provincies zijn weer onderverdeeld in districten en subdistricten. 2.2.1 Politieke partijen
In Syrië mogen naast de Baath-partij officieel geen andere politieke partijen bestaan dan de acht partijen die deelnemen aan het Nationaal Progressief Front (NPF). Zolang in de Syrische grondwet is vastgelegd dat de Baath-partij de leiding heeft in staat en maatschappij24, is er geen vooruitzicht op verandering van deze situatie. De acht met de Baath-partij in het NPF samenwerkende politieke partijen hebben zich verbonden geen activiteiten te ontplooien binnen de strijdkrachten en onder studenten. Zij zijn nauwelijks als zelfstandig te beschouwen; de mogelijkheid voor deze partijen om zich in woord en/of geschrift onafhankelijk
18 Arabisch: Majlis Al-Sha'b.
19 Arabisch: Jabhah Al-Wataniyah Al-Taqaddumiyah.
20 Zie paragraaf 2.2.1.
21 namelijk: Al-Hasakah, Al-Ladhiqiya, Qunaytrah, Ar-Raqqah, As-Suwayda', Dar'a, Dayr Az- Zawr, Dimashq, Halal, Hamah, Hims, Idlib, Rif Dimashq en Tartus.
22 De functie van gouverneur van een provincie staat alleen open voor leden van de Baath- partij.

23 US State Department, `Background Note: Syria ­ August 2004'.
24 Artikel 8 van de grondwet luidt: `The Baath Arab Socialist Party shall be the leader party in society and the state, and shall lead a National Progressive Front that works to unite the capacities of the masses of the people to serve the interests of the Arab Nation.'.
---

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2005

van de Baath-partij op te stellen, is beperkt. De invloed van deze kleine legale partijen op het landsbestuur is dan ook vrijwel nihil. Een aantal Palestijnse organisaties heeft zijn basis in Syrië25. Deze worden in Syrië gedoogd, zolang zij opereren binnen de grenzen zoals aangegeven door de autoriteiten en geen activiteiten ontplooien die voor de openbare orde als politiek bedreigend zouden kunnen worden aangemerkt. 2.2.1.1 Legale partijen
Er zijn negen legale partijen die samen het NPF vormen. Van deze negen partijen is de Baath-partij de belangrijkste.
a. Baath-partij26
De Arabische Baath-partij werd in l947 in Damascus op initiatief van Michel Aflaq en Salah-Uddin Al-Bitar opgericht. In l952 ging deze partij samen met de Arabisch-Socialistische Partij van Akram Al-Hourani. Hierdoor ontstond de Arabisch-Socialistische Baath-partij. De ideologie van de Baath-partij houdt eenwording van de Arabische wereld en een vorm van Arabisch socialisme in 27. De Baath-partij is een seculier ingestelde partij die ook aan niet-moslims ruimte biedt. De Baath-partij zegt te ijveren voor de emancipatie van de vrouw. Vanwege de in artikel 8 van de grondwet vastgelegde dominante positie van de Baath-partij in staat en samenleving heeft deze partij veel invloed en beschikt derhalve over talrijke aanhangers in overheids- en volksorganisaties, zoals vakbonden en vrouwengroeperingen.
Lidmaatschap
Het lidmaatschap van de Baath-partij wordt in partijgelederen gezien als een voorrecht. Slechts een beperkt deel van de bevolking kan lid van de Baath-partij worden28. Jongeren sluiten zich veelal aan om privileges met betrekking tot studie of werk te verkrijgen. Het lidmaatschap van de Baath-partij staat alleen open voor Syrische staatsburgers. De Baath-partij geeft ideologische cursussen voor het gewone lidmaatschap van de partij. Alleen volwaardige leden van de Baath-partij krijgen een echte lidmaatschapskaart. Het lidmaatschap van de Baath-partij mag en kan nooit worden opgezegd. Het is voor een lid van de Baath-partij streng verboden lid te worden van een andere partij. Er bestaat een intern decreet dat zulk `verraad' met de dood kan worden bestraft. Er is echter geen voorbeeld bekend, waarbij daarvan daadwerkelijk sprake is geweest.
25 Zie ook algemeen ambtsbericht Syrië/Palestijnen van 31 januari 2002.
26 Arabisch: Al-Hizb Al-Ba'th Al-`Arabi Al-Ishtirakiyi.
27 Het devies van de Baath-partij luidt dan ook `Eenheid, vrijheid en socialisme' (Arabisch: Wahdah, Hurriyah we Ishtirakiyah).
28 Naar schatting is zo'n zeven à acht procent van de Syrische bevolking lid van de Baath-partij.
---

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2005

Partij-organen
De belangrijkste organen van de Baath-partij zijn:
1. het Centraal Comité, bestaande uit negentig leden, dat buiten de partijcongressen de politieke lijn van de Baath-partij bepaalt. Er maken zestien vrouwen deel uit van het Centraal Comité;

2. het Regionale Commando, een uitvoerend orgaan met 20 leden; president Al- Assad is secretaris-generaal;

3. het Inspectie- en Controle Comité, bestaande uit vijf leden, met als taak toezicht op de uitvoering van besluiten en op de interne partijdiscipline. Het Tiende Congres van de Baath-partij waar naar verwachting een nieuw Centraal Comité en een nieuwe Regionale Commando zullen worden gekozen, staat gepland voor juni 2005 29 30.
De acht kleinere partijen die samen met de Baath-partij het NPF vormen, zijn: b. Syrische Communistische Partij31
Deze partij is uiteengevallen32 in drie delen, namelijk
- een orthodoxe richting onder leiding van Mevr. Wisal Farhah, weduwe van de voormalige leider Khaled Bagdash;

- een reformistische richting onder leiding van Yusuf Rashid Al-Faisal;
- een illegale factie, die geen onderdeel uitmaakt van het NPF 33. c. Arabisch-Socialistische Unie 34
Deze partij wordt geleid door Safwan Al-Qudsi.
d. Partij van Sociaal-Democratische Unionisten35
Deze partij wordt geleid door Fadlalah Naser El-Dine. e. Partij van Socialistische Unionisten36
Deze partij wordt geleid door Fayiz Ismail.

29 The Economist Intelligence Unit, `Country Profile 2004 ­ Syria', Londen, 20 juli 2004.
30 `'Anticipating change in Syria', Mideast Mirror, 31 maart 2005.
31 Arabisch: Al-Hizb Al-Shuyu'i Al-Suri.
32 De splitsing binnen de Syrische Communistische Partij dateert van begin jaren zeventig. De factie onder leiding van Khaled Bakdash die in l995 overleed, steunde de Baath-partij, terwijl het Politiek Bureau van deze partij (CP-PB) onder leiding van Riyadh Al-Turk zich tegen het regime keerde.

33 Zie verder paragraaf 2.2.1.3.

34 Arabisch: Al-Ittihad Al-Ishtiraki Al-`Arabi.
35 Arabisch: Hizb Al-Wahdawiyin Al-Ishtiraki Al-Dimuqrati.
36 Arabisch: Hizb Al-Wahdawiyin Al-Ishtirakiyin.
---

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2005

f. Beweging van Arabisch-Socialisten37
Deze partij wordt geleid door Mustafa Hamdun. g. Arabisch Democratische Unie38
Deze partij die wordt geleid door Ghassan Ahmed Osman. h. Nationale Conventie Partij39
Deze partij wordt geleid door Ghassan Abd Al-Aziz Osman. 2.2.1.2 Gedoogde partijen
Voorzover bekend was er in Syrië één politieke partij officieel niet toegestaan waarvan niettemin (marginale) activiteiten werden gedoogd, namelijk de Assyrische Democratische Organisatie 40 (ADO). Dit is een organisatie van Assyriërs die aandacht vraagt voor de culturele identiteit van de Assyriërs in Syrië. De Assyrische gemeenschap in Syrië wordt geschat op meer dan 500.000 personen. Ongeveer 200.000 van hen zouden in Al-Hasakah en Al-Qamishli in het noordoosten van het land wonen. In Syrië genieten zij vrijheid van godsdienst. Sommige Assyriërs willen de status van minderheid verwerven om hun eigen taal, het Suryani, te propageren. Alleen Assyrische kerken in Syrië geven onderwijs in deze taal. Assyriërs in Syrië worden aangeduid als Arabische christenen; volgens de grondwet vormen zij geen minderheid in het land. Of de hieronder beschreven gebeurtenissen invloed hebben gehad op het gedoogbeleid van de autoriteiten met betrekking tot deze organisatie is niet bekend. De Syrische autoriteiten hebben de ADO op 7 augustus 2004 verboden om aandacht te besteden aan de 71ste verjaardag van een Iraakse strafexpeditie tegen de Assyriërs in Noord-Irak41 42. De ADO was al eerder verboden om op 16 juli 2004 aandacht te besteden aan de 47ste verjaardag van de organisatie in Al- Qamishli 43. Naar verluidt zouden de autoriteiten in de noordoostelijke provincie Al-Hasakah 21 Assyriërs waaronder 4 minderjarigen 44 hebben aangehouden vanwege hun betrokkenheid bij een demonstratie op 17 oktober 2004. Daarbij werden de autoriteiten gevraagd een arabier te arresteren die eerder twee leden van
37 Arabisch: Harakat Al-Ishtiraki Al-`Arabi.
38 Arabisch: Ittihad Al-Dimuqrati Al-`Arabi.
39 Arabisch: Hizb Al-Ahed Al-Watani.
40 Arabisch: Al-Munazzama Al-Ashuriya Al-Dimuqratiya.
41 In l933 zou de Iraakse regering zo'n 5.000 Assyriërs om het leven hebben gebracht in Simele, een stad in Noord-Irak. Op 7 augustus is het voor Assyriërs de `Assyrische Martelarendag'.
42 AP, 8 augustus 2004.
43 AP, 16 juli 2004.

44 Volgens de Syrische autoriteiten zijn er 26 personen opgepakt bij plunderingen van huizen en winkels in Al-Hasakah. Inmiddels zouden acht personen waaronder vier minderjarigen weer zijn vrijgelaten.

10

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2005

de Assyrische gemeenschap zou hebben vermoord 45. Op 1 februari 2005 zouden degenen die niet waren vrijgelaten, worden voorgeleid aan de militaire rechtbank in Aleppo. Op 26 april 2005 gelastte deze rechtbank de vrijlating van de zestien personen die nog in hechtenis verbleven46. Voor zover valt na te gaan zijn er behalve Palestijnse47 en Koerdische48 groeperingen thans officieel geen andere politieke partijen of groeperingen waarvan de autoriteiten (marginale) politieke activiteiten oogluikend toestaan. 2.2.1.3 Illegale partijen
Oppositiebewegingen zijn door de effectieve repressie van het bewind gedwongen clandestien en vaak vanuit het buitenland te opereren. Groepen verdwijnen soms van het toneel om later weer te verschijnen. Als er een tijd weinig of niets van een groep wordt gehoord, hoeft dat niet te betekenen dat deze niet meer bestaat of dat leden ervan niet meer worden vervolgd. Namen van oppositiebewegingen zijn soms uitsluitend terug te vinden in hun publicaties of verklaringen. Af en toe verschijnen er ook namen van nieuwe groeperingen als gevolg van allianties die zijn georganiseerd rond een politiek programma. Splitsingen en onenigheid binnen de groeperingen leiden tot nieuwe groepen met dezelfde of andere namen. Illegale groeperingen zijn veelal rond personen geclusterde kleine bewegingen die, althans in Syrië zelf, een schemerbestaan leiden. Veelal is het streven van dergelijke groeperingen gericht op herstel van de in de grondwet vastgelegde politieke vrijheden, c.q. beëindiging van de sinds l963 geldende staat van beleg. Lidmaatschap van extreem-linkse groeperingen (met name diverse communistische bewegingen), van dissidente Baath-organisaties en van andere illegale groeperingen, kan langdurige detentie zonder vorm van proces tot gevolg hebben. Verspreiding of bezit van clandestiene informatie kan eveneens leiden tot langdurige gevangenisstraf. Informatie over activiteiten die onderstaande groeperingen thans nog ontplooien is beperkt; het aantal leden/sympathisanten is onbekend.
a. Moslimbroederschap
Ondanks de aanwezigheid van een groot aantal kleine illegale oppositiepartijen en groeperingen in Syrië, lijkt het regime in de eerste plaats bezorgd te zijn over
45 Volgens het US Department of State, `Country Reports on Human Rights Practices 2004 ­ Syria' (Washington, 28 februari 2005) zouden een sunnitische officier met verlof en zijn broer op 30 oktober 2004 in Al-Hassakah geprobeerd hebben geld af te persen van een Assyriër. Bij het conflict dat daarbij ontstond kwamen twee Assyriërs om het leven.
46 Assyrian Democratic Organization/Political Bureau, `Statement on the occasion of release from jail of our Assyrian brothers from Al-Hassakah' (25 april 2005),
47 Zie algemeen ambtsbericht Syrië/Palestijnen van 31 januari 2002.
48 Zie algemeen ambtsbericht Syrië van 4 juni 2003.
---

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2005

oppositie vanuit de hoek van de Moslimbroederschap49. Op 16 december 2004 heeft Ali Sadreddine Al-Bayanouni, leider van de Syrische tak van de verboden Moslimbroederschap tijdens een persconferentie in Londen een onafhankelijk onderzoek geëist naar de gebeurtenissen in februari 1982 in Hama. Daar mondde het neerslaan van een opstand van Syrische Moslimbroeders door het Syrische leger uit in een bloedbad met duizenden doden als gevolg 50. De Moslimbroederschap in Syrië heeft op 4 april 2005 opgeroepen tot het houden van een nationale conferentie waaraan alle politieke stromingen en etnische minderheden in Syrië zouden moeten kunnen deelnemen. Doel van deze conferentie zou moeten zijn `the elimination of monopoly by the Baathist regime, putting forward a modern parties law as well as setting the date for free and honest parliamentary elections 51.

b. Nationaal Democratisch Verbond (NDV)52
Deze linkse coalitie is opgericht in l979 en was vooral begin jaren tachtig actief. Of deze coalitie thans nog als collectief actief is valt niet met zekerheid te zeggen. De in de coalitie deelnemende partijen zijn zelf onafhankelijk van de coalitie actief. Leider van de coalitie is Hasan Abd Al-Azim. De coalitie en de daarin samenwerkende partijen willen binnen de marges van de Syrische wet legitieme oppositie voeren. De volgende partijen maken sinds begin jaren tachtig deel van het NDV uit:

- Communistische Partij-Politiek Bureau (CP-PB)53; Deze partij staat onder leiding van Riyadh Al-Turk. Behalve een aantal individuele gevallen is er weinig bekend geraakt in de verslagperiode over deze partij, de activiteiten en de achtergrond van haar leden.

- Arabische Democratische Socialistische Baath-Partij54; Deze partij vertegenwoordigt de marxistisch-georiënteerde vleugel van de Baath- partij, en was in Syrië aan de macht van l966 tot l970.
- Arabische Socialistische Unie Partij in Syrië55; Deze partij bestaat voornamelijk uit aanhangers van de overleden Syrische president Jamal Atassi.

- Arabische Socialistische Partij56;

49 Voor achtergrond-informatie over de Moslimbroederschap zie het algemeen ambtsbericht Syrië van 5 april 2002.

50 AFP, 16 december 2004.

51 AFP, 4 april 2005; Al-Hayat newspaper, 4 april 2005.
52 In het Arabisch: Al-Tajammu Al-Watani Al-Dimoqrati; In het Frans: Rassemblement (Nationale) Démocratique; In het Engels: National Democratic Rally.
53 In het Arabisch: Hizb Al-Shuyu'i Al-Maktab Al-Siasi.
54 In het Arabisch: Hizb Al-Baath Al-Dimoqrati Al-Ishtiraki Al-`Arabi.
55 In het Arabisch: Hizb Al-Ittihad Al-`Arabi Al-Ishtiraki fi Suriyya.
56 In het Arabisch: Hizb Al-Ishtiraki Al-`Arabi.
12

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2005

Deze groepering heeft ook een legale pendant in de Beweging van Arabische Socialisten57.

- Revolutionaire Arbeiderspartij58;
Van deze partij die zich in de jaren zestig zou hebben afgesplitst van de Arabische Socialistische Partij, is voor wat betreft haar activiteiten al jaren niets meer vernomen. Twijfel bestaat of deze partij thans nog wel bestaat, dan wel onderdeel uitmaakt van het NDV.
c. Partij van Communistische Actie (PCA)59
Deze partij werd in l976 opgericht en is buiten het NDV gebleven. Lidmaatschap van deze partij vormde voldoende reden om door de Syrische autoriteiten te worden opgepakt, en kon langdurige detentie door de geheime diensten tot gevolg hebben, vaak zonder vorm van proces. Met name in l984 en in l988 vonden er arrestaties van PCA-leden plaats. De PCA opereert geheel ondergronds en verwerpt het gebruik van geweld. De PCA staat onder leiding van Fatih Yamous. d. Nationale Alliantie voor de Bevrijding van Syrië60 In deze organisatie, die werd opgericht in Damascus in l982, werken Nasseristen, islamisten en onafhankelijken samen.

e. Assyrische Democratische Partij61 (ADP)
Deze partij wordt door de autoriteiten niet gedoogd. Zij beweegt zich geheel ondergronds.
f. Islamitische Bevrijdingspartij (Islamic Liberation Party)62 Deze partij werd in l952 in Jeruzalem opgericht door sjeikh Taqiuddin An- Nabhani Al-Falastini en heeft afdelingen over de gehele wereld. Het hoofdkwartier is vermoedelijk gevestigd in Londen. Na zijn dood werd An-Nabhani als partijleider opgevolgd door sheikh Abd-El Qadim Zaloom, een voormalige professor aan de Al-Azhar universiteit in Kairo die op 29 april 2003 overleed. Wie thans aan het hoofd van deze partij staat en waar hij verblijf houdt is niet bekend. Ook over de identiteit van andere leidinggevenden van de partij ontbreekt iedere informatie. In de meeste Arabische landen alsmede in enkele Aziatische landen is de partij verboden. De partij zet zich in voor invoering en strikte naleving van de shari'a wetgeving, alsmede de oprichting van een islamitische staat 63 64 voor alle moslims 65.

57 Zie paragraaf 2.2.1.1.

58 In het Arabisch: Hizb Al-`Ummal Al-Thawri Al-`Arabi.
59 In het Arabisch: Hizb Al-`Amal Al-Shuyu'i.
60 In het Arabisch: Al-Tajammu Al-Watani li-l-Tahrir Suria.
61 In het Arabisch: Hizb Al-Dimuqrati Al-Ashuri.
62 In het Arabisch: Hizb Al-Tahrir Al-Islami.
63 In het Arabisch: Khalifah.

13

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2005

2.3 Politieke ontwikkelingen
Bij zijn aantreden in juli 2000 had President Bashar Al-Assad aangegeven voorzichtig economische en maatschappelijke hervormingen te willen doorvoeren66. Een groep van gelijkgezinde technocraten van gelijke leeftijd steunde de president daarbij67. Tegelijkertijd kwam een politieke dialoog op gang onder journalisten, mensenrechtenactivisten en kritische intellectuelen over politieke en economische hervormingen68. De autoriteiten hielden zich daarbij op de achtergrond en traden niet actief op. Deze periode van juli 2000 tot februari 2001 stond bekend als de `Damascener Lente'. De bestaande politiek-militaire en economische machtselite (generaals, hoofden van geheime diensten, vooraanstaande zakenlieden en seniore politici) toonde zich echter afkerig van een te snelle modernisering van de samenleving. Dit werd op den duur als schadelijk ondervonden voor de gevestigde politieke en economische belangen van deze groep 69. Bepaalde hervormingsvoorstellen waren wel aanvaardbaar voor deze groep, mits deze voorstellen het bestaande politieke en economische systeem zouden versterken 70. Toen de monopoliepositie van de Baath-partij en de voorrechten van de gevestigde machtselite echter in het geding kwamen werd aan de voorzichtige hervormingen van de president een einde gemaakt. Uiteindelijk is daarbij de manoevreerruimte die de president door de gevestigde politieke elite werd geboden voor politieke en economische hervormingen te gering gebleken 71 72. Naar buiten toe bestaat nog steeds de indruk dat de president slechts het beleid van zijn vader en voorganger voortzet73. De gevestigde elite in Syrië heeft tot nog toe weinig inzet getoond om de door de president voorgestelde administratieve en economische hervormingen daadwerkelijk te laten plaatsvinden 74.


64 Als model voor een dergelijke staat staat deze partij voor ogen het rechtvaardige khalifaat, een militaristische islamitische staat die bestond in de zevende en achtste eeuw onder Mohammed en zijn eerste vier opvolgers (die bekend staan als de rechtvaardige khalifen).
65 Ariel Cohen, `Hizb ut-Tahrir: An Emerging Threat to US Interests in Central Asia, South Asia and the Middle East', The Heritage Foundation Backgrounder, no. 1656 (Massachusetts, 30 mei 2003).
66 `Syria sees reform differently from West', Reuters, 3 mei 2004.
67 Ibidem.

68 Zie verder ook paragraaf 3.2.1.
69 Zie ook AFP, `Bachar Al-Assad, un moderniste prudent dans l'ombre de son père', 22 februari 2005.

70 Zie ook Gary C. Gambill, `The Myth of Syria's Old Guard', Middle East Intelligence Bulletin, vol 6, no. 2/3, (Washington, februari/maart 2004).
71 Joeri Boom,`Heerser in het nauw', De Groene Amsterdammer, nr. 8/2005.
72 Joe Klein, `Appointment in Damascus', Time, 14 maart 2005.
73 Steven Simon and Jonathan Stevenson, `The Road to Damascus', Foreign Affairs, Volume 83, no. 3 (mei/juni 2004).
74 `Assad unhappy with pace of Syrian economic reforms', Reuters, 7 juni 2004.
14

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2005

Tegen de achtergrond van kritische geluiden van de VS en de VN over de militaire aanwezigheid van Syrië in Libanon 75 76 en over infiltraties van militanten over de Syrisch-Iraakse grens, heeft president Bashar Al-Assad op 4 oktober 2004 de regering drastisch herschikt77. De kabinetswijzigingen waren talrijker dan verwacht en betroffen een derde van het kabinet. Zo werden acht ministers vervangen onder wie de zeer invloedrijke minister van Binnenlandse Zaken generaal Ali Hamoud. Het voormalige hoofd van de Syrische inlichtingendienst in Libanon en nadien chef van de politieke veiligheidsdienst, Ghazi Kanaan, werd benoemd tot nieuwe minister van Binnenlandse Zaken. Mahdi Dakhlallah, hoofdredakteur van het nieuwsblad Al-Baath, werd benoemd tot minister van Informatie78. Andere portefeuilles die van bewindslieden wisselden, waren die van Justitie, Gezondheid, Arbeid, Industrie, Sociale Zaken en Religieuze Zaken. Buitenlandse Zaken bleef in handen van Farouk Al-Shara'a die deze post sinds l984 bekleedt. Ook minister van Defensie generaal Hassan Turkmani behield zijn post die hij in mei 2004 had overgenomen van de `eeuwige' minister van Defensie majoor-generaal Mustafa Tlass79. Op 11 januari 2005 werd Walid Mouallem, van l990 tot 1999 ambassadeur van Syrië in de VS, door president Al-Assad benoemd tot onder-minister van Buitenlandse Zaken. Mouallem was al sinds l999 toegevoegd aan de staf van de minister van Buitenlandse Zaken 80. Op 18 februari 2005 benoemde president Al-Assad zijn zwager brigade-generaal Asef Shawkat tot hoofd van de militaire inlichtingendienst ter vervanging van generaal Hassan Khalil die met pensioen ging. Van generaal Shawkat die gehuwd is met Bushra Al-Assad, zuster van de president, is bekend dat hij tot de naaste intimi van de president behoort, de laatste tijd als topadviseur van de president inzake veiligheidsaangelegenheden. Hij is tevens zeer goed bevriend met Maher Al- Assad, broer van de president, die eveneens een belangrijke positie binnen de Syrische militaire hiërarchie bekleedt. Binnen het kader van een reorganisatie van de Syrische inlichtingendiensten werd de benoeming van generaal Shawkat al
75 Na de moordaanslag op de Libanese ex-premier Al-Hariri op 14 februari 2005 nam de roep om het vertrek van Syrische soldaten onder de Libanese bevolking zienderogen toe. Sindsdien vond er een hergroepering plaats van de naar schatting 14.000 Syrische militairen richting Bekaa-vallei en vervolgens naar de Libanees-Syrische grens. Op 26 april 2005 vertrok de laatste Syrische soldaat uit Libanon.
76 Hoewel de Libanese oppositie na de moord op de Libanese ex-premier Al-Hariri herhaaldelijk opriep om Syrische burgers en arbeiders ongemoeid te laten, zijn Syrische arbeiders in Libanon gemolesteerd en/of van hun bezittingen beroofd, hun behuizing/tenten in brand gestoken.Een aantal van hen heeft daarop Libanon verlaten. Naar schatting enkele honderdduizenden Syrische arbeiders waarvan een groot aantal seizoenarbeiders,vinden in Libanon werk in de bouw of landbouw.
77 The Economist Intelligence Unit, `Country Report Syria', (Londen, januari 2005).
78 International Crisis Group, `Syria after Lebanon, Lebanon after Syria', Middle East Report no. 39 (Beiroet/Amman/Brussels, 12 april 2005).
79 BBC News/AFP/AP, 4 oktober 2004.
80 AFP, 11 januari 2005.

