Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801
2509 LV Den Haag
der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4
Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44
2513 AA `s-GRAVENHAGE Telefax (070) 333 40 33
Uw brief Ons kenmerk Doorkiesnummer
AM\AKA\05\37879
Onderwerp Datum Contactpersoon
Kamervragen van het lid Verburg (CDA) 26 mei 2005
./. Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het lid Verburg (CDA) over ontwikkelingen op
de arbeidsmarkt. Deze vragen zijn gesteld tijdens het nota-overleg "Nieuwe accenten op het terrein
van werk en inkomen", op 25 april j.l.
De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(mr. A.J. de Geus)
Vraag:
Moet de overheid niet meer dan nu gebeurt een anticiperend arbeidsmarktbeleid voeren in plaats van
een reagerend arbeidsmarktbeleid?
Antwoord:
Het huidige kabinetsbeleid met betrekking tot de arbeidsmarkt houdt zoveel mogelijk rekening met
toekomstige ontwikkelingen. Het anticiperen op toekomstige ontwikkelingen blijkt bijvoorbeeld uit de
notitie Nieuwe accenten op het terrein van werk en inkomen. Er zijn diverse ontwikkelingen die van
invloed zijn op de vraag- en aanbodverhoudingen op de arbeidsmarkt: zoals
- Vergrijzing: door de toenemende levensverwachting neemt het aantal 65-plussers toe, terwijl de
beroepsbevolking -en zodoende het arbeidsaanbod- krimpt;
- Technologische ontwikkelingen maken arbeidsprocessen kennisintensiever wat leidt tot een
stijgende vraag naar hoogopgeleiden en een daling in het aantal benodigde laagopgeleiden.
- Internationalisering leidt tot een geleidelijke verschuiving van de vraag naar arbeid in de richting
van hoger opgeleiden en weg van lager opgeleiden (skill biased technological change). Ook
heeft de internationalisering in combinatie met technologische ontwikkelingen tot gevolg dat de
arbeidsmarkt sneller verandert. Dit vereist van werknemers een steeds groter
aanpassingsvermogen op straffe van kwalificatieveroudering resulterend in werkloosheid.
Deze ontwikkelingen zullen zich de komende jaren voortzetten. Het kabinet speelt in op de effecten
van deze ontwikkelingen. Enkele illustraties:
- De hervormingen van het sociale zekerheidsstelsel dragen bij aan vergroting van het
effectieve arbeidsaanbod. Dit helpt de vervangingsvraag op de arbeidsmarkt op te vangen.
- Werk boven inkomen; uitgangspunt is dat van personen die een uitkering ontvangen of
aanvragen verwacht mag worden dat zij zich ten alle tijden zullen inspannen om werk te
verkrijgen, eventueel via een reïntegratietraject. Steeds meer wordt dit principe door
gemeenten en UWV ingevuld. Deze intensivering van reïntegratie-inspanningen versterkt de
arbeidsmarktpositie van betrokkenen. Bovendien worden zo personen klaar gestoomd die
kunnen instromen zodra de economie weer aantrekt
- De scholingsgraad van de Nederlandse bevolking verhogen. Grote groepen jongeren behalen
niet de startkwalificatie die minimaal is vereist om goed mee te kunnen draaien op de
arbeidsmarkt. Het terugdringen van de voortijdige schooluitval is een van de speerpunten van
het kabinetsbeleid. Voortijdige schooluitval gaat doorgaans hand in hand met werkloosheid.
Om dit probleem aan te pakken is ondermeer de projectdirectie Leren en Werken ingesteld.
Andere activiteiten die bijdragen aan verhoging van de gemiddelde scholingsgraad zijn o.a. de
inzet van duale trajecten, leven lang leren, inburgeringsbeleid, toelating kennismigranten etc..
