Contactpersoon
-
Datum
23 mei 2005
Ons kenmerk
VenW/DBS/2005/2226
Doorkiesnummer
-
Bijlage(n)
1
Uw kenmerk
29283-22
Onderwerp
Beantwoording vragen over het kabinetsstandpunt inzake de rapportage van de
Tijdelijke Commissie Infrastructuurprojecten
Geachte voorzitter,
Bijgevoegd treft u de beantwoording aan op de vragen die zijn gesteld naar
aanleiding van het kabinetsstandpunt inzake de rapportages van de
Tijdelijke Commissie Infrastructuur-projecten.
Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
Hoogachtend,
DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT,
Karla Peijs
Beantwoording vragen - kabinetsstandpunt TCI
|Kamerstuknummer |:|29283-22 | |Vragen aan |:|Regering | |Commissie |:|Verkeer en Waterstaat |
|Nr |Vraag | |1 |Welke maatregelen neemt het kabinet om het percentage aan | | |voorbereidingskosten voor grote projecten in de hand te houden en| | |waar mogelijk te verminderen? | | |Antwoord: | | |De kwaliteit van de besluitvormingsfase is sterk bepalend voor de| | |beheersing van een project in de latere fase. Dit betekent dat in| | |deze fase meer dan voorheen hogere eisen worden gesteld aan de | | |nut- en noodzaakdiscussie, de kwaliteit van de ramingen en de | | |kwantificering van risico's. Het kabinet wil voorkomen dat als | | |gevolg van deze hogere eisen in deze fase de kosten te veel | | |oplopen. Daartoe zal het kabinet de kwaliteit van de | | |projectorganisatie monitoren. Bovendien zullen go/ no-go momenten| | |worden gehanteerd, waarbij besloten wordt of en op welke manier | | |de voorbereiding van het project wordt voortgezet en tegen welke | | |kosten. | | |Daarnaast wil het kabinet bij grote projecten een groter beroep | | |doen op de binnen de eigen organisatie beschikbare kennis en | | |ervaring. Hiermee kan de inzet van extern ingehuurde deskundigen | | |worden verminderd en daarmee de kosten worden verlaagd. | |2 |Zal de structuurvisie zoals voorzien door het kabinet dezelfde | | |zwaarte hebben als een PKB? | | |Antwoord: | | |In het wetsvoorstel voor de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro)| | |is de structuurvisie opgenomen als het document voor strategische| | |beleidsvorming, dat richting geeft aan de inzet van bestuurlijke,| | |financiële en juridische instrumenten door het rijk. Bij de | | |voorbereiding worden belanghebbende partijen betrokken. Na de | | |vaststelling wordt de structuurvisie toegezonden aan de Tweede | | |Kamer. De voor de structuurvisie verantwoordelijke minister stelt| | |de Tweede Kamer schriftelijk op de hoogte van de gevolgtrekkingen| | |die hij aan de beraadslagingen verbindt. Na afronding van deze | | |beraadslagingen kan aan de structuurvisie uitvoering worden | | |gegeven. De structuurvisie heeft daarmee in de | | |besluitvormingsfase een politieke zwaarte die vergelijkbaar is | | |met de PKB. | |3 |Hoe zal het kabinet omgaan met individuele projectbesluiten, | | |zoals die de afgelopen maanden zijn genomen voor PMR en Zuidas, | | |in het licht van de denklijn van het kabinet dat projecten | | |integraal moeten worden afgewogen? | | |Antwoord: | | | | | |Bij een integrale afweging van projecten moet onderscheid gemaakt| | |worden tussen een integrale afweging tussen projecten en een | | |integrale afweging binnen een project. | | | | | |Eind 2003 heeft het Kabinet een integrale afweging van enkele | | |voorgenomen grote infrastructuurprojecten (waaronder PMR en | | |Zuidas) gemaakt in het licht van de beschikbare financiële | | |middelen in de periode 2011-2020. Besluitvorming over deze grote| | |projecten is destijds doorgeschoven naar de integrale | | |besluitvorming over de nota Ruimte en de nota Mobiliteit. | | |Hierover is de Kamer in februari 2004 geïnformeerd (zie 29 200 A,| | |nr. 23). | | | | | |Inmiddels zijn de nota Ruimte deel III en de nota Mobiliteit deel| | |I verschenen. Bij de besluitvorming over deze nota's zijn de | | |verschillende beleidsopgaven en de hieruit volgende verwachte | | |projecten integraal ten opzichte van elkaar afgewogen in het | | |licht van de door het kabinet gewenste ruimtelijk-economische | | |structuurversterking en zijn voor enkele projecten onder meer FES| | |middelen (voorlopig) gereserveerd. De precieze uitwerking van | | |deze projecten zal de komende periode haar beslag krijgen. In het| | |voorjaar van 2006, wanneer over een aantal van de grote projecten| | |meer duidelijkheid bestaat, zal nadere besluitvorming | | |plaatsvinden. Zie hiervoor ook het antwoord op de vraag van het | | |Kamerlid Crone (brief 29 april 2005 met kenmerk OI/REB/ICRE | | |5024151.b41). | | | | | |Daarnaast worden de projecten elk afzonderlijk integraal, dat wil| | |zeggen binnen het project, afgewogen. Met integraal wordt bedoeld| | |dat naast mobiliteitseffecten ook effecten op het gebied van | | |veiligheid, natuur en kwaliteit leefomgeving worden meegenomen en| | |dat wordt gekeken naar andere ontwikkelingen in het | | |desbetreffende gebied. . | | | | | |PMR: | | |In de afgelopen maanden zijn bij het project PMR geen | | |onomkeerbare besluiten genomen. Wel is een voorlopige reservering| | |van E 1,3 miljard gemaakt in het Fes. Deze reservering zal worden| | |meegenomen in de definitieve, integrale afweging die medio 2006 | | |zal worden gemaakt voor de verdeling van middelen voor de | | |beleidsopgaven uit de nota Ruimte en de nota Mobiliteit. In 2004 | | |werd reeds een voorlopige en globale verdeling vastgesteld door | | |het Kabinet. | | |Momenteel wordt gewerkt aan de afronding van een pakket (van | | |Bestuursakkoord en uitwerkingsovereenkomsten) dat komende zomer | | |aan uw Kamer wordt voorgelegd. Dit najaar kan dan de behandeling | | |van PMR in de Tweede Kamer plaatsvinden. In de brief van 22 april| | |2005 bent u hierover door de ministers van VenW en Financiën | | |geïnformeerd. | | |Volgend jaar zal naar verwachting een aangepaste PKB+ deel 3 voor| | |PMR verschijnen. Tot die tijd wordt voortgegaan met de | | |voorbereiding van het project en worden geen onomkeerbare | | |besluiten genomen. | | | | | |Zuidas: | | |Ook voor het project Zuidas (als onderdeel van het programma | | |Noordvleugel) zijn voorbereidende onderzoeken uitgevoerd, maar in| | |de afgelopen maanden geen projectbesluiten genomen. Bij dit | | |project worden twee parallelle processen onderscheiden. | | |De kwartiermaker is momenteel bezig een PPS-traject in te | | |richten. Daarnaast wordt voor de Zuidas de juridische procedure | | |van de tracéwet/MER gevolgd. Het kabinet stuurt erop aan om de | | |processtappen in het kader van de Tracéwet/MER procedure en de | | |oprichting van een juridische entiteit voor de Zuidas parallel en| | |afgestemd te doorlopen, zodat beide gelijktijdig aan de kamer | | |kunnen worden voorgelegd. Voor die tijd worden er geen | | |onomkeerbare besluiten genomen. | |4 |In hoeverre vindt bij de toekenning van extra middelen aan | | |projecten uit aardgasbaten bij de voorjaarsnota een integrale | | |afweging plaats? Zo ja, kan de Kamer deze afweging dan ook | | |ontvangen? | | |Antwoord: | | |Bij de toekenning van extra middelen (het gaat dan om een | | |substantiële verhoging van eerdere ramingen) vindt een integrale | | |afweging plaats. In het geval van de huidige Fes-meevaller tot en| | |met 2010 wordt dat ook gedaan: een brede groep projecten uit het | | |ruimtelijk-economische, kennis en natuur/milieudomein wordt | | |momenteel tegen elkaar afgewogen. Dat gebeurt onder meer via een | | |toetsing door de planbureaus op de waarde voor de economische | | |structuurversterking. Het recente Paasakkoord heeft daarbij een | | |richtinggevende werking gehad. | | |Het besluit van het kabinet over de verdeling van deze | | |Fes-meevaller zal worden verwerkt en toegelicht in de begroting | | |2006. De achterliggende CPB-stukken met de projectbeoordelingen | | |zullen dan ook beschikbaar zijn. | |5 |Kan de definitie voor noodzaak, te weten "de urgentie ten | | |opzichte van andere mogelijke bestedingen", nader worden | | |toegelicht? Met behulp van welke criteria wordt de urgentie | | |bepaald? | | |Antwoord: | | |Bij het bepalen van 'de urgentie ten opzichte van andere | | |bestedingsmogelijkheden' wordt in eerste instantie gekeken naar | | |de verwachte bijdrage van een project aan het versterken van de | | |economische of ruimtelijke structuur van Nederland. Het kan | | |hierbij gaan om het verbeteren van de bereikbaarheid tussen | | |nationale stedelijke netwerken en economische kerngebieden. In | | |het kader van de nota Mobiliteit zijn criteria (streefwaarden) | | |geformuleerd voor een acceptabele reistijd. Hoe groter het | | |verschil, hoe groter de urgentie van het project. Bij de bepaling| | |van de urgentie hebben naast het rijk ook de regionale overheden | | |hierin een belangrijke eigen rol. | | |Daarnaast moet ook worden voldaan aan de wettelijk en | | |beleidsmatige kaders op het gebied van milieu, veiligheid en | | |kwaliteit leefomgeving. | |6 |Is de OEI-richtlijn, inclusief een meerwaardetoets voor PPS die | | |volledig is geïntegreerd in het MIT, ook toegepast op projecten, | | |die voorheen al in het MIT waren opgenomen zonder dat deze | | |projecten in uitvoering waren? Op welke projecten is deze | | |systematiek (nog) niet toegepast? | | |Antwoord: | | |In juni 2004 is het geactualiseerde MIT spelregelkader verschenen| | |(29 200 A, nr. 35). Het geactualiseerde spelregelkader kenmerkt | | |zich onder meer a. door het in een vroegtijdig stadium betrekken | | |van marktpartijen en b. door een meer zakelijke en integrale | | |afweging van effecten aan de hand van de OEI systematiek. Over de| | |toepassing van de OEI systematiek bij speciale (grote) | | |infrastructuurprojecten is de Kamer in april 2000 geïnformeerd | | |(26 428, nr. 21). | | |De OEI-richtlijn is niet toegepast op de MIT projecten die reeds | | |in uitvoering zijn. | | |Ad a | | |Met ingang van dit jaar worden alle investeringen door de | | |rijksoverheid in infrastructuur (groter dan E 112,5 miljoen) en | | |gebouwen (groter dan E 25 miljoen) beoordeeld op de meerwaarde | | |van PPS. Dit gebeurt onder meer door voor alle MIT-projecten een | | |zogenaamde 'marktscan' te maken, waarbij gebruik zal worden | | |gemaakt van het instrument van de Public Private Comparator | | |(PPC). Door het structureel toepassen van de eerder genoemde | | |'marktscan' kan voor ieder nieuw project expliciet de afweging | | |gemaakt worden of van PPS meerwaarde is te verwachten. | | |Ad b | | |Bij de toepassing van de OEI systematiek wordt een onderscheid | | |gemaakt tussen de grote rijksprojecten en reguliere | | |rijksprojecten. De OEI-richtlijn is sinds 2000 verplicht voor de | | |grote projecten. In dat jaar is aangegeven dat toepassing van de | | |OEI richtlijn verplicht werd voor projecten waarvoor destijds nog| | |geen activiteiten waren gestart voor het onderzoeken van het | | |probleem en de mogelijke oplossingsrichtingen. Er is toen van | | |afgezien de toepassing van de OEI richtlijn verplicht te stellen | | |voor grote projecten die reeds in voorbereiding waren, maar wel | | |is bepaald dat bij deze projecten zo veel mogelijk gebruik zou | | |worden gemaakt van de OEI-richtlijn. | | |De afgelopen jaren is de OEI leidraad onder meer toegepast bij | | |PMR, HSL-Oost., ZZL en Uitbreiding Schiphol. De in december 2004 | | |verschenen aanvullingen op de leidraad hebben dezelfde status als| | |de OEI leidraad; toepassing is derhalve verplicht voor de | | |speciale rijksprojecten. | | |Daarnaast is gewerkt aan het toesnijden van de OEI leidraad op de| | |reguliere MIT projecten. In eerste instantie lag de nadruk op de | | |verkenningsfase. Over de uitkomsten hiervan bent u gelijktijdig | | |met het geactualiseerde MIT spelregelkader geïnformeerd. Dit | | |betekent dat toepassing van 'OEI bij MIT verkenningen' verplicht | | |is voor projecten waarvoor nog geen activiteiten zijn gestart | | |voor het onderzoeken van het probleem en de mogelijke | | |oplossingsrichtingen. | | |Zo wordt de methodiek toegepast bij de onlangs gestarte | | |gebiedsgerichte verkenning Ring-Utrecht. Daarnaast zijn de | | |uitgangspunten van 'OEI bij MIT verkenningen', te weten inzicht | | |in de effecten van oplossingsrichtingen, toegepast bij de in mei | | |2004 verschenen gebiedsgerichte integrale MIT-verkenning | | |Haarlemmermeer - Almere. | |7 |Kan aangegeven worden of het MIT 2006 geheel "TCI-proof" is? Zo | | |neen, waarom niet en wanneer zal dit wel gebeuren? | | |Antwoord: | | |De aanbevelingen van de TCI richten zich op de grote projecten en| | |niet op de reguliere MIT-projecten. In de optiek van het kabinet| | |houdt 'TCI-proof' het volgende in: er wordt bij grote projecten | | |een heldere nut en noodzaak discussie gevoerd aan de hand van een| | |integrale afweging van mogelijke oplossingsrichtingen mede aan de| | |hand van de OEI-systematiek, dit alles als onderdeel van de in de| | |besluitvormingsfase voor grote projecten op te stellen | | |structuurvisie. Daarnaast is er sprake van een heldere | | |fase-indeling met duidelijk beslismomenten. | | |Het is het streven van het kabinet om deze uitgangspunten in een| | |lichtere variant ook toe te passen op de reguliere MIT-projecten | | |die niet de status van groot project hebben. Een Structuurvisie | | |zal hier, gezien de omvang van de projecten, geen onderdeel van | | |uitmaken. Andere onderdelen zijn al terug te vinden in het | | |huidige MIT spelregelkader. Zo wordt in de verkenningsfase onder | | |meer een probleemanalyse uitgevoerd en worden de effecten van | | |mogelijke oplossingsrichtingen in kaart gebracht. | | |De keuzes van het MIT 2006 zullen mede worden gebaseerd op de | | |nota Mobiliteit, die zelf weer een uitwerking betreft van de nota| | |Ruimte voor het beleidsveld mobiliteit. De nota's kunnen worden | | |beschouwd als een eerste aanzet voor een nut en noodzaakdiscussie| | |in relatie tot de beleidsdoelstellingen van het kabinet. De nota | | |Ruimte en deel I van de nota Mobiliteit, in combinatie met het | | |verlengde MIT, zijn inmiddels besproken met de Tweede Kamer. | | |Voor de zomer van 2005 zal deel III van de nota Mobiliteit worden| | |uitgebracht. Hierbij wordt in globale termen het | | |infrastructuurprogramma tot en met 2020 gepresenteerd. Dit | | |programma zal nader worden geconcretiseerd bij het MIT 2006. | | |Binnen dat programma zullen de planning van projecten en de | | |status van gereserveerde middelen voor de verschillende fasen | | |(tot en met 2010, 2011-2014 en een doorkijk 2015-2020), in lijn | | |met de nota Mobiliteit deel III, worden belicht. Daarbij geldt | | |dat de afzonderlijke projecten elk, conform de MIT- systematiek, | | |integraal op hun eigen merites zullen worden beoordeeld. | |8 |Kan nader worden geduid op welke wijze verschillende regelingen | | |en wetten in elkaar grijpen na invoering van de structuurvisie? | | |Welke al bestaande wetten dienen te worden gewijzigd? Hoe gaat | | |dit geheel er in de toekomst uitzien? Binnen welke termijnen gaat| | |dit plaatsvinden? |
| |Antwoord: | | |Het kabinet heeft de aanbeveling van de TCI om in de | | |voorbereidende fase van de besluitvorming over grote projecten | | |een structuurvisie op te stellen overgenomen. In het | | |kabinetsstandpunt is aangekondigd dat het kabinet met een verdere| | |juridische uitwerking zou komen. Onderstaand antwoord is te | | |beschouwen als deze juridische uitwerking.De structuurvisie zal | | |haar grondslag vinden in de nieuwe Wet ruimtelijke ordening | | |(Wro). Mede op basis van de aanbevelingen van de TCI is het | | |wetsontwerp voor de nieuwe Wro nog aangepast in die zin dat de | | |structuurvisie na besluitvorming in het kabinet aan de | | |Staten-Generaal wordt toegezonden (TK 28916, nr. 11). Formele | | |invoering van de nieuwe Wro, en daarmee van structuurvisies, zal | | |plaatsvinden bij invoeringswet, nadat de nieuwe Wro is | | |goedgekeurd. Andere wetten, zoals de Tracéwet, zullen via de | | |invoeringswet zoveel als nodig aan de nieuwe Wro worden | | |aangepast. | | |De termijn waarop dit kan plaatsvinden is uiteraard mede | | |afhankelijk van de tijd die de parlementaire behandeling van het | | |wetsvoorstel voor de nieuwe Wro nog zal vergen. Het kabinet gaat | | |er vanuit dat de nieuwe Wro begin 2007 in werking kan treden. | | |Hierop vooruitlopend zal het kabinet al wel structuurvisies | | |opstellen over grote projecten (bijvoorbeeld de Zuiderzeelijn), | | |mits Uw Kamer met deze procedure instemt. Zowel de huidige WRO | | |als de Tracéwet bevatten daarvoor geen wettelijke beletselen. | | |Uiteraard zal daarbij voldaan worden aan verplichtingen inzake | | |milieu-effectrapportage en inspraak. Voor structuurvisies over | | |grote projecten betekent dit dat een strategische | | |milieubeoordeling (SMB) zal worden opgesteld, zoals bedoeld in | | |het betreffende wetsontwerp wijziging Wet milieubeheer (TK 29811,| | |nr. 2). | | |Los van de precieze juridische vormgeving heeft het kabinet met | | |betrekking tot de besluitvorming over grote projecten het | | |volgende zgn. estafettemodel voor ogen. | | |In de voorbereidende fase wordt een structuurvisie opgesteld | | |conform de nieuwe Wro. De structuurvisie is kaderstellend voor de| | |uitwerkings- en uitvoeringsfase. Nadat het parlement zich over | | |de structuurvisie heeft uitgesproken en de structuurvisie is | | |vastgesteld gaat het betreffende project naar de uitwerkingsfase.| | | | | |In de uitwerkingsfase is de wettelijke besluitvormingsprocedure | | |van toepassing die voor het betreffende grote project geldt. Voor| | |verkeers- en vervoersinfrastructuur is dat de Tracéwet. Wanneer | | |een specifiek wettelijk kader ontbreekt wordt de | | |rijksprojectenprocedure gevolgd die in de Wro is opgenomen. Deze | | |wettelijke besluitvormingsprocedures voorzien in zorgvuldige | | |besluitvorming, toegespitst op de specifieke aandachtspunten die | | |per sector kunnen verschillen. Door op belangrijke go / no go | | |momenten een (voorgenomen) besluit voor te leggen aan de Tweede | | |Kamer is ook de positie van het parlement gewaarborgd. | | |Op deze wijze kan de door de TCI bepleite werkwijze met behulp | | |van de bestaande wettelijke procedures worden geëffectueerd, | | |aangevuld met de voornemens inzake de nieuwe Wro en de | | |doorwerking daarvan in bestaande wetgeving. | | |Zoals gezegd neemt het kabinet de aanbeveling van de TCI om in de| | |voorbereidende fase van de besluitvorming over grote projecten | | |een structuurvisie op te stellen over. Wat de uitwerkingsfase | | |betreft geeft de het kabinet de voorkeur aan het zogenoemde | | |estafettemodel. Langs deze weg wordt namelijk hetzelfde doel | | |bereikt als met gebruikmaking van de rijkscoördinatieregeling en | | |het rijksbestemmingsplan. De Tracéwet bevat voldoende | | |mogelijkheden voor een integrale afweging van alle relevante | | |belangen in de uitwerkingsfase en voor coördinatie en doorwerking| | |van rijksbesluitvorming. De verschillen met de nieuwe Wro zijn | | |van technische aard (als uitvloeisel van de introductie in de | | |nieuwe Wro van bijv. het rijksbestemmingsplan en de vervanging | | |van de artikel 19-vrijstelling door een projectbesluit). Zoals | | |aangegeven zal via de invoeringswet nieuwe Wro de Tracéwet voor | | |zoveel nodig nog worden aangepast, onder meer door verdergaande | | |harmonisatie op de betreffende