15

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2005

maanden vantevoren voorzien. Volgens waarnemers versterkte de president met deze benoeming zijn greep op de veiligheidsdiensten 81.

Op 15 december 2004 overleed Jamil Al-Assad, jongste broer van wijlen president Hafiz Al-Assad. Hoewel sinds l971 lid van het parlement speelde hij de afgelopen jaren geen belangrijke politieke rol. Hij was voorzitter van het comité voor nationale veiligheid van het parlement. Begin jaren tachtig leidde hij Al-Murtada, een alawitische religieuze beweging, die onder andere probeerde Syriërs te bekeren tot de alawitische stroming van de islam. In l983 werd deze beweging door Hafez Al-Assad verboden 82.
Begin november 2004 heeft het parlement een wijzigingswet met betrekking tot ambtenaren goedgekeurd. Krachtens dit amendement heeft het staatshoofd de bevoegdheid om zonder opgave van redenen iedere ambtenaar te ontslaan. In verband hiermee hebben 180 advocaten zich op 13 november 2004 in een petitie gericht tot president Al-Assad om met gebruikmaking van zijn bevoegdheid dit amendement niet te bekrachtigen83. Of en in hoeverre de president hieraan gehoor heeft gegeven, is niet bekend.
De opkomst van een als groots in de pers en op de televisie aangekondigde demonstratie in Damascus op 9 maart 2005 ter ondersteuning van het beleid van president Al-Assad, waartoe was opgeroepen door economische, sociale, culturele en sportorganisaties en het maatschappelijk middenveld (alle gelieerd aan de Baath partij) bleek in werkelijkheid tegen te vallen. Een menigte van naar schatting maximaal enkele tienduizenden personen deed hieraan georkestreerd mee. Dit gebrek aan massale publieke steunbetuiging aan de president is volgens waarnemers een signaal aan de overheid om zich vooral te richten op de binnenlandse (economische) problemen 84 en het buitenlandse dossier dat slechts tot isolatie en vernedering heeft geleid zo snel mogelijk af te ronden 85 86.
81 AFP/AP/DPA/Reuters, 18 februari 2005.
82 AP, 15 december 2004.

83 AP, 13 november 2004.

84 vergelijk ook paragraaf 2.5

85 Het Amerikaanse Huis van Afgevaardigden heeft overigens op 17 maart 2005 een resolutie aangenomen waarbij de Amerikaanse regering werd aangemoedigd het verzet tegen het Syrische bewind te ondersteunen. Daarbij werd de regering ook gevraagd haar invloed aan te wenden teneinde de komst van een democratische regering in Syrië mogelijk te maken. Eind maart 2005 vond op het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken een ontmoeting plaats met Syrische ballingen verenigd in de Partij voor Syrische Hervormingen over de situatie in Syrië en vooruitzichten op hervormingen in Syrië (Reuters, 26 maart 2005; AFP, 28 maart 2005).

86 ` Syria: Bashar buys time for embattled regime', Global Strategic Analysis, Oxford Analytica, 31 maart 2005.

16

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2005

Rifaat Al-Assad, een in ballingschap levende oom van de Syrische president, heeft op 31 maart 2005 opgeroepen tot het houden van eerlijke en vrije verkiezingen in Syrië en tot beëindiging van de sinds l963 van kracht zijnde noodtoestand in het land87. Eind februari 2005 deed hij al een oproep tot terugtrekking van alle Syrische troepen uit Libanon88.
Syrië lijkt de laatste jaren met name onder gematigde moslims een opbloei van de traditionele islam mee te maken. Moskeeën in het land zitten weer vol met jongeren. In het straatbeeld verschijnen er steeds meer bebaarde mannen en vrouwen in traditionele islamitische kledij. Waarnemers menen dat de belangstelling voor de islam wordt gevoed doordat als reactie op een gebrek aan politieke vrijheden, groeiende onvrede over de corruptie van de machthebbers, woede over de situatie in Irak, het geweld in de Palestijnse gebieden en anti- Amerikaanse gevoelens mensen willen terugkeren naar de veiligheid van religie en tradities89.
2.4 Veiligheidssituatie
2.4.1 Geheime diensten
Het binnenlandse beleid van het regime is gericht op sociaal-economische ontwikkeling en handhaving van de politieke stabiliteit binnen de bestaande machtsstructuren. Om het land in hun greep te houden gebruiken de machthebbers een uitgebreid netwerk van geheime diensten. De in l963 afgekondigde Wet op de Noodtoestand90 biedt de geheime diensten een basis om buiten enige justitiële of parlementaire controle om te kunnen opereren. De onderlinge verhoudingen tussen de elkaar deels overlappende en controlerende geheime diensten zijn veelal ondoorzichtig. Geen van de geheime diensten heeft volledig toegang tot informatie over andere geheime diensten of over de identiteit van medewerkers van andere geheime diensten. De geheime diensten opereren onafhankelijk van elkaar 91 en zijn vrijwel geheel onafhankelijk van ministers, zodat deze laatsten geen
87 Daaraan toevoegende `Le monde autour de nous a changé à tous les niveaux et nous, nous sommes toujours à la même place, à dire la même chose.' (AFP, 31 maart 2005)
88 Rifaat Al-Assad is een jongere broer van wijlen president Hafez Al-Assad, hij leeft sinds l985 in ballingschap in het buitenland. Hij stond lange tijd aan het hoofd van een uit 20.000 man sterke elite-eenheid van het leger en was voordat hij in ongenade viel vice-president van Syrië.

89 Kim Ghattas, `Syria's uneasy truce with Islam',BBC News (12 mei 2004); `Fundamentalisme leeft op in Syrië', Reformatorisch Dagblad (24 mei 2004); Judit Neurink, `Islam in Syrië/Het vuur smelt', Trouw (29 juli 2004).
90 Voor de Engelse vertaling van de Wet op de Noodtoestand zie bijlage 1 van het algemeen ambtsbericht Syrië van 5 april 2002.
91 US Department of State, `Country Reports on Human Rights Practices 2004 ­ Syria' (Washington, 28 februari 2005).
17

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2005

werkelijke invloed op hen kunnen uitoefenen. Wel zijn zij alle verantwoording schuldig aan de president.
Er wordt streng opgetreden tegen alles wat wordt beschouwd als in strijd met de door de Baath-partij gecreëerde ordening van de staat. Het regime in Damascus heeft daarbij geheel Syrië onder controle92. Via vele tienduizenden medewerkers van geheime diensten wordt de ontwikkeling van iedere vorm van oppositie voorkomen. Personen verdacht van oppositionele activiteiten worden door geheime diensten opgepakt. Medewerkers van geheime diensten zijn alom aanwezig in het Syrische straatbeeld. Daarnaast maken deze diensten gebruik van een uitgebreid netwerk van informanten.
De belangrijkste geheime diensten zijn:
a. Directoraat voor Politieke Veiligheid (`Political Security Directorate') (PSD)93
Deze dienst die sinds 2001 onder leiding staat van Mohamed Mansour is verantwoordelijk voor het opsporen van iedere vorm van georganiseerde politieke activiteit die ingaat tegen de belangen van het regime. Dit brengt met zich mee het in de gaten houden van verdachte politieke dissidenten. Ook de activiteiten van vreemdelingen in Syrië alsmede hun contacten met de plaatselijke bevolking worden nauwlettend in het oog gehouden.
b. Directoraat voor Algemene Veiligheid (`General Security Directorate') (GSD)94
Deze dienst onder leiding van Hisham Bukhtiyar is de belangrijkste niet-militaire geheime dienst in Syrië. Het GSD bestaat uit de volgende afdelingen:
· Afdeling voor Binnenlandse Veiligheid95
Deze afdeling is verantwoordelijk voor het in de gaten houden van de Syrische bevolking in het algemeen, en overlapt daarmee de werkzaamheden van het PSD.
· Afdeling voor Buitenlandse Veiligheid 96.

· Palestina-afdeling97.
Deze afdeling houdt de activiteiten van Palestijnse groeperingen in Syrië en in Libanon nauwlettend in de gaten.

92 De door Israël bezette Golan-hoogvlakte niet meegerekend.
93 In het Arabisch: Idarat Al-Amn Al-Siyasi.
94 In het Arabisch: Idarat Al-Mukhabarat Al-Amn. Deze dienst staat ook wel bekend als Amn Al-Dawla (in het Nederlands: Staatsveiligheidsdienst).

95 Arabisch: Idarat Al-`Amn Al-Dakhili.
96 Arabisch: Fara' Al-Kharijiyya.
97 Arabisch: Fara' Falastin.

18

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2005

c. Militaire Inlichtingendienst 98
Deze dienst onder leiding van brigade-generaal Asef Shawkat heeft zijn hoofdkwartier in het ministerie van Defensie in Damascus en is formeel verantwoordelijk voor informatie van belang voor militaire operaties. Daarnaast is deze dienst verantwoordelijk voor eventuele militaire en logistieke ondersteuning aan Palestijnse, Libanese en Turkse extremistische groeperingen, politieke dissidenten in het buitenland, alsmede voor coördinatie van de activiteiten van het Syrische en het Libanese leger in Libanon. Deze dienst heeft verschillende onderafdelingen, waaronder Fara' Al-Tahqiq Al-`Askari99 en Fara' Falastin100. Een organisatie die organiek niet valt onder de militaire inlichtingendienst maar wel nauw samenwerkt met deze dienst is Dabita Al-Fida'iyya101 in Damascus. Het hoofd van deze afdeling zou rechtstreeks verantwoording moeten afleggen aan het hoofd van de Palestine Branch van de Militaire Inlichtingendienst. d. Luchtmacht-Inlichtingendienst 102
In tegenstelling tot wat de naam van deze dienst zou doen vermoeden, is deze dienst niet in de allereerste plaats betrokken bij het verschaffen van inlichtingen aan de luchtmacht. Deze dienst die onder leiding staat van Izedin Ismail, heeft zich ontwikkeld tot de meest geheime en gevreesde geheime dienst van Syrië. In Syrië is de Luchtmacht-Inlichtingendienst vaak nauw betrokken geweest bij operaties tegen islamitische opponenten van het regime. Thans lijkt deze dienst veel invloed te hebben verloren en geen hoofdrol meer te vervullen. 2.4.2 Strijdkrachten
De strijdkrachten nemen in de interne politieke constellatie van Syrië een vooraanstaande positie in. Dit is hoofdzakelijk het gevolg van het feit dat zij de voornaamste machtsbasis vormen voor het bewind van president Bashar Al-Assad. Net als ten tijde van zijn vader is de steun (van onderdelen) van de strijdkrachten nodig om de binnenlandse machtspositie van de president te kunnen consolideren. De positie van de president is sterk afhankelijk van de loyaliteit van de strijdkrachten. De president is opperbevelhebber van de strijdkrachten. Hassan Turkmani is minister van Defensie en tevens plaatsvervangend opperbevelhebber103. Bevelhebber der landstrijdkrachten is Ali Habib. Gebrek aan
98 In het Arabisch: Shu'bat Al-Mukhabarat Al-`Askariyya.
99 In het Engels: Military Interrogation Branch.
100 In het Engels: Palestine Branch.
101 In het Engels: Commando Police.
102 In het Arabisch: Idarat Al-Mukhabarat Al-Jawwiyya.
103 Op 12 mei 2004 is zijn voorganger Mustafa Tlass afgetreden. Deze had de funktie van minister van Defensie tweeëndertig jaar lang bekleed. Hij was een vertrouweling van wijlen president Hafez Al-Assad en geldt als een vertegenwoordiger van de anti- hervormingsgezinde oude garde.
19

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2005

geld heeft echter geleid tot een afname in kwaliteit van de strijdkrachten, met name sinds de ineenstorting van de voormalige Sovjet-Unie die de belangrijkste leverancier op defensiegebied voor Syrië vormde. Rusland is thans de belangrijkste leverancier van wapens- en wapensystemen. In verhouding tot de oppervlakte van het land zijn de strijdkrachten als relatief middelgroot in aantal aan te merken. Schattingen over de omvang van de strijdkrachten in actieve dienst lopen op tot ongeveer 215.000 manschappen landstrijdkrachten, 40.000 luchtstrijdkrachten, 4.000 marine, en een staande reserve (tot de leeftijd van 45 jaar) van 354.000 man. De strijdkrachten vervullen een ondersteunende rol in de buitenlandse politiek van het regime. Hiervan getuigen onder andere de Syrische militaire presentie in het buurland Libanon104 en de frontpositie die de Syrische strijdkrachten innemen in de naar de mening van de Syrische regering `permanente confrontatie' met Israël. In dit opzicht vormen de strijdkrachten een belangrijk instrument voor de buitenlandse (militaire) politiek van de president. Afgezien van de algemene veiligheidstaak van de reguliere eenheden van land-, zee- en luchtmacht worden specifieke veiligheidstaken verricht door speciale veiligheidseenheden, voor het merendeel aangevoerd door alawieten. Te denken valt hierbij aan `special forces' gerecruteerd uit militaire commando's en de militaire politie, aan de Republikeinse Garde die speciaal belast is met de beveiliging van de president en zijn familie, en aan de Brigades ter Verdediging van de Revolutie105.
Tegen de achtergrond van een modernisering van de strijdkrachten is het sinds augustus 2004 krachtens een presidentieel decreet voor alle officieren niet meer mogelijk om een verlenging van de plaatsingstermijn in een functie te krijgen106. 2.4.3 Recente ontwikkelingen
Een tot nu toe onbekende groep, de `Groep van de martelaar Adib Al-Kilani', heeft op 3 mei 2004 de verantwoordelijkheid opgeëist voor de aanslag in Damascus op 29 april 2004 107 108 109. Bij deze aanslag vielen vier doden. Volgens een communiqué dat aan het persbureau AFP is gefaxt, was het de daders er om te doen `de slachtoffers van Hama te wreken'. Die stad werd in l982 meedogenloos aangevallen door het Syrische bewind om een opstand van de
104 Zie ook voetnoot 75.
105 Arabisch: Sarayat Difa' Al-Thawra.
106 Reuters, 18 februari 2005.
107 Zie paragraaf 2.4.3 van het algemeen ambtsbericht Syrië van 17 mei 2004.
108 AFP, 3 mei 2004.

109 Zie echter ook Middle East Intelligence Bulletin, `The Bombing in Damascus: Ten Reasons to Doubt Syria's claim'(Washington, mei 2004, vol 6, no. 5).
20

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2005

Moslimbroederschap de kop in te drukken 110. In verband met betrokkenheid bij deze aanslag zijn tweeëntwintig personen in staat van beschuldiging gesteld. Op 27 oktober 2004 begon de eerste zitting voor het Hooggerechtshof voor de Staatsveiligheid 111. Op 30 december 2004 deed de rechtbank uitspraak. De twee daders van de aanslag, Ahmad Shlash Hassan en Ezzo Hussein Al-Hussein, werden ter dood veroordeeld. Dit vonnis moet nog worden bekrachtigd door de president. Twee anderen, Azzam Al-Nahar en Abdul-Basset Hasida, verdacht van medeplichtigheid aan de aanslag, kregen levenslange gevangenisstraf. Achttien anderen kregen gevangenisstraf variërend van een tot twintig jaar 112. 2.5 Sociaal-economische situatie
Syrië staat voor 2004 op plaats 106 in de Human Development Index van de UNDP (in 2003 was dat 110)113. Het BNP per hoofd van de bevolking was in 2003 1.233 US dollar 114 115. In 2002 lag het BNP per hoofd van de bevolking op
1.191 US dollar.
De economie is op staats-socialistische leest geschoeid en wordt geplaagd door een slechte economische infrastructuur, een corrupt bureaucratisch apparaat116 en een verouderde regelgeving. Hierdoor wordt de ontwikkeling van de particuliere sector afgeremd. Er is sprake van een zeer beperkte groei (0,6% van het BNP) en in feite vanwege bvolkingsgroei een verslechtering van de economische situatie. Uitgebreide liberaliseringsmaatregelen zijn uitgebleven, ofschoon een zekere voortgang in de hervormingen niet valt te ontkennen. Er lijkt bij de heersende klasse angst te bestaan voor grootscheepse liberalisering van de economie, omdat dit de status quo, sociale stabiliteit en vooral ook de bevoorrechte economische positie van de heersende elite zou kunnen aantasten. De roep om aanpassingen van het beleid wordt echter steeds luider en wordt mede ingegeven door een toenemende werkloosheid onder een sterk groeiende bevolking. Met een olie- en gasvoorraad waarvan de omvang onzeker is 117, met een agrarische sector die sterk
110 Zie ook paragraaf 2.1.2 van het algemeen ambtsbericht Syrië van 17 mei 2004.
111 AFP, 27 oktober 2004.

112 AFP/AP/Reuters, 30 december 2004.
113 Human Development Report 2004, UNDP (juli 2004).
114 The Economist Intelligence Unit, `Country Profile 2004 ­ Syrië'.
115 Het BNP per hoofd van de bevolking was in 2003 in Jordanië 1.836 US$, in Egypte 990 US$, Israël 16.308 US$ en in Libanon 4.910 US$.
116 Syrië staat op plaats 71 van de `2004 Transparency International Corruption Perceptions Index' van de in Berlijn gevestigde organisatie Transparency International.
117 Zonder nieuwe vondsten en investeringen lijken de Syrische reserves binnenkort uitgeput. Afname van de olieproductie lijkt al uiterlijk in 2009 te beginnen. In 2008 zou al niet meer genoeg gas zijn voor binnenlandse consumptie. Niet alleen zullen vanwege verminderde olieproductie en ­inkomsten staatsinkomsten wegvallen, maar op middellange termijn lijkt het land energie te zullen moeten importeren. Dit zal grote druk leggen op een verbetering van de relaties met de buurlanden, met name Irak.
21

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2005

afhankelijk is van voldoende regenval, en met toerisme 118, gastarbeid en donaties uit andere Arabische landen als sterk politiek afhankelijke inkomstenbronnen, lijkt de toekomst van de economie onzeker. De grootste uitdaging vormt met name de enorme groei van de bevolking die met een gemiddelde van 2,6 procent per jaar een van de hoogste ter wereld is, en een flinke aanslag vormt op infrastructuur en hulpbronnen 119. De werkeloosheid in Syrië, die door Westerse diplomaten wordt geschat op twintig procent van de beroepsbevolking120, wordt gemaskeerd door het instandhouden van een groot leger en een omvangrijk overheidsapparaat. Op 19 oktober 2004 hebben de Europese Unie en Syrië in Brussel de tekst voor een associatie-overeenkomst geparafeerd. De onderhandelingen over de totstandkoming van deze overeenkomst die naast politieke samenwerking ook moet leiden tot nauwere samenwerking tussen Syrië en de EU op het gebied van handel, economie, sociale ontwikkeling, cultuur en onderwijs, waren in l998 begonnen. De eindfase van de onderhandelingen verliep moeizaam vanwege aanvankelijk Syrisch verzet tegen opname van een clausule tegen verspreiding van massavernietigingswapens in de tekst van dergelijke overeenkomsten, waaraan de EU sinds eind 2003 hecht. Na ondertekening treedt de overeenkomst pas in werking nadat alle 25 EU lidstaten, het Europees Parlement en Syrië hun goedkeuring daaraan hebben gegeven. De overeenkomst is de laatste in een reeks van samenwerkingsovereenkomsten tussen de lidstaten van de EU en de twaalf landen rond de Middellandse Zee die tesamen omstreeks 2010 een vrijhandelszone willen gaan vormen. In 2003 bedroeg de export van de EU naar Syrië 2.2 miljard, en de invoer van Syrië naar de EU 3.1 miljard . De EU neemt 30% van de import van Syrië voor zijn rekening en 55% van de export van dat land 121.


118 Volgens het ministerie van Toerisme zouden in 2004 6.2 miljoen toeristen, waarvan de helft afkomstig uit Arabische landen, Syrië hebben bezocht. Een toename met 45% vergeleken met de 4.3 miljoen toeristen in 2003. Inkomsten uit toerisme zou volgens het ministerie in 2004 110 miljard Syrische ponden (US$ 2.2 miljard) bedragen, een stijging met 57% vergeleken met 70 miljard Syrische ponden (US$ 1.4 miljard) in 2003 (AP, 1 februari 2005).
119 The Economist Intelligence Unit, `Country Profile Syria 2004 (Londen, 20 juli 2004).
120 Ibidem.

121 AP, 19 oktober 2004.

---

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2005

3 Mensenrechten
3.1 Waarborgen
3.1.1 Grondwet
In de grondwet van maart l973 worden garanties gegeven met betrekking tot de persoonlijke vrijheid van burgers, de onaantastbaarheid van de wet, de gelijkheid voor de wet van iedere burger, een eerlijke procesgang, de fysieke integriteit, de onschendbaarheid van de woning, briefgeheim, vrijheid van beweging en geloof, en bescherming van politieke vluchtelingen122. In de praktijk worden echter presidentiële decreten gehanteerd die, op basis van de sinds l963 geldende noodtoestand, de in de grondwet aan burgers toegekende waarborgen, rechten en vrijheden buiten werking stellen 123. Tegen de achtergrond van de 41ste verjaardag van de afkondiging van de noodtoestand heeft Amnesty International op 8 maart 2004 een openbare verklaring uitgegeven. Daarin sprak zij haar grote verontrusting uit over de voortdurende schending van mensenrechten die mede in verband met de noodtoestand in Syrië plaatsvonden 124. 3.1.2 Verdragen
Met betrekking tot de voornaamste internationale mensenrechtenverdragen is Syrië partij bij:

- het in New York op 7 maart l966 tot stand gekomen Internationaal Verdrag inzake de Uitbanning van alle Vormen van Rassendiscriminatie;
- het in New York op 19 december l966 tot stand gekomen Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten;
- het in New York op 19 december l966 tot stand gekomen Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten;
- het op 18 december l979 in New York tot stand gekomen Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen; en
- het in New York op 20 november l989 tot stand gekomen Verdrag inzake de Rechten van het Kind;

- het in New York op 10 december l984 tot stand gekomen Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of
122 Voor de Engelse vertaling van de grondwetsartikelen waarin deze garanties staan verwoord zie bijlage II van het algemeen ambtsbericht Syrië van 5 april 2002.
123 Arab Human Development Report 2004 `Towards Freedom in the Arab World', UNDP, Regional Bureau for Arab States (New York, 2005).
124 Amnesty International, `Syria: 41 years of the State of Emergency ­ Amnesty International reiterates its concerns over a catalogue of human rights violations', AI Index: MDE 24/016/2004 (8 maart 2004).
23

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2005

bestraffing (toetreding geschiedde op 19 augustus 2004)125 126 ; Syrië is geen partij bij het daarbij behorende Facultatieve Protocol. 3.1.3 Overige wetgeving
Het parlement komt niet zelf met initiatief-wetgeving, maar geeft slechts een oordeel over (en wijzigt soms) wetsvoorstellen afkomstig van de president. Het Wetboek van Strafrecht van 1 september l949 bevat onder meer strafbepalingen inzake schendingen van de openbare orde en veiligheid van de staat, alsmede strafbepalingen inzake misdragingen met betrekking tot de religieuze gebruiken van andere bevolkingsgroepen. 3.1.4 Toezicht
Ondanks het feit dat Syrië partij is bij een aantal belangrijke internationale verdragen op het gebied van de bescherming van de rechten van de mens vinden er in de praktijk regelmatig schendingen van mensenrechten plaats127. Het is echter moeilijk om de mensenrechtensituatie in Syrië precies in kaart te brengen. De autoriteiten zijn nauwelijks bereid om de mensenrechtensituatie in het land te bespreken; zij ontkennen categorisch dat er schendingen van mensenrechten plaatsvinden. In Syrië zijn enkele mensenrechtenorganisaties actief, die echter geen van alle als zodanig zijn geregistreerd door de autoriteiten. De `Human Rights Association in Syria' (HRAS) is de bekendste onder hen en werd op 2 juli 2001 door een groep intellectuelen en activisten als niet-gouvernementele organisatie opgericht. De werkzaamheden van mensenrechtenactivisten worden bemoeilijkt in Syrië. Mensenrechtenadvocaten worden geconfronteerd met tegenwerking van de Orde van Advocaten, intimidatie van hun cliënten, uitreisverboden of een proces128.
Volgens het rapport over de periode van 1 juli 2003 tot 20 juni 2004 van het Syrische Committee for Human Rights (SHRC), een in Londen gevestigde groep
125 onder aflegging van de volgende verklaringen: `In accordance with the provisions of article 28, paragraph 1, of the Convention, the Syrian Arab Republic does not recognize the competence of the Committee against Torture provided for in article 20 thereof. The accession of the Syrian Arab Republic to this Convention shall in no way signify recognition of Israel or entail entry into any dealings with Israel in the context of the provisions of this Convention.'.
126 Amnesty International, `Syria: Amnesty International welcomes Syria's accession to the UN Convention Against Torture', AI Index: MDE 24/069/2004 van 23 september 2004.
127 US Department of State, `Country Reports on Human Rights Practices ­ 2004: Syria' (Washington, 28 februari 2005).
128 Zie bijvoorbeeld het proces tegen mensenrechtenactivist en ­advocaat Aktham Naisse (paragraaf 3.2.1).

