Ministerie van Verkeer en Waterstaat

Contactpersoon

-
Datum
23 mei 2005
Ons kenmerk
VenW/DBS/2005/2226
Doorkiesnummer

-
Bijlage(n)

1
Uw kenmerk
29283-22
Onderwerp
Beantwoording vragen over het kabinetsstandpunt inzake de rapportage van de Tijdelijke Commissie Infrastructuurprojecten

Geachte voorzitter,

Bijgevoegd treft u de beantwoording aan op de vragen die zijn gesteld naar aanleiding van het kabinetsstandpunt inzake de rapportages van de Tijdelijke Commissie Infrastructuur-projecten.

Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

Hoogachtend,

DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT,

Karla Peijs

Beantwoording vragen - kabinetsstandpunt TCI

|Kamerstuknummer |:|29283-22                                           |
|Vragen aan      |:|Regering                                           |
|Commissie       |:|Verkeer en Waterstaat                              |
|Nr |Vraag                                                            |
|1  |Welke maatregelen neemt het kabinet om het percentage aan        |
|   |voorbereidingskosten voor grote projecten in de hand te houden en|
|   |waar mogelijk te verminderen?                                    |
|   |Antwoord:                                                        |
|   |De kwaliteit van de besluitvormingsfase is sterk bepalend voor de|
|   |beheersing van een project in de latere fase. Dit betekent dat in|
|   |deze fase meer dan voorheen hogere eisen worden gesteld aan de   |
|   |nut- en noodzaakdiscussie, de kwaliteit van de ramingen en de    |
|   |kwantificering van risico's. Het kabinet wil voorkomen dat als   |
|   |gevolg van deze hogere eisen in deze fase de kosten  te veel     |
|   |oplopen. Daartoe zal het kabinet de kwaliteit van de             |
|   |projectorganisatie monitoren. Bovendien zullen go/ no-go momenten|
|   |worden gehanteerd, waarbij besloten wordt of en op welke manier  |
|   |de voorbereiding van het project wordt voortgezet en tegen welke |
|   |kosten.                                                          |
|   |Daarnaast wil het kabinet bij grote projecten een groter beroep  |
|   |doen op de binnen de eigen organisatie beschikbare kennis en     |
|   |ervaring. Hiermee kan de inzet van extern ingehuurde deskundigen |
|   |worden verminderd en daarmee de kosten worden verlaagd.          |
|2  |Zal de structuurvisie zoals voorzien door het kabinet dezelfde   |
|   |zwaarte hebben als een PKB?                                      |
|   |Antwoord:                                                        |
|   |In het wetsvoorstel voor de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro)|
|   |is de structuurvisie opgenomen als het document voor strategische|
|   |beleidsvorming, dat richting geeft aan de inzet van bestuurlijke,|
|   |financiële en juridische instrumenten door het rijk. Bij de      |
|   |voorbereiding worden belanghebbende partijen betrokken. Na de    |
|   |vaststelling wordt de structuurvisie toegezonden aan de Tweede   |
|   |Kamer. De voor de structuurvisie verantwoordelijke minister stelt|
|   |de Tweede Kamer schriftelijk op de hoogte van de gevolgtrekkingen|
|   |die hij aan de beraadslagingen verbindt. Na afronding van deze   |
|   |beraadslagingen kan aan de structuurvisie uitvoering worden      |
|   |gegeven. De structuurvisie heeft daarmee in de                   |
|   |besluitvormingsfase een politieke zwaarte die vergelijkbaar is   |
|   |met de PKB.                                                      |
|3  |Hoe zal het kabinet omgaan met individuele projectbesluiten,     |
|   |zoals die de afgelopen maanden zijn genomen voor PMR en Zuidas,  |
|   |in het licht van de denklijn van het kabinet dat projecten       |
|   |integraal moeten worden afgewogen?                               |
|   |Antwoord:                                                        |
|   |                                                                 |
|   |Bij een integrale afweging van projecten moet onderscheid gemaakt|
|   |worden tussen een integrale afweging tussen projecten en een     |
|   |integrale afweging binnen een project.                           |
|   |                                                                 |
|   |Eind 2003 heeft het Kabinet een integrale afweging van enkele    |
|   |voorgenomen grote infrastructuurprojecten (waaronder PMR en      |
|   |Zuidas) gemaakt in het licht van de beschikbare financiële       |
|   |middelen in de periode 2011-2020. Besluitvorming over deze  grote|
|   |projecten is destijds doorgeschoven naar de integrale            |
|   |besluitvorming over de nota Ruimte en de nota Mobiliteit.        |
|   |Hierover is de Kamer in februari 2004 geïnformeerd (zie 29 200 A,|
|   |nr. 23).                                                         |
|   |                                                                 |
|   |Inmiddels zijn de nota Ruimte deel III en de nota Mobiliteit deel|
|   |I verschenen. Bij de besluitvorming over deze nota's zijn de     |
|   |verschillende beleidsopgaven en de hieruit volgende verwachte    |
|   |projecten integraal ten opzichte van elkaar afgewogen in het     |
|   |licht van de door het kabinet gewenste ruimtelijk-economische    |
|   |structuurversterking en zijn voor enkele projecten onder meer FES|
|   |middelen (voorlopig) gereserveerd. De precieze uitwerking van    |
|   |deze projecten zal de komende periode haar beslag krijgen. In het|
|   |voorjaar van 2006, wanneer over een aantal van de grote projecten|
|   |meer duidelijkheid bestaat, zal nadere besluitvorming            |
|   |plaatsvinden. Zie hiervoor ook het antwoord op de vraag van het  |
|   |Kamerlid Crone (brief 29 april 2005 met kenmerk OI/REB/ICRE      |
|   |5024151.b41).                                                    |
|   |                                                                 |
|   |Daarnaast worden de projecten elk afzonderlijk integraal, dat wil|
|   |zeggen binnen het project, afgewogen. Met integraal wordt bedoeld|
|   |dat naast mobiliteitseffecten ook effecten op het gebied van     |
|   |veiligheid, natuur en kwaliteit leefomgeving worden meegenomen en|
|   |dat wordt gekeken naar andere ontwikkelingen in het              |
|   |desbetreffende gebied. .                                         |
|   |                                                                 |
|   |PMR:                                                             |
|   |In de afgelopen maanden zijn bij het project PMR geen            |
|   |onomkeerbare besluiten genomen. Wel is een voorlopige reservering|
|   |van E 1,3 miljard gemaakt in het Fes. Deze reservering zal worden|
|   |meegenomen in de definitieve, integrale afweging die medio 2006  |
|   |zal worden gemaakt voor de verdeling van middelen voor de        |
|   |beleidsopgaven uit de nota Ruimte en de nota Mobiliteit. In 2004 |
|   |werd reeds een voorlopige en globale verdeling vastgesteld door  |
|   |het Kabinet.                                                     |
|   |Momenteel wordt gewerkt aan de afronding van een pakket (van     |
|   |Bestuursakkoord en uitwerkingsovereenkomsten) dat komende zomer  |
|   |aan uw Kamer wordt voorgelegd. Dit najaar kan dan de behandeling |
|   |van PMR in de Tweede Kamer plaatsvinden. In de brief van 22 april|
|   |2005 bent u hierover door de ministers van VenW en Financiën     |
|   |geïnformeerd.                                                    |
|   |Volgend jaar zal naar verwachting een aangepaste PKB+ deel 3 voor|
|   |PMR verschijnen. Tot die tijd wordt voortgegaan met de           |
|   |voorbereiding van het project en worden geen onomkeerbare        |
|   |besluiten genomen.                                               |
|   |                                                                 |
|   |Zuidas:                                                          |
|   |Ook voor het project Zuidas (als onderdeel van het programma     |
|   |Noordvleugel) zijn voorbereidende onderzoeken uitgevoerd, maar in|
|   |de afgelopen maanden geen projectbesluiten genomen. Bij dit      |
|   |project worden twee parallelle processen onderscheiden.          |
|   |De kwartiermaker is momenteel bezig een PPS-traject in te        |
|   |richten. Daarnaast wordt voor de Zuidas de juridische procedure  |
|   |van de tracéwet/MER gevolgd. Het kabinet stuurt erop aan om de   |
|   |processtappen in het kader van de Tracéwet/MER procedure en de   |
|   |oprichting van een juridische entiteit voor de Zuidas parallel en|
|   |afgestemd te doorlopen, zodat beide gelijktijdig aan de kamer    |
|   |kunnen worden voorgelegd. Voor die tijd worden er geen           |
|   |onomkeerbare besluiten genomen.                                  |
|4  |In hoeverre vindt bij de toekenning van extra middelen aan       |
|   |projecten uit aardgasbaten bij de voorjaarsnota een integrale    |
|   |afweging plaats? Zo ja, kan de Kamer deze afweging dan ook       |
|   |ontvangen?                                                       |
|   |Antwoord:                                                        |
|   |Bij de toekenning van extra middelen (het gaat dan om een        |
|   |substantiële verhoging van eerdere ramingen) vindt een integrale |
|   |afweging plaats. In het geval van de huidige Fes-meevaller tot en|
|   |met 2010 wordt dat ook gedaan: een brede groep projecten uit het |
|   |ruimtelijk-economische, kennis en natuur/milieudomein wordt      |
|   |momenteel tegen elkaar afgewogen. Dat gebeurt onder meer via een |
|   |toetsing door de planbureaus op de waarde voor de economische    |
|   |structuurversterking. Het recente Paasakkoord heeft daarbij een  |
|   |richtinggevende werking gehad.                                   |
|   |Het besluit van het kabinet over de verdeling van deze           |
|   |Fes-meevaller zal worden verwerkt en toegelicht in de begroting  |
|   |2006. De achterliggende CPB-stukken met de projectbeoordelingen  |
|   |zullen dan ook beschikbaar zijn.                                 |
|5  |Kan de definitie voor noodzaak, te weten "de urgentie ten        |
|   |opzichte van andere mogelijke bestedingen", nader worden         |
|   |toegelicht? Met behulp van welke criteria wordt de urgentie      |
|   |bepaald?                                                         |
|   |Antwoord:                                                        |
|   |Bij het bepalen van 'de urgentie ten opzichte van andere         |
|   |bestedingsmogelijkheden' wordt in eerste instantie gekeken naar  |
|   |de verwachte bijdrage van een project aan het versterken van de  |
|   |economische of ruimtelijke structuur van Nederland. Het kan      |
|   |hierbij gaan om het verbeteren van de bereikbaarheid tussen      |
|   |nationale stedelijke netwerken en economische kerngebieden. In   |
|   |het kader van de nota Mobiliteit zijn criteria (streefwaarden)   |
|   |geformuleerd voor een acceptabele reistijd. Hoe groter het       |
|   |verschil, hoe groter de urgentie van het project. Bij de bepaling|
|   |van de urgentie hebben naast het rijk ook de regionale overheden |
|   |hierin een belangrijke eigen rol.                                |
|   |Daarnaast moet ook worden voldaan aan de wettelijk en            |
|   |beleidsmatige kaders op het gebied van milieu, veiligheid en     |
|   |kwaliteit leefomgeving.                                          |
|6  |Is de OEI-richtlijn, inclusief een meerwaardetoets voor PPS die  |
|   |volledig is geïntegreerd in het MIT, ook toegepast op projecten, |
|   |die voorheen al in het MIT waren opgenomen zonder dat deze       |
|   |projecten in uitvoering waren? Op welke projecten is deze        |
|   |systematiek (nog) niet toegepast?                                |
|   |Antwoord:                                                        |
|   |In juni 2004 is het geactualiseerde MIT spelregelkader verschenen|
|   |(29 200 A, nr. 35). Het geactualiseerde spelregelkader kenmerkt  |
|   |zich onder meer a. door het in een vroegtijdig stadium betrekken |
|   |van marktpartijen en b. door een meer zakelijke en integrale     |
|   |afweging van effecten aan de hand van de OEI systematiek. Over de|
|   |toepassing van de OEI systematiek bij speciale (grote)           |
|   |infrastructuurprojecten is de Kamer in april 2000 geïnformeerd   |
|   |(26 428, nr. 21).                                                |
|   |De OEI-richtlijn is niet toegepast op de MIT projecten die reeds |
|   |in uitvoering zijn.                                              |
|   |Ad a                                                             |
|   |Met ingang van dit jaar worden alle investeringen door de        |
|   |rijksoverheid in infrastructuur (groter dan E 112,5 miljoen) en  |
|   |gebouwen (groter dan E 25 miljoen) beoordeeld op de meerwaarde   |
|   |van PPS. Dit gebeurt onder meer door voor alle MIT-projecten een |
|   |zogenaamde 'marktscan' te maken, waarbij gebruik zal worden      |
|   |gemaakt van het instrument van de Public Private Comparator      |
|   |(PPC). Door het structureel toepassen van de eerder genoemde     |
|   |'marktscan' kan voor ieder nieuw project expliciet de afweging   |
|   |gemaakt worden of van PPS meerwaarde is te verwachten.           |
|   |Ad b                                                             |
|   |Bij de toepassing van de OEI systematiek wordt een onderscheid   |
|   |gemaakt tussen de grote rijksprojecten en reguliere              |
|   |rijksprojecten. De OEI-richtlijn is sinds 2000 verplicht voor de |
|   |grote projecten. In dat jaar is aangegeven dat toepassing van de |
|   |OEI richtlijn verplicht werd voor projecten waarvoor destijds nog|
|   |geen activiteiten waren gestart voor het onderzoeken van het     |
|   |probleem en de mogelijke oplossingsrichtingen. Er is toen van    |
|   |afgezien de toepassing van de OEI richtlijn verplicht te stellen |
|   |voor grote projecten die reeds in voorbereiding waren, maar wel  |
|   |is bepaald dat bij deze projecten zo veel mogelijk gebruik zou   |
|   |worden gemaakt van de OEI-richtlijn.                             |
|   |De afgelopen jaren is de OEI leidraad onder meer toegepast bij   |
|   |PMR, HSL-Oost., ZZL en Uitbreiding Schiphol. De in december 2004 |
|   |verschenen aanvullingen op de leidraad hebben dezelfde status als|
|   |de OEI leidraad; toepassing is derhalve verplicht voor de        |
|   |speciale rijksprojecten.                                         |
|   |Daarnaast is gewerkt aan het toesnijden van de OEI leidraad op de|
|   |reguliere MIT projecten. In eerste instantie lag de nadruk op de |
|   |verkenningsfase. Over de uitkomsten hiervan bent u gelijktijdig  |
|   |met het geactualiseerde MIT spelregelkader geïnformeerd. Dit     |
|   |betekent dat toepassing van 'OEI bij MIT verkenningen' verplicht |
|   |is voor projecten waarvoor nog geen activiteiten zijn gestart    |
|   |voor het onderzoeken van het probleem en de mogelijke            |
|   |oplossingsrichtingen.                                            |
|   |Zo wordt de methodiek toegepast bij de onlangs gestarte          |
|   |gebiedsgerichte verkenning Ring-Utrecht. Daarnaast zijn de       |
|   |uitgangspunten van 'OEI bij MIT verkenningen', te weten inzicht  |
|   |in de effecten van oplossingsrichtingen, toegepast bij de in mei |
|   |2004 verschenen gebiedsgerichte integrale MIT-verkenning         |
|   |Haarlemmermeer - Almere.                                         |
|7  |Kan aangegeven worden of het MIT 2006 geheel "TCI-proof" is? Zo  |
|   |neen, waarom niet en wanneer zal dit wel gebeuren?               |
|   |Antwoord:                                                        |
|   |De aanbevelingen van de TCI richten zich op de grote projecten en|
|   |niet op de reguliere MIT-projecten.  In de optiek van het kabinet|
|   |houdt 'TCI-proof' het volgende in: er wordt bij grote projecten  |
|   |een heldere nut en noodzaak discussie gevoerd aan de hand van een|
|   |integrale afweging van mogelijke oplossingsrichtingen mede aan de|
|   |hand van de OEI-systematiek, dit alles als onderdeel van de in de|
|   |besluitvormingsfase voor grote projecten op te stellen           |
|   |structuurvisie. Daarnaast is er sprake van een heldere           |
|   |fase-indeling met duidelijk beslismomenten.                      |
|   |Het is het streven van het kabinet om deze uitgangspunten  in een|
|   |lichtere variant ook toe te passen op de reguliere MIT-projecten |
|   |die niet de status van groot project hebben. Een Structuurvisie  |
|   |zal hier, gezien de omvang van de projecten, geen onderdeel van  |
|   |uitmaken. Andere onderdelen zijn al terug te vinden in het       |
|   |huidige MIT spelregelkader. Zo wordt in de verkenningsfase onder |
|   |meer een probleemanalyse uitgevoerd en worden de effecten van    |
|   |mogelijke oplossingsrichtingen in kaart gebracht.                |
|   |De keuzes van het MIT 2006 zullen mede worden gebaseerd op de    |
|   |nota Mobiliteit, die zelf weer een uitwerking betreft van de nota|
|   |Ruimte voor het beleidsveld mobiliteit. De nota's kunnen worden  |
|   |beschouwd als een eerste aanzet voor een nut en noodzaakdiscussie|
|   |in relatie tot de beleidsdoelstellingen van het kabinet. De nota |
|   |Ruimte en deel I van de nota Mobiliteit, in combinatie met het   |
|   |verlengde MIT, zijn inmiddels besproken met de Tweede Kamer.     |
|   |Voor de zomer van 2005 zal deel III van de nota Mobiliteit worden|
|   |uitgebracht. Hierbij wordt in globale termen het                 |
|   |infrastructuurprogramma tot en met 2020 gepresenteerd. Dit       |
|   |programma zal nader worden geconcretiseerd bij het MIT 2006.     |
|   |Binnen dat programma zullen de planning van projecten en de      |
|   |status van gereserveerde middelen voor de verschillende fasen    |
|   |(tot en met 2010, 2011-2014 en een doorkijk 2015-2020), in lijn  |
|   |met de nota Mobiliteit deel III, worden belicht. Daarbij geldt   |
|   |dat de afzonderlijke projecten elk, conform de MIT- systematiek, |
|   |integraal op hun eigen merites zullen worden beoordeeld.         |
|8  |Kan nader worden geduid op welke wijze verschillende regelingen  |
|   |en wetten in elkaar grijpen na invoering van de structuurvisie?  |
|   |Welke al bestaande wetten dienen te worden gewijzigd? Hoe gaat   |
|   |dit geheel er in de toekomst uitzien? Binnen welke termijnen gaat|
|   |dit plaatsvinden?                                                |
|   |Antwoord:                                                        |
|   |Het kabinet heeft de aanbeveling van de TCI om in de             |
|   |voorbereidende fase van de besluitvorming over grote projecten   |
|   |een structuurvisie op te stellen overgenomen. In het             |
|   |kabinetsstandpunt is aangekondigd dat het kabinet met een verdere|
|   |juridische uitwerking zou komen.  Onderstaand antwoord is te     |
|   |beschouwen als deze juridische uitwerking.De structuurvisie zal  |
|   |haar grondslag vinden in de nieuwe Wet ruimtelijke ordening      |
|   |(Wro). Mede op basis van de aanbevelingen van de TCI is het      |
|   |wetsontwerp voor de nieuwe Wro nog aangepast in die zin dat de   |
|   |structuurvisie na besluitvorming in het kabinet aan de           |
|   |Staten-Generaal wordt toegezonden (TK 28916, nr. 11). Formele    |
|   |invoering van de nieuwe Wro, en daarmee van structuurvisies, zal |
|   |plaatsvinden bij invoeringswet, nadat de nieuwe Wro is           |
|   |goedgekeurd. Andere wetten, zoals de Tracéwet, zullen via de     |
|   |invoeringswet zoveel als nodig aan de nieuwe Wro worden          |
|   |aangepast.                                                       |
|   |De termijn waarop dit kan plaatsvinden is uiteraard mede         |
|   |afhankelijk van de tijd die de parlementaire behandeling van het |
|   |wetsvoorstel voor de nieuwe Wro nog zal vergen. Het kabinet gaat |
|   |er vanuit dat de nieuwe Wro begin 2007 in werking kan treden.    |
|   |Hierop vooruitlopend zal het kabinet al wel structuurvisies      |
|   |opstellen over grote projecten (bijvoorbeeld de Zuiderzeelijn),  |
|   |mits Uw Kamer met deze procedure instemt. Zowel de huidige WRO   |
|   |als de Tracéwet bevatten daarvoor geen wettelijke beletselen.    |
|   |Uiteraard zal daarbij voldaan worden aan verplichtingen inzake   |
|   |milieu-effectrapportage en inspraak. Voor structuurvisies over   |
|   |grote projecten betekent dit dat een strategische                |
|   |milieubeoordeling (SMB) zal worden opgesteld, zoals bedoeld in   |
|   |het betreffende wetsontwerp wijziging Wet milieubeheer (TK 29811,|
|   |nr. 2).                                                          |
|   |Los van de precieze juridische vormgeving heeft het kabinet met  |
|   |betrekking tot de besluitvorming over grote projecten het        |
|   |volgende zgn. estafettemodel voor ogen.                          |
|   |In de voorbereidende fase wordt een structuurvisie opgesteld     |
|   |conform de nieuwe Wro. De structuurvisie is kaderstellend voor de|
|   |uitwerkings- en uitvoeringsfase. Nadat  het parlement zich over  |
|   |de structuurvisie heeft uitgesproken en de structuurvisie is     |
|   |vastgesteld gaat het betreffende project naar de uitwerkingsfase.|
|   |                                                                 |
|   |In de uitwerkingsfase is de wettelijke besluitvormingsprocedure  |
|   |van toepassing die voor het betreffende grote project geldt. Voor|
|   |verkeers- en vervoersinfrastructuur is dat de Tracéwet. Wanneer  |
|   |een specifiek wettelijk kader ontbreekt wordt de                 |
|   |rijksprojectenprocedure gevolgd die in de Wro is opgenomen. Deze |
|   |wettelijke besluitvormingsprocedures voorzien in zorgvuldige     |
|   |besluitvorming, toegespitst op de specifieke aandachtspunten die |
|   |per sector kunnen verschillen. Door op belangrijke go / no go    |
|   |momenten een (voorgenomen) besluit voor te leggen aan de Tweede  |
|   |Kamer is ook de positie van het parlement gewaarborgd.           |
|   |Op deze wijze kan de door de TCI bepleite werkwijze met behulp   |
|   |van de bestaande wettelijke procedures worden geëffectueerd,     |
|   |aangevuld met de voornemens inzake de nieuwe Wro en de           |
|   |doorwerking daarvan in bestaande wetgeving.                      |
|   |Zoals gezegd neemt het kabinet de aanbeveling van de TCI om in de|
|   |voorbereidende fase van de besluitvorming over grote projecten   |
|   |een structuurvisie op te stellen over. Wat de uitwerkingsfase    |
|   |betreft geeft de het kabinet de voorkeur aan het zogenoemde      |
|   |estafettemodel. Langs deze weg wordt namelijk hetzelfde doel     |
|   |bereikt als met gebruikmaking van de rijkscoördinatieregeling en |
|   |het rijksbestemmingsplan. De Tracéwet bevat voldoende            |
|   |mogelijkheden voor een integrale afweging van alle relevante     |
|   |belangen in de uitwerkingsfase en voor coördinatie en doorwerking|
|   |van rijksbesluitvorming. De verschillen met de nieuwe Wro zijn   |
|   |van technische aard (als uitvloeisel van de introductie in de    |
|   |nieuwe Wro van bijv. het rijksbestemmingsplan en de vervanging   |
|   |van de artikel 19-vrijstelling door een projectbesluit). Zoals   |
|   |aangegeven zal via de invoeringswet nieuwe Wro de Tracéwet voor  |
|   |zoveel nodig nog worden aangepast, onder meer door verdergaande  |
|   |harmonisatie op de betreffende onderdelen.                       |
|   |Het estafettemodel heeft bovendien ten opzichte van het voorstel |
|   |van de TCI het voordeel dat er geen verbrokkeling ontstaat van de|
|   |wettelijke procedures voor de vaststelling van tracés (uitwerking|
|   |van grote projecten via de Wro en uitwerking van "normale"       |
|   |projecten via de Tracéwet).                                      |
|   |Tenslotte merkt het kabinet op dat het voorstel van de TCI om een|
|   |rijksbestemmingsplan vast te laten stellen door de Minister van  |
|   |VROM op gespannen voet kan komen staan met de uitspraak van de   |
|   |TCI dat in de uitwerkingsfase het voortouw bij de sectorminister |
|   |behoort te liggen. Het argument dat de Minister van VROM als     |
|   |bijzondere taak heeft om het door de sectorminister opgestelde   |
|   |ontwerp-rijksbestemmingsplan te beoordelen aan de hand van de    |
|   |structuurvisie wordt in de ogen van het kabinet voldoende        |
|   |ondervangen door de mede-verantwoordelijkheid van de Minister van|
|   |VROM voor een tracé- of projectbesluit krachtens de Tracéwet en  |
|   |het wetsontwerp Wro; het thans aanhangige wetsvoorstel tot       |
|   |wijziging van de Tracéwet (Kamerstukken II, 29 859) zal daarin   |
|   |voor grote projecten geen verandering brengen.                   |
|9  |Waarom is het kabinet afhoudend ten aanzien van de aanbeveling   |
|   |van de TCI om de minister van VROM een meer coördinerende rol te |
|   |geven?                                                           |
|   |Antwoord:                                                        |
|   |Vooropgesteld zij, zoals reeds aangegeven in het                 |
|   |kabinetsstandpunt, dat in het wetsontwerp Wro opgenomen dat de   |
|   |Minister van VROM altijd (mede)verantwoordelijk is voor          |
|   |structuurvisies (hetzij als eerste ondertekenaar, hetzij als     |
|   |mede-ondertekenaar), dit omdat nu eenmaal een ruimtelijke        |
|   |afweging aan de orde is. Ook in de uitwerkingsfase is de Minister|
|   |van VROM op grond van de vigerende wetgeving altijd              |
|   |(mede-)verantwoordeljk voor het te nemen besluit.                |
|   |Het kabinet hecht er aan dat in de structuurvisie een            |
|   |evenwichtige integrale afstemming van alle belangen plaatsvindt. |
|   |Het kabinet zoekt verbetering van het evenwicht echter niet in   |
|   |een andere taakverdeling, maar in een nauwere samenwerking tussen|
|   |departementen. Het regievoerende departement heeft mede als taak |
|   |om de noodzakelijke checks and balances te organiseren. De       |
|   |advisering door de ambtelijke voorportalen voor de onderraden van|
|   |de Ministerraad zoals de RPC en de ICRE voorziet hier al in, maar|
|   |meer dan voorheen zal dit eveneens zijn verankering vinden in de |
|   |vormgeving van de projectorganisatie.                            |
|   |Het inhoudelijke zwaartepunt vormt het hoofdaanknopingspunt voor |
|   |het bepalen van de "natuurlijke" probleemeigenaar. Een eerste    |
|   |aanzet hiertoe wordt gedaan bij het opstellen van de grote       |
|   |nota's. Daarbij wordt gekeken naar de bijdrage die een project   |
|   |levert op het gebied van mobiliteit en bereikbaarheid (of andere |
|   |sectorale doelstellingen, afhankelijk van het project), de       |
|   |regionale economie, de arbeidsmarkt, natuur en milieu, de        |
|   |ruimtelijke ontwikkeling van een gebied, enzovoorts. Op basis    |
|   |daarvan wordt de insteek van het project bepaald en de minister  |
|   |aangewezen die de regie zal voeren in de structuurvisiefase. In  |
|   |de praktijk betekent dit dat als het gaat om verkeers- en        |
|   |vervoersinfrastructuur V&W de regie voert. Gaat het om een       |
|   |natuurproject dan is dit LNV. Gaat het om een groot project ten  |
|   |behoeve van de electriciteitsvoorziening dan trekt EZ,           |
|   |enzovoorts. Wanneer het bijvoorbeeld gaat om grootschalige       |
|   |integrale gebiedsgerichte vraagstukken dan wel                   |
|   |verstedelijkingsprojecten komt VROM in aanmerking. Welk          |
|   |departement de regie voert in de structuurvisiefase wordt        |
|   |vastgelegd in het toelatingsbesluit.                             |
|10 |Op welke wijze zou de derde aanbeveling van de TCI zonder        |
|   |wettelijke regeling gerealiseerd kunnen worden?                  |
|   |Antwoord:                                                        |
|   |De door de TCI bepleite werkwijze bij grote projecten kan binnen |
|   |de kaders van de bestaande wettelijke procedures worden          |
|   |geëffectueerd, aangevuld met de voornemens inzake de nieuwe Wro  |
|   |en de doorwerking daarvan in bestaande wetgeving (zie het        |
|   |antwoord op vraag 8). Nadere werkafspraken tussen kabinet en     |
|   |parlement kunnen desgewenst worden opgenomen in de (aangepaste)  |
|   |Procedureregeling Grote Projecten. Het voordeel daarvan is dat   |
|   |eventuele nieuwe inzichten flexibel kunnen worden verwerkt. Het  |
|   |verdient de voorkeur niet méér wettelijk te regelen dan nodig is.|
|   |                                                                 |
|11 |Waarom zou de Tweede Kamer als controleur van de regering en     |
|   |medewetgever niet over dezelfde informatie moeten kunnen         |
|   |beschikken als de regering en dus - in dit geval - niet alleen   |
|   |over de uitkomst van het besluit, maar ook de integrale afweging |
|   |tussen projecten?                                                |
|   |Antwoord:                                                        |
|   |Het is voor de uitoefening van de controlerende taken van de     |
|   |Tweede Kamer zonder meer van belang op de hoogte te zijn van meer|
|   |dan alleen het resultaat van de besluitvorming. Het kabinet is   |
|   |van mening dat de Tweede Kamer inzicht dient te krijgen in alle  |
|   |relevante feiten en argumenten die aan het uiteindelijke beleid  |
|   |ten grondslag liggen, zoals afgeronde adviezen van planbureaus.  |
|   |Maar dat betekent in de optiek van het kabinet niet dat de kamer |
|   |hoeft te beschikken over alle stukken voor intern beraad die een |
|   |rol hebben gespeeld bij de besluitvorming binnen het kabinet. In |
|   |veel gevallen gaat het om stukken waaruit persoonlijke           |
|   |beleidsopvattingen of de opvattingen van de deelnemers in de     |
|   |ambtelijke voorportalen blijken. Voorkomen moet worden dat deze  |
|   |interne meningsvorming een eigen leven gaat leiden.              |
|12 |Waaruit zullen de aangekondigde verbeteringen bestaan in de wijze|
|   |waarop de verdeling van de FES-gelden wordt gepresenteerd?       |
|   |Antwoord:                                                        |
|   |De onderbouwing van de Fes-uitgaven, vooral de grotere           |
|   |'Fes-rondes', zal voortaan uitgebreider en in onderlinge         |
|   |samenhang worden toegelicht in de Fes-begroting.                 |
|   |Deze onderbouwing zal vergelijkbaar zijn met de uitleg die de    |
|   |Staatssecretaris van EZ onlangs naar de Kamer heeft gestuurd naar|
|   |aanleiding van de vraag van Kamerlid Crone om een toelichting op |
|   |de verdeling van Fes-middelen na 2010 (brief d.d. 29 april 2004  |
|   |met kenmerk OI/REB/ICRE 5024151.b41).                            |
|   |Daarnaast zal er in de structuurvisies inzicht worden gegeven in |
|   |de voor het betreffende project (voorlopig) gereserveerde        |
|   |middelen. Daarbij kan het om Fes- en of reguliere                |
|   |begrotingsmiddelen gaan. Daarbij zal een horizon worden          |
|   |gehanteerd die verder reikt dan de gebruikelijke                 |
|   |begrotingsperiode, zoals in het MIT gebruikelijk is.             |
|13 |Het kabinet geeft aan dat zij diverse veranderingen wil          |
|   |doorvoeren met betrekking tot het FES-fonds. Is het kabinet      |
|   |bereid deze veranderingen ook door te voeren met betrekking tot  |
|   |andere fondsen, zoals bijvoorbeeld het Waddenfonds?              |
|   |Antwoord:                                                        |
|   |Het kabinet heeft aangegeven geen veranderingen in de Fes-wet te |
|   |willen doorvoeren. Wel zal de onderbouwing van de Fes-uitgaven   |
|   |voortaan helderder worden gepresenteerd in de Fes-begroting (zie |
|   |ook antwoord op vraag 12). Het spreekt vanzelf dat de Tweede     |
|   |Kamer ook over uitgaven uit andere fondsen (bv. het Waddenfonds) |
|   |op heldere en transparante wijze wordt geïnformeerd.             |
|14 |Het kabinet stelt voor in het kader van de Miljoenennota een     |
|   |extracomptabel overzicht te laten opnemen van alle bestaande en  |
|   |geplande grote projecten en de middelen die daarvoor gereserveerd|
|   |zijn voor een tijdshorizon, die langer is dan de reguliere       |
|   |begrotingsperiode. Is de regering bereid dit ook te doen voor het|
|   |MIT, waarbij ook een langere tijdshorizon dan de begroting zal   |
|   |worden gehanteerd?                                               |
|   |Antwoord:                                                        |
|   |Het MIT is een investeringsprogramma dat een langere tijdshorizon|
|   |hanteert dan de reguliere begrotingsperiode. In samenhang met de |
|   |Nota Mobiliteit is in 2004 besloten om naast het MIT tot en met  |
|   |2010 ook een verlenging MIT 2011 - 2014 en een doorkijk MIT 2015 |
|   |- 2020 op te stellen. Deze verlenging en doorkijk zijn bij deel I|
|   |van de Nota Mobiliteit aangeboden aan de Tweede Kamer. Dit jaar  |
|   |is het voornemen om - in lijn met de motie Van Heijum (29800 A   |
|   |nr. 23) - bij de begroting 2006 een MIT te presenteren met een   |
|   |tijdshorizon tot en met 2020. Binnen dat programma zullen de     |
|   |planning van projecten en de status van gereserveerde middelen   |
|   |voor de verschillende fasen (tot en met 2010, 2011-2014 en een   |
|   |doorkijk 2015-2020), in lijn met de nota Mobiliteit deel III,    |
|   |worden belicht.                                                  |
|15 |Het kabinet geeft aan te kiezen voor een brede toepassing van het|
|   |FES, zoals reeds is vastgelegd in de Wet FES. Is het waar dat tot|
|   |nu toe 80% van de beschikbare middelen is gebruikt voor verkeer- |
|   |en vervoersinfrastructuur. Hoe komt deze verhouding in de        |
|   |toekomst te liggen?                                              |
|   |Antwoord:                                                        |
|   |In de periode 1994-2002 is inderdaad ca. 80% van de Fes-middelen |
|   |bestemd voor projecten die een relatie hebben met de verkeers- en|
|   |vervoersinfrastructuur. Ongeveer 10% van de middelen ging naar   |
|   |kennisprojecten en 10% naar natuur/milieuprojecten.              |
|   |Hieraan ligt geen vooraf vastgestelde norm ten grondslag. De     |
|   |politieke keuzes uit die periode zijn  bepalend geweest voor die |
|   |verdeling. Het Kabinet is van mening dat een vaste verdeling     |
|   |vooraf ook in de toekomst onwenselijk is.                        |
|   |Als gevolg van het Paasakkoord zal een bedrag van ca. E 500 mln. |
|   |uit de Fes-meevaller 2005 worden bestemd voor projecten op het   |
|   |gebied van kennis, innovatie en onderwijs. In het Paasakkoord is |
|   |afgesproken dat ook bij toekomstige meevallers (substantiële     |
|   |verhogingen van de vrije ruimte in het Fes ten opzichte van      |
|   |oorspronkelijke ramingen) zal worden gestreefd naar een hoger    |
|   |percentage voor deze groep projecten dan de genoemde 10%.        |
|16 |Waarom voelt de regering er niet voor ambtenaren zonder          |
|   |tussenkomst van de minister te laten horen?                      |
|   |Antwoord:                                                        |
|   |Contacten tussen kamerleden en ambtenaren die werken onder het   |
|   |gezag van een minister zijn nu eenmaal altijd het onderwerp van  |
|   |ministeriële verantwoordelijkheid. De betrokken minister kan     |
|   |hiervoor ter verantwoording geroepen worden door het parlement.  |
|   |Het kabinet is van mening dat om deze reden een minister altijd  |
|   |vooraf op de hoogte moet zijn van de aard en inhoud contacten van|
|   |ambtenaren met kamerleden en hierin een keuze moet hebben. Per   |
|   |geval kan dan de minister een keuze maken of een bepaald contact |
|   |gewenst is. Het zal overigens in de praktijk zo zijn dat         |
|   |dergelijke contacten niet snel door de bewindspersoon zullen     |
|   |worden geblokkeerd, voorop gesteld dat de contacten zich richten |
|   |op technische zaken.                                             |
|17 |Waarom wil de regering het niet toestaan dat de Tweede Kamer     |
|   |zelfstandig opdrachten geeft aan het CPB? Zou zij dit wel doen   |
|   |als deze vragen een vooraf afgesproken tijdsbesteding niet te    |
|   |boven gaan?                                                      |
|   |Antwoord:                                                        |
|   |In het kabinetsstandpunt over de rapporten van de TCI is al      |
|   |aangegeven dat de planbureaus weliswaar deel uitmaken van        |
|   |ministeries maar een bijzondere taak hebben. Het is de taak van  |
|   |de planbureaus om (leden van) het kabinet ten dienste te zijn met|
|   |zakelijke, onpartijdige informatie in het kader van de           |
|   |beleidsvorming. De planbureaus vallen onder de ministeriële      |
|   |verantwoordelijkheid.                                            |
|   |                                                                 |
|   |In de praktijk verrichten de planbureaus met grote regelmaat     |
|   |opdrachten voor derden. Ook de Tweede Kamer kan met goedkeuring  |
|   |van de betrokken bewindspersoon een beroep op de planbureaus     |
|   |doen. Evenals in het verleden zal door het kabinet ruimhartig    |
|   |worden omgegaan met verzoeken van de Tweede Kamer en feitelijk   |
|   |komt het erop neer dat altijd aan deze verzoeken wordt voldaan.  |
|18 |Gesteld wordt dat het kabinet baat heeft bij zakelijke,          |
|   |onpartijdige informatievoorziening van de planbureaus. In        |
|   |hoeverre komt deze informatievoorziening in gevaar als ook de    |
|   |Kamer onafhankelijk toegang heeft tot de planbureaus?            |
|   |Antwoord:                                                        |
|   |De zakelijkheid en onpartijdigheid van de informatievoorziening  |
|   |door de planbureaus staat wat het kabinet betreft niet ter       |
|   |discussie. Centraal staat de rol die de planbureaus hebben in het|
|   |beleidsproces en de ministeriële verantwoordelijkheid die daarop |
|   |van toepassing is zoals in antwoord 17 is aangegeven.            |
|19 |Kan het kabinet de stelling toelichten dat het verloop van een   |
|   |algemeen overleg met de Kamer voor verbetering vatbaar is?       |
|   |Antwoord:                                                        |
|   |Vanzelfsprekend is het aan de kamer om te bepalen hoe zij haar   |
|   |overleggen met de regering wil inrichten. Het kabinet wil graag  |
|   |een aantal suggesties doen om het verloop van de AO's rond de    |
|   |grote projecten te verbeteren.                                   |
|   |Het kabinet constateert dat tijdens de AO's veel technische      |
|   |vragen gesteld worden. Dit kan afleiden van de kernpunten van de |
|   |voortgangsrapportage die vooral gericht zou moeten zijn op de    |
|   |voortgang van het project en afwijkingen van tijd, scope en geld |
|   |en de beleidsmatige context van een project. Op deze zaken dient |
|   |zich naar de mening van het kabinet de politieke discussie te    |
|   |richten.                                                         |
|   |Het kabinet geeft een drietal aanpassingen in overweging.        |
|   |1   Het kabinet meent dat er veel winst in de                    |
|   |informatieoverdracht is te behalen als de Vaste Commissie zich   |
|   |periodiek ter plekke zou oriënteren bij de grote projecten. Veel |
|   |technische vragen zouden illustratief beantwoord kunnen worden   |
|   |door de deskundigen ter plekke.                                  |
|   |2   In de aanloop naar het AO zouden wellicht veel vragen        |
|   |beantwoord kunnen worden door het instellen van een technisch    |
|   |overleg tussen een ambtelijke V&W-delegatie (uit het project) en |
|   |de ambtelijke staf en leden van de commissie.                    |
|   |3   Tenslotte geeft het kabinet in overweging dat wanneer tijdens|
|   |het AO technische vragen aan de orde komen deze rechtstreeks     |
|   |worden beantwoord door een van de begeleidende ambtenaren, onder |
|   |regie van de minister.                                           |
|20 |Welke concrete maatregelen worden genomen om continuïteit aan te |
|   |brengen in de kennis over publiek-private samenwerking?          |
|   |Antwoord:                                                        |
|   |Na afronding van de 1e pilots is het zaak dat PPS "van de        |
|   |vakdepartementen zelf wordt". Niet een specialisme dat buiten het|
|   |vakdepartement is belegd, of een specialisme dat keer op keer met|
|   |veel externe adviseurs wordt bemand.  Anders gezegd: Waar het    |
|   |Kenniscentrum PPS de afgelopen jaren het voortouw nam, zullen    |
|   |andere departementen het stokje over dienen te nemen.            |
|   |Daarom zal het kabinet de komende 2 jaar niet alleen de opgedane |
|   |kennis en ervaring met PPS goed vastleggen (zoals bv. een        |
|   |standaardcontract voor de pps-vorm DBFM en een handboek DBFM),   |
|   |maar ook een structuur opzetten waarin er prikkels zijn om die   |
|   |kennis ook op peil te houden en toe te passen (opleidingen en    |
|   |kennisuitwisseling tussen departementen).                        |
|   |Het kabinet heeft inmiddels aan de meest betrokken               |
|   |Secretarissen-generaal en de Thesaurier-generaal de opdracht     |
|   |gegeven om een en ander langs de hierboven geschetste lijn       |
|   |concreet verder uit te werken. In de komende voortgangsrapportage|
|   |zal u hierover nader worden geïnformeerd.                        |
|   |Overigens moet men zich er van bewust zijn dat de zgn.           |
|   |"pps"-kennis en bijbehorende werk- en denkwijze ook nodig is voor|
|   |andere vormen van aanbesteden. Ook daarom is het van belang dat  |
|   |pps van de vakdepartementen zelf wordt.                          |
|21 |Op welke wijze worden ervaringen met betrekking tot              |
|   |publiek-private samenwerking tussen de vakdepartementen          |
|   |uitgewisseld? Gebeurde dit in het verleden ook al op deze wijze? |
|   |Zo neen, wat is en wordt nog concreet veranderd?                 |
|   |Antwoord:                                                        |
|   |Bij de formulering van het pps-beleid en de pps-pilots had het   |
|   |Kenniscentrum een rol als voortrekker en aanjager, zo ook tot op |
|   |heden bij het overdragen van kennis en/of ervaring. Het is de    |
|   |bedoeling dat de vakdepartementen deze fakkel zelf overnemen. Zie|
|   |verder het antwoord op vraag 20.                                 |
|22 |Waarom bespreekt de departementale accountant zijn bevindingen   |
|   |met de minister, voordat hij het accountantsrapport uitbrengt? In|
|   |hoeverre is het zuiverder om deze besprekingen uit te stellen tot|
|   |na het verschijnen van het rapport?                              |
|   |Antwoord:                                                        |
|   |Zoals is aangegeven in het standpunt van het kabinet is er bij de|
|   |totstandkoming van een accountantsrapport sprake van hoor en     |
|   |wederhoor. Het gaat hierbij om een check op de juiste weergave   |
|   |van de in het accountantsrapport genoemde feitelijkheden en om de|
|   |interpretatie daarvan door de accountant.                        |
|   |Het is vervolgens aan de accountant om de opmerkingen van de     |
|   |verantwoordelijke minister te wegen en mee te nemen in zijn      |
|   |finale oordeel. De procedure is er niet op gericht om invloed uit|
|   |te oefenen op het oordeel van de accountant.                     |
|23 |Cruciaal voor een goede uitvoering van publiek-private           |
|   |samenwerking is het creëren van vertrouwen tussen publieke en    |
|   |private partners. Welke relatie ziet het kabinet tussen          |
|   |publiek-private samenwerking en het schikkingsbeleid voor        |
|   |bouwbedrijven?                                                   |
|   |Antwoord:                                                        |
|   |                                                                 |
|   |Het kabinet ziet geen relatie tussen pps en het schikkingsbeleid |
|   |voor bouwbedrijven.                                              |
|   |                                                                 |
|   |Wel ziet het kabinet de werkwijze die PPS afdwingt als middel om |
|   |excessen zoals bij de bouwfraude te voorkomen en om het          |
|   |onderlinge vertrouwen te herstellen. Want een aanbesteding in een|
|   |pps constructie kenmerkt zich immers door een hoge mate van      |
|   |transparantie en selectie op basis van het criterium             |
|   |prijs/kwaliteit. Beide punten bevorderen marktwerking            |
|   |(concurrentie) en bemoeilijken onderlinge afspraken.             |
|   |                                                                 |
|   |Pps is dan ook één van de "andere" methoden van aanbesteding waar|
|   |de Kamer om heeft gevraagd in een tijdens een debat over de      |
|   |bouwfraude ingediende motie waarin de regering is verzocht       |
|   |onderzoek te doen naar "andere" methoden van aanbesteding (motie |
|   |ondertekend door de heren Hofstra, Atsma en Hermans)             |
|24 |Welke lessen zijn door het ministerie van Verkeer en Waterstaat  |
|   |getrokken uit de feitenreconstructies van de Betuweroute en de   |
|   |HSL-Zuid. Tot welke gevolgen leidt dit in de toekomst?           |
|   |Antwoord:                                                        |
|   |De feitenreconstructies helpen om ons een beeld te vormen van    |
|   |goede en minder goede onderdelen binnen de grote projecten. Naast|
|   |de eigen leerervaringen - zoals die op 25 augustus 2003 door de  |
|   |Minister van Verkeer en Waterstaat aan uw kamer zijn gezonden -  |
|   |die als interne blik kunnen worden bestempeld, bieden de         |
|   |reconstructies van de Tijdelijke Commissie                       |
|   |Infrastructuurprojecten een externe blik op het functioneren. Op |
|   |basis van de eigen leerervaringen hebben binnen Verkeer en       |
|   |Waterstaat sinds 2003 organisatorische wijzigingen               |
|   |plaatsgevonden.                                                  |
|   |Op een 5-tal punten ligt wat het kabinet betreft de nadruk van   |
|   |het geleerde uit de TCI-reconstructies:                          |
|   |de noodzaak om te komen tot een integrale afweging om enerzijds  |
|   |recht te doen aan alle relevante aspecten die samen hangen met   |
|   |een project en anderzijds vroegtijdig afwegingen en keuzes te    |
|   |kunnen maken                                                     |
|   |het belang van heldere en gefaseerde besluitvorming met          |
|   |duidelijke go/no-go-besluiten, ter vergroting van transparantie  |
|   |en eenduidigheid maar ook om latere discussies te beperken       |
|   |in het verlengde daarvan het eerder betrekken van de Kamer bij   |
|   |het maken van keuzes in de onderscheiden fasen                   |
|   |het belang van transparante informatie om daarmee een toets van  |
|   |het project, product en organisatie mogelijk te maken            |
|   |een goede projectbeheersing in alle projectfasen en actief       |
|   |risicomanagement                                                 |
|25 |Wat is uw oordeel over de constateringen van de TCI over de      |
|   |kwaliteit van de accountantscontroles?                           |
|   |Antwoord:                                                        |
|   |Het kabinet wil nogmaals benadrukken dat zij grote waarde hecht  |
|   |aan de onafhankelijkheid van de accountant in het belang van het |
|   |bieden van voldoende waarborg. Ter verdere versterking van de    |
|   |onafhankelijkheid van de accountant heeft het kabinet u eerder al|
|   |enige aanvullende maatregelen terzake aangekondigd.              |
|   |Wat de inhoudelijke kwaliteit van de accountantsrapporten bij de |
|   |grote projecten betreft meent het kabinet dat ook de             |
|   |accountantsdiensten een groeitraject hebben doorgemaakt. Mede    |
|   |onder invloed van de ontwikkelingen in het accountantsberoep is  |
|   |de scope van het accountantsonderzoek bij grote projecten        |
|   |verbreed. Voor 2001 was het accountantsonderzoek overwegend      |
|   |gericht op de financiële verantwoording over het project. Dit    |
|   |werd met name veroorzaakt doordat er nauwelijks richtlijnen voor |
|   |de accountant bestonden om een oordeel te geven over o.a. de     |
|   |kwaliteit van de organisatie, van de ramingen, van het           |
|   |risicomanagement en van de projectbeheersing. Als gevolg van de  |
|   |ontwikkelingen in de richtlijnen voor de accountantscontrole     |
|   |(RAC) geven de accountantsdiensten nu wel een oordeel  (een      |
|   |assurance mededeling) over de hiervoor genoemde aspecten.        |
|   |Wijzigingen in de procedureregeling grote projecten hebben geleid|
|   |tot veranderingen in de reikwijdte van de inhoudelijke           |
|   |beoordeling door de accountantsdiensten.                         |
|   |Om een adequate invulling te kunnen geven aan de                 |
|   |procedureregeling, die aan de verwachtingen van de Tweede Kamer  |
|   |beantwoordt, hecht het Kabinet eraan dat er voor elk groot       |
|   |project een afstemming plaats vindt tussen de desbetreffende     |
|   |minister en de Vaste Kamercommissie om de verwachtingen af te    |
|   |stemmen en hierover afspraken te maken.                          |
|26 |Kunnen de nieuwe kaders en instrumenten, die zullen worden       |
|   |opgesteld ten behoeve van toepassing in de besluitvormingsfase,  |
|   |nader worden toegelicht? Wanneer zijn deze naar verwachting      |
|   |operationeel en wordt de Kamer hier nog in gekend?               |
|   |Antwoord:                                                        |
|   |De kaders en instrumenten betreffen onder andere een intern      |
|   |beheersmodel voor de besluitvormingsfase van projecten. Voor de  |
|   |uitvoeringfase die bij de Rijkswaterstaat ligt zijn er reeds     |
|   |kaders voor projectbeheersing en informatievoorziening. De door  |
|   |de TCI voorgestelde procedureregeling grote projecten zal        |
|   |concreet worden uitgewerkt voor de besluitvormingsfase.          |
|   |Naar verwachting wordt de kamer na de zomer hierover             |
|   |geïnformeerd.                                                    |
|27 |Wanneer kan de Kamer de kwantitatieve risicoanalyse verwachten   |
|   |over de projecten PMR, Zuiderzeelijn en Ruimte voor de Rivier?   |
|   |Antwoord:                                                        |
|   |De kwantitatieve risicoanalyse voor Ruimte voor de Rivier is     |
|   |opgenomen in de toelichting bij PKB deel1 die binnenkort         |
|   |aangeboden wordt aan de Kamer.                                   |
|   |De kwantitatieve risicoanalyse voor de Zuiderzeelijn is onderdeel|
|   |van de structuurvisie. De verwachting is dat de structuurvisie   |
|   |medio 2006 voor besluitvorming gereed is.                        |
|   |                                                                 |
|   |Wat PMR betreft is er het streven om in het bij vraag 3 bedoelde |
|   |"pakket" dat deze zomer naar de Kamer wordt gestuurd, de         |
|   |kwantitatieve risicoanalyse voor PMR mee te sturen. Deze         |
|   |risicoanalyse zal in lijn zijn met het eerdere antwoord van de   |
|   |regering op vraag 8 welke handelt over volwaardig                |
|   |risicomanagement (kamerstuk 29283 nr.16).                        |
|28 |Op welke wijze is het kabinet van plan de voorgestelde           |
|   |niet-bindende marktverkenning in te richten?                     |
|   |Antwoord:                                                        |
|   |Dat marktpartijen worden betrokken bij de structuurvisie van de  |
|   |Zuiderzeelijn staat buiten kijf, omdat daarmee belangrijke extra |
|   |inzichten worden verkregen t.o.v. het alléén uitvoeren van       |
|   |overheidsstudies.                                                |
|   |De marktverkenning zal zodanig worden ingericht dat concrete en  |
|   |serieuze inbreng wordt verkregen. Uitgangspunt daarbij is dat    |
|   |gerenommeerde bedrijven worden betrokken die (internationale)    |
|   |ervaring hebben met realisatie, financiering en exploitatie van  |
|   |grote projecten. Onder andere door partijen te vergoeden voor    |
|   |robuuste inbreng wordt voorkomen dat het proces te vrijblijvend  |
|   |wordt. De inbreng die marktpartijen in deze fase leveren zal     |
|   |zowel voor het rijk als voor hen in juridische zin niet bindend  |
|   |zijn.                                                            |
|   |De marktbetrokkenheid zal zijn gericht op de volgende aspecten:  |
|   |De beste plannen moeten op tafel komen. Het gaat om het          |
|   |optimaliseren van (de scope van) mogelijke projectalternatieven: |
|   |lagere kosten en/of hogere opbrengsten en/of hogere              |
|   |(maatschappelijke) kwaliteit.                                    |
|   |Toetsen van financiële haalbaarheid. Om in 2006 een goed besluit |
|   |over de structuurvisie te kunnen nemen is het van belang om reële|
|   |en concrete uitspraken te kunnen doen over de financiële         |
|   |haalbaarheid van mogelijke alternatieven, met als aspecten:      |
|   |projectkosten en -opbrengsten (business cases);                  |
|   |risicoprofiel (o.a. kwantitatieve risicoanalyse);                |
|   |publieke en private financiering.                                |
|   |In de structuurvisie zal duidelijkheid moeten worden gegeven over|
|   |de wijze waarop een eventueel vervolg op basis van               |
|   |Publiek-Private Samenwerking kan worden ingericht.               |
|   |De exacte invulling van de marktbetrokkenheid in een             |
|   |niet-bindend, d.w.z. omkeerbaar proces, zal plaatsvinden langs de|
|   |geschetste lijnen. Verschillende mogelijkheden hiervoor worden   |
|   |thans onderzocht. Wat de ZZL betreft zal in het plan van aanpak  |
|   |voor de structuurvisie ZZL, dat na het debat over de TCI aan de  |
|   |kamer zal worden aangeboden, het resultaat hiervan worden        |
|   |opgenomen.                                                       |
|29 |In het MIT is een scheiding aangebracht tussen het               |
|   |Noordvleugelprogramma en de Zuiderzeelijn. Waarom wordt nu       |
|   |gesproken over een koppeling van beide projecten? Welke          |
|   |consequenties heeft deze koppeling voor de verdeling van de      |
|   |beschikbare middelen?                                            |
|   |Antwoord:                                                        |
|   |Het doel van het Noordvleugelprogramma, zoals uiteengezet in de  |
|   |Nota Ruimte, is te komen tot samenhangende besluitvorming voor de|
|   |rijksprojecten in het betreffende programma.                     |
|   |In de Nota Ruimte en de Nota Mobiliteit  is gemeld  dat met een  |
|   |snelle OV-verbinding naast een verbeterde bereikbaarheid van het |
|   |Noorden, een verbetering van de bereikbaarheid wordt beoogd van  |
|   |de Noordvleugel van de Randstad. Om die reden is de Zuiderzeelijn|
|   |onderdeel geworden van het Noordvleugelprogramma.                |
|   |De structuurvisie, die voor de Zuiderzeelijn wordt opgesteld, zal|
|   |onder meer inzicht geven in de bijdrage die de Zuiderzeelijn kan |
|   |leveren aan de bereikbaarheid van de Noordvleugel.               |
|   |De financiële middelen van het Noordvleugelprogramma zijn aan de |
|   |separate projecten gekoppeld. Dit zal niet wijzigen. In het MIT  |
|   |is bijvoorbeeld geld gereserveerd voor de Planstudie             |
|   |Schiphol-Amsterdam-Almere en de Zuiderzeelijn. De budgetten      |
|   |blijven gerelateerd aan de projecten ook nu er een               |
|   |Noordvleugelprogramma is. Bij de begroting van 2006 (en daarna)  |
|   |zal een totaaloverzicht worden opgenomen dat een weergave biedt  |
|   |van de projecten in de Noordvleugel en de daarvoor gereserveerde |
|   |budgetten.                                                       |
|30 |In hoeverre en zo ja, op welke wijze, staat de hernieuwde nut- en|
|   |noodzaakdiscussie over de Zuiderzeelijn in relatie met het       |
|   |project Hanzelijn, zoals dat nu in het MIT staat opgenomen?      |
|   |Antwoord:                                                        |
|   |De Hanzelijn betreft de aanleg van nieuw spoor tussen Lelystad en|
|   |Zwolle. Het tracébesluit Hanzelijn is reeds genomen (zie brief   |
|   |van Minister van Verkeer en Waterstaat van 17 januari 2005,      |
|   |kenmerk U.05.00103). Het project Hanzelijn staat los van de      |
|   |hernieuwde nut- en noodzaakdiscussie over de Zuiderzeelijn.De    |
|   |zogenoemde Hanzelijn-plus is één van de alternatieven van de     |
|   |Zuiderzeelijn en zal, conform Motie Hofstra, onderdeel uitmaken  |
|   |van de structuurvisie van de Zuiderzeelijn. De Hanzelijn-plus    |
|   |heeft betrekking op het opwaarderen van de aanliggende trajecten |
|   |van de Hanzelijn, te weten Schiphol-Lelystad en                  |
|   |Zwolle-Groningen/Leeuwarden. Bij de besluitvorming over de       |
|   |structuurvisie, waarbij een hernieuwde nut- en noodzaakdiscussie |
|   |zal worden gevoerd, zal de Hanzelijn-plus variant nadrukkelijk   |
|   |worden meegenomen.                                               |
|31 |Welke kosten zijn inmiddels gemaakt ter voorbereiding van de     |
|   |Zuiderzeelijn? Op welke wijze leidt de huidige tijdsdruk, gericht|
|   |op een beslissing in 2006, tot extra kosten? Hoe verhouden deze  |
|   |kosten zich tot de totale projectkosten?                         |
|   |Antwoord:                                                        |
|   |De kosten die zijn gemaakt in de periode van 2000 tot en met 31  |
|   |december 2003 (met als onderdelen: verkenningen in 2000 en 2001  |
|   |en voorbereidingen op de planstudie vanaf 2002) bedragen ca. E 13|
|   |mln. Deze kosten zijn ten laste gekomen van een algemeen         |
|   |begrotingsartikel voor studies naar snelle treinverbindingen     |
|   |(Infrafonds 03.03.05).                                           |
|   |Voor de totale prijsvraagfase bedroeg de begroting 20 mln.. Dit  |
|   |bedrag had betrekking op de periode van 1 januari 2004 t/m 31    |
|   |maart 2006 en was inclusief de kosten voor het uitvoeren van de  |
|   |prijsvraag waaronder een vergoeding aan marktpartijen voor       |
|   |ontwerpkosten. Hiervan is tot en met 31 maart 2005 ca. E 5,5 mln.|
|   |uitgegeven. Dit bedrag is ten laste gekomen van het gemaximeerde |
|   |budget van E 2,73 mld. (begrotingsartikel Zuiderzeelijn          |
|   |Infrafonds, artikel 03.03.06).                                   |
|   |In de 'oude' situatie werd gekoerst op go/ no go besluitvorming  |
|   |over de prijsvraag in maart 2006. In de 'nieuwe' situatie gaat   |
|   |het om besluitvorming medio 2006 over nut en noodzaak op basis   |
|   |van de structuurvisie. Doordat de prijsvraag niet zal worden     |
|   |uitgevoerd worden enerzijds kosten bespaard, anderzijds brengt de|
|   |structuurvisie extra (onderzoeks-)kosten met zich mee.           |
|   |Bij de uitwerking van het plan van aanpak voor de structuurvisie |
|   |wordt een aangepaste begroting opgesteld voor de periode tot en  |
|   |met de besluitvorming in 2006. In hoeverre de begroting voor de  |
|   |komende fase zal moeten worden bijgesteld zal dan duidelijk      |
|   |worden. In ieder geval zal gelden dat deze kosten eveneens ten   |
|   |laste komen van het gemaximeerde budget van E 2,73 mld.          |
|32 |Hoe hoog is de risicoreservering c.q. de post onvoorzien bij PMR?|
|   |Hoe moet deze reservering worden beoordeeld in het licht van de  |
|   |bevindingen van de TCI?                                          |
|   |Antwoord:                                                        |
|   |                                                                 |
|   |Uitgangspunt is dat de regionale partners die de deelprojecten   |
|   |trekken, verantwoordelijk zijn voor realisatie van die           |
|   |deelprojecten, voor eigen rekening en risico, dus inclusief      |
|   |bijbehorende risico's. Slechts een beperkt aantal risico's komt  |
|   |voor rekening van het Rijk. Hier wordt momenteel nog over        |
|   |onderhandeld. De risico's zoals de PMR partners die zien, dienen |
|   |transparant en gekwantificeerd te worden weergegeven, volgens de |
|   |systematiek zoals beschreven in het antwoord van de regering op  |
|   |vraag 8 die handelt over een volwaardig risicomanagement         |
|   |(kamerstuk 29283 nr.16) . Elke PMR partner heeft dan ook een     |
|   |kwantitatieve risicoanalyse uitgevoerd en een post onvoorzien    |
|   |opgenomen in hun eigen kostenraming. Daarnaast is een post       |
|   |onvoorzien op Rijksniveau opgenomen ter dekking van de           |
|   |rijksrisico's. In de komende periode dient de begroting op       |
|   |rijksniveau te worden geactualiseerd en zal tevens een herijking |
|   |van de post onvoorzien plaatsvinden op basis van de dan          |
|   |definitieve risicoverdeling (resultaat van de onderhandelingen   |
|   |met de partners). Door Horvat & partners is een eerdere          |
|   |voorlopige raming als adequaat beoordeeld. Dit betreft een raming|
|   |voor een post onvoorzien van de rijksbijdrage. In de zomer zullen|
|   |wij u ook informeren over de omvang van het onvoorzien.          |
|   |                                                                 |
|33 |De regering beoordeelt de aanbevelingen van de TCI als waardevol.|
|   |Hoe moet deze opmerking worden geplaatst in het licht van de     |
|   |constatering dat er nauwelijks aanbevelingen van de TCI worden   |
|   |overgenomen?                                                     |
|   |Antwoord:                                                        |
|   |Dat beeld deelt het kabinet niet. In zijn brief heeft het kabinet|
|   |aangegeven dat veel ideeën van de TCI juist worden omarmd en er  |
|   |weinig verschil van inzicht bestaat in de doelstellingen die de  |
|   |TCI beoogt te bereiken met haar voorstellen. Wel geeft het       |
|   |kabinet op een aantal punten de voorkeur aan andere instrumenten.|