onderdelen. | | |Het estafettemodel heeft bovendien ten opzichte van het voorstel | | |van de TCI het voordeel dat er geen verbrokkeling ontstaat van de| | |wettelijke procedures voor de vaststelling van tracés (uitwerking| | |van grote projecten via de Wro en uitwerking van "normale" | | |projecten via de Tracéwet). | | |Tenslotte merkt het kabinet op dat het voorstel van de TCI om een| | |rijksbestemmingsplan vast te laten stellen door de Minister van | | |VROM op gespannen voet kan komen staan met de uitspraak van de | | |TCI dat in de uitwerkingsfase het voortouw bij de sectorminister | | |behoort te liggen. Het argument dat de Minister van VROM als | | |bijzondere taak heeft om het door de sectorminister opgestelde | | |ontwerp-rijksbestemmingsplan te beoordelen aan de hand van de | | |structuurvisie wordt in de ogen van het kabinet voldoende | | |ondervangen door de mede-verantwoordelijkheid van de Minister van| | |VROM voor een tracé- of projectbesluit krachtens de Tracéwet en | | |het wetsontwerp Wro; het thans aanhangige wetsvoorstel tot | | |wijziging van de Tracéwet (Kamerstukken II, 29 859) zal daarin | | |voor grote projecten geen verandering brengen. | |9 |Waarom is het kabinet afhoudend ten aanzien van de aanbeveling | | |van de TCI om de minister van VROM een meer coördinerende rol te | | |geven? | | |Antwoord: | | |Vooropgesteld zij, zoals reeds aangegeven in het | | |kabinetsstandpunt, dat in het wetsontwerp Wro opgenomen dat de | | |Minister van VROM altijd (mede)verantwoordelijk is voor | | |structuurvisies (hetzij als eerste ondertekenaar, hetzij als | | |mede-ondertekenaar), dit omdat nu eenmaal een ruimtelijke | | |afweging aan de orde is. Ook in de uitwerkingsfase is de Minister| | |van VROM op grond van de vigerende wetgeving altijd | | |(mede-)verantwoordeljk voor het te nemen besluit. | | |Het kabinet hecht er aan dat in de structuurvisie een | | |evenwichtige integrale afstemming van alle belangen plaatsvindt. | | |Het kabinet zoekt verbetering van het evenwicht echter niet in | | |een andere taakverdeling, maar in een nauwere samenwerking tussen| | |departementen. Het regievoerende departement heeft mede als taak | | |om de noodzakelijke checks and balances te organiseren. De | | |advisering door de ambtelijke voorportalen voor de onderraden van| | |de Ministerraad zoals de RPC en de ICRE voorziet hier al in, maar| | |meer dan voorheen zal dit eveneens zijn verankering vinden in de | | |vormgeving van de projectorganisatie. | | |Het inhoudelijke zwaartepunt vormt het hoofdaanknopingspunt voor | | |het bepalen van de "natuurlijke" probleemeigenaar. Een eerste | | |aanzet hiertoe wordt gedaan bij het opstellen van de grote | | |nota's. Daarbij wordt gekeken naar de bijdrage die een project | | |levert op het gebied van mobiliteit en bereikbaarheid (of andere | | |sectorale doelstellingen, afhankelijk van het project), de | | |regionale economie, de arbeidsmarkt, natuur en milieu, de | | |ruimtelijke ontwikkeling van een gebied, enzovoorts. Op basis | | |daarvan wordt de insteek van het project bepaald en de minister | | |aangewezen die de regie zal voeren in de structuurvisiefase. In | | |de praktijk betekent dit dat als het gaat om verkeers- en | | |vervoersinfrastructuur V&W de regie voert. Gaat het om een | | |natuurproject dan is dit LNV. Gaat het om een groot project ten | | |behoeve van de electriciteitsvoorziening dan trekt EZ, | | |enzovoorts. Wanneer het bijvoorbeeld gaat om grootschalige | | |integrale gebiedsgerichte vraagstukken dan wel | | |verstedelijkingsprojecten komt VROM in aanmerking. Welk | | |departement de regie voert in de structuurvisiefase wordt | | |vastgelegd in het toelatingsbesluit. | |10 |Op welke wijze zou de derde aanbeveling van de TCI zonder | | |wettelijke regeling gerealiseerd kunnen worden? | | |Antwoord: | | |De door de TCI bepleite werkwijze bij grote projecten kan binnen | | |de kaders van de bestaande wettelijke procedures worden | | |geëffectueerd, aangevuld met de voornemens inzake de nieuwe Wro | | |en de doorwerking daarvan in bestaande wetgeving (zie het | | |antwoord op vraag 8). Nadere werkafspraken tussen kabinet en | | |parlement kunnen desgewenst worden opgenomen in de (aangepaste) | | |Procedureregeling Grote Projecten. Het voordeel daarvan is dat | | |eventuele nieuwe inzichten flexibel kunnen worden verwerkt. Het | | |verdient de voorkeur niet méér wettelijk te regelen dan nodig is.| | | | |11 |Waarom zou de Tweede Kamer als controleur van de regering en | | |medewetgever niet over dezelfde informatie moeten kunnen | | |beschikken als de regering en dus - in dit geval - niet alleen | | |over de uitkomst van het besluit, maar ook de integrale afweging | | |tussen projecten? | | |Antwoord: | | |Het is voor de uitoefening van de controlerende taken van de | | |Tweede Kamer zonder meer van belang op de hoogte te zijn van meer| | |dan alleen het resultaat van de besluitvorming. Het kabinet is | | |van mening dat de Tweede Kamer inzicht dient te krijgen in alle | | |relevante feiten en argumenten die aan het uiteindelijke beleid | | |ten grondslag liggen, zoals afgeronde adviezen van planbureaus. | | |Maar dat betekent in de optiek van het kabinet niet dat de kamer | | |hoeft te beschikken over alle stukken voor intern beraad die een | | |rol hebben gespeeld bij de besluitvorming binnen het kabinet. In | | |veel gevallen gaat het om stukken waaruit persoonlijke | | |beleidsopvattingen of de opvattingen van de deelnemers in de | | |ambtelijke voorportalen blijken. Voorkomen moet worden dat deze | | |interne meningsvorming een eigen leven gaat leiden. | |12 |Waaruit zullen de aangekondigde verbeteringen bestaan in de wijze| | |waarop de verdeling van de FES-gelden wordt gepresenteerd? | | |Antwoord: | | |De onderbouwing van de Fes-uitgaven, vooral de grotere | | |'Fes-rondes', zal voortaan uitgebreider en in onderlinge | | |samenhang worden toegelicht in de Fes-begroting. | | |Deze onderbouwing zal vergelijkbaar zijn met de uitleg die de | | |Staatssecretaris van EZ onlangs naar de Kamer heeft gestuurd naar| | |aanleiding van de vraag van Kamerlid Crone om een toelichting op | | |de verdeling van Fes-middelen na 2010 (brief d.d. 29 april 2004 | | |met kenmerk OI/REB/ICRE 5024151.b41). | | |Daarnaast zal er in de structuurvisies inzicht worden gegeven in | | |de voor het betreffende project (voorlopig) gereserveerde | | |middelen. Daarbij kan het om Fes- en of reguliere | | |begrotingsmiddelen gaan. Daarbij zal een horizon worden | | |gehanteerd die verder reikt dan de gebruikelijke | | |begrotingsperiode, zoals in het MIT gebruikelijk is. | |13 |Het kabinet geeft aan dat zij diverse veranderingen wil | | |doorvoeren met betrekking tot het FES-fonds. Is het kabinet | | |bereid deze veranderingen ook door te voeren met betrekking tot | | |andere fondsen, zoals bijvoorbeeld het Waddenfonds? | | |Antwoord: | | |Het kabinet heeft aangegeven geen veranderingen in de Fes-wet te | | |willen doorvoeren. Wel zal de onderbouwing van de Fes-uitgaven | | |voortaan helderder worden gepresenteerd in de Fes-begroting (zie | | |ook antwoord op vraag 12). Het spreekt vanzelf dat de Tweede | | |Kamer ook over uitgaven uit andere fondsen (bv. het Waddenfonds) | | |op heldere en transparante wijze wordt geïnformeerd. |