24

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2005

van Syrische dissidenten, is de mensenrechtensituatie in Syrië verslechterd 129 130, met name door willekeurige arrestaties, optreden van politie en veiligheidstroepen tegen Koerden en systematische foltering 131. Dit sombere beeld wordt bevestigd door de Human Rights Association in Syria (HRAS) 132, Human Rights Watch 133 en het jaarlijkse Country Reports on Human Rights Practice ­ Syria' van het US State Department 134 .
3.2 Naleving en schendingen
3.2.1 Vrijheid van meningsuiting
De grondwet biedt burgers het recht om zich vrijelijk in woord en geschrift te uiten135. In de praktijk worden deze rechten door de autoriteiten in aanzienlijke mate beperkt. De regering controleert op strikte wijze de verspreiding van informatie 136. Zij staat geen kritiek toe ­ in woord noch in beeld ­ op de president, de familie van de president, de Baath-partij, de strijdkrachten, of op de rechtmatigheid van het regime. Hoewel in februari 2001 door de autoriteiten een einde werd gemaakt aan de een half jaar tevoren gestarte politieke dialoog onder journalisten, mensenrechtenactivisten en kritische intellectuelen 137 doen mensenrechtenactivisten en ­organisaties af en toe nog een oproep aan de autoriteiten om hervormingen (zoals vrijlaten van politieke gevangenen en beëindigen van de staat van beleg) in gang te zetten. In de verslagperiode heeft
129 AP/Reuters, 27 juni 2004; `Human rights in Syria have some way to go', Mideast Mirror, 4 augustus 2004.

130 `Activist says 2004 a bad year for rights in Syria', interview met mensenrechtenactivist en advocaat Anwar Al-Bunni in Reuters van 29 december 2004.
131 `This year, we had recurrent news of severe and systematic torture practiced by the security authorities'. `Public freedoms, the freedom of opinion, peaceful assemblies and demonstrations are still subject to prohibition, and tight constraints are imposed on whomever intends to practice such activities' (AP, 27 juni 2004).
132 `Regretfully, human rights in Syria have remarkably and clearly deteriorated' (aldus Haytham Al-Maleh, Directeur HRAS in Damascus (AP, 27 juni 2004).
133 Human Rights Watch, `Syria ­ World Report 2004 (Washington, 13 januari 2005)
134 `The Government's human rights record remained poor, and the Government continued to commit numerous, serious abuses.' (US Department of State, `Country Reports on Human Rights Practices 2004 ­ Syria' (Washington, 28 februari 2005)).
135 Artikel 38 van de Grondwet luidt: `Every citizen shall have the right to express his opinion publicly and freely, in speech, writing and other forms of expression, and to participate in the work of control and the voicing of constructive criticism aimed to ensure the safety of the structure of the homeland and the nation, and to enhance the socialist regime. The state shall guarantee the freedom of the press and of printing and publishing, in accordance with the law.'.

136 Amnesty International, `Annual Report 2004 Syrian Arab Republic'.
137 Voor een overzicht van arrestaties en veroordelingen in 2001 en 2002 van vooraanstaande mensenrechtenactivisten en leden van civil-societygroepen en ­fora zie blz. 31, 32 en 33 van het algemeen ambtsbericht Syrië van 4 juni 2003.
25

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2005

zich echter geen wezenlijke verbetering voorgedaan ten aanzien van de positie van journalisten en de media.
Proces Aktham Naisse
Aktham Naisse, leider en oprichter van de Committees for the Defence of Democratic Liberties and Human Rigths in Syria (CDDLHR), werd op 13 april 2004 door de autoriteiten aangehouden nadat de CDDLHR een rapport over mensenrechten had uitgegeven en een campagne was begonnen ter beëindiging van de sinds l963 geldende staat van beleg 138. Hij verkeerde sindsdien in hechtenis en was wekenlang in hongerstaking uit protest tegen zijn behandeling in de gevangenis 139. Op 26 juli 2004 werd zijn zaak voor het Hooggerechtshof voor de Staatsveiligheid in Damascus aanhangig gemaakt. Vertegenwoordigers van de lidstaten van de Europese Unie in Damascus mochten de zitting niet bijwonen. De rechtbank verdaagde de zitting tot 16 augustus 2004 teneinde zijn advocaten meer gelegenheid te geven de dossiers te bestuderen140. Op 16 augustus 2004 besloot de rechtbank tot vrijlating van Aktham Naisse op borgtocht (tegen betaling van 2.000 Syrische ponden of US$ 40) 141. Hem werden feitelijk twee zaken ten laste gelegd (namelijk het hinderen van de doelstellingen van de revolutie en het openbaar maken van onjuiste informatie). Beschuldiging van lidmaatschap van een internationale organisatie werd door de rechtbank in verband met de presidentiële amnestie van juli 2004 142 geschrapt. Voor de nog openstaande beschuldigingen riskeert Aktham Naisse indien het tot een veroordeling komt een gevangenisstraf van drie tot vijftien jaar. Op 24 oktober 2004 werd het proces voortgezet; op verzoek van een van de advocaten werd het proces verdaagd tot 16 januari 2005. Ook bij deze zitting mochten geen vertegenwoordigers van de lidstaten van de Europese Unie en de Europese Commissie in Damascus aanwezig zijn 143. Op 16 januari 2005 heeft de rechtbank de rechtszaak tegen Aktham Naisse zonder verdere inhoudelijke behandeling verder verdaagd tot 13 maart 2005144. Vertegenwoordigers van de Nederlandse ambassade en de Europese Commissie in Damascus waren bij het gerechtsgebouw aanwezig maar een zitting van de rechtbank vond uiteindelijk niet plaats. Op 24 april 2005 vond het pleidooi van de
138 zie ook paragraaf 3.2.1 van het algemeen ambtsbericht Syrië van 17 mei 2004; Amnesty International, `Syria ­ Aktham Nu'aysa (m), aged 53, lawyer and human rights defender', AI Index: MDE 24/-31/2004 van 14 april 2004 en MDE 24/036/2004 van 23 april 2004; Amnesty International, Public Statement `Syria: Release human rights defender Aktham Nu'aysa immediately', AI Index: MDE 24/037/2004 van 23 april 2004 Amnesty International `calls for release of Syrian rights activist', Reuters (Beiroet, 1 juni 2004);
139 AP, 22 juni en 8 juli 2004; AFP, 14 juli 2004.
140 Reuters, 26 juli 2004.

141 Amnesty International, `Syria: Aktham Nu'aysa, aged 53, lawyer and human rights defender', AI Index: MDE 24/057/2004 van 20 augustus 2004.
142 Zie ook paragraaf 3.2.6.1.

143 AFP/AP/BBC News/Reuters, 16 augustus 2004; AP, 24 oktober 2004.
144 AFP/AP, 16 januari 2005.

26

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2005

verdediging plaats.Vertegenwoordigers van de Amerikaanse, Belgische, Griekse en Nederlandse ambassades en de Europese Commissie in Damascus waren daarbij als waarnemers aanwezig. Op 26 juni 2005 zal de rechtbank uitspraak doen. Op 9 januari 2005 kreeg Aktham Naisse door de Zwitserse Martin Ennals Stichting de jaarlijkse prijs voor Verdedigers van de Mensenrechten145 toegekend. De Stichting hoopt deze prijs tijdens een ceremonie in Genève in september a.s. te kunnen uitreiken 146.
Optreden autoriteiten in individuele gevallen
Naar verluidt hebben de Syrische autoriteiten Fayeq al-Mir, lid van de verboden Communistische Partij-Politiek Bureau (CP-PB) , na drie dagen hechtenis vrijgelaten. Al-Mir was aangehouden in verband met het in bezit hebben van een kopie van een verboden communistische uitgave 147. Begin december 2004 werd de Koerdische schrijver Taha Hamed die voornamelijk op Koerdische websites actief was, op terugreis vanuit Turkije in Al-Qamishli door de Syrische autoriteiten aangehouden. In november 2004 werd journalist en schrijver Nabil Fayad vrijgelaten na meer dan een maand in hechtenis te hebben verkeerd vanwege stellingname in artikelen tegen de corruptie van de autoriteiten. In september 2004 had hij de Liberale Syrische Vergadering (le Rassemblement libéral syrien) opgericht, een politiek discussie forum. Na eind september 2004 te zijn aangehouden werd schrijver en journalist Jihad Nasra op 5 oktober 2004 weer vrijgelaten 148. In november 2004 zou de journalist Louai Hussein van de zijde van het ministerie van Binnenlandse Zaken te verstaan hebben gekregen dat hij met schrijven moest stoppen, zonder opgave van redenen149. Hussein die vanaf l982 zeven jaar gevangen heeft gezeten vanwege betrokkenheid bij een lokale communistische groepering, schreef incidenteel voor twee vooraanstaande dagbladen in Beiroet, An-Nahar en As-Safir150. Na verloop van tijd mocht hij echter zijn werkzaamheden weer hervatten 151. Op 15 maart 2005 hebben de autoriteiten de journalist Ammar Moussareh verboden in Syrië te werken. Ammar
145 Deze prijs is ingesteld in l993 en wordt op voorspraak van elf van de belangrijkste internationale mensenrechtenorganisaties (zoals Amnesty International, Human Rights Watch, FIDH, OMCT en de Internationale Commissie van Juristen) ieder jaar toegekend aan personen die zich op uitzonderlijke wijze hebben ingezet voor de rechten van de mens. Een andere bekende laureat is de vooraanstaande Chinese dissident Harry Wu, die de prijs kreeg toegekend in l994. Wu die thans in de VS woont, werd in l956 gearresteerd vanwege kritiek op de Sovjet-Russische invasie in Hongarije in l956. Hij bracht negentien jaar door in Chinese werkkampen.

146 AFP/AP/Reuters, 12 januari 2005
147 AP, 14 mei 2004; DPA, 14 mei 2004.
148 AFP, 4 december 2004.

149 AP, 4 december 2004.

150 AP, 21 november 2004.

151 US Department of State, `Country Reports on Human Rights Practices 2004 ­ Syria' (Washington, 28 februari 2005).

27

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2005

Moussareh verbonden aan het Amerikaanse Arabisch-talige televisiestation Al- Hurra en het Amerikaanse Arabisch-talige radiostation Sawa 152, had op 10 maart 2005 een rapportage gemaakt over een sit-down bijeenkomst voor het Paleis van Justitie in Damascus van mensenrechtenactivisten die opriepen tot opheffing van de staat van beleg en van de buitengewone veiligheidsrechtbanken.153. Pers
De pers is ondergeschikt aan de regering en de Baath-partij. Er bestaan in Syrië geen onafhankelijke dagbladen154. Het ministerie van Informatie houdt toezicht op alles wat van de drukpers komt155. De Wet op de Noodtoestand biedt de regering uitgebreide bevoegdheden om te bepalen wat op het gebied van opinievorming wel of niet geoorloofd is. In het kader van modernisering en lopende hervormingen keurde de regering op 30 november 2004 de fusie goed van de onder staatstoezicht staande dagbladen Tishrin en Al-Thawra 156 met het General Institution for Distributing Printed Materials. De nieuwe organisatie heet thans het Al-Wahda Institution for Press, Printing and Publishing.
Radio- en televisie
Radio- en televisiestations zijn in handen van de regering of de Baath-partij. Het thans wijdverbreide bezit van schotelantennes voor televisieontvangst wordt door de autoriteiten gedoogd. Ontvangst van uitzendingen van buitenlandse televisiestations is in Syrië mogelijk. De televisiestations Al-Jazirah uit Qatar, Abu Dhabi TV en Al-Arabiya uit Dubai genieten in Syrië grote populariteit.

Internet
Het gebruik van internet is in Syrië beperkt en aan strenge voorschriften onderhevig157. Overtreding van deze voorschriften kan tot afsluiting van de vereiste telefoonaansluiting leiden. Ongestoord toegang tot internet is alleen mogelijk via internet-providers in de buurlanden158. De Syrian
152 Het televisiestation Al-Hurra kwam in 2004 in de lucht om het imago van de VS in het Nabije en Midden-Oosten te verbeteren en om de invloed van de zeer populaire televisiestations Al-Jazira (Qatar) en Al-Arabiya (Dubai) te verminderen. Radio Sawa begon in maart 2002 met uitzendingen. Al-Hurra en Sawa worden beide gefinancieerd door het Amerikaanse Congres.

153 AFP, 15 maart 2005.

154 Voor een overzicht van in Syrië toegestane dagbladen en tijdschriften zie blz. 34 en 35 van het algemeen ambtsbericht Syrië van 4 juni 2003.
155 Voor het op 22 september 2001 afgekondigde presidentieel decreet inzake de persvrijheid, dat voorzover bekend nog steeds van kracht is, zie blz. 36 van het algemeen ambtsbericht Syrië van 4 juni 2003.

156 Met een oplage van 50.000 ­ 70.000 exemplaren hebben beide dagbladen, evenals het dagblad Al-Baath maar weinig lezers.
157 `Syria restriction narrows broadband Internet', Reuters, 30 januari 2005.
158 Amnesty International, urgent action, AI index MDE 24/020/2003 (Londen, 24 juni 2003).
28

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2005

Telecommunications Establishment (STE), de enige internet-provider van het land, biedt geen toegang tot Israëlische websites of tot websites van de Syrische oppositie, zoals het in Londen gevestigde Syrian Human Rights Committee (SHRC). Er bestaat ook controle op het electronische berichtenverkeer. Het Hooggerechtshof voor de Staatsveiligheid in Damascus had het proces tegen de correspondent van de Arabische krant Al-Hayat, Ibrahim Hamidi, verdaagd tot 27 maart 2005. Hamidi, bureauchef van Al-Hayat in Damascus, was in december 2002 aangehouden op beschuldiging van het verspreiden via internet van onjuiste informatie. Hij werd in maart 2003 op borgtocht vrijgelaten 159.Op 9 april 2005 werd Hamidi op last van de veiligheidsrechtbank definitief in vrijheid gesteld 160. In de verslagperiode werden voorts verschillende personen wegens het verspreiden via internet van `false and exaggerated news that sap the morale of the nation' veroordeeld 161. Zo werd Abdel Rahman Al-Shaghouri op 23 februari 2003 gearresteerd wegens het via internet verspreiden van het nieuwsbulletin van de verboden site www.thisissyria.net. Hij moest zich daarvoor op 20 juni 2004 verantwoorden voor het Hooggerechtshof voor de Staatsveiligheid. Deze rechtbank veroordeelde hem tot 2½ jaar gevangenisstraf 162. Muhannad Qutaysh, zijn broer Haytham en Yahya Al-Aws werden meer dan anderhalf jaar geleden aangehouden na artikelen aan een electronische krant in de VAE te hebben gestuurd 163. In juni 2004 werd hun proces verdaagd tot 25 juli 2004. Op 25 juli 2004 werd Haytham Qutaysh tot vier jaar gevangenisstraf veroordeeld, zijn broer Muhannad tot drie jaar en Yahya Al-Aws tot twee jaar 164. Een Koerdische student in de journalistiek werd op 10 oktober 2004 door het Hooggerechtshof voor de Staatsveiligheid in Damascus veroordeeld tot vijf jaar gevangenisstraf. De student, Masoud Hamed, had foto's gemaakt van een Koerdische demonstratie buiten het gebouw van UNICEF in Damascus op 25 juni 2003 en deze foto's op diverse sites van internet geplaatst, waaronder de in Duitsland gebaseerde Koerdische site www.amude.com. Hij was in verband hiermee op 24 juli 2003 opgepakt 165.

159 AFP, 26 december 2004.

160 AP, 10 april 2005.

161 Amnesty International,` Syria: Imprisonment of internet users is a gross violation of human rights', AI Index: MDE 24/052/2004 van 26 juli 2004; `Syrien im Wandel: Mit Internet und Handy gegen die Diktatur', Spiegel Online, 28 oktober 2004.
162 AFP/Reuters, 20 juni 2004; Amnesty International, `Syria: `Abdel Rahman Al-Shaghouri (m), aged 32', AI Index: MDE 24/046/2004 van 21 juni 2004.
163 Amnesty International, `Syria: Amnesty International repeats its call for the release of five prisoners of conscience held for their peaceful use of the Internet', AI Index: MDE 24/045/2004 van 17 juni 2004.

164 `Amnesty International condemns Syria for jailing Internet users', DPA, 27 juli 2004.
165 AP, 10 oktober 2004; Amnesty International, `Prisoner of conscience/torture and ill- treatment/incommunicado detention/unfair trial/medical concern', AI Index: MDE 24/067/2004 van 15 oktober 2004.

29

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2005

3.2.2 Vrijheid van vereniging en van vergadering De grondwet voorziet in het recht van vereniging166, het oprichten van vakbonden wordt daaronder uitdrukkelijk begrepen. Het oprichten van onafhankelijke politieke partijen is in Syrië niet toegestaan. Naar verluidt heeft het regionaal commando 167 van de Baath partij begin juni 2004 besloten dat alle politieke partijen en organisaties die officieel nog niet waren goedgekeurd maar tot nog toe werden gedoogd, zullen worden verboden 168. Alle politieke, culturele en persactiviteiten van deze partijen en/of groeperingen die niet officieel zijn toegestaan, worden verboden op straffe van justitiële vervolging. Het is nog niet duidelijk of en in hoeverre ook niet-gouvernementele organisaties die zich in Syrië bezig houden met bescherming van de rechten van de mens, door dit besluit zijn getroffen. Voorzover bekend is er tot op heden van officiële zijde geen enkele bevestiging met betrekking tot dit besluit geweest 169 170.
Naar verluidt hebben zo'n 400 intellectuelen en activisten begin juli 2004 een petitie ondertekend waarin werd opgeroepen tot vrijlating van Abdul Aziz Al- Kheir. Al-Kheir was gedurende vier jaar uitgever van het tijdschrift `Red Banner', voordat hij in 1992 werd opgepakt en door het Hooggerechtshof voor de Staatveiligheid tot twintig jaar gevangenisstraf werd veroordeeld vanwege betrokkenheid bij de in Syrië verboden Revolutionaire Communistische Arbeiderspartij 171.
Vakverenigingen
Het is niet toegestaan een onafhankelijke vakbond of enige andere vereniging op te richten. Alle vakbonden moeten zijn aangesloten bij de Algemene Federatie van Vakverenigingen (GFTU)172 die wordt gedomineerd door de Baath-partij. De GFTU maakt dan ook feitelijk onderdeel uit van de regeringsbureaucratie.

Stakingen
Met uitzondering van de agrarische sector zijn stakingen bij wet toegestaan. In de praktijk worden werknemers verhinderd aan stakingen deel te nemen. De
166 Artikel 39 van de grondwet bepaalt: `Citizens shall have the right of assembly and peaceful demonstration within the principles of the Constitution. Exercising this right shall be regulated by law.'.

167 Het regionaal commando van de Baath partij bestaat uit 20 leden, secretaris-generaal is president Al-Assad.

168 Zie ook voetnoot 295.
169 AFP, 7 en 10 juni 2004.
170 Voor een reactie van leiders van Koerdische partijen op dit besluit zie paragraaf 3.3.6.
171 AP, 5 juli 2004.

172 General Federation of Trade Unions (GFTU).
30

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2005

autoriteiten treden hard op tegen iedere vorm van georganiseerde werkonderbreking.
Bijeenkomsten
Voor het houden van openbare bijeenkomsten, demonstraties of vergaderingen is uitdrukkelijk toestemming van de autoriteiten vereist. Personen die een bijeenkomst hebben bezocht waarvoor van de zijde van de autoriteiten geen uitdrukkelijke toestemming was verleend, lopen het risico voor ondervraging opgepakt te worden. Dit risico wordt nog groter indien de desbetreffende bijeenkomst in de ogen van de autoriteiten als politiek bedreigend wordt aangemerkt.
Om als legaal te kunnen worden aangemerkt moeten alle verenigingen en organisaties zich laten registreren bij het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Registratie en goedkeuring (van activiteiten) van groeperingen die zich niet met politieke of voor de openbare orde gevoelige aangelegenheden bezig houden, is doorgaans zonder bezwaar mogelijk. Organisaties die wel bezig zijn met activiteiten die als politiek gevoelig worden beschouwd, kunnen zich niet laten registreren. Niet-geregistreerde groeperingen mogen geen bijeenkomsten houden. Bij de autoriteiten geregistreerde groeperingen dienen iedere keer voor het houden van een bijeenkomst toestemming van de autoriteiten te verkrijgen. In augustus 2004 weigerden de autoriteiten de registratie van de Arab Organization for Human Rights (AOHR), evenals in november 2004 de registratie van de Syrian Human Rights Organization (SWASIAH, d.w.z. `de gelijke'). In het verleden werd registratie van de Committees for the Defense of Democratic Liberties and Human Rights in Syria (CDDLHR) en de Human Rights Association of Syria (HRAS) verboden. Deze beide organisaties opereren zonder goedkeuring of steun van de autoriteiten 173. Leden van deze organisaties lopen echter het risico opgepakt en gedetineerd te worden wegens lidmaatschap van een illegale organisatie. 3.2.3 Vrijheid van godsdienst
De grondwet voorziet in vrijheid van godsdienst 174. In de praktijk wordt dit recht in het algemeen door de autoriteiten gerespecteerd 175. Leden van religieuze minderheden worden niet louter vanwege hun religieuze achtergrond door de autoriteiten vervolgd. Religieuze minderheden bezitten in Syrië het recht om uitdrukking te geven aan hun eigen identiteit en geloofsbeleving. Dit mag echter
173 US Department of State, `Country Reports on Human Rights Practices 2004 ­ Syria' (Washington, 28 februari 2005).
174 Artikel 35 van de Grondwet bepaalt: `(1) Freedom of belief shall be guaranteed. The state shall respect all religions. (2) The state shall guarantee the performance of all religious rituals provided this does not violate public order.'.
175 US Department of State, `Syria ­ International Religious Freedom Report 2004' (Washington, 15 september 2004).
31

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2005

niet in strijd zijn met het door de autoriteiten nauwgezet gehanteerde beleid van het handhaven van een religieus evenwicht in het land. De autoriteiten zijn zeer gekant tegen welke vorm of uiting van separatisme dan ook. Vanuit een ideologie van seculier Arabisch socialisme staat het regime traditioneel tegemoetkomend en coöperatief tegenover de diverse religieuze minderheden in het land, mits hun activiteiten de doelstellingen van deze ideologie niet doorkruisen. In essentie wordt het regime gedragen door minderheden, in de eerste plaats door de alawieten, waartoe ook de president behoort. Ook christenen en islamitische minderheden (zoals ismaëlieten, druzen en sji'ieten) steunen over het algemeen de huidige politieke status-quo in het land, niet in de laatste plaats uit angst voor een eventuele vervanging van het huidige bewind door een regime van sunnitisch- fundamentalistische signatuur 176.
De grondwet schrijft voor dat de president van Syrië moslim dient te zijn177. Alle godsdiensten en sektes dienen officieel geregistreerd te staan bij de autoriteiten die toezicht houden op bijeenkomsten en geldinzamelingsacties. Ook dient de inhoud en teneur van het vrijdaggebed in de moskee van tevoren met de geheime dienst te zijn afgestemd. De autoriteiten beschouwen in het bijzonder militante islam als een bedreiging voor het regime, aanhangers worden dan ook nauwlettend in de gaten gehouden 178.
Bekering
Het is niet toegestaan om moslims tot het christendom te bekeren. Dergelijk proselitisme wordt door de autoriteiten beschouwd als een inbreuk op religie en gezin en een vergrijp tegen de openbare orde179.
Hoewel er buitenlandse missiegroepen in het land aanwezig zijn180 , worden missie- en zendingsactiviteiten onder moslims in de praktijk ontmoedigd. Actieve bekeringswerkzaamheden passen namelijk niet in de door het regime voorgestane staatsorde en de ruimte die daarbinnen is weggelegd voor religieuze en etnische minderheden. Dergelijke activiteiten worden door de autoriteiten gezien als een
176 `Syrië ­ Moslimdemocratie bedreigt ons allemaal', Trouw, 20 augustus 2004.
177 Artikel 3 van de Grondwet bepaalt: `(1) Islam is the religion of the president of the Republic.'.

178 Zie ook paragraaf 3.2.6.

179 Zo schrijft artikel 462 van het Wetboek van Strafrecht voor dat een ieder die een van de in het openbaar te belijden godsdiensten beledigt of uiting geeft aan minachting voor een van deze godsdiensten, een gevangenisstraf van twee maanden tot twee jaar tegemoet kan zien. Artikel 463 van het Wetboek van Strafrecht schrijft een gevangenisstraf voor van één maand tot één jaar aan een ieder die de uitoefening van een godsdienst, ceremoniën of religieuze praktijken met betrekking tot die godsdienst verstoort, of deze door daden van geweld of bedreigingen verhindert; dan wel aan een ieder die gebouwen die heilig zijn voor godsdiensten, attributen of andere voorwerpen die vereerd worden door leden van een bepaalde religie of door een gedeelte van de bevolking, verwoest, verminkt, beschadigt, ontwijdt of bezoedelt.

180 US Department of State, `International Religious Freedom Report 2004 ­ Syria' (Washington, 15 september 2004).

32

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2005

bedreiging voor het religieuze evenwicht in het land. In voorkomende gevallen kan gebruik worden gemaakt van de artikelen 462 en 463 van het Wetboek van Strafrecht 181.
Net als in andere islamitische landen is de positie van moslims die openlijk overgaan tot een ander geloof, problematisch. De civiele wetgeving spreekt zich over de gevolgen van een dergelijke apostasie niet uit. De sociale druk vanuit de omgeving van de bekeerling om tot het islamitische geloof terug te keren, is echter groot 182. De geheime diensten houden zich voor zover bekend niet met religieuze zaken bezig 183. Inmenging van geheime diensten in individuele kwesties van apostasie is niet bekend.
Syrië kent christelijke, alawitische, druzische, ismaëlitische, joodse en yezidi- minderheden.
Christenen
Er bevinden zich in Syrië diverse christelijke groeperingen, die in totaal een minderheid van minder dan tien procent (1,4 miljoen)184 vormen. Vele christelijke kerken hebben een eigen onderwijssysteem dat loopt van de kleuterschool tot en met het priesterseminarium. Ook hebben zij eigen grondbezit. Christenen zijn relatief sterk vertegenwoordigd in de vrije beroepen en in de zakenwereld. Hun levensomstandigheden steken over het algemeen dan ook gunstig af bij die van andere categorieën van de bevolking. De christelijke gemeenschap in Syrië kan worden onderverdeeld in orthodoxe en met Rome geunieerde kerken. De vier grootste christelijke kerken zijn de Syrisch- en Grieks-orthodoxe en Syrisch- en Grieks-katholieke kerken. Ongeveer tachtig procent van de christenen behoort tot één van deze kerken. De overige twintig procent is verdeeld over vele kerken, waaronder de protestante, de Armeense en de Assyrische kerken185. Alawieten
Alawieten186 zijn van oudsher uiterst zwijgzaam geweest over wat hun religie precies inhoudt. Deze was dan ook slechts bekend bij een kleine groep van ingewijden. Zeker is dat naast de profeet Mohammed, diens schoonzoon Ali een cruciale rol speelt voor de alawieten. Ali wordt een goddelijk karakter toegekend.
181 zie noot 179. Er zijn echter geen voorbeelden bekend waarbij de overheid van deze t wee artikelen gebruik heeft gemaakt.

182 Bouwman, Bernard, `Hopeloze huwelijken in Syrië' (NRC, 23 maart 2005).
183 US Department of State, `International Religious Freedom Report 2004 ­ Syria' (Washington, 15 september 2004).

184 US Department of State, `International Religious Freedom Report 2004 ­ Syria' (Washington, 15 september 2004).

185 Voor een overzicht van de verschillende christelijke kerken en overige christelijke stromingen zie blz. 32 tot en met 37 van het algemeen ambtsbericht Syrië van 4 juni 2003.
186 Ook wel `Nusariërs' of `Alevieten' genoemd.
---

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2005

Het geloof in de drie-eenheid (Ali ­ Mohammed ­ Salman187) en bepaalde pre- islamitische en christelijke elementen maakt dat alawieten door anderen geacht worden ver af te staan van de oorspronkelijke sunnitische hoofdstroming van de islam, voorzover zij überhaupt al worden erkend als moslims en niet worden beschouwd als ketters. De alawitische religie wordt gezien als een onderdeel van de `twaalver-sji'itische' islam. Bakermat van de alawieten ligt vooral in de Nusayri-bergketen188 bij de havenstad Latakia. Aanzienlijke alawitische gemeenschappen zijn te vinden in de vlakten bij de steden Homs en Hama. In totaal wonen er ongeveer 1,4 miljoen alawieten in Syrië (ongeveer 8% van de bevolking). De kleine machtsgroep waarop het regime steunt, behoort voor een belangrijk deel tot de alawieten 189. Ook de president is alawiet. Druzen
De druzen zijn een islamitische sekte waarvan de leden vooral in Libanon, Syrië en Israël wonen. Zij zien in Jethro, schoonvader van Mozes, de belangrijkste profeet. Daarnaast vereren zij Mohammed, Mozes en Jezus. De godsdienstige doctrine van de druzen, die alleen tot in details bekend is bij een kleine groep ingewijden, is zeer complex, met tal van filosofische en astrologische elementen. Druzen geloven onder andere in reïncarnatie. Hun leer heeft zich ver van de oorspronkelijke islam verwijderd, en veel moslims beschouwen de druzen als ketters. Er wonen ongeveer 400.000 druzen in Syrië, voornamelijk aan de grens met Jordanië190. Er zijn ook aanzienlijke gemeenschappen op de Golan- hoogvlakte, in zeventien dorpen in Jebel Al-A'la tussen Aleppo en Antiochië, en in vier dorpen ten zuiden van Damascus.

Ismaëlieten
Ismaëlieten191 vormen een kleine minderheid binnen de sji'itische islam. Er wonen ongeveer 200.000 ismaëlieten in Syrië, voornamelijk in Salamiya, ten oosten van de stad Hama. Er zijn kleine gemeenschappen in Masyaf en Qadmus. Joden
Er zouden thans nog minder dan honderd joden in Syrië woonachtig zijn192. Zij mogen in het Hebreeuws hun kinderen onderwijzen. Voor hen bestaat er geen dienstplicht. Wel worden zij over het algemeen uitgesloten van werk bij de
187 Volgens de overlevering is Salman de eerste niet-Arabier die tot de islam werd bekeerd.
188 Arabisch: Jebel Al-Nusayriyah.

189 US Department of State, `International Religious Freedom Report 2004 - Syria', (Washington, 15 september 2004).

190 In Jebel Al-Duruz en in Jebel Hawran.
191 Ook wel `zevener-sji'ieten' genoemd, naar Isma'il, de oudste zoon van de zesde imam.
192 US Department of State, `International Religious Freedom Report 2004 - Syria' (Washington, 15 september 2004).

34

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2005

overheid. Het onderhouden van contact met Israël is voor alle Syriërs streng verboden. Er worden nog twee synagoges gebruikt, in Damascus en in Aleppo. Op 27 april l992 werd het uitreisverbod voor joden opgeheven. Wel hebben zij uitdrukkelijk toestemming van de autoriteiten nodig om te mogen (uit)reizen. Joden vormen overigens de enige minderheidsgroep in Syrië, waarvan de godsdienst in paspoort of identiteitskaart staat vermeld. Op deze documenten staat `Musawi' (`Mozaïsch') gestempeld. Voor Syrische joden zijn paspoorten slechts voor een periode van twee jaar geldig in plaats van de gebruikelijke zes jaar. Yezidi's
De ongeveer 50.000 yezidi's193 in Syrië wonen in diverse dorpen langs de noordgrens met Turkije tot in de Afrin-streek noordelijk van de stad Aleppo. Het yezidi-geloof is een godsdienst waarin elementen uit de religies van het oude Mesopotamië en Assyrië, alsmede oud-Iraans dualisme, zijn versmolten met christelijke en islamitische voorstellingen. De yezidi's zijn afkomstig uit Irak 194. Zij kennen een jaarlijkse pelgrimage naar het noorden van Irak. Hun groepsverband heeft sterke tribale kenmerken. Zij huwen slechts binnen de eigen groep of clan. Aan het hoofd van zo'n clan staat een geestelijk leider die `pir'195 wordt genoemd. De yezidi's kennen een lange geschiedenis van discriminatie en vervolging van de kant van de orthodoxe islam. Vaak worden zij uitgemaakt voor duivels-aanbidders. Dit gaat terug op dualistische elementen in hun geloof en hun interpretatie van het verhaal in de koran over de ongehoorzaamheid van de gevallen engel (`satan') van God. In hun geloof neemt Malak Ta'us, de engel Pauw, een belangrijke plaats in. Aangezien hun geloof in tegenstelling tot de monotheïstische religies van jodendom en christendom niet als zodanig door de islam wordt erkend, weet de seculiere overheid niet goed raad met de geloofsovertuiging van de yezidi's. Yezidi's worden in Syrië als moslims geregistreerd. Het gevolg is dat kinderen van yezidi's op school islamitisch godsdienstonderricht ontvangen. Leiders van de yezidi's vrezen dat hun gemeenschappen op die manier worden geabsorbeerd door de islam. In tegenstelling tot andere religieuze gemeenschappen in Syrië beschikken de yezidi's niet over een eigen religieuze administratie die documenten kan afgeven inzake familierechtelijke aangelegenheden als huwelijk, geboorte en echtscheiding. Syrische burgers die het yezidi-geloof aanhangen, kunnen alleen op civielrechtelijke wijze hun huwelijk laten registreren. Emigratie van yezidi's naar westerse landen196 draagt er toe bij dat het aantal yezidi's in Syrië afneemt.
193 Zij worden ook wel als `vuuraanbidders' aangeduid, of `parsen', `parsi's' of `gebers' genoemd.

194 Voor deze religieuze minderheid zie ook `Ulkomaalaisviraston julkaisuja 1', Finse immigratiedienst (Helsinki, 5 augustus l999), blz. 13 en 14.
195 Dat wil zeggen `wijze, oude man'.
196 Vooral in Duitsland bestaat een grote yezidi-gemeenschap.
35

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2005

3.2.4 Bewegingsvrijheid
3.2.4.1 Binnenland
Hoewel er in Syrië veel politie op straat aanwezig is, is het binnenlands personenverkeer over het algemeen niet aan strenge controle onderhevig. Syrische burgers die binnen Syrië willen reizen, hebben daarvoor geen aparte vergunning nodig. Wel dienen Syrische staatsburgers altijd hun identiteitsbewijs197 bij zich te dragen en hebben zij de verplichting desgevraagd zichzelf te kunnen legitimeren. Als er controleposten op de wegen zijn, dan staan die meestal in de buurt van militaire installaties of in zogenaamde `restricted areas', zoals de Golan- hoogvlakte.
3.2.4.2 Buitenland
Om Syrië op legale wijze te kunnen verlaten dient men in het bezit te zijn van een identiteitskaart en een paspoort. Vanwege een besluit van 28 december 2003 (nr. 1706) van de minister van Binnenlandse Zaken hebben de meeste Syrische onderdanen die in het bezit zijn van een geldig paspoort voor reizen naar het buitenland geen voorafgaande toestemming van de autoriteiten meer nodig. Ook hoeven zij geen uitreisvisum meer te halen bij de afdeling Immigratie en Paspoorten van het ministerie van Binnenlandse Zaken. Uitgezonderd van deze maatregel is een bepaalde categorie ambtenaren. Ingevolge kabinetscirculaire nr. 24 van l988 hebben zij voorafgaande toestemming nodig en een uitreisvisum van het departement waar zij werkzaam zijn alvorens naar het buitenland op reis te kunnen gaan. Kinderen, minderjarigen en mindervaliden hebben toestemming van hun verzorger(s) nodig alsmede een uitreisvisum alvorens in het buitenland op reis te kunnen gaan. Vrouwen beneden de leeftijd van achttien jaar mogen het land niet verlaten zonder toestemming van hun ouders. Gehuwde vrouwen behoeven formeel de toestemming van hun echtgenoot om Syrië te mogen verlaten. Wanneer een vrouw al eerder naar het buitenland heeft kunnen reizen, wordt aan deze regel in de praktijk vaak niet de hand gehouden. Niettemin heeft een echtgenoot altijd het recht bij de autoriteiten kenbaar te maken dat hij zijn vrouw verbiedt naar het buitenland te reizen. Het ministerie van Binnenlandse Zaken draagt zorg voor de controle van passagiers en bagage op de luchthaven van Damascus. Daarnaast bevinden zich op
197 Zie ook paragraaf 3.2.4.3.
36

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2005

het vliegveld functionarissen van verschillende geheime diensten, die een controlerende functie hebben.
Reisverbod
Zelfs indien een persoon een paspoort heeft, kunnen de autoriteiten een uitreisverbod tegen betrokkene uitvaardigen. Dit komt vooral voor bij personen die bij verstek zijn veroordeeld, bij personen waarvan beslag is gelegd op hun bezittingen, bij kinderen van wie de vader via de islamitische rechtbank een uitreisverbod heeft aangevraagd, alsmede bij ex-politieke gevangenen en sommige personen die zich kritisch hebben uitgelaten over het bewind, waaronder mensenrechtenactivisten. Zo verboden de autoriteiten in februari 2004 Haitham Al-Maleh198, advocaat en directeur van de Human Rights Association in Syria (HRAS), naar het buitenland te reizen. Dit verbod hing vermoedelijk nauw samen met een lezing die Al-Maleh in december 2003 had gegeven voor een Duitse parlementaire commissie over de mensenrechtensituatie in Syrië. Op 25 mei 2004 ontnamen de Syrische autoriteiten aan Fateh Jamous, vooraanstaand lid van de Partij van Communistische Actie (PCA), zijn paspoort. Hierdoor kon deze niet afreizen naar Denemarken om aanwezig te zijn bij een bespreking in het Deense parlement van de situatie van de Koerden in Syrië 199. Amnesty International heeft begin december 2004 in een verklaring de Syrische autoriteiten opgeroepen te stoppen met de negatieve bejegening van pleitbezorgers inzake mensenrechten en mensenrechtenactivisten 200. Op 12 maart 2005 kreeg Mohammed Da'edoun, leider van de Arab Organization for Human Rights in Syria van de autoriteiten geen toestemming om naar Egypte af te reizen ten einde in Alexandrië een forum inzake Arabische politieke hervormingen bij te wonen. Het verbod hing samen met een door de organisatie geplande sit-down bijeenkomst in Damascus begin maart 2005 om te protesteren tegen de sinds l963 van kracht zijnde noodwetgeving 201.

Illegale grensoverschrijding
Illegale overschrijding van de landsgrenzen is gebruikelijk in Syrië. De grenzen met Turkije, Jordanië en Libanon zijn in hoge mate poreus202. Er bestaan diverse sluipwegen. De plaatselijke bevolking bezoekt familie aan de andere kant van de grens zonder gebruik te maken van paspoorten. In geval van illegale grensoverschrijding kan men voor ondervraging worden aangehouden en een boete opgelegd krijgen.

198 Voor een interview met Haitham Al-Maleh zie de Cairo Times nr. 15 van 21 april 2004.
199 AP, 25 mei 2004.

200 Amnesty International, `Syria: End persecution of human rights defenders and human rights activists', AI Index: MDE 24/076/2004 van 7 december 2004.
201 AP, 15 maart 2005.

202 Zo loopt de grens met Turkije voor het grootste gedeelte evenwijdig aan de spoorlijn die de steden Aleppo en Al-Qamishli met elkaar verbindt.
37

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2005

Personenverkeer Syrië Irak
Voor het personenverkeer tussen Syrië en Irak wordt gebruik gemaakt van de drie officiële grensovergangen tussen Syrië en Irak, namelijk Tenf ­ Al-Walid (meest zuidelijke grensovergang op de weg tussen Damascus en Bagdad), Abu Kamal ­ Al-Qa'im (bij de Eufraat op de weg tussen Deir Al-Zor en Bagdad) en Al- Ya'urubiya ­ Al-Sa'ida (meest noordelijke grensovergang op de weg tussen Mosul en Al-Qamishli). Irakezen die via de officiële grensovergangen naar Syrië willen reizen, dienen over een visum te beschikken voor Syrië dat kan worden aangevraagd bij de Syrische diplomatieke vertegenwoordiging in Bagdad of aan de grens kan worden verkregen. Het afgelopen jaar zijn een of meerdere van de officiële grensovergangen naar Irak een aantal keren tijdelijk gesloten door de coalitiestrijdkrachten in Irak en/of de Iraakse interim-autoriteiten, naar verluidt vanwege de onveiligheid in delen van Irak. De Iraakse interim-regering en de coalitiestrijdkrachten in Irak hebben herhaaldelijk bij de Syrische overheid hun zorgen uitgesproken over illegale grensoverschrijdingen tussen Syrië en Irak. Dit heeft geleid tot een intensievere grensbewaking langs de 650 km lange gemeenschappelijke grens. De onofficiële grensovergang tussen Syrië en Noord- Irak bij Fish Khabour /Al-Qamishli met een veerpont is naar verluidt niet meer in gebruik en zou op initiatief van de Syrische overheid mede onder druk van de VS zijn gesloten. De wekelijkse treinverbinding tussen Syrië (Aleppo) en Irak (Mosul) die in het najaar van 2004 weer in gebruik was genomen, is wegens de voortdurende onveiligheid in Irak opnieuw buiten werking. 3.2.4.3 Documenten
Identiteitsnummer203
Hieronder wordt nader ingegaan op de praktijk rond het identiteitsnummer waaronder Syriërs geregistreerd staan.
Toekenning identiteitsnummer
Bij geboorte krijgt iedere burger een uniek identiteitsnummer204. Dit identiteitsnummer205 komt altijd voor in officiële documenten zoals identiteitskaart, geboorteakte, huwelijksakte, scheidingsakte en paspoort.
203 In verband met het opnemen van onderstaande tekst inzake het identiteitsnummer in dit algemeen ambtsbericht is het separate algemene ambtsbericht Syrië/identiteitsnummer van 21 december 2001 vervallen.
204 Hierbij dient te worden aangetekend dat vrouwen de mogelijkheid hebben na de huwelijksvoltrekking zich onder het identiteitsnummer van de echtgenoot te laten registreren. Het door de gehuwde man en vrouw gedeelde nummer is daarmee niet meer uniek voor één persoon.

38

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2005

Vanaf de dag dat een burger de leeftijd van vijftien jaar206 bereikt, dient hij of zij zo spoedig mogelijk een identiteitskaart aan te vragen bij het ministerie van Binnenlandse Zaken. Vanaf die dag is men formeel gezien immers verplicht in het bezit te zijn van een dergelijke kaart. Zolang deze kaart nog niet is aangevraagd of nog niet gereed is, kan men nog enkele maanden na het bereiken van de vijftienjarige leeftijd bij een eventuele aanhouding door de veiligheidsdiensten naar de ouders verwijzen, bij wie men nog in het familieboekje geregistreerd staat. Opbouw identiteitsnummer
In Syrië wordt het identiteitsnummer gevormd door de Arabische letter `kh' van het Arabische woord `khana', gevolgd door drie of vier cijfers en een plaatsnaam. Soms wordt daarbij ook het stadsdeel c.q. wijk genoemd als de desbetreffende persoon uit een grotere plaats of stad komt. Het is zeer onwaarschijnlijk dat iemand zijn of haar identiteitsnummer niet uit het hoofd zou kennen. Familieleden in Syrië kunnen in de praktijk het identiteitsnummer van verwanten in Syrië achterhalen.
Wijziging identiteitsnummer
Het identiteitsnummer kan alleen gewijzigd worden als de persoon in kwestie zelf zijn/haar registratie wil veranderen. Zo zou iemand bij verandering van woonplaats de naam van de nieuwe woonplaats in zijn of haar identiteitsnummer kunnen laten aanpassen. Deze wijziging moet echter via de rechtbank lopen om er zeker van te zijn dat een eventueel strafblad bij het dossier van deze persoon blijft. In de praktijk komt het echter weinig voor dat iemand bij een verhuizing wijzigingen laat aanbrengen in zijn of haar identiteitsnummer. Ook is het mogelijk dat een vrouw na de huwelijksvoltrekking zich onder het identiteitsnummer van haar echtgenoot laat registreren. Haar nieuwe identiteitsnummer is dan identiek aan het identiteitsnummer van haar echtgenoot. Het is verplicht om zich als vrouw onder het identiteitsnummer van de echtgenoot te laten registreren. In de praktijk laat niet iedereen dat (onmiddellijk) doen. Hierdoor komt het dus voor dat vrouwen na de huwelijksvoltrekking hun eigen identiteitsnummer hebben. Identiteitskaart
De aanvraag voor een identiteitskaart bij het bevolkingsregister dat onder het ministerie van Binnenlandse Zaken valt, dient persoonlijk te geschieden en kan niet via de post of via een familielid plaatsvinden. Bij de aanvraag moet het familieboekje worden getoond en dient een aantal pasfoto's te worden ingeleverd. Ook moet een aantal formulieren worden ingevuld. De identiteitskaart heeft een onbeperkte geldigheidsduur. Hierdoor lopen veel Syriërs rond met een


205 In het Arabisch: Raqm Al-Khana; in de Nederlandse vertaling: nummer uit het register. In het dagelijks gebruik wordt internationaal meestal de term identiteitsnummer aangehouden.
206 Vòòr het bereiken van de vijftienjarige leeftijd staat men ingeschreven in het familieboekje dat doorgaans door de vader als hoofd van het gezin wordt beheerd.
39

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2005

identiteitskaart met daarin een (pas)foto waar zij niet of nauwelijks meer op lijken. Bij verlies van een identiteitskaart moet een politierapport worden opgemaakt. Dit rapport moet worden overhandigd aan het bevolkingsregister. De geheime diensten zullen vervolgens nagaan hoe het verlies van de identiteitskaart heeft plaatsgevonden. Dit onderzoek kan drie tot vijf maanden in beslagnemen. Pas als de goedkeuring van de geheime diensten is ontvangen, kan betrokkene een nieuwe identiteitskaart in ontvangst nemen. De boete voor het verlies van een identiteitskaart bedraagt 60 Syrische pond 207. Iedere volwassen Syriër is verplicht om zijn identiteitskaart bij zich te hebben. Het niet bij zich dragen van een identiteitskaart wordt over het algemeen niet bestraft. Het niet bij zich hebben van een identiteitskaart kan evenwel bij aanhouding leiden tot nader onderzoek naar de identiteit van betrokkene. In de praktijk komt het vrijwel niet voor dat iemand niet in het bezit is van een identiteitskaart. Zonder identiteitskaart is een Syriër niet in staat om bijvoorbeeld een paspoort aan te vragen en naar het buitenland te reizen, te studeren of een examen af te leggen. Iedere burger dient in het bezit te zijn van een identiteitskaart, ook wanneer men beschikt over een geldig nationaal paspoort. Er bestaan straffen voor degene die geen identiteitskaart heeft. De strafmaat bedraagt een gevangenisstraf van drie maanden of een geldboete van 500 Syrische ponden208.
In Syrië wordt binnenkort een nieuwe identiteitskaart ingevoerd. Op deze kaart die geleidelijk wordt ingevoerd, wordt ook een landelijk, persoonsgebonden nummer gegeven. Dit bestaat uit elf cijfers.
Paspoort
Teneinde een paspoort te verkrijgen dient men zich te wenden tot de Dienst Immigratie en Paspoorten van het ministerie van Binnenlandse Zaken, die afdelingen in het gehele land heeft. Een paspoort wordt afgegeven voor de geldigheidsduur van zes jaar209. Bij de aanvraag voor een paspoort wordt door de autoriteiten een antecedentenonderzoek ingesteld, waarbij wordt nagegaan of de aanvrager nog verplichtingen heeft ten aanzien van militaire dienst, dan wel behoort tot de categorie van personen die het land niet mogen verlaten. In het algemeen kan het paspoort al de volgende dag worden afgehaald. Paspoorten kunnen net als identiteitskaarten alleen door de persoon in kwestie worden afgehaald. Wel kan familieleden of vrienden worden gevraagd om afschriften of kopieën bij de desbetreffende instanties te laten afhalen. Het is voor jonge mannen die de achttienjarige leeftijd hebben bereikt en die hun militaire dienstplicht nog moeten vervullen, vrijwel onmogelijk om een uitreisvisum te verkrijgen. In geval van studie in het buitenland kan hierop een
207 iets meer dan US$ 1.

