De WMO vraagt om rechtvaardigheid en sociaal beleid
---
Sinds de eerste plannen voor een Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO)
bekend werden, rommelt het in Nederland. De onrust is vooral ontstaan in
gehandicapt en chronisch ziek Nederland. Want nergens anders is men zo goed
op de hoogte van de gevolgen, die decentralisatie voor de verstrekking van
voorzieningen kan hebben. Concreter gesteld: wie een aanpassing, hulpmiddel
of (vervoers)voorziening nodig heeft, is sinds de invoering van de Wet
voorzieningen gehandicapten (Wvg, 1994) overgeleverd aan de goedertierenheid
van zijn gemeentelijk Wvg-beleid. Dit heeft geleid tot rampzalige gevolgen
voor sommige aanvragers (die nee als antwoord op hun aanvraag kregen) en tot
onwenselijke verschillen in gemeentelijk beleid. Het maakt uit of je in
Roodeschool woont, in Lelystad, Venlo of Terneuzen. Waar de ene gemeente
genereus is in de verstrekking van hulpmiddelen en voorzieningen, voert de
andere een kaasschaafbeleid. Invoering van de WMO, waarin nog meer (ook
AWBZ-zorg) voorzieningen worden ondergebracht, doet daarom het ergste
vrezen.
Die vrees kan worden weggenomen. Maar dat vraagt wel om een grote
ontvankelijkheid van politiek en beleidsmakend Nederland voor plausibele, op
feiten gebaseerde argumenten van een belangenorganisatie als de Chronisch
zieken en Gehandicapten Raad Nederland (CG-Raad).
Niet zomaar
De bekende feiten liegen er niet om. De wat kille cijfers uit de laatst
gepresenteerde Wvg-rapportage bevestigen die feiten. Gemeenten blijken geld,
veel geld over te houden aan de Wvg. Dat kan toch nooit de bedoeling geweest
zijn van decentralisatie van de voorzieningenverstrekking. Het lijkt
overbodig, maar is misschien belangrijk er nog eens op te wijzen dat niemand
zo maar een aanpassing of hulpmiddel aanvraagt, omdat hij of zij dan een
leuk nieuw snufje wilt binnenhalen. Nee zon aanvraag doet men omdat een
voorziening nodig is om zo normaal mogelijk te kunnen functioneren. Dat is
ook de reden waarom de CG-Raad als landelijke belangenbehartiger van mensen
met een handicap of chronische ziekte voortdurend hamert op het vastleggen
van garanties op verstrekking van die broodnodige voorzieningen of
hulpmiddelen.
Voorwaarden
Natuurlijk is niets in te brengen tegen het concept van aanvragen en
verstrekken dichtbij huis. Het is juist in principe klantvriendelijk als men
in de vertrouwde woonomgeving terecht kan met dergelijke vragen. Maar dan
moet er ook de zekerheid zijn dat die vraag adequaat en effectief wordt
beantwoord. Voor een goede uitvoering van de WMO op gemeentelijk niveau moet
vooraf worden voldaan aan een aantal wettelijke verankerde voorwaarden.
Zodat gemeenten de uitvoering van de wet ook daadwerkelijk als een
onontkoombare, nuttige en vooral invulbare taak voor de burgers gaan zien en
ter hand nemen. En zodat aanvragers niet onnodig lang moeten wachten of, nóg
erger, er niet zeker van zijn dat ze bijvoorbeeld een aangevraagd hulpmiddel
ook echt krijgen.
In de wet moeten de volgende zaken worden vastgelegd:
1. Vastomlijnde taakomschrijving van gemeenten in het kader van de
wet, inclusief een heldere omschrijving van zorg- en
voorzieningenniveau dat onder de wet valt. Geen vrijblijvende
beleidsvrijheid voor gemeenten!
2. Het recht om in plaats van een voorziening/verstrekking in natura
een persoonsgebonden budget te krijgen, waarmee een aanvrager zelf
kan voorzien in de aanvraag
3. Financiële garanties aan gemeenten: geoormerkte gelden voor
uitvoering van de WMO waarvan de omvang in verhouding staat tot de
bevolkingssamenstelling, kerncijfers van de huidige zorgvraag en
prognose van de zorgvraag op lokaal niveau.
4. Vast omschreven garanties voor cliëntenparticipatie op lokaal
niveau,
5. Inbreng via cliëntenparticipatie door lokale belangenorganisaties
als middel om zo nodig- tussentijdse bijsturingen van beleid te
bewerkstelligen
Pas wanneer aan al deze voorwaarden is voldaan, kan de WMO een
uitvoerbare en voor aanvragers acceptabele wet zijn.
Bijval
Er gloort weer hoop, nadat ook de Tweede Kamer op 20 april 2005 harde noten
heeft gekraakt over de WMO. De CG-Raad is er als beweging van gebruikers
mensen met een handicap of chronische ziekte in geslaagd ook Tweede
Kamerleden te overtuigen van de onhaalbaarheid van plannen om de WMO al
januari 2006 in te voeren. Onhaalbaar, qua uitvoering en in tijd. Wie wetten
maakt, moet ook zorg dragen voor de uitvoerbaarheid ervan. Dat geldt zeker
voor wetten als de WMO, die immers een zo vergaand bereik hebben en
verstrekkende consequenties voor velen met zich meebrengen. De invoering van
de WMO is daarom op verzoek van een Kamermeerderheid een half jaar
uitgesteld. Een half jaar uitstel biedt tijd voor nadere bezinning.
Rechtvaardig en sociaal
Beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald, hebben veel Kamerleden
kennelijk gedacht. Helaas stond de CDA-fractie niet vooraan met kritiek aan
het adres van de eigen staatssecretaris Ross. Dat geeft te denken. De
CG-Raad daagt het CDA uit een interne discussie te voeren over het
partijkenmerk christelijk en sociaal in relatie tot een Wet Maatschappelijke
Ondersteuning. Hoe ziet een christelijk-sociaal concept van
voorzieningenverstrekking er uit? De CG-Raad hoopt van harte dat deze
discussie nu eindelijk eens wat dissidente fractieleden oplevert. Of- beter
nog dat het CDA uiteindelijk kiest voor sociaal beleid. Want de partij zal
zeker beducht zijn op mogelijke onrust die ontstaat als de plannen van
staatssecretaris Ross worden doorgevoerd. Zoals dat al is gebeurd bij het
ter discussie stellen van de AOW. Vervreemding van een groot gedeelte van de
(potentiële kiezers) achterban zal het gevolg zijn. Het CDA is toch zeker
niet bereid een zo hoge prijs te betalen voor de WMO-plannen? Een WMO die de
burger garanties biedt op aanpassingen, hulpmiddelen en vervoer, niets
minder dan dat is anno 2005 een vraag die past bij rechtvaardig en sociaal
beleid. Het is een ware uitdaging om daar gestalte aan te geven.
(Dit artikel werd in gewijzigde vorm geplaatst in het aprilnummer (2005) van
het kaderblad van het CDA
(Geplaatst: 24 mei 2005)
---
Chronisch zieken en Gehandicapten Raad Nederland