|14 |Het kabinet stelt voor in het kader van de Miljoenennota een | | |extracomptabel overzicht te laten opnemen van alle bestaande en | | |geplande grote projecten en de middelen die daarvoor gereserveerd| | |zijn voor een tijdshorizon, die langer is dan de reguliere | | |begrotingsperiode. Is de regering bereid dit ook te doen voor het| | |MIT, waarbij ook een langere tijdshorizon dan de begroting zal | | |worden gehanteerd? | | |Antwoord: | | |Het MIT is een investeringsprogramma dat een langere tijdshorizon| | |hanteert dan de reguliere begrotingsperiode. In samenhang met de | | |Nota Mobiliteit is in 2004 besloten om naast het MIT tot en met | | |2010 ook een verlenging MIT 2011 - 2014 en een doorkijk MIT 2015 | | |- 2020 op te stellen. Deze verlenging en doorkijk zijn bij deel I| | |van de Nota Mobiliteit aangeboden aan de Tweede Kamer. Dit jaar | | |is het voornemen om - in lijn met de motie Van Heijum (29800 A | | |nr. 23) - bij de begroting 2006 een MIT te presenteren met een | | |tijdshorizon tot en met 2020. Binnen dat programma zullen de | | |planning van projecten en de status van gereserveerde middelen | | |voor de verschillende fasen (tot en met 2010, 2011-2014 en een | | |doorkijk 2015-2020), in lijn met de nota Mobiliteit deel III, | | |worden belicht. | |15 |Het kabinet geeft aan te kiezen voor een brede toepassing van het| | |FES, zoals reeds is vastgelegd in de Wet FES. Is het waar dat tot| | |nu toe 80% van de beschikbare middelen is gebruikt voor verkeer- | | |en vervoersinfrastructuur. Hoe komt deze verhouding in de | | |toekomst te liggen? | | |Antwoord: | | |In de periode 1994-2002 is inderdaad ca. 80% van de Fes-middelen | | |bestemd voor projecten die een relatie hebben met de verkeers- en| | |vervoersinfrastructuur. Ongeveer 10% van de middelen ging naar | | |kennisprojecten en 10% naar natuur/milieuprojecten. | | |Hieraan ligt geen vooraf vastgestelde norm ten grondslag. De | | |politieke keuzes uit die periode zijn bepalend geweest voor die | | |verdeling. Het Kabinet is van mening dat een vaste verdeling | | |vooraf ook in de toekomst onwenselijk is. | | |Als gevolg van het Paasakkoord zal een bedrag van ca. E 500 mln. | | |uit de Fes-meevaller 2005 worden bestemd voor projecten op het | | |gebied van kennis, innovatie en onderwijs. In het Paasakkoord is | | |afgesproken dat ook bij toekomstige meevallers (substantiële | | |verhogingen van de vrije ruimte in het Fes ten opzichte van | | |oorspronkelijke ramingen) zal worden gestreefd naar een hoger | | |percentage voor deze groep projecten dan de genoemde 10%. | |16 |Waarom voelt de regering er niet voor ambtenaren zonder | | |tussenkomst van de minister te laten horen? | | |Antwoord: | | |Contacten tussen kamerleden en ambtenaren die werken onder het | | |gezag van een minister zijn nu eenmaal altijd het onderwerp van | | |ministeriële verantwoordelijkheid. De betrokken minister kan | | |hiervoor ter verantwoording geroepen worden door het parlement. | | |Het kabinet is van mening dat om deze reden een minister altijd | | |vooraf op de hoogte moet zijn van de aard en inhoud contacten van| | |ambtenaren met kamerleden en hierin een keuze moet hebben. Per | | |geval kan dan de minister een keuze maken of een bepaald contact | | |gewenst is. Het zal overigens in de praktijk zo zijn dat | | |dergelijke contacten niet snel door de bewindspersoon zullen | | |worden geblokkeerd, voorop gesteld dat de contacten zich richten | | |op technische zaken. | |17 |Waarom wil de regering het niet toestaan dat de Tweede Kamer | | |zelfstandig opdrachten geeft aan het CPB? Zou zij dit wel doen | | |als deze vragen een vooraf afgesproken tijdsbesteding niet te | | |boven gaan? | | |Antwoord: | | |In het kabinetsstandpunt over de rapporten van de TCI is al | | |aangegeven dat de planbureaus weliswaar deel uitmaken van | | |ministeries maar een bijzondere taak hebben. Het is de taak van | | |de planbureaus om (leden van) het kabinet ten dienste te zijn met| | |zakelijke, onpartijdige informatie in het kader van de | | |beleidsvorming. De planbureaus vallen onder de ministeriële | | |verantwoordelijkheid. | | | | | |In de praktijk verrichten de planbureaus met grote regelmaat | | |opdrachten voor derden. Ook de Tweede Kamer kan met goedkeuring | | |van de betrokken bewindspersoon een beroep op de planbureaus | | |doen. Evenals in het verleden zal door het kabinet ruimhartig | | |worden omgegaan met verzoeken van de Tweede Kamer en feitelijk | | |komt het erop neer dat altijd aan deze verzoeken wordt voldaan. | |18 |Gesteld wordt dat het kabinet baat heeft bij zakelijke, | | |onpartijdige informatievoorziening van de planbureaus. In | | |hoeverre komt deze informatievoorziening in gevaar als ook de | | |Kamer onafhankelijk toegang heeft tot de planbureaus? | | |Antwoord: | | |De zakelijkheid en onpartijdigheid van de informatievoorziening | | |door de planbureaus staat wat het kabinet betreft niet ter | | |discussie. Centraal staat de rol die de planbureaus hebben in het| | |beleidsproces en de ministeriële verantwoordelijkheid die daarop | | |van toepassing is zoals in antwoord 17 is aangegeven. | |19 |Kan het kabinet de stelling toelichten dat het verloop van een | | |algemeen overleg met de Kamer voor verbetering vatbaar is? | | |Antwoord: | | |Vanzelfsprekend is het aan de kamer om te bepalen hoe zij haar | | |overleggen met de regering wil inrichten. Het kabinet wil graag | | |een aantal suggesties doen om het verloop van de AO's rond de | | |grote projecten te verbeteren. | | |Het kabinet constateert dat tijdens de AO's veel technische | | |vragen gesteld worden. Dit kan afleiden van de kernpunten van de | | |voortgangsrapportage die vooral gericht zou moeten zijn op de | | |voortgang van het project en afwijkingen van tijd, scope en geld | | |en de beleidsmatige context van een project. Op deze zaken dient | | |zich naar de mening van het kabinet de politieke discussie te | | |richten. | | |Het kabinet geeft een drietal aanpassingen in overweging. | | |1 Het kabinet meent dat er veel winst in de | | |informatieoverdracht is te behalen als de Vaste Commissie zich | | |periodiek ter plekke zou oriënteren bij de grote projecten. Veel | | |technische vragen zouden illustratief beantwoord kunnen worden | | |door de deskundigen ter plekke. | | |2 In de aanloop naar het AO zouden wellicht veel vragen | | |beantwoord kunnen worden door het instellen van een technisch | | |overleg tussen een ambtelijke V&W-delegatie (uit het project) en | | |de ambtelijke staf en leden van de commissie. | | |3 Tenslotte geeft het kabinet in overweging dat wanneer tijdens| | |het AO technische vragen aan de orde komen deze rechtstreeks | | |worden beantwoord door een van de begeleidende ambtenaren, onder | | |regie van de minister. | |20 |Welke concrete maatregelen worden genomen om continuïteit aan te | | |brengen in de kennis over publiek-private samenwerking? | | |Antwoord: | | |Na afronding van de 1e pilots is het zaak dat PPS "van de | | |vakdepartementen zelf wordt". Niet een specialisme dat buiten het| | |vakdepartement is belegd, of een specialisme dat keer op keer met| | |veel externe adviseurs wordt bemand. Anders gezegd: Waar het | | |Kenniscentrum PPS de afgelopen jaren het voortouw nam, zullen | | |andere departementen het stokje over dienen te nemen. | | |Daarom zal het kabinet de komende 2 jaar niet alleen de opgedane | | |kennis en ervaring met PPS goed vastleggen (zoals bv. een | | |standaardcontract voor de pps-vorm DBFM en een handboek DBFM), | | |maar ook een structuur opzetten waarin er prikkels zijn om die | | |kennis ook op peil te houden en toe te passen (opleidingen en | | |kennisuitwisseling tussen departementen). | | |Het kabinet heeft inmiddels aan de meest betrokken | | |Secretarissen-generaal en de Thesaurier-generaal de opdracht | | |gegeven om een en ander langs de hierboven geschetste lijn | | |concreet verder uit te werken. In de komende voortgangsrapportage| | |zal u hierover nader worden geïnformeerd. | | |Overigens moet men zich er van bewust zijn dat de zgn. | | |"pps"-kennis en bijbehorende werk- en denkwijze ook nodig is voor| | |andere vormen van aanbesteden. Ook daarom is het van belang dat | | |pps van de vakdepartementen zelf wordt. | |21 |Op welke wijze worden ervaringen met betrekking tot | | |publiek-private samenwerking tussen de vakdepartementen | | |uitgewisseld? Gebeurde dit in het verleden ook al op deze wijze? | | |Zo neen, wat is en wordt nog concreet veranderd? | | |Antwoord: | | |Bij de formulering van het pps-beleid en de pps-pilots had het | | |Kenniscentrum een rol als voortrekker en aanjager, zo ook tot op | | |heden bij het overdragen van kennis en/of ervaring. Het is de | | |bedoeling dat de vakdepartementen deze fakkel zelf overnemen. Zie| | |verder het antwoord op vraag 20. | |22 |Waarom bespreekt de departementale accountant zijn bevindingen | | |met de minister, voordat hij het accountantsrapport uitbrengt? In| | |hoeverre is het zuiverder om deze besprekingen uit te stellen tot| | |na het verschijnen van het rapport? | | |Antwoord: | | |Zoals is aangegeven in het standpunt van het kabinet is er bij de| | |totstandkoming van een accountantsrapport sprake van hoor en | | |wederhoor. Het gaat hierbij om een check op de juiste weergave | | |van de in het accountantsrapport genoemde feitelijkheden en om de| | |interpretatie daarvan door de accountant. | | |Het is vervolgens aan de accountant om de opmerkingen van de | | |verantwoordelijke minister te wegen en mee te nemen in zijn | | |finale oordeel. De procedure is er niet op gericht om invloed uit| | |te oefenen op het oordeel van de accountant. | |23 |Cruciaal voor een goede uitvoering van publiek-private | | |samenwerking is het creëren van vertrouwen tussen publieke en | | |private partners. Welke relatie ziet het kabinet tussen | | |publiek-private samenwerking en het schikkingsbeleid voor | | |bouwbedrijven? | | |Antwoord: | | | | | |Het kabinet ziet geen relatie tussen pps en het schikkingsbeleid | | |voor bouwbedrijven. | | | | | |Wel ziet het kabinet de werkwijze die PPS afdwingt als middel om | | |excessen zoals bij de bouwfraude te voorkomen en om het | | |onderlinge vertrouwen te herstellen. Want een aanbesteding in een| | |pps constructie kenmerkt zich immers door een hoge mate van | | |transparantie en selectie op basis van het criterium | | |prijs/kwaliteit. Beide punten bevorderen marktwerking | | |(concurrentie) en bemoeilijken onderlinge afspraken. | | | | | |Pps is dan ook één van de "andere" methoden van aanbesteding waar| | |de Kamer om heeft gevraagd in een tijdens een debat over de | | |bouwfraude ingediende motie waarin de regering is verzocht | | |onderzoek te doen naar "andere" methoden van aanbesteding (motie | | |ondertekend door de heren Hofstra, Atsma en Hermans) |
|24 |Welke lessen zijn door het ministerie van Verkeer en Waterstaat | | |getrokken uit de feitenreconstructies van de Betuweroute en de | | |HSL-Zuid. Tot welke gevolgen leidt dit in de toekomst? | | |Antwoord: | | |De feitenreconstructies helpen om ons een beeld te vormen van | | |goede en minder goede onderdelen binnen de grote projecten. Naast| | |de eigen leerervaringen - zoals die op 25 augustus 2003 door de | | |Minister van Verkeer en Waterstaat aan uw kamer zijn gezonden - | | |die als interne blik kunnen worden bestempeld, bieden de | | |reconstructies van de Tijdelijke Commissie | | |Infrastructuurprojecten een externe blik op het functioneren. Op | | |basis van de eigen leerervaringen hebben binnen Verkeer en | | |Waterstaat sinds 2003 organisatorische wijzigingen | | |plaatsgevonden. | | |Op een 5-tal punten ligt wat het kabinet betreft de nadruk van | | |het geleerde uit de TCI-reconstructies: | | |de noodzaak om te komen tot een integrale afweging om enerzijds | | |recht te doen aan alle relevante aspecten die samen hangen met | | |een project en anderzijds vroegtijdig afwegingen en keuzes te | | |kunnen maken | | |het belang van heldere en gefaseerde besluitvorming met | | |duidelijke go/no-go-besluiten, ter vergroting van transparantie | | |en eenduidigheid maar ook om latere discussies te beperken | | |in het verlengde daarvan het eerder betrekken van de Kamer bij | | |het maken van keuzes in de onderscheiden fasen | | |het belang van transparante informatie om daarmee een toets van | | |het project, product en organisatie mogelijk te maken | | |een goede projectbeheersing in alle projectfasen en actief | | |risicomanagement | |25 |Wat is uw oordeel over de constateringen van de TCI over de | | |kwaliteit van de accountantscontroles? | | |Antwoord: | | |Het kabinet wil nogmaals benadrukken dat zij grote waarde hecht | | |aan de onafhankelijkheid van de accountant in het belang van het | | |bieden van voldoende waarborg. Ter verdere versterking van de | | |onafhankelijkheid van de accountant heeft het kabinet u eerder al| | |enige aanvullende maatregelen terzake aangekondigd. | | |Wat de inhoudelijke kwaliteit van de accountantsrapporten bij de | | |grote projecten betreft meent het kabinet dat ook de | | |accountantsdiensten een groeitraject hebben doorgemaakt. Mede | | |onder invloed van de ontwikkelingen in het accountantsberoep is | | |de scope van het accountantsonderzoek bij grote projecten | | |verbreed. Voor 2001 was het accountantsonderzoek overwegend | | |gericht op de financiële verantwoording over het project. Dit | | |werd met name veroorzaakt doordat er nauwelijks richtlijnen voor | | |de accountant bestonden om een oordeel te geven over o.a. de | | |kwaliteit van de organisatie, van de ramingen, van het | | |risicomanagement en van de projectbeheersing. Als gevolg van de | | |ontwikkelingen in de richtlijnen voor de accountantscontrole | | |(RAC) geven de accountantsdiensten nu wel een oordeel (een | | |assurance mededeling) over de hiervoor genoemde aspecten. | | |Wijzigingen in de procedureregeling grote projecten hebben geleid| | |tot veranderingen in de reikwijdte van de inhoudelijke | | |beoordeling door de accountantsdiensten. | | |Om een adequate invulling te kunnen geven aan de | | |procedureregeling, die aan de verwachtingen van de Tweede Kamer | | |beantwoordt, hecht het Kabinet eraan dat er voor elk groot | | |project een afstemming plaats vindt tussen de desbetreffende | | |minister en de Vaste Kamercommissie om de verwachtingen af te | | |stemmen en hierover afspraken te maken. |
|26 |Kunnen de nieuwe kaders en instrumenten, die zullen worden | | |opgesteld ten behoeve van toepassing in de besluitvormingsfase, | | |nader worden toegelicht? Wanneer zijn deze naar verwachting | | |operationeel en wordt de Kamer hier nog in gekend? | | |Antwoord: | | |De kaders en instrumenten betreffen onder andere een intern | | |beheersmodel voor de besluitvormingsfase van projecten. Voor de | | |uitvoeringfase die bij de Rijkswaterstaat ligt zijn er reeds | | |kaders voor projectbeheersing en informatievoorziening. De door | | |de TCI voorgestelde procedureregeling grote projecten zal | | |concreet worden uitgewerkt voor de besluitvormingsfase. | | |Naar verwachting wordt de kamer na de zomer hierover | | |geïnformeerd. | |27 |Wanneer kan de Kamer de kwantitatieve risicoanalyse verwachten | | |over de projecten PMR, Zuiderzeelijn en Ruimte voor de Rivier? | | |Antwoord: | | |De kwantitatieve risicoanalyse voor Ruimte voor de Rivier is | | |opgenomen in de toelichting bij PKB deel1 die binnenkort | | |aangeboden wordt aan de Kamer. | | |De kwantitatieve risicoanalyse voor de Zuiderzeelijn is onderdeel| | |van de structuurvisie. De verwachting is dat de structuurvisie | | |medio 2006 voor besluitvorming gereed is. | | | | | |Wat PMR betreft is er het streven om in het bij vraag 3 bedoelde | | |"pakket" dat deze zomer naar de Kamer wordt gestuurd, de | | |kwantitatieve risicoanalyse voor PMR mee te sturen. Deze | | |risicoanalyse zal in lijn zijn met het eerdere antwoord van de | | |regering op vraag 8 welke handelt over volwaardig | | |risicomanagement (kamerstuk 29283 nr.16). | |28 |Op welke wijze is het kabinet van plan de voorgestelde | | |niet-bindende marktverkenning in te richten? | | |Antwoord: | | |Dat marktpartijen worden betrokken bij de structuurvisie van de | | |Zuiderzeelijn staat buiten kijf, omdat daarmee belangrijke extra | | |inzichten worden verkregen t.o.v. het alléén uitvoeren van | | |overheidsstudies. | | |De marktverkenning zal zodanig worden ingericht dat concrete en | | |serieuze inbreng wordt verkregen. Uitgangspunt daarbij is dat | | |gerenommeerde bedrijven worden betrokken die (internationale) | | |ervaring hebben met realisatie, financiering en exploitatie van | | |grote projecten. Onder andere door partijen te vergoeden voor | | |robuuste inbreng wordt voorkomen dat het proces te vrijblijvend | | |wordt. De inbreng die marktpartijen in deze fase leveren zal | | |zowel voor het rijk als voor hen in juridische zin niet bindend | | |zijn. | | |De marktbetrokkenheid zal zijn gericht op de volgende aspecten: | | |De beste plannen moeten op tafel komen. Het gaat om het | | |optimaliseren van (de scope van) mogelijke projectalternatieven: | | |lagere kosten en/of hogere opbrengsten en/of hogere | | |(maatschappelijke) kwaliteit. | | |Toetsen van financiële haalbaarheid. Om in 2006 een goed besluit | | |over de structuurvisie te kunnen nemen is het van belang om reële| | |en concrete uitspraken te kunnen doen over de financiële | | |haalbaarheid van mogelijke alternatieven, met als aspecten: | | |projectkosten en -opbrengsten (business cases); | | |risicoprofiel (o.a. kwantitatieve risicoanalyse); | | |publieke en private financiering. | | |In de structuurvisie zal duidelijkheid moeten worden gegeven over| | |de wijze waarop een eventueel vervolg op basis van | | |Publiek-Private Samenwerking kan worden ingericht. | | |De exacte invulling van de marktbetrokkenheid in een | | |niet-bindend, d.w.z. omkeerbaar proces, zal plaatsvinden langs de| | |geschetste lijnen. Verschillende mogelijkheden hiervoor worden | | |thans onderzocht. Wat de ZZL betreft zal in het plan van aanpak | | |voor de structuurvisie ZZL, dat na het debat over de TCI aan de | | |kamer zal worden aangeboden, het resultaat hiervan worden | | |opgenomen. | |29 |In het MIT is een scheiding aangebracht tussen het | | |Noordvleugelprogramma en de Zuiderzeelijn. Waarom wordt nu | | |gesproken over een koppeling van beide projecten? Welke | | |consequenties heeft deze koppeling voor de verdeling van de | | |beschikbare middelen? | | |Antwoord: | | |Het doel van het Noordvleugelprogramma, zoals uiteengezet in de | | |Nota Ruimte, is te komen tot samenhangende besluitvorming voor de| | |rijksprojecten in het betreffende programma. | | |In de Nota Ruimte en de Nota Mobiliteit is gemeld dat met een | | |snelle OV-verbinding naast een verbeterde bereikbaarheid van het | | |Noorden, een verbetering van de bereikbaarheid wordt beoogd van | | |de Noordvleugel van de Randstad. Om die reden is de Zuiderzeelijn| | |onderdeel geworden van het Noordvleugelprogramma. | | |De structuurvisie, die voor de Zuiderzeelijn wordt opgesteld, zal| | |onder meer inzicht geven in de bijdrage die de Zuiderzeelijn kan | | |leveren aan de bereikbaarheid van de Noordvleugel. | | |De financiële middelen van het Noordvleugelprogramma zijn aan de | | |separate projecten gekoppeld. Dit zal niet wijzigen. In het MIT | | |is bijvoorbeeld geld gereserveerd voor de Planstudie | | |Schiphol-Amsterdam-Almere en de Zuiderzeelijn. De budgetten | | |blijven gerelateerd aan de projecten ook nu er een | | |Noordvleugelprogramma is. Bij de begroting van 2006 (en daarna) | | |zal een totaaloverzicht worden opgenomen dat een weergave biedt | | |van de projecten in de Noordvleugel en de daarvoor gereserveerde | | |budgetten. | |30 |In hoeverre en zo ja, op welke wijze, staat de hernieuwde nut- en| | |noodzaakdiscussie over de Zuiderzeelijn in relatie met het | | |project Hanzelijn, zoals dat nu in het MIT staat opgenomen? | | |Antwoord: | | |De Hanzelijn betreft de aanleg van nieuw spoor tussen Lelystad en| | |Zwolle. Het tracébesluit Hanzelijn is reeds genomen (zie brief | | |van Minister van Verkeer en Waterstaat van 17 januari 2005, | | |kenmerk U.05.00103). Het project Hanzelijn staat los van de | | |hernieuwde nut- en noodzaakdiscussie over de Zuiderzeelijn.De | | |zogenoemde Hanzelijn-plus is één van de alternatieven van de | | |Zuiderzeelijn en zal, conform Motie Hofstra, onderdeel uitmaken | | |van de structuurvisie van de Zuiderzeelijn. De Hanzelijn-plus | | |heeft betrekking op het opwaarderen van de aanliggende trajecten | | |van de Hanzelijn, te weten Schiphol-Lelystad en | | |Zwolle-Groningen/Leeuwarden. Bij de besluitvorming over de | | |structuurvisie, waarbij een hernieuwde nut- en noodzaakdiscussie | | |zal worden gevoerd, zal de Hanzelijn-plus variant nadrukkelijk | | |worden meegenomen. | |31 |Welke kosten zijn inmiddels gemaakt ter voorbereiding van de | | |Zuiderzeelijn? Op welke wijze leidt de huidige tijdsdruk, gericht| | |op een beslissing in 2006, tot extra kosten? Hoe verhouden deze | | |kosten zich tot de totale projectkosten? | | |Antwoord: | | |De kosten die zijn gemaakt in de periode van 2000 tot en met 31 | | |december 2003 (met als onderdelen: verkenningen in 2000 en 2001 | | |en voorbereidingen op de planstudie vanaf 2002) bedragen ca. E 13| | |mln. Deze kosten zijn ten laste gekomen van een algemeen | | |begrotingsartikel voor studies naar snelle treinverbindingen | | |(Infrafonds 03.03.05). | | |Voor de totale prijsvraagfase bedroeg de begroting 20 mln.. Dit | | |bedrag had betrekking op de periode van 1 januari 2004 t/m 31 | | |maart 2006 en was inclusief de kosten voor het uitvoeren van de | | |prijsvraag waaronder een vergoeding aan marktpartijen voor | | |ontwerpkosten. Hiervan is tot en met 31 maart 2005 ca. E 5,5 mln.| | |uitgegeven. Dit bedrag is ten laste gekomen van het gemaximeerde | | |budget van E 2,73 mld. (begrotingsartikel Zuiderzeelijn | | |Infrafonds, artikel 03.03.06). | | |In de 'oude' situatie werd gekoerst op go/ no go besluitvorming | | |over de prijsvraag in maart 2006. In de 'nieuwe' situatie gaat | | |het om besluitvorming medio 2006 over nut en noodzaak op basis | | |van de structuurvisie. Doordat de prijsvraag niet zal worden | | |uitgevoerd worden enerzijds kosten bespaard, anderzijds brengt de| | |structuurvisie extra (onderzoeks-)kosten met zich mee. | | |Bij de uitwerking van het plan van aanpak voor de structuurvisie | | |wordt een aangepaste begroting opgesteld voor de periode tot en | | |met de besluitvorming in 2006. In hoeverre de begroting voor de | | |komende fase zal moeten worden bijgesteld zal dan duidelijk | | |worden. In ieder geval zal gelden dat deze kosten eveneens ten | | |laste komen van het gemaximeerde budget van E 2,73 mld. | |32 |Hoe hoog is de risicoreservering c.q. de post onvoorzien bij PMR?| | |Hoe moet deze reservering worden beoordeeld in het licht van de | | |bevindingen van de TCI? | | |Antwoord: | | | | | |Uitgangspunt is dat de regionale partners die de deelprojecten | | |trekken, verantwoordelijk zijn voor realisatie van die | | |deelprojecten, voor eigen rekening en risico, dus inclusief | | |bijbehorende risico's. Slechts een beperkt aantal risico's komt | | |voor rekening van het Rijk. Hier wordt momenteel nog over | | |onderhandeld. De risico's zoals de PMR partners die zien, dienen | | |transparant en gekwantificeerd te worden weergegeven, volgens de | | |systematiek zoals beschreven in het antwoord van de regering op | | |vraag 8 die handelt over een volwaardig risicomanagement | | |(kamerstuk 29283 nr.16) . Elke PMR partner heeft dan ook een | | |kwantitatieve risicoanalyse uitgevoerd en een post onvoorzien | | |opgenomen in hun eigen kostenraming. Daarnaast is een post | | |onvoorzien op Rijksniveau opgenomen ter dekking van de | | |rijksrisico's. In de komende periode dient de begroting op | | |rijksniveau te worden geactualiseerd en zal tevens een herijking | | |van de post onvoorzien plaatsvinden op basis van de dan | | |definitieve risicoverdeling (resultaat van de onderhandelingen | | |met de partners). Door Horvat & partners is een eerdere | | |voorlopige raming als adequaat beoordeeld. Dit betreft een raming| | |voor een post onvoorzien van de rijksbijdrage. In de zomer zullen| | |wij u ook informeren over de omvang van het onvoorzien. | | | | |33 |De regering beoordeelt de aanbevelingen van de TCI als waardevol.| | |Hoe moet deze opmerking worden geplaatst in het licht van de | | |constatering dat er nauwelijks aanbevelingen van de TCI worden | | |overgenomen? | | |Antwoord: | | |Dat beeld deelt het kabinet niet. In zijn brief heeft het kabinet| | |aangegeven dat veel ideeën van de TCI juist worden omarmd en er | | |weinig verschil van inzicht bestaat in de doelstellingen die de | | |TCI beoogt te bereiken met haar voorstellen. Wel geeft het | | |kabinet op een aantal punten de voorkeur aan andere instrumenten.|