208 Ruim US$ 10.

209 Aan joden worden paspoorten voor een periode van twee jaar verstrekt; zie ook paragraaf 3.2.3.

40

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2005

uitzondering worden gemaakt. Wel kan een dienstplichtige een paspoort krijgen met een geldigheidsduur van maximaal drie maanden. Als een Syriër een paspoort bezit vormt dat geen indicatie dat hij niet strafrechtelijk of anderszins door de autoriteiten wordt vervolgd. Het is denkbaar dat hij/zij een paspoort kan hebben gekregen op het moment dat er (nog) geen juridische zaak tegen hem/haar liep, of dat die nog niet was afgerond. Het is niet waarschijnlijk dat een persoon na veroordeling voor een politiek delict alsnog een paspoort heeft gekregen. Ex-politieke gevangenen krijgen over het algemeen geen paspoort van de autoriteiten. De datum van afgifte van een paspoort zou wel een aanwijzing kunnen zijn of de houder van dat paspoort recentelijk nog problemen heeft gehad met de autoriteiten210. Naar verluidt zou het ministerie van Buitenlandse Zaken de Syrische diplomatieke vertegenwoordigingen in het buitenland in maart 2005 hebben geïnstrueerd om aan alle Syrische onderdanen die in het buitenland verblijven op hun verzoek een paspoort te verstrekken ongeacht de reden van hun (vaak langdurige) verblijf in het buitenland. Naar verwachting zullen veel Syrische politieke ballingen van deze gelegenheid gebruik maken om naar Syrië terug te keren zonder de kans te lopen bij aankomst te worden aangehouden 211.
Proces-verbaal
In Syrië heeft iedereen ten behoeve van wie een proces-verbaal is opgemaakt, recht op een afschrift van dit proces-verbaal. Om dit afschrift moet wel uitdrukkelijk worden gevraagd, waarna een kopie op het politiebureau kan worden afgehaald.
Rijbewijs
Rijbewijzen worden uitgegeven door het Departement van Verkeerspolitie van het ministerie van Binnenlandse Zaken.
Mukhtar en afgifte van documenten
De mukhtar is een dorpshoofd met een behoorlijk aanzien. Alleen mannen komen in aanmerking voor deze functie. De functie is niet erfelijk, ook is het geen officiële overheidsfunctie. De mukhtar heeft geen officiële relatie met de burgemeester212. De mukhtar heeft wel eigen stempels en formulieren die hij van het ministerie van Binnenlandse Zaken ontvangt. Hij krijgt geen officieel salaris, maar kan wel tarieven vragen voor zijn dienstverlening. Personen die documenten van de mukhtar willen hebben, betalen hiervoor. Elk dorp of grotere stadswijk heeft een mukhtar. De lokale Baath-partij nomineert hun kandidaat voor deze
210 Indien iemand bijvoorbeeld een week geleden een paspoort heeft gekregen, zou zulks als bewijs kunnen worden geïnterpreteerd dat betrokkene tot op dat moment niet door de autoriteiten werd gezocht.

211 Mideast Mirror van 31 maart en 5 april 2005; AP/Reuters, 19 april 2005.
212 In het Arabisch: Rais Al-Baladiya.
41

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2005

functie, in belangrijkere wijken in Damascus schijnt zelfs de president betrokken te worden bij de nominatie. De mukhtar moet bekend zijn met de inwoners van zijn wijk of dorp. De mukhtar stelt belangrijke documenten zoals geboorteaktes, overlijdensaktes en soms ook trouwaktes, op. Deze documenten kunnen dan door de houders worden gebruikt voor registratie in het bevolkingsregister. Pas als deze documenten door het ministerie van Binnenlandse Zaken zijn gelegaliseerd en in het bevolkingsregister zijn geregistreerd, krijgen zij een legale status en kunnen personen rechten ontlenen aan de registratie. De muktar kan ook documenten213 afgeven aan uit Syrië afkomstige Koerden die niet de Syrische nationaliteit hebben, niet geregistreerd staan en geen identiteitsdocumenten hebben (de zogenaamde `maktoum(een))214 . In feite gaat het hierbij om documenten die vergelijkbaar zijn met een 'attesta de vita'. Maktoum(een) hebben geen enkele juridische status in Syrië. In verband hiermee hechten de Syrische autoriteiten geen juridische waarde aan dergelijke documenten. Uit de praktijk blijkt overigens dat er de laatste jaren veel met dergelijke documenten wordt gefraudeerd. 3.2.5 Rechtsgang
De grondwet voorziet in een onafhankelijke rechterlijke macht215. Berechting van delicten die geen binnenlandspolitieke of veiligheidsdimensie hebben, geschiedt in het algemeen volgens de regels van de procesgang zoals die is neergelegd in de wet. De verdediging kan bij gewone burgerlijke of strafrechtprocessen verzoeken om vrijlating op borgtocht. Dit geldt evenwel niet voor degenen die beschuldigd worden van vergrijpen tegen de nationale veiligheid. Aangezien in Syrië de staat almachtig is, kunnen de autoriteiten evenwel interveniëren ten voordele of ten nadele van een beschuldigde, indien de belangen van de autoriteiten of de staat in het geding zijn 216. Het rechtssysteem is gebaseerd op het Franse rechtsstelsel en is als volgt opgebouwd.
Opbouw rechtssysteem
Bovenaan het rechtssysteem staat het Hoge Constitutionele Hof, dat onder meer is belast met het toetsen van wetgeving aan de grondwet. Het Hof is samengesteld uit een `chief justice' en vier rechters. Zij worden per decreet benoemd door de president voor een periode van vier jaar. Na deze periode zijn zij hernoembaar.
213 In het Arabisch: `Shahadat Al-Ta'rif; d.w.z. bewijs van inschrijving bij de mukhtar.
214 Zie ook paragraaf 3.3.6.
215 Artikel 131 van de grondwet luidt: `The judicial power is independent. The president of the Republic, assisted by the Supreme Judicial Council, shall guarantee this independence.'. Artikel 133 van de grondwet luidt: `(1) Judges are independent. They are subject to no authority other than that of the law in the discharge of their functions. (2) The honor, conscience and impartiality of judges shall be a guarantee of the rights and freedoms of individuals.'.

216 US Department of State, `Country Reports on Human Rights Practices 2004 ­ Syria' (Washington, 28 februari 2005).
42

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2005

Een Hof van Cassatie, bestaande uit een president, zeven vice-presidenten en 31 raadsheren, buigt zich op verzoek van de verdediging of de openbare aanklager over uitspraken gedaan in burgerlijke of strafrechtszaken door Hoven van Appèl. Er zijn 54 Hoven van Appèl, die ieder een eigen geografische jurisdictie bezitten ten aanzien van een deel van een provincie. Ieder Hof van Appèl is weer verdeeld in burgerlijke en strafrechtskamers, en buigt zich in beroep over uitspraken gedaan door Hoven van Eerste Aanleg en Vredesrechtbanken. Ieder Hof van Appèl bestaat uit een president, een aantal vice-presidenten217 en raadsheren. Iedere provincie kent een of meerdere Hoven van Eerste Aanleg, die elk weer zijn verdeeld in verschillende kamers voor burgerlijke en strafrechtszaken. Elke kamer bestaat uit een rechter. Er zijn in totaal 72 Hoven van Eerste Aanleg. In de hoofdstad van elke provincie en in elk district bevinden zich een of meerdere Vredesrechtbanken die jurisdictie bezitten over gewone burgerlijke en strafrechtszaken. Er zijn in totaal 227 Vredesrechtbanken. Personal status courts
Voor de verschillende bevolkingsgroepen bestaan er in Syrië zogenaamde `personal status courts'. Dit zijn religieuze rechtbanken die zich bezighouden met personen- en familierechtelijke aangelegenheden als huwelijk en echtscheiding. Voor moslims bestaat zo'n rechtbank uit één rechter218. Ook druzen hebben een soortgelijke rechter219. Voor niet-moslims zijn er rechtbanken voor rooms- katholieken, voor aanhangers van orthodoxe religies, voor protestanten en voor joden. Christenen vallen voor wat betreft echtscheidingen onder het canonieke recht. Christelijke kerken in Syrië staan echtscheiding niet of nauwelijks toe. Voor het overige valt het familierecht onder het burgerlijke recht. Het burgerlijk familierecht is in Syrië evenwel in hoge mate ontleend aan de shari'a. Militaire rechtbanken
Er zijn in Syrië militaire rechtbanken die speciaal belast zijn met strafrechtelijke aangelegenheden tegen militairen. In sommige gevallen kunnen ook burgers door deze rechtbanken worden berecht. Dit laatste is het geval wanneer er sprake is van een conflict tussen burgers en het leger. Ook in gevallen van overtredingen begaan door een groep, waarvan één of meerdere militairen deel uitmaken, wordt de groep als geheel door een militaire rechtbank berecht. Voor de categorie van militairen van lagere rang bestaan er in iedere provincie rechtbanken, die gevormd worden door elk één rechter. Voor de categorie van militairen met een officiersrang bestaan er rechtbanken in Damascus en in Aleppo, die elk uit drie rechters bestaan. Tegen uitspraken van de militaire rechtbanken kan bij het Hof van Cassatie in beroep worden gegaan.

217 `Presidents of Chambers'.

218 Arabisch: qadi shari'a.

219 Arabisch: qadi mazhabi.

43

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2005

Buitengewone veiligheidsrechtbanken
Op 15 februari 2004 heeft de regering per wetgevend decreet nr.16 de gerechtshoven voor economische veiligheid 220 opgeheven. Economische misdrijven worden nu behandeld door reguliere rechtbanken 221. Als gevolg hiervan kent Syrië thans nog maar één buitengewone veiligheidsrechtbank, namelijk het Hooggerechtshof voor de Staatsveiligheid222. Deze opereert op grond van decreten die onder de geldende staat van beleg zijn uitgevaardigd 223 224. Het recht op juridische bijstand in processen voor deze speciale rechtbank is zeer beperkt. Advocaten krijgen doorgaans voorafgaande aan de zitting geen toegang tot hun clienten. Er bestaan geen betrouwbare gegevens over het aantal personen dat in de verslagperiode door deze buitengewone veiligheidsrechtbank is berecht, de aanleiding voor hun berechting alsmede de hoogte van de strafmaat. Vermoedelijk gaat het hierbij om enkele honderden zaken per jaar 225. 3.2.6 Arrestaties en detenties
De wet op de noodtoestand verstrekt de autoriteiten onbeperkte bevoegdheden om preventieve aanhoudingen te doen verrichten226. De bepalingen van de strafwet die er op zijn gericht om willekeurige aanhouding en detentie tegen te gaan, worden door deze wet buiten werking gesteld. Willekeurige aanhouding en detentie komen in Syrië dan ook voor227. Verdachten worden daarbij voor onbepaalde tijd incommunicado zonder enige vorm van proces vastgehouden. Voorafgaande aan of tijdens de ondervraging van arrestanten die om politieke redenen zijn gearresteerd, is juridische ondersteuning niet toegestaan. Vaak verschaffen de politiële instanties nauwelijks of geen informatie aan familieleden over het welzijn van arrestanten, de lokatie van hun detentie of de reden waarom een persoon eventueel gedetineerd zou zijn. In 2004 werd net als in voorgaande jaren een groot
220 Economic Security Court (ESC).
221 US Department of State, `Country Reports on Human Rights Practices 2004 ­ Syria' (Washington, 28 februari 2005).
222 Supreme State Security Court (SSSC).
223 Voor verdere achtergrond over deze rechtbank zie paragraaf 3.2.5. van het algemeen ambtsbericht Syrie van 17 mei 2004.
224 Arab Human Development Report 2004 `Towards Freedom in the Arab World', UNDP/Regional Bureau for Arab States (New York, 2005).
225 US Department of State, `Syria, Country Reports on Human Rights Practices, 2004 (Washington, 28 februari 2005).
226 Zo staat artikel 4(a) van Legislative Decree 51 van 22 december l962 toe: `The placing of restrictions on freedom of individuals with respect to meetings, residence, travel and passage in specific places or at particular times. Preventive arrest of anyone suspected of endangering public security and order. Authorization to investigate persons and places. Delegation of any person to perform any of these tasks.'
227 US Department of State, `Country Reports on Human Rights Practices 2004 - Syria' (Washington, 28 februari 2005).
---

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2005

aantal personen opgepakt en vastgehouden op verdenking van oppositionele, staatsondermijnende activiteiten. Het betrof met name personen verdacht van radicaal islamitische activiteiten. Ook vonden er na de rellen in maart 2004 in Al- Qamishli op grote schaal arrestaties van Koerden plaats. Daaropvolgende onlusten in ondermeer Aleppo en Damascus leidden tot nieuwe arrestaties. De meeste arrestanten zijn weer in vrijheid gesteld.
Naast reguliere gevangenissen waar ook politieke gevangenen worden vastgehouden zoals de Seydnaya en de Adra gevangenissen, zijn er detentiecentra van de verschillende veiligheidsdiensten. De omstandigheden in de overvolle gevangenissen zijn over het algemeen erbarmelijk, mede door een gebrek aan voldoende medische zorg, sanitaire voorzieningen, voeding en bedden228. Het is het Internationale Rode Kruis niet toegestaan om gevangenissen en gevangenen te bezoeken 229.
Naar verluidt zouden begin april 2005 nieuwe instructies zijn uitgegaan aan alle sectiehoofden van inlichtingen- en veiligheidsdiensten waarbij aanhouding van verdachte personen alleen mogelijk is na directe goedkeuring van brigade-generaal Asef Shawkat, hoofd van de militaire inlichtingendienst. Tot voor kort werden arrestatiebevelen door de sectiehoofden zelf naar eigen goeddunken afgegeven. Verder zou het gebruik van mishandeling of foltering van gevangenen en/of arrestanten verboden zijn en zou eenzame opsluiting van gevangenen pas plaats kunnen vinden na kennisname en besluitvorming van het voornemen daartoe door generaal Shawqat. Tenslotte zou het betreden van woningen in verband met huiszoekingen pas mogelijk zijn als er een machtiging tot onderzoek is verkregen 230 . Of en in hoeverre aan deze nieuwe instructies in de praktijk in het gehele land gevolg wordt gegeven is niet bekend..
Politieke gevangenen
Het aantal politieke gevangenen is niet bekend, maar loopt waarschijnlijk in honderden en mogelijk zelfs duizenden gevallen. Veel mensen die zijn verdwenen worden mogelijk nog in detentie vastgehouden of zijn in gevangenschap omgekomen. Voormalige (politieke) gevangenen worden vaak na hun vrijlating nog onderworpen aan de zogenaamde `rights ban', die ingaat op de dag van de veroordeling tot tenminste 10 jaar231 na afloop van de straf. Personen die met een `rights ban' te maken hebben, mogen niet stemmen, (betaald) werk zoeken of in
228 US State Department, `Country Reports on Human Rights Practices 2004 ­ Syria' (Washington, 28 februari 2005).

229 Idem.

230 An Nahar, 1 april 2005; Mideast Mirror, 5 april 2005.
231 US Department of State, `Country Reports on Human Rights Practices 2004 ­ Syria (Washington, 28 februari 2005) spreekt van een periode van 7 jaar `rights ban'.
45

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2005

dienst treden bij de overheid; ook krijgen zij geen paspoort232. Vrijgelaten politieke gevangenen kunnen hun burgerrechten verliezen voor een periode die gelijkstaat aan de opgelegde straf. Ook kunnen politieke gevangenen na hun vrijlating nog worden onderworpen aan allerlei beperkende maatregelen, zoals een meldingsplicht. Het komt voor dat politieke gevangenen na hun vrijlating een verklaring moeten ondertekenen waarbij zij moeten beloven van verdere politieke activiteiten af te zien. Soms worden personen bij hun vrijlating geronseld om als informant voor een van de geheime diensten te gaan werken. Op 18 november 2004 kondigde Kamal Labwani, die zelf een paar jaar gevangen had gezeten vanwege betrokkenheid bij de Damascener Lente (periode juli 2000 tot februari 2001) 233, tijdens een persconferentie de vorming aan van het Committee for the Campaign of Releasing Political Prisoners. Daarmee wilde hij tot aan 10 december 2004 (Dag van de Mensenrechten) via verklaringen, kennisgevingen aan de president en indien mogelijk het houden van sit-ins aandacht vragen voor de situatie van de naar zijn zeggen 400 politieke gevangenen, waarvan 100 al meer dan 20 jaar vastzaten234. Op 9 december 2004 hebben ordetroepen op het Shahbandar-plein op een honderdtal meters van het gebouw van de ministerraad in Damascus een sit-in uiteengedreven. Tijdens de bijeenkomst van tussen de 100 tot 500 mensenrechtenactivisten ter gelegenheid van de werelddag voor de rechten van de mens werd opgeroepen tot vrijlating van alle politieke gevangenen in Syrië. Daarbij werden zeven personen (hoofdzakelijk Koerden, waaronder Hassan Saleh, leider van de verboden Yeketi partij)235 aangehouden maar korte tijd later weer vrijgelaten. De sit-in kwam twee dagen nadat de regering 112 politieke gevangenen had vrijgelaten 236. Haytham Al-Maleh, een vooraanstaande mensenrechtenadvocaat, stelde kort tevoren nog dat er nog zo'n 320 politieke gevangenen in detentie zouden verkeren 237 238 239. Hoewel Syrische en Libanese autoriteiten het dossier voor gesloten hebben verklaard na de vrijlating in december 2000 van 54 Libanezen die in Syrië gevangen zaten 240, zouden er volgens de Verenigde Naties nog 271 Libanezen in
232 US Department of State, `Country Reports on Human Rights Practices 2004 ­ Syria (Washington, 28 februari 2005).

233 zie ook paragraaf 3.2.1 van het algemeen ambtsbericht Syrië van 5 april 2002.
234 AP, 18 november 2004.

235 AFP, 9 december 2004.

236 Zie paragraaf 3.2.6.

237 AP/Reuters, 9 december 2004.

238 Volgens andere mensenrechtenactivisten zijn er nog tenminste 500 politieke gevangenen in Syrië, waaronder zo'n 200 Koerden die zijn gearresteerd naar aanleiding van de onlusten in maart 2004 in het noordoosten van Syrië.
239 AFP, 7 december 2004.

240 Zie paragraaf 3.2.6 van het algemeen ambtsbericht Syrië van 17 mei 2004.
46

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2005

Syrië gevangen worden gehouden 241. Libanese mensenrechtenorganisaties, families van Libanese gevangenen en de Libanese organisatie Support of Lebanese in Detention and Exile (SOLIDE) houden dit aantal op tenminste 176 personen 242. Enkele individuele zaken
In verband met de invoering van een presidentieel decreet inzake afschaffing van overheidsfunkties voor afgestudeerden243 werden op 24 april 2004 11 studenten in een café in Damascus gearresteerd die daar over de gevolgen van het decreet aan het discussiëren waren 244. Negen studenten werden kort daarop weer vrijgelaten 245. Nadat het Hooggerechtshof voor Staatveiligheid in Damascus hen op 29 augustus 2004 in staat van beschuldiging had gesteld wegens samenzwering tegen de doeleinden van de revolutie 246, begon op 26 september 2004 het eerste gehoor in besloten zitting van de twee overgebleven studenten (Muhammad Arab en Muhannad Al-Dabs). De studenten riskeerden bij veroordeling een gevangenisstraf van maximaal vijftien jaar247. De zitting werd verdaagd tot 31 oktober 2004 248. Vertegenwoordigers van de diplomatieke vertegenwoordigingen van lidstaten van de Europese Unie (Finland, Nederland, Oostenrijk en Zweden) mochten de vervolgzitting op 21 november 2004 (ook) niet bijwonen. Op 6 maart 2005 werden beide studenten tot drie jaar gevangenisstraf veroordeeld. Vertegenwoordigers van de diplomatieke vertegenwoordigingen van Zweden, Griekenland, Nederland, de VS en Noorwegen in Damascus mochten deze zitting van de rechtbank niet bijwonen 249. Doordat de president het vonnis van de rechtbank weigerde te bekrachtigen, zijn beide studenten op 31 maart 2005 in vrijheid gesteld250. Hoewel in eerste instantie ter dood veroordeeld wijzigde het Hooggerechtshof voor de Staatsveiligheid op 29 augustus 2004 het vonnis tegen Mahmoud Al-
241 AFP, 22 maart 2005.

242 AP, 24 maart 2005.

243 Zie paragraaf 2.5 van het algemeen ambtsbericht Syrië van 17 mei 2004.
244 Amnesty International, `Prisoners of conscience/fear of torture ­ Syria: students from the University of Damascus and University of Aleppo', AI Index: MDE 24/038/2004 (Amsterdam, 26 april 2004).

245 Amnesty International, `Fear of unfair trial ­ Syria: students from Damascus University and Aleppo University', AI Index: MDE 24/040/2004 (Amsterdam, 17 mei 2004).
246 Amnesty International, `Syria: Muhannan Al-Dabas, Muhammad `Arab, university students', AI Index: MDE 24/059/2004 van 1 september 2004.
247 AP, 31 oktober 2004.

248 Amnesty International, `Prisoners of conscience/torture/unfair trial', AI Index: MDE 24/065/2004 van 5 oktober 2004.

249 AP/DPA, 6 maart 2006.

250 Reuters, 31 maart 2005; Amnesty International, urgent action,AI Index: MDE 24/0132/2005 van 5 april 2005 .

47

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2005

Buhtan die een jaar eerder gearresteerd was op beschuldiging van betrokkenheid bij de Moslimbroederschap, uiteindelijk in twaalf jaar gevangenisstraf251. Volgens de Human Rights Association in Syria (HRAS) heeft de veiligheidsdienst op 16 september 2004 Samir Rahhal, lid van de verboden CP-PB, die gezocht werd en sinds 1980 ondergedoken was, in Lattakia aangehouden 252. Aanhouding islamitische activisten
Volgens Human Rights Watch heeft de politie op het platteland op 24 april 2004 27 personen behorende tot de conservatief-islamitische Wahhabi sekte aangehouden. Zes personen werden na verloop van tijd weer vrijgelaten253 . Op 9 juli 2004 riep Amnesty International de Syrische autoriteiten op te stoppen met willekeurige aanhouding en mishandeling van islamitische activisten 254. De afgelopen twee jaar zouden talrijke personen zijn opgepakt en geintimideerd. Volgens Amnesty zouden zo'n vijftig islamitische activisten zonder eerlijk proces zijn vastgehouden na opgepakt te zijn in nachtelijke raids door veiligheidseenheden. Hieronder zouden zich ook middelbare scholieren en niet- Syriërs bevinden 255. Ook het US State Department maakte melding van arrestaties op grote schaal in 2004 van verdachte islamieten 256. Human Rights Association of Syria (HRAS) berichtte dat om onbekende redenen veiligheidseenheden in het weekend van 7 en 8 augustus 2004 bij huiszoekingen in de omgeving van de stad Hama computers en boeken in beslag hebben genomen en 25 personen waaronder 4 islamitische voorgangers werden gearresteerd257. 3.2.6.1 Amnestieregelingen
In verband met door de president per decreet afgekondigde amnestieregelingen heeft in het verleden in Syrië diverse malen kwijtschelding van straf plaatsgevonden. Op grond hiervan zijn ook politieke gevangenen vrijgelaten258. Amnestie van 16 juli 2004.
Op 16 juli 2004 heeft president Al-Assad per presidentieel decreet nr. 41 naar aanleiding van de vierde verjaardag van zijn presidentschap een algehele amnestie
251 AP, 29 augustus 2004.
252 AFP, 18 september 2004.
253 `Syrian rights group says 27 people have been detained for belonging to an Islamic sect', AP,
1 juni 2004.

254 Amnesty International, `Syria: Arbitrary detention and torture of Islamist activists must stop', AI Index: MDE 24/050/2004 van 9 juli 2004.
255 Reuters, 9 juli 2004.
256 US Department of State, `Country Reports on Human Rights Practices 2004 ­ Syria' (Washington, 28 februari 2005).
257 AP/Reuters, 10 augustus 2004.
258 Voor amnestieregelingen waarbij in het verleden politieke gevangenen zijn vrijgekomen zie ook paragraaf 3.2.6.1 van het algemeen ambtsbericht Syrië van 17 mei 2004.
48

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2005

afgekondigd voor misdrijven begaan voor 15 juli 2004. Personen die wegens diefstal, kleinschalige fraude en desertie gevangen zaten, zouden voor deze regeling in aanmerking komen. De regeling gold niet voor drug- en wapensmokkelaars. Ook voor personen die bij verstek veroordeeld waren, bleef de opgelegde straf gehandhaafd, tenzij zij zich binnen drie maanden bij de autoriteiten hadden aangegeven. Politieke gevangenen vielen eveneens niet onder de amnestieregeling. Hoeveel personen van deze regeling uiteindelijk hebben geprofiteerd is niet duidelijk 259. Wel zouden in het kader van de amnestieregeling ook nog een honderdtal Koerden, die vanwege de onlusten in het noordoosten van Syrië in maart 2004 waren opgepakt, zijn vrijgelaten 260. Naar verluidt begonnen de autoriteiten in diezelfde periode onafhankelijk van de eerdergenoemde amnestieregeling politieke gevangenen die vaak al jaren vastzaten en waarvan de meesten hun straf hadden uitgezeten, in vrijheid te stellen. Sommigen zouden ernstig ziek zijn. Het zou hierbij om 257 politieke gevangenen gaan die in fases werden vrijgelaten. Onder hen waren personen die betrokken zouden zijn geweest bij de Moslimbroederschap261 of de Islamitische Bevrijdingspartij262. Ook drie voormalige luchtmachtofficieren (Mohammed Rafic Hammami, Bashar Achi en Mahmoud Kiki) die in de jaren tachtig waren veroordeeld voor een couppoging tegen het bewind van president Hafez Al-Assad, werden vrijgelaten. Ook de langst vastzittende politieke gevangene in Syrië, Imad Shiha, die lid was van de Arabische communistische organisatie en sinds l975 gevangen zat, werd vrijgelaten 263. Naar verluidt zijn begin september 2004 negen personen die zouden behoren tot islamitische organisaties,waarvan sommigen meer dan twintig jaar gevangen hebben gezeten, uit de Seydnaya gevangenis in de buurt van Damascus vrijgelaten 264.
Na hun gevangenisstraf van ruim drie jaar te hebben uitgezeten zijn twee prominente personen van de zogenaamde Damascener Lente 265, fysicus Kamal Labwani en schrijver Habib Saleh, op 9 september 2004 vrijgelaten. Andere belangrijke kopstukken uit die tijd als Riyadh Seif en Mamoun Homsi, Aref Dalila, Habib Issa, Walid Al-Bunni en Fawaz Tello zitten echter nog vast 266. Op 7 december 2004 werden nog eens 112 politieke gevangenen in vrijheid gesteld. Sommigen zouden al meer dan 10 jaar in gevangenschap hebben verkeerd en aan diverse kwalen lijden 267. Op 12 februari 2005 werden 55 leden van de Moslimbroederschap in vrijheid gesteld na een gevangenisstraf variërend van drie
259 AP, 16 juli 2004.

260 AFP, 20 juli 2004.

261 Zie ook paragraaf 2.2..1.3. van het algemeen ambtsbericht Syrië van 5 april 2002.
262 Zie ook paragraaf 2.2.1.3 van het algemeen ambtsbericht Syrië van 17 mei 2004.
263 AFP, 20 juli 2004; AP/DPA/Reuters, 4 augustus 2004.
264 AP, 15 september 2004.

265 Zie paragraaf 3.2.1 van het algemeen ambtsbericht Syrië van 5 april 2002.
266 AFP/AP, 11 september 2004.

267 AFP/AP/DPA/Reuters, 7 december 2004.
49

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2005

tot twintig jaar te hebben uitgezeten 268. Op 17 maart 2005 zouden vier Syriërs, waaronder een imam, allen inwoners van de stad Qatana, 25 km ten zuidwesten van Damascus, zijn vrijgelaten. Het viertal behoorde tot een groep van in totaal 35 personen die in juli 2004 waren aangehouden op beschuldiging van sympathie en/of lidmaatschap van de islamitische Bevrijdingspartij. Naar verluidt zouden nog 800 personen, waaronder de econoom Mohammed Merii, in verband met banden met deze partij worden vastgehouden 269. 3.2.7 Mishandeling en foltering
Mishandeling en foltering, hoewel expliciet bij wet verboden, komen voor, met name tijdens verhoren in voorarrest 270. Politieke gevangenen die men hoe dan ook aan het praten wil krijgen, worden aan systematische, vaak zware foltering en mishandeling onderworpen. Bij gewoon politieverhoor is al gauw van hardhandige bejegening sprake. De wreedheden tijdens gevangenschap bestaan voorts uit vaak erbarmelijke sanitaire omstandigheden, het onthouden van medische zorg en het verbieden van bezoek door familie of vrienden. Ook komt het voor dat gevangenen worden gedwongen hun medegevangenen te mishandelen, met name uit de eigen politieke groepering. Tijdens ondervragingen door de geheime diensten afgedwongen bekentenissen kunnen worden gebruikt in zaken voor het Hooggerechtshof voor de Staatsveiligheid (SSSC). Deze praktijken zijn in het kader van de politieke repressie heel gangbaar. Hoewel recentelijk partij geworden bij het anti-Folterverdrag van l984, vormt het niet erkennen door Syrië van de bevoegdheden van het anti-foltercomité een beperking van de werking van dat verdrag met betrekking tot dat land.
3.2.8 Verdwijningen
Of in de verslagperiode politiek gemotiveerde verdwijningen in Syrië hebben plaatsgevonden is niet met zekerheid bekend 271. Ondanks herhaalde verzoeken van internationale mensenrechtenorganisaties en buitenlandse regeringen om informatie, hebben de autoriteiten tot nog toe weinig gegevens verstrekt over het welzijn en omstandigheden van personen die al jaren incommunicado worden vastgehouden, of van wie alleen de aanvangsdatum van hun detentie bekend is 272. 3.2.9 Buitengerechtelijke executies en moorden
268 AFP/AP, 12 februari 2005, Reuters, 13 februari 2005.
269 AFP, 17 maart 2005.

270 US Department of State, `Country Reports on Human Rights Practices 2004 ­ Syria (Washington, 28 februari 2005)
271 Ibidem.

272 Idem.

50

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2005

Overlijden tijdens detentie is in het verleden voorgekomen. Deze gevallen zijn door de autoriteiten nooit onderzocht. Het aantal of de identiteit van personen die sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw in gevangenissen zijn overleden, blijft onbekend. Tijdens een persconferentie op 7 april 2005 van de Human Rights Association in Syria (HRAS) die voor het eerst door Syrische media werd verslagen, verklaarde HRAS-directeur Haytham Al-Maleh ter illustratie van het jaarrapport van deze organisatie dat er in 2004 dertien personen, waaronder vijf Koerden, in gevangenschap door geweld tijdens detentie om het leven zijn gekomen. Ook zes Koerden zouden tijdens het vervullen van de militaire dienstplicht onder verdachte omstandigheden het leven hebben gelaten 273. 3.2.10 Doodstraf
Het civiele strafrecht kent de doodstraf voor moord; het militaire strafrecht kent de doodstraf voor desertie of muiterij tijdens oorlogshandelingen. De uitvoering van de doodstraf moet door het staatshoofd worden bekrachtigd. Volgens Amnesty International zijn er in 2002 en 2003 ten minste 27 personen in Syrië ter dood gebracht 274. In 2004 zou tenminste een ter dood veroordeelde crimineel zijn geëxecuteerd. Twee personen gearresteerd naar aanleiding van een gewapend incident op 24 april 2004 in de wijk Mezzeh in Damascus zijn op 30 december 2004 door de SSC ter dood veroordeeld 275. De Europese Unie heeft haar verontrusting over het eventueel voltrekken van deze vonnissen bij de autoriteiten kenbaar gemaakt. Voor zover bekend is hun straf nog niet ten uitvoer gebracht. 3.3 Positie van specifieke groepen
Louter het behoren tot één van de in deze paragraaf omschreven specifieke groepen zal voor zover bekend niet leiden tot een onevenredige of discriminatoire bestraffing of tenuitvoerlegging van een straf die wordt opgelegd bij (strafrechtelijke) vervolging wegens een commuun delict. 3.3.1 Vrouwen

Vrouwen participeren zonder beperkingen in het politieke systeem in Syrië. Zij nemen actief deel aan het maatschappelijk leven, al zijn er maar weinig vrouwen die hoge posities binnen de overheid, de politiek en het bedrijfsleven innemen. Er zijn twee vrouwelijke ministers, dertig parlementariërs zijn vrouwen 276. 13% van
273 AFP/AP, 7 april 2005.
274 Amnesty International, `Syria ­ Torture and ill-treatment/possible unfair trial', MDE 24/003/2005 (Londen, 19 januari 2005).
275 Zie ook paragraaf 3.2.6.
276 US Department of State, `Country Reports on Human Rights Practices 2004 ­ Syria' (Washington, 28 februari 2005).
51

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2005

de rechters, 15% van de advocaten, 57% van de leerkrachten en 20% van de professoren aan de universiteit zijn vrouw 277. De regering bevordert onderwijs voor vrouwen. Een belemmering voor de gelijkwaardige ontplooiing van vrouwen in de Syrische samenleving wordt gevormd door de toepassing van het traditionele islamitische familierecht. Hierdoor hebben vrouwen, met name in geval van echtscheiding, een achtergestelde positie. Zo kan een vrouw slechts voor een achtste deel erven van haar man. Kinderen worden volgens islamitisch recht in geval van echtscheiding toegewezen aan de vader. Mannen zijn volgens het islamitische recht (de shari'a) verplicht hun ongetrouwde zusters te onderhouden. Er zijn geen kledingvoorschriften die van overheidswege worden opgelegd. In moslimkringen is de afgelopen jaren wel sprake van een toename van het dragen van een hoofddoek door vrouwen en meisjes.

Eerwraak
Eerwraak komt in de Arabische wereld, alsook in Syrië voor. Bij eerwraak gaat het meestal om wraak vanwege seksuele omgang voor het huwelijk of vanwege seksuele omgang met iemand anders dan de huwelijkspartner. Het huwen met een man zonder (uitdrukkelijke) toestemming van de eigen familie (van de vrouw) vormt in Syrië over het algemeen geen reden voor eerwraak. De vraag of een vrouw te vrezen heeft van haar familie omdat zij in het geheim en zonder toestemming van haar familie met een ander huwt dan met degene die door haar familie voor haar is uitgezocht, valt moeilijk te beantwoorden. Wel kan in dit kader worden gesteld dat de betrokken vrouw niet tegen de wet handelt door als volwassen vrouw met iemand te huwen tegen de wil van haar eigen familie. Een in dit kader tegen haar begaan misdrijf door haar eigen familie zal dan ook onder het normale strafrecht vallen. Voor moord kan hierbij maximaal de doodstraf worden opgelegd. Er is in dit geval geen sprake van strafvermindering of een uitzonderingssituatie omdat het hierbij om eerwraak zou gaan. Bloedwraak
Bloedwraak278 is een gewoonterechtelijk gebruik dat in het verleden veel voorkwam onder bedoeïenenstammen. Het ligt voor de hand dat dit ook het geval is geweest in Syrië. Voor de komst van de islam leidde bloedwraak vaak tot langdurige vetes tussen twee families. Er is daarbij altijd sprake van wederkerigheid, waarbij de ene familie de daad wreekt van de andere familie volgens het principe `oog om oog, tand om tand'. In de koran staan regels die paal en perk moeten stellen aan de daaruit voortvloeiende geweldspiraal. In het geval van bloedwraak worden de betrokken families opgeroepen bij elkaar te komen om te bespreken wat de geleden schade is. Via overleg moeten de betrokken families tot overeenstemming zien te komen over de (hoogte van) schadevergoeding279.
277 Idem.

278 In het Arabisch: Tha'r.

279 In het Arabisch: Diyah.

52

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2005

Omdat het bij bloedwraak in feite gaat om normale strafbare feiten, zullen de autoriteiten personen die betrokken zijn bij bloedwraak, zeker juridisch vervolgen. Er bestaat voorts te veel risico dat bloedwraak tussen twee families uit de hand gaat lopen, en destabiliserende gevolgen zou kunnen hebben voor de veiligheidssituatie in de desbetreffende regio. Hoewel het niet aannemelijk is dat bloedwraak in Syrië nog voorkomt, moet zulks echter niet geheel worden uitgesloten. Aan de andere kant zijn in gebieden in het noord-oosten van Syrië rond de steden Al-Qamishli en Al-Hasakah permanent veel veiligheidsdiensten aanwezig. Het is daarom onwaarschijnlijk dat gevallen van bloedwraak daar, maar ook elders in het land aan de aandacht van deze veiligheidsdiensten zouden kunnen ontsnappen, en dat vervolgens deze veiligheidsdiensten daartegen geen juridische stappen zouden ondernemen.
3.3.2 Minderjarigen
Vanaf achttien jaar is een persoon in Syrië wettelijk meerderjarig en wordt geacht handelingsbekwaam te zijn. Een minderjarige dient een zelfstandig identiteitsdocument aan te vragen vanaf zijn vijftiende jaar. Voor paspoorten geldt dat minderjarigen tot vijftien jaar toestemming moeten hebben van hun wettige voogd voor de aanvraag van een eigen document. De aanvraag moet worden ingediend door de wettige voogd.
Bij afwezigheid van de ouders (door overlijden of verblijf buiten Syrië) worden minderjarigen vrijwel altijd door familieleden opgevangen. In eerste instantie zal dit de familie van vaderszijde zijn; als die niet aanwezig is of afziet van deze verplichting, kan de familie van moederszijde opvang aanbieden. Als er geen familieleden zijn die de voogdij op zich kunnen nemen, is de familierechter280 verantwoordelijk.
Er zijn diverse opvanghuizen, vaak gelieerd aan een moskee of een kerk. In het algemeen zijn er voldoende plaatsen beschikbaar. De kwaliteit van de geboden opvang loopt erg uiteen. Sommige opvanghuizen bieden goede voorzieningen op het gebied van scholing en gezondheidszorg, andere opvanghuizen zijn van zeer bedenkelijke kwaliteit. In het algemeen zal de familie van een minderjarige er alles aan doen om een minderjarige niet in een opvanghuis terecht te laten komen. Voor zover bekend zijn er geen speciale overheidsinstellingen belast met de opvang van alleenstaande minderjarigen en de opvang van repatrianten. Diverse ngo's die zich bezighouden met charitatieve activiteiten, bekommeren zich om de opvang van wezen. Daarnaast zijn er ook kerken en moskeeën betrokken bij de opvang van wezen en minderjarigen. SOS Kinderdorpen (SOS Children's Villages) is in Syrië actief.

280 In het Arabisch: Qadi Al-Shara'a.
53

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2005

3.3.3 Vooraanstaande intellectuelen en schrijvers Syrië kent een strakke censuur. Verspreiding van informatie die de regering onwelgevallig is en/of kritiek leveren op het overheidsbeleid kan leiden tot maatregelen zoals arrestatie maar ook intimidatie. Zo kunnen journalisten en schrijvers worden gesommeerd om zich te melden bij de veiligheidsdienst voor een gesprek. Ook kunnen journalisten en schrijvers worden geconfronteerd met uitreisverboden. Kranten- en/of tijdschriftuitgevers kunnen een verbod krijgen op publicatie. Kritische publicaties op websites kunnen repercussies tot gevolg hebben, zoals aanhouding van de auteur of blokkeren van de website zelf. In de verslagperiode is naar verluidt de schrijver Nabil Fayyad na een hechtenis van 33 dagen zonder aanklacht op 3 november 2004 weer vrijgelaten. Hij genoot voor die periode gedurende vier jaar politiebescherming omdat hij vreesde voor zijn leven. Fayyad was oprichter in september 2004 van een politieke discussie groep (genaamd `de Liberal Gathering'). Hij schreef regelmatig kritische stukken over corruptie en het politieke systeem in Syrië. Na zijn vrijlating deed hij tevergeefs weer een beroep op de autoriteiten voor bescherming tegen naar zijn zeggen islamitische fundamentalisten uit zijn stad Jerood, 90 km ten noordwesten van Damascus die hem naar het leven zouden staan vanwege diverse artikelen in tijdschriften en interviews. Daarin hekelde hij bepaalde islamitische gezichtspunten 281. Een andere schrijver en journalist, Jihad Nasra, medeoprichter van eerdergenoemde discussiegroep, werd op 5 oktober 2004 vrijgelaten na op 30 september 2004 in hechtenis te zijn genomen 282. 3.3.4 Homoseksuelen
De Syrische wet stelt het hebben van `tegennatuurlijk seksueel contact' strafbaar met maximaal drie jaar gevangenisstraf283. Het is niet waarschijnlijk dat er bescherming zal worden gezocht bij de autoriteiten indien een persoon wordt lastig gevallen vanwege zijn of haar homoseksualiteit. In de praktijk vindt geen actief vervolgingsbeleid plaats, tenzij er sprake is van homoseksuele relaties met minderjarigen. Hoewel er in de Arabische context een formeel taboe rust op homoseksualiteit, is het in het algemeen mogelijk uiting te geven aan homoseksuele gevoelens, mits men daarbij de nodige discretie betoont. 3.3.5 Palestijnen

281 AP, 6 november 2004.

282 AFP, 9 november 2004.
283 Artikel 520 Wetboek van Strafrecht luidt alsvolgt: `Ieder tegennatuurlijk seksueel contact wordt bestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste drie jaar.'.
54

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2005

Over de positie van Palestijnen in Syrië is in januari 2002 een separaat algemeen ambtsbericht verschenen.
Het overgrote deel van de Palestijnse vluchtelingen in Syrië staat geregistreerd bij de United Nations Relief and Works Agency for Palestine Refugees in the Near East (UNRWA)284 en heeft een eigen UNRWA-registratienummer. Ook dit nummer mag bij betrokkene bekend worden verondersteld. In het geval dat iemand stelt dit UNRWA-registratienummer niet te kennen, kan hij/zij dit registratienummer zelf of eventueel via familieleden zonder problemen bij UNRWA achterhalen. Het UNRWA-registratienummer bestaat uit een achttal cijfers aan de hand waarvan de geografische plaats waar de Palestijnse vluchtelingen geregistreerd staan, kan worden nagegaan. Daarnaast staan veel Palestijnse vluchtelingen en hun nakomelingen in Syrië bij het General Authority for Palestine Arab Refugees (GAPAR)285 geregistreerd. Zij krijgen vanuit het door GAPAR bijgehouden bevolkingsregister een eigen Syrisch registratienummer toegekend. Dit unieke nummer (ook met aanduiding `kh') en plaatsnaam) dat kan worden achterhaald, komt voor op de Syrisch-Palestijnse vluchtelingendocumenten die door de Palestijnse Afdeling van het Syrische ministerie van Binnenlandse Zaken aan bij GAPAR geregistreerde Palestijnen wordt afgegeven. Tot hun vijftiende levensjaar staan Syrische Palestijnen geregistreerd op de documenten van hun ouders. Daarna kunnen zij een eigen Syrisch-Palestijns vluchtelingen document aanvragen. De meeste Palestijnen in Syrië zijn in het bezit van een dergelijk document. Het document heeft een geldigheidsduur van vijf jaar. In tegenstelling tot de vrijwillige registratie bij UNRWA is registratie bij GAPAR wel algemeen verplicht. Zonder een GAPAR- registratie kan men geen reisdocument krijgen.
Ten slotte is er nog een groep van Palestijnse vluchtelingen die bij UNRWA noch bij GAPAR geregistreerd staat. Deze groep is 40.000 tot 50.000 personen groot. Zij hebben geen Syrische identiteitsbewijzen met een uniek identiteitsnummer. Vaak gaat het hierbij om Palestijnen en hun afstammelingen die na de Palestijnse opstand van l970 in Jordanië naar Syrië zijn gevlucht. In de verslagperiode is bekend geworden dat een bomaanslag in Damascus in september 2004 een einde heeft gemaakt aan het leven van een vooraanstaande Hamas militant. In oktober 2004 werden in Syrië vier personen gearresteerd die een aanslag wilden plegen op Khaled Meshaal, hoofd van het politbureau van Hamas die al jaren in Damascus in ballingschap vertoefde en in l997 in Jordanië een aanslag op zijn leven overleefde 286. In december 2004 raakten bij een aanslag
284 Palestijnen noemen UNRWA doorgaans Al-Wikala (in het Engels: the Agency) of Wikalat Al-Gawt (in het Engels: the Relief Agency).
285 In het Arabisch: Al-Hai'a Al-`Ammah lil-Laji'een Al-`Arab Al-Falastiniyyeen.
286 Matthew Levitt,`Terror from Damascus, Part I: The Palestinian Terrorist Presence in Syria', The Washington Institute for Near East Policy (Washington, 7 mei 2003).
---

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2005

in Damascus op een auto die zou toebehoren aan een lid van Hamas, drie voorbijgangers lichtgewond, de eigenaar van de auto kon heelhuids ontkomen. In de pers werd verondersteld dat de Israëlische geheime dienst Mossad achter deze aanslagen heeft gezeten als vergelding voor eerdere zelfmoordaanslagen in Israël. Israël had daarbij gewaarschuwd een vergelding ook op Syrisch grondgebied niet uit te sluiten287.
3.3.6 Koerden288
De Koerdische bevolkingsgroep wordt niet louter op grond van haar etnische afkomst vervolgd, dan wel discriminatoir gestraft. Individuele leden van de Koerdische bevolkingsgroep worden niet vervolgd louter vanwege hun Koerdische afkomst.
Status
Koerden in Syrië kunnen naar status als volgt worden onderscheiden289: a. Koerden die de Syrische nationaliteit bezitten, een Syrisch paspoort (kunnen) bezitten en niet als Koerd geregistreerd staan; b. Uit Syrië afkomstige Koerden die niet de Syrische nationaliteit hebben en die als `vreemdeling'290 geregistreerd staan in de vreemdelingenregistratie van de provincie Al-Hasakah en een oranjekleurige identiteitskaart hebben 291; c. Uit Syrië afkomstige Koerden die niet de Syrische nationaliteit hebben, maar die in hun woonplaats elders in Syrië geregistreerd staan292 en op basis van deze registratie over identiteitsdocumenten zouden kunnen beschikken; d. Uit Syrië afkomstige Koerden die niet de Syrische nationaliteit hebben, niet geregistreerd staan en geen identiteitsdocumenten hebben293. e. Koerden die bijvoorbeeld uit Irak of Turkije afkomstig zijn, en over reisdocumenten van het land van herkomst zouden kunnen beschikken;
287 AFP/AP/DPA/Reuters, 26 september, 12 oktober en 13 december 2004.
288 Voor een historisch overzicht met culturele uitingen en partijen/groeperingen zie blz. 60 tot en met 67 van het algemeen ambtsbericht Syrië van 4 juni 2003.
289 Zie ook Human Rights Association in Syria (HRAS), `The Effect of Denial of Nationality on the Syrian Kurds' (Damascus, november 2003).
290 In het Arabisch: ajnabi.
291 Het register voor vreemdelingen in Al-Hasakah is het enige afgiftepunt voor vreemdelingenregistratie (door middel van de oranjekleurige identiteitskaart) voor uit Syrië afkomstige Koerden die niet de Syrische nationaliteit hebben. De achterliggende reden is dat deze personen (oorspronkelijk uit Turkije en Iran afkomstig) in eerste instantie in de provincie Al-Hasakah verbleven. Koerden met deze achtergrond, ook al wonen ze elders in Syrië, moeten zich in Al-Hasakah laten registreren.
292 Dat wil zeggen niet in het register voor vreemdelingen in Al-Hasakah, maar elders in Syrië.
293 De zogenaamde `niet-geregistreerden' (`not appearing in the records', `unregistered', `undisclosed'); in het Arabisch: maktoum(een).
56

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2005

f. Iraakse Koerden, die als identiteitsbewijs alleen hun in Irak uitgegeven identiteitskaart en een zogenaamde `reisbrief' met stempel van de Syrische veiligheidscontrole ter goedkeuring van binnenkomst in Syrië via de onofficiële overgang bij Fish Khabour aan de grens met Noord-Irak kunnen tonen 294.
g. Iraakse Koerden met of zonder reisdocumenten. Deze categorie werd sinds begin l994 tot aan de opheffing van de Iraakse Baath-partij door de onder Syrische controle staande Iraakse afdeling van de Baath-partij nog slechts in zeer speciale gevallen voorzien van identiteitskaarten die waren uitgegeven voor Iraakse vluchtelingen. Deze kaarten die wit van kleur waren, hielden een vorm van registratie in.

Politieke activiteiten
Hoewel hun eenzelfde behandeling ten deel zal kunnen vallen als andere Syriërs die wegens (vermeende) politieke activiteiten worden opgepakt, zijn veel Koerden ook buiten de toegestane marge politiek actief. Het is echter onduidelijk hoe ruim het Syrische gedoogbeleid is voor Koerdische politieke activiteiten. Koerdische partijen zijn officieel niet toegestaan. In de praktijk werd enige politieke activiteit van Koerdische partijen gedoogd. De marges waarbinnen politieke activiteiten van Koerdische partijen op Syrisch grondgebied werden gedoogd, waren niet duidelijk te definiëren. Openlijke politieke activiteiten georganiseerd door Koerdische partijen vinden voorzover bekend in het algemeen in Syrië niet plaats. Voorzover bekend betrachten Koerdische partijen in Syrië echter wel de nodige voorzichtigheid bij het verspreiden van partijvlugschriften. Hoewel zij wel bijeenkomsten hebben, geschiedt zulks niet al te openlijk. Koerdische partijen gaan er vanuit dat de autoriteiten op de hoogte zijn van hun activiteiten en bijeenkomsten. Het is evenwel niet duidelijk wanneer en om welke redenen de autoriteiten zullen ingrijpen. Naar verluidt zijn niet-geregistreerde politieke organisaties waaronder ook Koerdische begin juni 2004 te verstaan gegeven dat zij vanaf dat moment verboden waren en dat al hun activiteiten dienden te worden opgeschort 295. De betrokken Koerdische partijfunctionarissen noemden de beslissing van de Syrische overheid een belangrijke stap terug in de relaties tussen Koerden en de autoriteiten. Zij waren niet van plan aan dit besluit gehoor te zullen geven 296. Of en in hoeverre Koerdische politieke groeperingen thans hinder ondervinden van dit besluit is niet bekend.

294 Deze grensovergang is op dit moment gesloten.
295 De in Washington gevestigde mensenrechtenorganisatie Human Rights Watch stelde in haar rapport `Syria ­ World Report 2004': `In June 2004 the authorities reportedly warned leaders of two unrecognized Kurdiish political parties that no independent political activities would be tolerated'. US Department of State, `Country Reports on Human Rights Practices 2004 ­ Syria' (Washington, 28 februari 2005) stelde: `In June (2004), the Government banned all political activities by the 11 Syrian Kurdish parties'.
296 Reuters, 2 juni 2004; AFP, 6 juni en 15 juni 2004.
57

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2005

Enkele honderden Koerden zijn op 5 oktober 2004 in Damascus voor het gebouw van de ministerraad bijgekomen. De bijeenkomst vond plaats ter gelegenheid van de 42ste verjaardag van de volkstelling in l962 in Al-Hasakah. Op grond van de resultaten van deze volkstelling werd aan zo'n 200.000 Koerden de Syrische nationaliteit ontnomen 297. Een delegatie uit de aanwezige Koerden mocht een petitie aanbieden aan premier Otari. Toen een honderdtal Koerden een sit-down actie wilden houden voor het gebouw, werd de bijeenkomst door veiligheidseenheden ontbonden 298.
Het Hooggerechtshof voor de Staatsveiligheid in Damascus heeft op 31 oktober 2004 twee Koerden (Farhat Abdel Rahman Ali (Yeketi partij) en Ibrahim Naasan (Koerdische Democratische Eenheidspartij in Syrië)) die na hun arrestatie eind 2002/begin 2003 op hun proces wachtten, veroordeeld tot drie jaar gevangenisstraf wegens deelname aan een separatistische beweging. Het tweetal was in eerste instantie veroordeeld tot vijf jaar dwangarbeid. Een vertegenwoordiger van de Amerikaanse ambassade in Damascus heeft het proces als waarnemer bijgewoond 299.
Koerdische Arbeiderspartij (PKK)300
Op 26 december 2004 veroordeelde het Hooggerechtshof voor de Staatsveiligheid in Damascus Kawa Mohammad Hanane, lid van de Turks-Koerdische PKK, tot vier jaar gevangenisstraf wegens pogingen aanslagen te plegen in een bevriend land (Turkije). Hanane, die al een jaar in hechtenis had gezeten, werd ook schuldig bevonden aan deelname aan een geheime organisatie. Het proces tegen vijf andere leden van de PKK is voor dezelfde rechtbank voortgezet 301. De uitspraak tegen Hanane betekende een eerste veroordeling van een lid van de PKK in Syrië. Waarnemers zien hierin een poging van Syrië om zijn betrekkingen met Turkije verder te consolideren302.
Meer dan vijftig Koerdische gevangenen, allen aanhangers van de PKK,, waaronder tien vrouwen, zijn op 12 februari 2005 in hongerstaking gegaan tegen hun leefomstandigheden in de Adra-gevangenis 30 km ten noorden van Damascus. Allen waren in mei 2004 gevangen genomen in een campagne gericht tegen de PKK, hun zaak was sindsdien nog niet voor de rechtbank gebracht 303.
297 Zie paragraaf 3.3.6 van het algemeen ambtsbericht Syrië van 5 april 2002.
298 AFP/Reuters, 5 oktober 2004.

299 Reuters, 29 augustus 2004; AP, 31 oktober 2004.
300 Voor eerdere ontwikkelingen zie paragraaf 3.3.6 van het algemeen ambtsbericht Syrië van 17 mei 2004.

301 AFP/AP/DPA, 26 december 2004.

302 Idem.

303 AFP/AP,12 februari 2005.

58

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2005

Proces tegen Koerden naar aanleiding van demonstratie bij UNICEF gebouw op 25 juni 2003 304
Op 23 mei 2004 vond een derde zitting in deze zaak plaats voor het Hooggerechtshof voor de Staatsveiligheid in Damascus. Ook bij deze zitting werden vertegenwoordigers van de diplomatieke vertegenwoordigingen in Damascus van Frankrijk, Nederland en de Europese Unie geweerd. De zitting zou vervolgens verdaagd worden tot 29 juni 2004 305, maar op 27 juni 2004 deed het gerechtshof al uitspraak. Hoewel alle zeven Koerden in eerste instantie veroordeeld waren tot vijf jaar gevangenisstraf, werd voor drie van hen de straf verminderd tot twee jaar, de overige vier kregen uiteindelijk een jaar gevangenisstraf306. Deze laatsten werden direct in vrijheid gesteld, omdat zij hun straf hadden uitgezeten 307.
Nasleep onlusten maart 2004 308
In samenhang met de onlusten in maart 2004 tussen Koerden, ordetroepen en Arabische stammen in met name het noordoosten van Syrië309 vonden er ook ongeregeldheden in Damascus plaats 310. Daarbij werden zevenentwintig Koerdische minderjarigen in de leeftijd tussen 13 en 17 jaar opgepakt en voorgeleid aan een strafrechtbank voor minderjarigen op beschuldiging van aanzetten tot rellen, belediging van de president, kwetsen van de nationale gevoelens en het ondermijnen van de nationale staat. Hiermee riskeerden zij gevangenisstraffen van een maand tot twee jaar. Betrokkenen zouden vastzitten in de algemene gevangenis van Damascus en mochten geen familiebezoek ontvangen. De verwachting bestond dat de rechtbank op 3 mei 2004 een beslissing zou nemen of de jongeren op borgtocht konden worden vrijgelaten 311. Op 24 mei 2004 gelastte een jeugdrechtbank evenwel de vrijlating van deze jongeren 312. In een verklaring van de Koerdische Yeketi Partij in Syrië313 werd aandacht besteed aan een officieel medisch rapport van een arts dat op 14 juni 2004 was verschenen. De arts had bij onderzoek van 35 jongeren (allen onder de 18 jaar) op
304 Voor voorgaande details zie paragraaf 3.3.6 van het algemeen ambtsbericht Syrië van 17 mei 2004.

305 AFP/AP, 23 mei 2004

306 Reuters, 27 juni 2004; `Peines de prison pour 7 Kurdes en Syrie: Amnesty dénonce un `jugement injuste'', APF, 29 juni 2004..
307 Reuters, 27 juni 2004; Amnesty International, `Possible prisoners of conscience', AI Index: MDE 24/049/2004 van 29 juni 2004..

308 Zie ook paragraaf 3.3.6 van het algemeen ambtsbericht Syrië van 17 mei 2004.
309 Zie ook Gary C. Gambill, `The Kurdish Reawakening in Syria', Middle East Intelligence Bulletin, vol 6,no. 4 (Washington, april 2004).
310 Human Rights Watch, `Syria: Address Grievances Underlying Kurdish Unrest' (New York, 19 maart 2004).

311 Reuters, 1 mei 2004.

312 AP, 24 mei 2004.

313 Voor achtergrondinformatie zie paragraaf 3.3.6 van het algemeen ambtsbericht Syrië van 4 juni 2003.

59

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2005

hun lichaam sporen 314 aangetroffen die zouden wijzen op het toepassen van foltering315. De jongeren waren allen na de onlusten in maart 2004 opgepakt en vanuit Damascus overgebracht naar andere gevangenissen verspreid over het land.

Verdere arrestaties en processen
Advocaten en mensenrechtenactivisten meldden in de verslagperiode dat zo'n 200 Koerden die waren gearresteerd, nog niet formeel in staat van beschuldiging zijn gesteld. Meer dan 120 Koerden zouden nog wachten op hun proces 316. Volgens de verboden Koerdische Socialistische Partij zouden zo'n 75 Koerden die waren gearresteerd in verband met de onlusten in maart 2004, voor een militaire rechtbank zijn verschenen op beschuldiging van moord met voorbedachten rade en verstoring van de openbare orde. Nog 100 honderd andere Koerden zou een proces te wachten staan voor dezelfde rechtbank317 . Over het verdere verloop van deze processen is geen informatie bekend.
Begin mei 2004 zouden er volgens de Koerdische Democratische Partij in Syrië enkele willekeurige arrestaties hebben plaatsgevonden van ondermeer Koerdische studenten van de universiteit van Hama 318. Naar verluidt zouden er ook talrijke met name Koerdische studenten van de universiteiten in Damascus en Hama zijn verwijderd vanwege hun deelname aan demonstraties tegen de gevangenname van Koerden tijdens de onlusten in maart 2004 319. Volgens Syrisch-Koerdische bewegingen zouden er in augustus 2004 in de Koerdische gebieden met name in Al-Qamishli en Ras Al-Ayn weer arrestaties hebben plaatsgevonden; hierbij zouden meer dan 20 mannen en vrouwen zijn aangehouden. Over hun lot bestaat onduidelijkheid 320.
Voor het Hooggerechtshof voor de Staatsveiligheid in Damascus werd het proces tegen vijftien Koerden die waren opgepakt in verband met de onlusten van maart 2004, op 28 november 2004 voortgezet 321. Bij die gelegenheid mochten vertegenwoordigers van de Nederlandse ambassade, de Europese Commissie, de Amerikaanse en Noorse ambassades in Damascus de zitting bijwonen. Bij een verdere voortzetting van het proces op 29 december 2004 was het voor Amerikaanse en Europese diplomaten noch voor journalisten mogelijk om het proces in het gerechtsgebouw bij te wonen. Het proces werd verdaagd tot 15 februari 2005 teneinde de openbare aanklager meer tijd te geven om het dossier te
314 zoals striemen veroorzaakt door slaan met kabels, lidtekens veroorzaakt door electrische schokken, uitgetrokken teennagels, geplette oren en gebroken neuzen.
315 `Amnesty International accuses Syria of torturing children', AP, 29 juni 2004.
316 Reuters, 25 juni 2004.

317 AFP, 9 juni 2004.

318 AP, 6 mei 2004.

319 AP, 14 mei 2004.

320 Reuters, 26 augustus 2004.

321 Reuters, 29 augustus 2004; AP, 31 oktober 2004.
60

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2005

bestuderen, alvorens vonnissen werden gewezen322. Op die dag deed de rechtbank uitspraak. Hoewel de vijftien Koerden in eerste instantie werden veroordeeld tot vijf jaar gevangenisstraf, werden uiteindelijk tien van hen veroordeeld tot drie jaar gevangenisstraf vanwege ` seeking to instigate civil war', `belonging to separatist factions', `attempting to split territory off from Syria' en `fomenting ethnic strife'. De overige vijf kregen twee jaar gevangenisstraf 323. Vertegenwoordigers van de Nederlandse, Belgische en Oostenrijkse ambassades in Damascus mochten de zitting bijwonen
Op 6 maart 2005 begon voor de Staatsveiligheidsrechtbank in Damascus het proces tegen twee Koerdische studenten (Shahin Hussein Muhamad en Hashin Ahmed Ahmed) die waren opgepakt ten tijde van de onlusten in maart 2004. Familieleden mochten de arrestanten niet zien. Een sit-in als protest tegen de gehele gang van zaken voor het parlementsgebouw werd door de oproerpolitie verspreid.
Op 10 maart 2005 bracht Amnesty International een rapport uit getiteld `Syria: Kurds in the Syrian Arab Republic one year after the March 2004 events'. In dit rapport vroeg AI de Syrische regering om direct een einde te maken aan de mensenrechtenschendingen tegen Syrische Koerden. De autoriteiten dienden onderzoek in te stellen naar de beweringen die sinds maart 2004 aan het licht zijn gekomen inzake onwettige moorden, dood als gevolg van foltering en mishandeling in detentie, en mishandeling van Koerden 324. Naar verluidt zouden er op 22 maart 2005 in verband met ongeregeldheden ten tijde van de viering van het Koerdische nieuwjaar (Newroz) in Aleppo meer dan veertig Koerden, waaronder zeven vrouwen, zijn opgepakt 325. Betrokkenen zouden inmiddels weer zijn vrijgelaten 326. Enkele honderden Iraakse en Syrische Koerden hebben op 7 april 2005 in het centrum van Damascus bij het kantoor van de Patriottische Unie Koerdistan (PUK) de benoeming gevierd van de Koerdische PUK-leider Jalal Talabani tot president van Irak. Daarbij werden voorbijgangers al dansend en zingend snoepgoed en frisdranken aangeboden 327. Standpunt autoriteiten
In een interview bij het televisiestation Al-Jazeera had president Al-Assad eind april 2004 verzekerd dat `het Koerdische nationaliteitsvraagstuk dat al 42 jaar
322 AP, 29 december 2004; Amnesty International, Syria: Torture and ill-treatment/possible unfair trial', AI Index: MDE 24/003/2005 van 19 januari 2005.
323 AP/Reuters, 15 februari 2004.

324 Amnesty International, press release, `Syria: End human rights violations against the Syrian Kurds', AI Index: MDE 24/009/2005 (Londen, 10 maart 2005).
325 AFP, 24 maart 2005.

326 AFP, 30 maart 2005.

327 AFP, 7 april 2005.

61

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2005

voortduurt, zal worden opgelost', dat `de Koerden Syrische burgers zijn die onder ons leven', en dat `het Koerdische nationalisme deel uitmaakt van de geschiedenis van Syrië' 328. Ook was er volgens hem geen enkel bewijs van buitenlandse betrokkenheid bij de onlusten in zijn land. Dit in tegenstelling tot vice-president Abdel Halim Khaddam die zonder verdere details buitenlandse groeperingen er van had beschuldigd munt te slaan uit de onlusten in zijn land 329. Ex-minister van Defensie en vooraanstaand lid van het polit-bureau van de Baath partij, Mustapha Tlass, speelde na de onlusten in maart 2004 een bemiddelende rol en had diverse ontmoetingen met vertegenwoordigers uit de Koerdische gemeenschap in Syrië. In een interview in de Arabische krant Al-Hayat had Tlass laten doorschemeren dat president Al-Assad `aan ongeveer 20.000 Koerden de (Syrische) nationaliteit heeft beloofd, want zij zijn echt Syriërs, maar niet ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand', dat `wij geen verschil maken tussen een Arabier en een Koerd' en dat `er een aantal Koerden bestaat die Syriër zijn en die recht hebben op de Syrische nationaliteit'. Ook gaf Tlass aan dat `er tienduizenden Koerden uit Irak en Turkije naar Syrië zijn gekomen' en dat `wij hen duidelijk hebben gemaakt dat zij die Syriër zijn de Syrische nationaliteit zullen krijgen, maar de anderen niet'330. Vrijlatingen
Op 13 mei 2004 hebben de Syrische autoriteiten 150 Koerden uit Damascus en 50 Koerden uit Al-Qamishli en Al-Hasakah (allen in de leeftijd van 18 tot 40 jaar) die waren opgepakt tijdens de ongeregeldheden van maart 2004, na een gevangenschap van ongeveer 45 dagen vrijgelaten 331. Eind maart 2004 had Abdel Aziz Daoud, secretaris-generaal van de verboden Koerdische Democratische Progressieve Partij, nog aangegeven dat er sinds de onlusten van maart 2004 meer dan 2000 Koerden in gevangenschap verkeerden 332. Volgens Faisal Youssef, lid van het polit bureau van de Koerdische Democratische Partij (KDP), die de vrijlating van de 200 Koerden heeft bevestigd, zouden er nog meer dan 500 Koerden gevangen worden gehouden333. Volgens mensenrechtenactivist Anwar Al-Bunni zouden er op 15 mei 2004 in Al-Qamishli en in Aleppo nog eens 100 Koerden zijn vrijgelaten 334.
De Yeketi Partij en Amnesty International maakten in de verslagperiode melding van overlijden onder verdachte omstandigheden in gevangenschap van twee Koerden (Ahmad Hussein Hassan en Ahmad Mamu Kenjo) die in verband met de
328 AFP/Reuters, 1 mei 2004.

329 Idem.

330 AFP, 21 mei 2004.

331 AFP, 13 mei 2004; DPA, 14 mei 2004.
332 AFP, 13 mei 2004.

333 AP, 14 mei 2004.

334 AFP, 16 mei 2004.

62

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2005

onlusten van maart 2004 waren opgepakt335 . Op 30 maart 2005 gelastte de president de vrijlating van 312 Koerden waarvan de meesten opgepakt waren tijdens de onlusten in de stad Al-Qamishli in maart 2004 336. Kort daarvoren had de Koerdische Democratische Progressieve Partij bij monde van zijn secretaris- generaal Aziz Daoud de vrijlating van 139 Koerdische gevangenen bevestigd 337. 3.3.7 Dienstplichtigen
Duur
Sinds 6 januari 2005 is de algemene dienstplicht 338 voor mannen vanaf achttien jaar met zes maanden verkort 339. Thans moeten mannen twee jaar dienen in de strijdkrachten. Ditzelfde geldt voor Palestijnen die in Syrië wonen. Vrouwen kunnen op vrijwillige basis bepaalde militaire taken vervullen. Syriërs die tot een religieuze of etnische minderheid behoren, zijn net als andere Syriërs dienstplichtig, met uitzondering van leden van de joodse gemeenschap en staatloze Koerden die al dan niet geregistreerd zijn. Overigens is het onwaarschijnlijk dat ex-politieke gevangenen na hun vrijlating nog hun dienstplicht moeten vervullen. Bij in diensttreding dient een Syriër zijn identiteitsbewijs in te leveren. Na vervulling van zijn militaire dienstplicht kan een persoon in het bezit worden gesteld van een paspoort. Het is niet mogelijk voor personen die de dienstplicht hebben ontdoken om een paspoort te krijgen. Wel kunnen zij een laissez-passer 340 krijgen om naar Syrië terug te keren.
Staatloze Palestijnen vervullen in principe hun dienstplicht in het Palestijnse Bevrijdingsleger341 (PLA) (of `Yarmouk Brigades'342), een Palestijns onderdeel van het Syrische leger. Onttrekken zij zich aan de dienstplicht dan worden zij op gelijke wijze behandeld als Syriërs die een dergelijk delict hebben gepleegd.
335 AFP, 3 augustus 2004; AP, 12 augustus 2004; `Syria must probe deaths of detained Kurds ­ Amnesty International', Reuters, 11 augustus 2004..
336 `All those released were apparently amongst over 2,000 Syrian Kurds arrested following clashes which erupted at a football match in Qamishli, north-east Syria in March 2004. Hundreds of those detained have now been released', Amnesty International, urgent action AI Index: MDE 24/014/2005 van 5 april 2005.
337 AFP/AP/Reuters, 30 maart 2005.
338 In het Arabisch: Al-Khidma Al-Ijbariya.
339 AP, 6 januari 2005.

340 Arabisch: wathiqat Al-Murur.
341 In het Arabisch: Jaysh Al-Tahrir Al-Filastini.
342 De Yarmouk-Brigades waren oorspronkelijk gevestigd in Jordanië, maar werden na de burgeroorlog in Jordanië in l970/l971 verdreven naar andere landen, waaronder Syrië en Libanon. De Brigades zijn op den duur opgegaan in het Palestijnse Bevrijdingsleger (PLA) dat deel uitmaakt van het Syrische leger. De term `Yarmouk Brigades' wordt in verband hiermee nog zelden meer gebruikt.
63

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2005

Religieuze verzorging
Aan de strijdkrachten zijn geen geestelijke verzorgers verbonden. Militairen hebben geen directe toegang tot godsdienstige en/of geestelijke ondersteuning. Ook wordt van hen verwacht dat zij tijdens diensturen niet openlijk uiting geven aan hun godsdienstige gevoelens. Zo worden moslims ontmoedigd om in militaire diensttijd te bidden. Met uitzondering van joden zijn alle religieuze minderheden vertegenwoordigd in het (seniore) officierscorps 343. Vervangende dienst
Het is mogelijk om voor de gehele periode van de militaire dienst vervangende dienst in het leger te verrichten als arts of ingenieur. Daarvoor ontvangt men een normaal salaris.
Vrijstelling
De Syrische wetgeving voorziet niet in vrijstelling op grond van gewetensbezwaren. Vrijstelling van militaire dienstplicht wordt alleen in de volgende gevallen verleend:

· indien men de enige zoon in het gezin is;

· wegens een ernstige lichamelijke of geestelijke handicap;
· indien men reeds in een ander land zijn dienstplicht heeft vervuld344. Afkoop
Er is de mogelijkheid om de dienstplicht af te kopen voor:
- US$ 2000, indien betrokkene is geboren in het buitenland en daar woonachtig is geweest tot de leeftijd van militaire dienstplicht;
- US$ 5000, indien betrokkene Syrië heeft verlaten naar het land van verblijf voordat de leeftijd van 11 jaar is bereikt en daar sinds de dag van vertrek tenminste vijftien jaar heeft verbleven.
Amnestie
Per decreet 41/2004 is in juli 2004 amnestie afgekondigd voor bepaalde delicten, waaronder ontduiking van dienstplicht en desertie 345. In plaats van zich binnen zestig dagen te moeten melden krachtens het amnestie-decreet van 2 juli 2003346, had men in 2004 drie maanden de tijd om zich te melden. Na deze periode verliep de amnestieregeling.
Dienstweigering

343 US Department of State, `International Religious Freedom Report 2004 ­ Syria' (Washington, 15 september 2004).

344 Deze regel is niet beperkt tot Arabische landen.
345 Zie ook paragraaf 3.2.6.1.

346 Zie ook paragraaf 3.3.7 van het algemeen ambtsbericht Syrië van 17 mei 2004.
64

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2005

Dienstweigering (ook op geloofsgronden) is strafbaar. Volgens de wet wordt de dienstplicht van iemand die niet of te laat gehoor geeft aan een oproep om voor de militaire keuring te verschijnen, met drie maanden vermeerderd. Daarnaast kan een boete worden opgelegd. Dit geldt ook voor personen die geen gehoor hebben gegeven aan deze oproep en naar het buitenland zijn vertrokken. Een dienstplichtige die zich niet of niet tijdig na een definitieve oproep meldt347 en opgepakt wordt, wordt bestraft met een gevangenisstraf van een tot zes maanden, waarbij de dienstplicht alsnog moet worden uitgediend. Vaak wordt deze straf niet opgelegd indien de betrokken persoon een geldige reden (bijvoorbeeld ziekte, familieomstandigheden, e.d.) kan geven waarom hij niet kwam opdagen. De autoriteiten voeren een actief opsporings-en vervolgingsbeleid ten aanzien van dienstweigeraars; daarbij wordt een bevel tot aanhouding uitgevaardigd. Desertie
Desertie tijdens de vervulling van de militaire dienstplicht is strafbaar. Pas na drie maanden militaire dienst wordt ongeoorloofde afwezigheid als desertie in de zin van de wet beschouwd. Voor die tijd vindt bestraffing plaats als beschreven onder dienstweigering. Indien een dienstplichtig militair deserteert, kan hij tot een jaar gevangenisstraf worden veroordeeld indien hij in Syrië is gebleven. Indien hij het land heeft verlaten, loopt de gevangenisstraf op tot vijf jaar. In beide gevallen moet de betrokken persoon na afloop van de gevangenisstraf de dienstplicht verder uitdienen. Op desertie tijdens daadwerkelijke gevechtshandelingen kan voor dienstplichtigen de doodstraf staan.
Voor beroepsmilitairen geldt een andere strafmaat. In alle gevallen gaat het om een strafbaar feit dat door een militaire rechtbank wordt beoordeeld. Afhankelijk van de wijze en het moment waarop de betrokken persoon deserteert, zal de strafmaat verschillen van drie tot en met tien jaar. Een beroepsmilitair die tijdens daadwerkelijke gevechtshandelingen deserteert (en/of naar de vijand overloopt) kan tot de doodstraf worden veroordeeld. De autoriteiten voeren een actief opsporings- en vervolgingsbeleid ten opzichte van deserteurs; daarbij wordt een bevel tot aanhouding uitgevaardigd.

347 In het Arabisch: Mutakhalif an Al-Khidma.
65

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2005

4 Migratie
4.1 Migratiestromen en -motieven
Het Syrische staatsgezag strekt zich uit over het gehele grondgebied van het land348. Er is geen verschil in toepassing van besluiten of maatregelen op regionaal niveau of met betrekking tot bijzondere groepen. Personen die moeten vrezen voor eventuele problemen met de autoriteiten in Syrië hebben geen mogelijkheid om zich hieraan te onttrekken door vestiging elders in het land. In geval van sociale problemen (bij burenruzie of bij huwelijk tegen de wens van de familie) zou men zich aan deze problemen kunnen onttrekken door naar een andere streek te gaan. 4.2 Vluchtelingen
In Syrië bevinden zich naast Palestijnen349 nog circa 40.000 andere vluchtelingen. Deze zijn grotendeels afkomstig uit Irak en lang voor de militaire interventie in Irak naar Syrië gekomen. Voor hen is Syrië land van eerste opvang; een permanente verblijfstatus wordt niet toegekend 350. In de aanloop tot de militaire interventie in Irak zijn in eerste instantie vooral welgestelde Irakezen met hun gezin naar Syrië getrokken. Hun aantal bedroeg zo'n 70.000 personen. Direct na het einde van de vijandelijkheden hebben vervolgens veel aanhangers van het Saddam Hoessein-regime hun toevlucht gezocht in Syrië 351. Een derde golf Irakezen die naar Syrië trok, liet echter een veel heterogener beeld zien. Minder
348 De door Israël bezette Golan-hoogvlakte niet meegerekend.
349 Zie ook het algemeen ambtsbericht Syrië/Palestijnen van 31 januari 2002.
350 US Committee for Refugees, World Refugee Survey 2004 ­ Syria, Washington, juni 2004.
351 `Tens of thousands of Iraqis head to Syria for business, recreation and safety', AP, 27 juli 2004.

---

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2005

rijke tot arme Irakezen, waaronder een opvallend groot aantal christenen 352 353 . Door de steeds slechter wordende situatie in Irak is het aantal Iraakse vluchtelingen (waaronder ook veel intellectuelen 354 en ondernemers) in Syrië opgelopen tot tenminste 400.000 personen. Het aantal echte Saddam Hoessein- aanhangers onder het huidige aantal Iraakse vluchtelingen in Syrië wordt geschat op slechts 10%. De instroom van Iraakse vluchtelingen in Syrië blijft doorgaan, in een langzamer tempo omdat de officiële grensovergangen zijn gesloten voor gewone burgers. Een deel van deze vluchtelingen heeft zich bij UNHCR laten registreren. Alle Irak omringende landen (Iran, Koeweit, Saudi-Arabië, en ook in zekere mate Jordanië) hebben uit eigen belang hun grenzen gesloten. Syrië daarentegen stond wel open voor het leed van de Iraakse bevolking. In het begin waren de vluchtelingen welgesteld genoeg om voor eigen opvang in Syrië zorg te dragen. Velen van deze categorie hebben er zelfs een eigen huis gekocht. Echter, van de groep die sinds de zomer van 2003 naar Syrië is gekomen, leven velen onder erbarmelijke omstandigheden en onder de armoedegrens. Syrië draagt zorg voor onderwijs en gezondheidszorg. Dit trekt echter een wissel op de nationale begroting van Syrië. De aanwezigheid van duizenden Iraakse vluchtelingen in Syrië heeft ook gevolgen voor huisvestiging en voor de hoogte van de prijzen van onroerend goed en van voedsel. Daarnaast zijn er neveneffekten als toename van criminaliteit en prostitutie. Ook kunnen Syriërs met een laag inkomen moeilijk meer werk vinden omdat veel Irakezen bereid zijn voor een hongerloon te werken. Een en ander heeft een ontwrichtende uitwerking op de samenleving, met name in de regio van Aleppo. Iraakse vluchtelingen in Syrië vallen onder het internationale regime van tijdelijke bescherming, er worden geen asielaanvragen in behandeling genomen. Het doel van het regime van tijdelijke bescherming was Irakezen te ontmoedigen hun land te verlaten. Dit doel lijkt in de praktijk gelet op het bovengestelde nauwelijks gerealiseerd.
Voor zover bekend zijn er geen officiële nationale niet-gouvernementele organisaties in Syrië die zich bezighouden met de opvang van vluchtelingen en ontheemden. UNHCR, de International Organisation of Migration (IOM), het United Nations Relief and Works Agency for Palestine Refugees in the Near East (UNRWA)355 en het International Committee of the Red Cross (ICRC) zijn de internationale organisaties die zich in Syrië elk binnen hun eigen mandaat met het
352 `Church bombings scaring away Christians from Sunday service; many prefer to leave country', AP, 16 oktober 2004; `Steeds meer christenen vluchten uit Irak', Reformatorisch Dagblad, 18 oktober 2004; `En Syrie, les chrétiens irakiens se sentent en sécurité', AFP, 25 augustus 2004; `Syria becoming haven for Iraq's Christian minority', AP, 10 augustus 2004; `Iraqi Christians flee to Syria because of pressure at home', AP, 3 augustus 2004.
353 Van de ongeveer een miljoen Iraakse christenen zou naar schatting meer dan 30.000 personen zijn toevlucht gezocht in Syrië, met name in en rond de omgeving van (bijvoorbeeld de wijk Jaramana) van Damascus.

354 `Many Iraqi Intellectuals Seek Exile', The New York Times, 18 oktober 2004.
355 Zie ook het algemeen ambtsbericht Syrie/Palestijnen van 31 januari 2002.
67

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2005

vluchtelingenprobleem bezighouden. UNHCR draagt in Syrië zorg voor Irakezen, Jemenieten, Somaliërs, Sudanezen, Afghanen en anderen. Onder hen bevinden zich talrijke vluchtelingen die al eerder in een ander land hebben verbleven. UNHCR verschaft geen bijstand noch zet zij zich in voor hervestiging, indien de desbetreffende vluchtelingen geen gegronde vrees voor vervolging hebben in het land van eerder verblijf of niet uit dat land zijn gedeporteerd. Sinds medio 2001 is het IOM officieel vertegenwoordigd in Syrië. Het IOM houdt zich vooral bezig met de logistieke afhandeling van de diverse hervestigingsprogramma's van de Amerikaanse, Canadese en Australische ambassades in Damascus. Daarnaast is het IOM ook betrokken bij de vrijwillige terugkeer van Syrische uitgeprocedeerde asielzoekers naar Syrië. Ook het ICRC houdt zich indirect met de positie van vluchtelingen bezig. Het ICRC is verantwoordelijk voor het faciliteren van contacten tussen de bevolking van de Golan-hoogvlakte aan de Syrische kant van de Golan en het door Israël bezette gedeelte van de Golan. Ook geeft het ICRC reisdocumenten uit aan vluchtelingen die via hervestigingsprogramma's naar Europa of Noord-Amerika vertrekken.
Syrisch-Koerdische vluchtelingen in Noord-Irak
Als gevolg van de onlusten in maart 2004 in met name het noordoosten van Syrië zijn Koerden vanuit Syrië naar het noorden van Irak uitgeweken. De autoriteiten van een vluchtelingenkamp gelegen aan de weg naar de stad Zakho in noord-Irak 20 kilometer ten noorden van de stad Dohuk meldden een toename van instroom van het aantal Syrisch-Koerdische gezinnen voorjaar 2004. Zo waren er volgens de kampautoriteiten begin augustus 2004 47 families en 57 alleenstaande mannen, in totaal 362 personen allen afkomstig uit Syrië in het kamp woonachtig. Het kamp zelf heeft accommodatie voor 27 gezinnen, de rest van de vluchtelingen is ondergebracht in tenten rondom het kamp. UNHCR is belast met de registratie van de vluchtelingen. Ook is er ondersteuning (voedsel, water) van de lokale autoriteiten voor de vluchtelingen. Lokale artsen en een mobiel medisch team van internationale ngo's bezoekt regelmatig het kamp. Ook is er ondersteuning van medische specialisten van het Amerikaanse leger in Irak. Onduidelijk is of er thans nog vluchtelingen vanuit Syrië een toevlucht in dit vluchtelingenkamp zoeken, en of er vluchtelingen naar Syrië zijn terug gekeerd.356. Syrische Baathisten in Irak
Bij de staatsgreep in l970 in Syrië is een groep van ongeveer 500 aanhangers van de Baath partij uit hun funktie gezet. Deze groep is nadien naar Irak uitgeweken. Daar verkregen zij een speciale positie en ontvingen gunsten van de Iraakse staat, zoals huisvesting. Veelal was deze groep gelieerd aan de Iraakse veiligheidsdienst. De verwachting bestond in Irak dat deze groep eens de macht weer zou overnemen in Syrië. Vanwege hun speciale positie in Irak onder Saddam Hoessein viel deze
356 UN Office for the Coordination of Humanitarian Affairs (OCHA), 10 augustus 2004.
68

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2005

groep onder de Iraakse bevolking na de val van diens bewind weinig sympathie ten deel. Daarnaast vormde hun aanwezigheid in Irak een risico voor de relatie van dat land met buurland Syrië. De Iraakse autoriteiten stonden inmiddels toe dat deze groep hun bezittingen in Irak verkochten. Feitelijk bevorderden de Iraakse autoriteiten met dit beleid het vertrek van deze groep uit Irak. Hoewel goedgeïnformeerde bronnen aangaven dat leden van deze groep naar Syrië zijn teruggekeerd, valt niet uit te sluiten dat anderen zullen proberen naar ondermeer West-Europa af te reizen.
4.3 Beleid andere westerse landen
Uit onderzoek naar het beleid van een aantal andere westerse landen inzake Syrische asielzoekers is gebleken dat België, Denemarken, het Verenigd Koninkrijk en Zwitserland geen algemeen geldend bijzonder beleid hebben met betrekking tot Syrische asielzoekers. Uitgeprocedeerde asielzoekers worden in beginsel naar Syrië verwijderd. Daarbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen de verschillende categorieën of bevolkingsgroepen, maar wordt het individuele risico van iedere asielaanvrager dat hij of zij bij verwijdering naar Syrië zou lopen, meegewogen.
4.4 Terugkeer
In het kader van een identiteitsonderzoek is het standaardprocedure dat een uitgezette Syriër bij terugkeer naar Syrië aldaar wordt aangehouden door functionarissen van het ministerie van Binnenlandse Zaken en van diverse geheime diensten ter controle van zijn/haar gegevens. Dit vindt in ieder geval plaats bij die Syrische onderdanen die niet in het bezit zijn van een paspoort, maar reizen op een laissez-passer. Bij binnenkomst in Syrië wordt, evenals bij uitreis, nagegaan of men gezocht wordt door de autoriteiten. Deze controle kan enkele uren tot dagen duren, gedurende welke men in detentie verblijft. Er zijn enige gevallen bekend van teruggezonden asielzoekers afkomstig uit Westeuropese landen die bij terugkeer naar Syrië voor ondervraging door de geheime diensten werden aangehouden, omdat zij werden gezocht door de autoriteiten. Het betrof personen die de militaire dienstplicht dan wel de arbeidsplicht niet vervuld hadden. Ook is een geval bekend van een teruggezonden asielzoeker die na terugkeer werd aangehouden omdat hij in het buitenland politiek actief was 357.
357 Paragraaf 4.4 van het algemeen ambtsbericht Syrië van 17 mei 2004. Of betrokkene inmiddels op vrije voeten is gesteld is niet bekend.
69

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2005

Er zijn geen gevallen bekend van in Westeuropese landen uitgeprocedeerde asielzoekers die bij terugkeer in Syrië ernstige problemen hebben ondervonden, louter vanwege het feit dat zij Syrië zonder toestemming hadden verlaten of omdat zij in het buitenland asiel hadden aangevraagd. 4.5 Beleid UNHCR
Sinds het uitbrengen van het vorige algemene ambtsbericht Syrië in mei 2004 zijn van UNHCR geen nieuwe beleidstandpunten inzake Syrië bekend geworden. UNHCR heeft voorzover bekend geen informatie over omstandigheden van terugkeer naar Syrië van uitgeprocedeerde asielzoekers afkomstig uit Syrië. 5 Samenvatting
In de verslagperiode heeft de Syrische president een aantal belangrijke wijzigingen binnen de regering doorgevoerd. Een aantal ministers werd vervangen waaronder de invloedrijke minister van Binnenlandse Zaken.Ook in de nieuwe regering behoudt de Baath partij het merendeel van het aantal ministersposten. Binnen het kader van een reorganisatie van de inlichtingendiensten werd de al maandenlang voorziene benoeming van Asef Shawkat, zwager van de president, tot hoofd militaire inlichtingendienst een feit.
Fundamentele veranderingen hebben echter in de verslagperiode niet plaatsgevonden. De noodtoestand bleef van kracht, orde- en veiligheidsdiensten waren nog steeds almachtig en geregeld vonden er arrestaties plaats van vermeende opposanten, met name Koerden en islamitische activisten. Ondanks nieuwe oproepen van Syriërs in binnen- en buitenland voor echte economische en politieke hervormingen zijn uitgebreide liberaliseringsmaatregelen in de verslagperiode uitgebleven. De economische groei ­ veelal gebaseerd op export van olie en gas ­ was zeer beperkt, terwijl de bevolkingsgroei explosief toenam. Ook de werkeloosheid nam in het land grote vormen aan.
Hoewel exacte en eenduidige informatie over schendingen van mensenrechten niet altijd te achterhalen is, kan worden gesteld dat de mensenrechten in de verslagperiode regelmatig werden geschonden. Van een adequaat toezicht op eerbiediging van de mensenrechten was geen sprake. Vrijheid van meningsuiting en vrijheid van vereniging en vergadering waren aan beperkingen onderhevig. De vrijheid van godsdienstbeleving werd in de praktijk over het algemeen geëerbiedigd. Er was geen sprake van vervolging louter op basis van religie of etniciteit.

70

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2005

Van een eerlijke rechtsgang en rechtseenheid was in de verslagperiode vaak geen sprake, terwijl willekeurige arrestaties en detenties geregeld plaatsvonden. De toestand in Syrische gevangenissen was slecht. Mishandeling en foltering kwamen voor. Of in de verslagperiode verdwijningen daadwerkelijk plaatsvonden is niet met zekerheid bekend. Over buitengerechtelijke executies en moorden is weinig informatie bekend. Naar verluidt is in de verslagperiode tenminste een ter dood veroordeelde crimineel geëxecuteerd. Twee personen zijn in verband met een aanslag in Damascus eind december 2004 ter dood veroordeeld. Voor zover bekend is hun straf nog niet tenuitvoer gebracht.
Personen die moeten vrezen voor eventuele problemen met de autoriteiten in Syrië hebben geen mogelijkheid om zich hieraan te onttrekken door vestiging elders in Syrië. Er zijn geen gevallen bekend van in Westeuropese landen uitgeprocedeerde asielzoekers die bij terugkeer in Syrië ernstige problemen hebben ondervonden louter vanwege het feit dat zij Syrië zonder toestemming hadden verlaten of omdat zij in het buitenland asiel hadden aangevraagd.


71

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2005


Bijlage ­ Literatuurlijst
Naast de in de inleiding genoemde bronnen is gebruik gemaakt van de volgende bronnen en publicaties:
Agence France Presse (AFP)
Amnesty International, Annual report 2004 ­ Syrian Arab Republic Amnesty International, urgent actions 2004 (26 april (MDE 24/038/2004), 17 mei (MDE 24/040/2004), 16 juni (MDE 24/043/2004), 17 juni (MDE 24/044/2004), 29 juni (mde 24/049/2004), 16 augustus (MDE 24/054/2004), 21 september (MDE 24/068/2004), 5 oktober (MDE 24/065/2004), 15 oktober (MDE 24/067/2004), 20 oktober (MDE 24/072/2004) en 13 december (MDE 24/075/2004) Amnesty International, Syria: Kurds in the Syrian Arab Republic one year after the March 2004 events (Londen, 10 maart 2005)
Amnesty International, brief aan de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie van 5 november 2004, kenmerk dir/hh/2004/109, inzake een aantal aspecten van de mensenrechtensituatie in Syrië
Arab Human Development Report 2004 Towards Freedom in the Arab World, UNDP/Regional Bureau for Arab States (New York, 2005) Associated Press (AP)
Bard, Michel, The Jews of Syria, Jewish Virtual Library, The American-Israel Cooperative Enterprise (2004)

72

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2005

Boom, Joeri, Heerser in het nauw, De Groene Amsterdammer, nr. 8/2005 Cairo Times
Central Intelligence Agency (CIA), World Factbook 2004 ­ Syria (Washington, 14 september 2004)
Code Penal Syrien, édition l979
Dam, N. van, The struggle for power in Syria: politics and society under Assad and the Ba'th party, 3rd edition (Londen/New York, l996/l997) Economist Intelligence Unit, Country profile Syria 2004 (Londen, 20 juli 2004) Economist Intelligence Unit, Country reports Syria 2004 Economist Intelligence Unit, Country report Syria (Londen, januari 2005) Foreign Report
Freedom House, Freedom in the World ­ Syria ­ 2003, Washington, 18 juni 2003 George, Alan, Syria: Neither Bread nor Freedom, Zed Books (Londen/New York, 2003)
Hoff, Ruud, Het Midden-Oosten, een politieke geschiedenis, Het Spectrum BV (Utrecht, l991)
Hourani, Albert, A History of the Arab Peoples, (Londen, l991) Human Rights Association in Syria (HRAS), The Effect of Denial of Nationality on the Syrian Kurds (Damascus, november 2003)
Human Rights Association in Syria (HRAS), Torture in Syria (Damascus, januari 2004)
Human Rights Watch ­ World Report 2003: Syria
International Crisis Group, Syria under Bashar: Domestic and Foreign Policy Challenges (Amman/Brussel, 11 februari 2004)
International Crisis Group, Syria after Lebanon, Lebanon after Syria, Middle East Report no. 39 (Beiroet/Amman/Brussels, 12 april 2005)


73

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2005

Jane's Foreign Report
Koninklijk Instituut voor de Tropen (KIT), Landenreeks, `Syrië' (Amsterdam, l997)
Le Monde
Matthew Levitt, Terror from Damascus, Part I: The Palestinian Terrorist Presence in Syria, The Washington Institute for Near East Policy (Washington, 7 mei 2003) Mideast Mirror
Middle East International
Middle East Intelligence Bulletin (Vol 6)

- no. 2/3 februari/maart 2004 ­ Gary C. Gambill, `The Myth of Syria's Old Guard';

- no. 4 april 2004 ­ Gary C. Gambill, `The Kurdish Reawakening in Syria';
- no. 5 mei 2004, `The Bombing in Damascus: Ten Reasons to Doubt Syria'a Claim.
Ministerie van Buitenlandse Zaken, Het Midden-Oosten ('s-Gravenhage, januari l998)
Ministerie van Buitenlandse Zaken, algemeen ambtsbericht Syrië, DPV/AM- 816283 ('s-Gravenhage, 17 mei 2004)
Minority Rights Group International, World Directory of Minorities (Londen, l997)
Minority Rights Group International, The Kurds (Londen, l996) Al-Nahar
NRC
Oxford Analytica
Peaslee, Amos J., Constitutions of nations, volume II ­ Asia, Australia and Oceania, revised fourth edition, Martinus Nijhoff Publishers (Dordrecht/Boston/Lancaster, l985)

74

Algemeen ambtsbericht Syrië mei 2005

Perthes, Volker, Syria under Bashar Al-Asad: Modernisation and the Limits of Change, The International Institute for Strategic Studies (IISS), Oxford University Press (Londen, juli 2004)
Reuters
Revolutionary & Dissident Movements of the World ­ an international guide, third edition (Londen, l997)
Seale, Patrick, Asad of Syria: the struggle for the Middle East (Londen, l988) Simon, Steven and Stevenson, Jonathan, The Road to Damascus, Foreign Affairs, Vol. 83, no. 3 (mei/juni 2004)
Syrian Human Rights Committee, Annual Report on Human Rights Situation in Syria 2004 (Londen, juni 2004)
The Economist
The Middle East and North Africa 2004, Syria, 50th edition, Europa Publications Ltd (Londen, 2003)
Time
Ulkomaalaisviraston julkaisuja 1/Directorate of Immigration, Kurdistan (Helsinki, 5 augustus l999)
US Committee for Refugees (USCR), World Refugee Survey 2004 ­ Syria, (Washington, juni 2004)

US Department of State, Background note: Syria, (Washington, augustus 2004) US Department of State, Syria ­ country report on human rights practices for 2004 (Washington, 28 februari 2005)
US Department of State, International religious freedom for 2004 - Syria (Washington, 15 september 2004)


75


---- --