Speech van de minister-president, mr. dr. J.P. Balkenende, FNV-congres,
Rotterdam, 25 mei 2005
Beste Lodewijk, dames en heren,
Het is mij een genoegen vanmiddag bij u te gast te zijn.
Mijn aanwezigheid hier heeft de nodige discussie gegeven. Dat begrijp ik.
Desondanks waardeer ik de uitnodiging om een korte bijdrage te leveren aan
dit congres.
Een congres dat bijzonder is om twee redenen: de FNV bestaat 100 jaar en we
nemen afscheid van voorzitter Lodewijk de Waal.
Dames en heren, eind vorig jaar keek Lodewijk de Waal in een artikel in het
Financieele Dagblad vooruit naar de toekomst van de sociaal-economische
verhoudingen in Nederland.
Er zijn volgens hem twee toekomstscenario's denkbaar.
In het eerste scenario zet de ontwikkeling naar een liberale markteconomie
in Nederland stevig door.
In het tweede scenario is dat niet het geval.
In het eerste scenario voorspelt De Waal de vakbeweging een gouden
toekomst.
En in het andere scenario ook.
Het is dus duidelijk: de vakbeweging kan niet stuk, in de ogen van de
scheidend voorzitter van de grootste vakcentrale. Het is een win-win-
situatie. 'Zorg dat je d'r bij komt', zou je bijna zeggen.
Nu denkt u vast dat ik het feestje kom verstoren met een somber verhaal
over afkalvende ledenaantallen, gebrek aan jong bloed en zo meer.
Maar dat doe ik niet. Want ook ik kijk positief aan tegen de rol van de
vakbeweging, zowel nu als in de toekomst.
Natuurlijk is het waar dat een steeds kleiner deel van de beroepsbevolking
lid is van een vakbond. Eind jaren zeventig was nog één van de drie mensen
lid. Nu is dat één op de vier. Overigens: ook politieke partijen kampen met
dit probleem van teruglopende ledenaantallen.
En natuurlijk worstelen de vakcentrales met hun antwoord op de kernvraag
van onze tijd: 'hoe houden we de solidariteit in ons land zowel nu als in
de toekomst stevig overeind?'.
Dat leidt tot een spagaat.
Aan de ene kant vechten voor de eigen achterban, en daarmee in zekere zin
voor gevestigde belangen. Aan de andere kant meedenken over vernieuwing van
ons sociale model, dat ons allemaal dierbaar is. Zodat ook de komende
generaties daarop kunnen vertrouwen. De vakbeweging wil immers ook bredere
belangen dienen.
Deze discussie wordt binnen de FNV en de andere vakbonden openlijk gevoerd,
en dat is een goede zaak. Ook bij de werkgevers en in de politiek speelt
zij volop. Het is zoeken naar de kwadratuur van de cirkel. Behoud van
solidariteit maakt het onontkoombaar om regelingen te veranderen. Maar
tegelijkertijd vergen veranderingen draagvlak. Mate en tempo van
veranderingen vinden daarin hun grenzen.
Ondanks al deze lastige vraagstukken waar de vakbeweging mee kampt, zie ik
aanzienlijke mogelijkheden voor de vakcentrales om hun rol de komende tijd
te versterken. Nederland heeft sterke, betrokken organisaties van
werknemers nodig. Ik zeg dat uit volle overtuiging.
Het zicht op de werkelijke verhoudingen in de polder wordt nogal eens
vertroebeld door opspattende modder en voortjagende donderwolken.
Er zijn verschillen van mening. Die kunnen soms hoog oplopen. Maar als de
buien zijn overgedreven en je rustig kijkt, is het dan niet zo dat er ook
opvallende principiële raakvlakken zijn?
We zijn het eens dat de sociale partners zoveel mogelijk eigen ruimte
moeten hebben op het terrein van werk, sociale zekerheid en premies. De
overheid moet de samenleving niet aan de leiband houden, maar juist zoveel
mogelijk vrijheid en verantwoordelijkheid geven aan mensen en hun
organisaties om zelf oplossingen te vinden.
Die visie op de rol van sociale partners verbindt ons.
Het is niet alleen een kwestie van visie, maar ook van de uitwerking
daarvan in concreet beleid. We zetten stappen om de werknemersverzekeringen
terug te geven aan de sociale partners. Denk aan de
werkloosheidsverzekering nieuwe stijl. Maar denk bijvoorbeeld ook aan de
levensloopregeling.
Het zijn de sociale partners zelf die hier in de CAO's invulling aan geven.
Dat gaat niet zonder slag of stoot. Maar dat doet aan het principe niets
af.
Er ontstaan steeds meer mogelijkheden voor mensen om hun eigen keuzes te
maken, al dan niet binnen het kader van collectieve arrangementen. Maar
keuzevrijheid alleen volstaat niet. De vakbeweging is en blijft nodig om de
voordelen van individuele keuzevrijheid te combineren met de voordelen van
schaalgrootte en samenwerking.
Er zijn daarnaast nieuwe uitdagingen voor de toekomst, die ook jongere
werknemers en de nieuwe sectoren van de economie zullen aanspreken. Mensen
hebben sterke behoefte aan een organisatie die hen helpt de goede keuzes te
maken in het land van werk, sociale zekerheid en premies. De rol van
vakcentrales als persoonlijk adviseur van de eigen leden zal steeds
belangrijker worden.
"Er hoort emotie bij een vakbond". Dat zijn woorden van Lodewijk de Waal.
Ik heb daar alle begrip voor. Emoties zijn goede trekpaarden, zolang het
verstand aan de teugels blijft zitten. Ook in de sociaal-economische
verhoudingen.
We zijn er niet voor niets in geslaagd drie keer een Centraal Akkoord met
elkaar te sluiten. In november 2002, november 2003 en november 2004. Dat
was daarvoor lange tijd niet gelukt.
Kenners van de geschiedenis weten het ongetwijfeld.
De jaren zeventig lieten een felle strijd zien tussen vakbeweging en
kabinet. De Industriebond NVV stuurde zelfs aan op vervanging van de
gevestigde kapitalistische orde, waarvan in zijn ogen ook het kabinet deel
uitmaakte. Akkoorden werden er niet gesloten.
De jaren tachtig kenden ook de nodige strijd. En dat ene, beeldbepalende
Akkoord van Wassenaar.
In de jaren negentig was er nauwelijks strijd. En geen enkel akkoord.
Na de eeuwwisseling kwamen de schermutselingen weer tot leven. Maar ook de
akkoorden.
Lodewijk, je hebt 32 jaar je beste krachten gegeven aan de FNV. De laatste
acht jaar als voorzitter. En daarvan hebben wij drie jaar intensief met
elkaar te maken gehad.
We hebben scherp tegenover elkaar gestaan.
Je hebt het kabinetsbeleid in de meest afschrikwekkende kleuren
afgeschilderd. Je woede nam soms apocalyptische vormen aan. Soms dacht ik:
'Lodewijk: je bloeddruk'.
Het heeft gestormd in de polder. Maar we hebben elkaar toch steeds weer
weten te vinden.
Uiteindelijk telt toch het resultaat. En ik zeg ronduit: Lodewijk, je hebt
voor je leden het nodige voor elkaar gekregen.
Je hebt ook bijgedragen aan belangrijke vernieuwingen.
Ik denk bijvoorbeeld aan het Flexakkoord uit 1996 dat aan jouw keukentafel
werd gesloten. Dat akkoord gaf de aanzet tot een noodzakelijke verbetering
van de rechtspositie van flexwerkers. Maar ook aan het recente akkoord over
de WW in de SER. En aan je concrete inspanningen voor internationale
samenwerking op het gebied van ontwikkeling en sociale rechtvaardigheid.
Ik hoop dat de ramen bij de FNV wijd openblijven, zodat die frisse wind van
vernieuwing kan doorwaaien. Onder het voorzitterschap van Agnes Jongerius
heb ik daar zeker vertrouwen in.
Lodewijk, je bent waarschijnlijk de enige bestuurder in Nederland die in
zijn officiële cv met enige trots vermeldt dat hij in zijn jeugd van school
is verwijderd.
"Door zijn optreden binnen en buiten school in combinatie met navenante
resultaten", staat er enigszins cryptisch.
Het tekent je onbedwingbare neiging tot rebelleren.
Vandaag vertrek je uit eigen vrije wil. En met de zojuist geciteerde
woorden uit je cv wil ik je uitluiden.
Lodewijk; je hebt je sporen nagelaten, 'door je optreden binnen en buiten
de FNV, in combinatie met navenante resultaten'.
Het ga je goed.
Ministerie van Algemene Zaken