Voor wat betref leven lang leren geldt dat niet de overheid, maar burgers en werkgevers
primair verantwoordelijk zijn voor een adequate invulling hiervan. Ook de leerwerktrajecten,
zoals voorgesteld door de RWI zijn in dit kader passend. Door werk en scholing te
combineren worden kennis en vaardigheden verbeterd en de kans op duurzame
arbeidsdeelname verhoogd.
Regionaal/lokaal en sectoraal arbeidsmarktbeleid kunnen niet optimaal worden aangepakt op
nationaal niveau, omdat regio's en sectoren daarvoor te veel verschillen. Dat is ook een reden
waarom de uitvoering van het arbeidsmarktbeleid is gedecentraliseerd. Gemeenten en UWV hebben
een betere kijk op wat nodig is om werklozen terug te leiden naar de arbeidsmarkt.
---
Vraag:
De komende tijd komt een grote vervangingsvraag en de ambitie van ons land is gericht op het meer
inzetten op de kennis- en dienstensamenleving. Met betrekking tot opleiding werken wij echter niet in
die richting. Kan meer inzicht verschaft worden in de vervangingsvraag (in vooral de sectoren
onderwijs en zorg)?
Antwoord:
Als gevolg van de vergrijzing gaan de komende jaren veel Nederlanders met pensioen. Dit leidt tot
een vervangingsvraag: nieuwe arbeidskrachten zijn nodig om de vrijgekomen banen te vullen. De
omvang van de vervangingsvraag hangt af van de ontwikkeling van de demografische compositie van
de arbeidskrachten in een sector en van de werkgelegenheidsontwikkeling. Dat wil zeggen: hoe meer
oudere werknemers in de sector werkzaam zijn en/of de werkgelegenheid groeit, hoe hoger de
vervangingsvraag en visa versus.
De verwachte vervangingsvraag verschilt niet veel tussen sectoren, maar wel binnen sectoren per
functiesoort. Deze verschillen komen niet tot uiting in de sectorale gemiddelden. Op sectorniveau
vertonen de overheid, het onderwijs en kwartaire diensten (waaronder de zorg) een vervangings-
vraag die significant boven het gemiddelde ligt. De mate waarin een grote vervanginsgvraag een
probleem vormt hangt af van de omvang van eventuele knelpunten in een sector. Segmenten met
knelpunten in de vacaturevervulling bevatten 30% van de totale vervangingsvraag. Dit betekent dat
70% van de vervangingsvraag in sectoren terechtkomt waar deze vervanging geen probleem zal
opleveren. 1 Tabel 1 toont een overzicht van sectoren naar knelpunten en vervangingsvraag.
Tabel 1. Knelpunten en vervangingsvraag
Relatief veel knelpunten Relatief weinig knelpunten
Relatief grote vervangingsvraag - Overheid en onderwijs - Horeca en zakelijke
- Kwartaire diensten dienstverlening
- Chemie - Transport en communicatie
- Voedingsindustrie
- Landbouw en visserij
Relatief kleine - Energie - Bank- en verzekringswezen
vervangingsvraag - Metalektro - Handel en reparatie
- Bouw en onroerend goed
- Overige industrie
Bron: RWI (2004) Vergrijzing en vervanging Een analyse van de gevolgen van het uitstromen van de
babyboomgeneratie voor de arbeidsmarkt
In 2006 en 2007 komt de vervangingsvraag gemiddeld uit op 3,2% van de werkenden. Dit komt
redelijk overeen met het niveau in de jaren 2003-2005. Ten opzichte van de periode 1998-2002 houdt
dit een stijging in, aangezien het jaarlijks gemiddelde toen 2,7% bedroeg. Op macro-niveau is sprake
van een dreigende krapte: dit beeld van het gemiddelde versluiert echter de grote verschillen tussen
en binnen sectoren en beroepen.
1 RWI (2004) Vergrijzing en vervanging Een analyse van de gevolgen van het uitstromen van de
babyboomgeneratie voor de arbeidsmarkt.
Voor de periode 2003-2008 schat ROA de totale vervangingsvraag naar beroep op ruim 1.130.000
werkenden.2 Hiermee is de vervangingsvraag een belangrijke component in de totale vraag naar
arbeid. Tabel 2 kwantificeert de vervangingsvraag naar beroepsklasse.
2 ROA (2003) De arbeidsmarkt naar opleiding en beroep tot 2008
2
Tabel 2. Vervangingsvraag naar beroepsklasse, in aantal en als percentage van de
werkgelegenheid in 2002, prognose 2003-2008
Beroepsklasse Aantal Totaal % Gem. Jaarlijks %
Pedagogische beroepen 84.200 22 4,1
Culturele beroepen 24.200 18 3,4
Agrarische beroepen 41.400 18 3,3
Technische en 248.000 17 3,1
industrieberoepen
Transportberoepen 60.400 15 2,8
Medische en paramedische 72.500 18 3,3
beroepen
Economisch-administratieve 333.700 16 3,0
beroepen
Informaticaberoepen 24.500 9 1,7
Sociaal-culturele beroepen 39.000 17 3,2
Verzorgende en 186.000 16 3,0
dienstverlenende beroepen
Openbare orde- en 18.900 16 3,0
veiligheidsberoepen
Totaal 1.132.800 16 3,1
Bron: ROA (2003) De arbeidsmarkt naar opleiding en beroep tot 2008
De vervangingsvraag veroorzaakt door de demografie tussen 2007 en 2011 zal in beroepen en
sectoren waar met name mannen werken nog enigszins toenemen. Na die periode vindt een lichte
daling plaats. Beroepen en sectoren waar vooral vrouwen werken zullen als gevolg van
demografische ontwikkelingen tot 2013 een toenemende vervangingsvraag ervaren. Dit betekent dat
de beroepen in de sectoren onderwijs en zorg die nu met knelpunten worden geconfronteerd, in de
periode na 2007 die knelpunten zullen zien groeien. Om deze problemen op te lossen is een verhoging
van de (vrouwen)participatie in deze beroepen nodig.
Vervangingsvraag in relatie tot laagopgeleiden
Op de middellange termijn zal een verhoging van de gevraagde opleidingsniveaus naar verwachting
doorzetten; de vraag naar lager opgeleiden blijft afnemen. Het RWI verwacht in de periode 2003-
2008 een daling in aantal banen met een laag opleidingsniveau en een stijging in aantal banen met een
hoog opleidingsniveau: zie tabel 3.
Tabel 3. Jaarlijkse groei/krimp in aantal banen naar opleidingsniveau 2003-2008
Opleidingsniveau Jaarlijkse groei in aantal banen
WO + 8.000
HBO + 19.000
MBO + 20.000
HAVO/VWO + 7.000
VMBO - 18.000
Basisonderwijs - 29.000
RWI (2004) Beleidskader Werk en inkomen 2004 Naar een werkende arbeidsmarkt
3
De hierboven beschreven ontwikkelingen onderstrepen het belang van:
1. een verhoging van de arbeidsparticipatie,
2. het tegengaan van voortijdige schooluitval;
3. stimuleren van Leven Lang Leren
4. langer doorwerken door ouderen etc.
De ervaring leert dat het op macro niveau niet goed mogelijk is met arbeidsmarktbeleid specifieke
aanbodtekorten op de wat langere termijn, zoals te weinig artsen en onderwijsgevend personeel, op te
lossen (op voorraad te scholen). Diverse onderzoeken tonen aan dat dit (manpower planning) niet
werkt. Bovendien heeft de praktijk uitgewezen dat e.e.a. kan resulteren in een varkenscyclus.
Wel is het belangrijk dat mensen -vooral jongeren- weten welke sectoren en bedrijven op korte
termijn goede arbeidsmarktperspectieven bieden. Gemeenten, CWI en andere lokale partijen moeten
hierop inspelen. Immers, voor een juiste match van vraag en aanbod moeten gemeenten niet alleen
het WWB-bestand kennen, maar ook de huidige en toekomstige wensen van werkgevers.
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid