De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
ons kenmerk: IZ. 2005/1375
datum: 23-05-2005
onderwerp: Landbouw- en Visserijraad Luxemburg, 26 april 2005 -
Verslag
Bijlagen: 1
Geachte Voorzitter,
Hierbij doe ik u verslag van de Landbouw- en Visserijraad die op 26
april jl. plaatsvond in Luxemburg.
De Commissie gaf een toelichting op de noodmaatregelen die ze genomen
heeft met betrekking tot het niet toegelaten genetisch gemodificeerde
organisme Bt10 in maïsproducten.
De discussie over het Commissievoorstel inzake steun voor
plattelandsontwikkeling voor de periode 2007-2013 concentreerde zich
op het belang van het begrip probleemgebied in het kader van het
Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) en plattelandsbeleid in het
bijzonder. Uit de discussie kwam naar voren dat de lidstaten in het
algemeen het concept van steun aan probleemgebieden als een wezenlijk
onderdeel beschouwen van het GLB. De meningen liepen echter uiteen
over de vraag of deze steun gebaseerd zou moeten worden op objectieve,
fysieke criteria. Enkele lidstaten zouden graag zien dat ook
sociaal-economische omstandigheden in overwegingen worden genomen of
dat het aantal fysieke criteria wordt uitgebreid.
Door Denemarken werd het verzoek gedaan om de restituties op de export
van levende slachtrunderen naar derde landen stop te zetten. Ik heb
dit verzoek ondersteund en daarbij aangegeven ook open te staan voor
een discussie over de afschaffing van exportrestituties voor
fokdieren.
Verder gaf de Commissie een korte toelichting op de stand van zaken in
de fytosanitaire onderhandelingen met de Russische Federatie en op de
besprekingen in WTO-kader over de omzetting van specifieke
invoertarieven (EUR/ton) in ad valorem equivalenten (als percentage
van de invoerprijs). Ten slotte heeft de Raad gesproken over de
moeilijke situatie in de eiersector en de bijenteelt.
A-punten
Zie bijlage.
Aanwezigheid van een niet-toegelaten GGO op de Europese markt
Commissaris Kyprianou gaf een toelichting op de 'beschikking inzake
noodmaatregelen tegen met betrekking tot het niet toegelaten genetisch
gemodificeerde organisme (ggo) Bt10 in maïsproducten'. Dit naar
aanleiding van de mededeling van de Amerikaanse autoriteiten dat
waarschijnlijk sinds 2001 bij vergissing met genetisch gemodificeerde
(gg-) maïs van lijn Bt10 verontreinigde producten naar de Unie zijn
uitgevoerd en mogelijk nog steeds worden uitgevoerd. Daarop heeft de
Commissie op 18 april jl. besloten om voor de invoer van Amerikaanse
maïsgluten en bierborstel voor diervoeders voorlopige maatregelen in
te stellen om elk risico van nieuwe invoer van Bt10 in de Unie te
voorkomen.
Op grond van deze beschikking mogen bedoelde producten alleen in de
handel worden gebracht als de zending vergezeld gaat van een
analyseverslag van een erkend laboratorium waaruit de afwezigheid van
Bt10 blijkt.
Vrijwel alle lidstaten gaven aan tevreden te zijn met de snelle en
daadkrachtige aanpak van de Commissie. Een aantal lidstaten pleitte
voor een meer pro-actief controlemechanisme gericht op niet-toegelaten
ggo's. De Commissaris antwoordde hierop dat het Joint Research Centre
bezig is om een gegevensbank op te zetten voor detectiemethoden voor
alle toegelaten en (bekende) niet-toegelaten ggo's. Dit moet de
lidstaten in staat stellen om de import van gg-producten beter te
monitoren en sneller te reageren in geval van mogelijke toekomstige
verontreiniging.
Met verwijzing naar onze discussie in het AO 21 april jl. kan ik u
meedelen dat het bedrijf dat Bt10 in omloop heeft gebracht, inmiddels
voldoende referentiemateriaal beschikbaar heeft gesteld aan de
desbetreffende onderzoeksinstituten in de Europese Unie om
bemonstering en analyses mogelijk te maken.
Plattelandsontwikkelingsfonds (2007-2013)
De discussie over het Commissievoorstel inzake steun voor
plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor
Plattelandsontwikkeling voor de periode 2007-2013 concentreerde zich
op het belang van het begrip probleemgebied in het kader van het
Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) en va het plattelandsbeleid in
het bijzonder. In het verlengde hiervan lag de vraag voor of de
lidstaten zich kunnen vinden in de nieuwe afbakening van intermediaire
probleemgebieden1 zoals door de Commissie wordt voorgesteld (zie mijn
brief aan uw Kamer d.d. 18 april 2005 met de geannoteerde agenda voor
de Raad, Kamerstuk 2004-2005, 21501-32, nr. 120, TK).
Uit de discussie kwam naar voren dat de lidstaten in het algemeen het
concept van steun aan probleemgebieden als een wezenlijk onderdeel
beschouwen van het GLB.
De meningen liepen echter uiteen over de vraag of deze steun
voornamelijk gebaseerd zou moeten worden op objectieve, fysieke
criteria. Enkele lidstaten zouden graag zien dat ook
sociaal-economische omstandigheden in overwegingen worden genomen of
dat het aantal fysieke criteria wordt uitgebreid.
Ik heb het belang van het concept voor steun voor landbouw in gebieden
met een natuurlijke handicap onderstreept. Dit echter wel op de
voorwaarden dat deze gebieden maatschappelijk waardevol zijn en dat de
instandhouding van de landbouw noodzakelijk is om de kwaliteit van die
gebieden in stand te houden. Steun dus als beloning voor de
maatschappelijke dienst die de landbouw levert.
In haar reactie herinnerde Commissaris Fischer Boel de Raad aan het
doel van de compenserende steun, namelijk het verzekeren van
landbouwkundig gebruik van gebieden ten behoeve van het behoud van het
landschap. De Commissaris benadrukte dat de criteria voor gebieden met
specifieke handicaps2 niet ter discussie staan. Met betrekking tot de
intermediaire probleemgebieden lichtte de Commissaris toe dat de
bestaande sociaal-economische criteria niet langer te rechtvaardigen
zijn. In de eerste plaats zijn deze criteria die vanaf medio jaren
zeventig worden gebruikt, vaak achterhaald. In de tweede plaats heeft
de Europese rekenkamer in 2003 forse kritiek geuit op de toepassing
van deze criteria op intermediaire gebieden. Kritiek die door het
Europees Parlement is overgenomen. Ook met het oog op de eisen die de
WTO stelt aan groene boxsteun (steun die niet handelsverstorend is),
zijn objectieve en transparante criteria noodzakelijk. Handhaving van
de status-quo is daarom volgens de Commissie geen optie.
Diversen:
a) Fytosanitaire onderhandelingen EU-Russische Federatie
Commissaris Kyprianou gaf een korte toelichting op de stand van zaken
in de fytosanitaire onderhandelingen met de Russische Federatie. Op 15
maart jl. hebben de Europese Unie en Rusland een akkoord bereikt over
de uitvoer van plantaardige producten vanuit de EU naar Rusland,
resulterend in een Memorandum. Op basis van dit Memorandum geldt onder
meer dat sinds 1 april jl. alle export van plantaardige producten naar
de Russische Federatie vergezeld moet gaan van een EU-uniform
exportcertificaat. Hoewel het akkoord voorziet in een overgangsperiode
tot 1 juli maande de Commissaris de lidstaten die het uniforme
exportcertificaat nog niet hebben ingevoerd, dit alsnog zo snel
mogelijk te doen.
Voor uw informatie kan ik u meedelen dat de contacten tussen Nederland
en de Russische Federatie op fytosanitair gebied constructief zijn.
Zoals het zich nu laat aanzien zullen de laatste twee in Nederland
gestationeerde inspecteurs begin juni terugkeren naar Rusland. Op
technische niveau zullen nog nadere besprekingen plaatsvinden over het
vervolgtraject.
b) Uitvoersteun voor slachtrunderen
Door Denemarken werd het verzoek gedaan om de restituties op de export
van levende slachtrunderen naar derde landen buiten de EU stop te
zetten. Ik heb het verzoek van Denemarken samen met een vijftal andere
lidstaten ondersteund. Gelet op de problematiek rond dierenwelzijn bij
transport van levende runderen vind ik het stimuleren van de export
van levende slachtrunderen naar derde landen - door het uitbetalen van
exportrestituties - niet acceptabel. Ik heb daarbij echter een extra
dimensie toegevoegd. Hoewel de kans op overtredingen bij het transport
van fokrunderen over het algemeen geringer is, sta ik ook open voor
een discussie over de afschaffing van exportrestituties. De
producenten van fokvee in de EU concurreren vooral met elkaar en
nauwelijks met producenten van buiten de EU. Afschaffing van de
restituties zal dan ook weinig consequenties hebben voor de onderlinge
concurrentiepositie, zo heb ik gezegd.
Commissaris Fisher Boel en een aantal andere lidstaten zeiden niets
voor de afschaffing van de exportrestituties te voelen. Volgens de
Commissaris stelt de nieuwe verordening strenge regels aan het
transport van dieren. De uitbetaling van exportrestituties is
afhankelijk van de naleving van de regels. Lidstaten moeten daarom
overtreding van de regels rapporteren aan de Commissie. Bovendien
wordt gewerkt aan een aanscherping van de regels voor het verkrijgen
van de restituties. Ook in het licht van de huidige
WTO-onderhandelingen - waarbij onder meer over de volledige
afschaffing van alle vormen van restituties wordt gesproken - lijkt
het niet verstandig op dit ogenblik al een deel van de
exportrestituties af te schaffen, aldus verdedigde de Commissaris het
behoud van de restituties.
c) Marktsituatie in de sector eieren
België vroeg de aandacht van de Commissie en de Raad voor de al
maanden slepende crisis in de eiersector als gevolg van de extreem
lage marktprijzen. De lage prijzen vinden mede hun oorzaak in de
uitbraak van aviaire influenza in Nederland in 2003. Toen een
belangrijk deel van de Nederlandse productie wegviel, is het gat door
andere lidstaten opgevuld. Het herstel van de Nederlandse
productiecapaciteit heeft echter omgekeerd evenredig niet geleid tot
een productievermindering in deze lidstaten. België verzocht de
Commissie daarom om maatregelen.
Commissaris Fischer Boel zei het probleem te onderkennen. Ze zei
tegelijkertijd ook dat het enige beschikbare instrument dat de sector
onder de marktordening tot zijn beschikking heeft - exportrestituties
- al ingezet is. Een verdere verhoging van de restitutie is geen optie
binnen de bestaande WTO-afspraken, aldus de Commissaris. Bovendien zei
ze er alle vertrouwen in te hebben dat de prijzen snel weer zullen
aantrekken.
d) Maatregelen ten behoeve van de Europese bijenteelt
Hongarije, Frankrijk en Tsjechië vroegen aandacht voor de moeilijke
situatie waarin de Europese bijentelers verkeren. Volgens deze
lidstaten bevoordeelt de huidige regelgeving betreffende de kwaliteit
van honing geïmporteerde goedkope honing van lage kwaliteit ten koste
van de kwaliteitshoning geproduceerd in de EU.
Dit heeft geleid tot een prijsdaling. Deze landen pleitten dan ook
voor een wijziging van Richtlijn (EG) 2001/110 inzake Honing waar het
gaat om de definitie van honing en een verbetering van de
etiketteringsregels. Hongarije, Frankrijk en Tsjechië kregen bijval
van een groot aantal andere lidstaten.
In haar reactie zei Commissaris Fischer Boel dat de huidige
etiketteringregels voldoende waarborg bieden omtrent de oorsprong van
honing. Verder zei de Commissaris geen verband te zien tussen de
honingrichtlijn en de prijsdaling. De prijsdaling was het gevolg van
de opheffing in september 2004 van het invoerverbod op Chinese honing.
Ten slotte wees de Commissaris de lidstaten erop dat de sector
jaarlijks EUR 23 miljoen ontvangt voor de verbetering van de productie
en afzet van honing. Bovendien komt de sector in aanmerking voor
medefinanciering van afzetbevorderingsacties voor landbouwproducten
binnen de EU3.
e) Marktsituatie in de graansector
Oostenrijk, Hongarije en Slowakije vroegen in de Raad wederom om
aanvullende maatregelen voor de ondersteuning van de graansector, met
name voor die lidstaten die geen directe toegang hebben tot zeehavens.
Commissaris Fischer Boel zei geen mogelijkheden te zien voor
aanvullende maatregelen bovenop de maatregelen die al eerder genomen
zijn. De markt zal nauwlettend in de gaten worden gehouden, ook met
het oog op het nieuwe seizoen.
f) WTO-onderhandelingen
Op verzoek van Frankrijk gaf Commissaris Fischer Boel een toelichting
op de besprekingen die van 13-19 april in Genève plaatsvonden over de
omzetting van specifieke invoertarieven (EUR/ton) in ad valorem
equivalenten (als percentage van de invoerprijs). Deze besprekingen
liepen onverwacht op een mislukking uit omdat een bijna-akkoord over
de conversie afketste op belangrijke interpretatieverschillen tussen
de onderhandelingspartners toen het (voor het eerst) op papier werd
gezet.
Bij het Raamwerkakkoord uit juli 2004 is overeengekomen dat de
reductie van invoertarieven voor landbouwproducten via verschillende
formules zal plaatsvinden binnen nader te definiëren
tariefbandbreedtes. Om te kunnen bepalen in welke tariefband een
product wordt geplaatst en daarmee welke reductie van toepassing
wordt, is het noodzakelijk alle tarieven uit te drukken in onderling
vergelijkbare eenheden c.q. Ad Valorem Equivalenten (AVE's).
Inmiddels is recent in Parijs alsnog een akkoord bereikt over de
omrekeningsformule.
Dit maakt de weg vrij om de onderhandelingen te vervolgen over de
andere aspecten van markttoegang, zoals de vaststelling van de
tariefbandbreedtes en -reducties.
De minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit,
dr. C.P. Veerman
1 Gebieden waar grondgebruik dreigt te worden opgeheven en waar sprake
is van homogene landbouwgebieden en onder meer leegloop van het
platteland
2 Zoals in Nederland bijvoorbeeld bepaalde delen van het
veenweidegebied
3 Verordening (EG) nr. 2826/2000 betreffende voorlichting- en
afzetbevorderingsacties voor landbouwproducten op de binnenmarkt.
Bijlage
De Raad heeft de volgende voorstellen op het gebied van landbouw en
visserij als A-punt, dat wil zeggen zonder discussie, aangenomen:
Vijfde zitting van het Bossenforum van de Verenigde Naties (UNFF)
(Conclusies van de Raad)
* Aanneming van de verordening van de Raad tot wijziging van
Verordening (EEG) nr. 1883/78 betreffende de algemene regels voor
de financiering van de interventies door het Europees Oriëntatie-
en Garantiefonds voor de Landbouw, afdeling Garantie
* Aanneming van conclusies van de Raad over een mededeling van de
Commissie: Vooruitzichten voor de vereenvoudiging en verbetering
van de regelgeving inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid
* Aanneming van een verordening van de Raad tot oprichting van een
Communautair Bureau voor visserijcontrole en houdende wijziging
van Verordening (EG) nr. 2847/93 tot invoering van een
controleregeling voor het gemeenschappelijk visserijbeleid
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit