Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid
De Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801
2509 LV Den Haag
der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4
Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44
Telefax (070) 333 40 33
2513 AA DEN HAAG
Uw brief Ons kenmerk Doorkiesnummer
AV/IR/2005/35191
Onderwerp Datum Contactpersoon
Kabinetsreactie SER-advies 23 mei 2005
vereenvoudiging ATW
Op 18 februari jl. heeft de SER zijn advies over de vereenvoudiging van de
Arbeidstijdenwet (ATW) vastgesteld, waarom het kabinet met zijn adviesaanvraag van 2 juli
2004 had verzocht. Genoemd advies is als bijlage bij deze brief gevoegd.
Bij brief van 18 december 2003 (Kamerstukken II, 29 376, nr. 1) heb ik u het
kabinetsstandpunt aangeboden dat aan deze adviesaanvraag ten grondslag ligt, waarover op
16 april 2004 een algemeen overleg heeft plaatsgevonden (Kamerstukken II, 29 376, nr. 3).
In deze brief informeer ik uw Kamer op hoofdlijnen over de wijze waarop het kabinet het
advies bij het opstellen van een wetsvoorstel Vereenvoudiging Arbeidstijdenwet zal
betrekken.
SER advies
De SER heeft een unaniem advies uitgebracht, waarin hij het uitgangspunt van een gewenste
vereenvoudiging van de regelgeving onderschrijft. De raad constateert dat, hoewel tussen de
met de ATW beoogde bescherming van de werknemer en de mogelijkheden voor onder-
nemingen om flexibel te kunnen opereren een spanning kan bestaan, er ook sprake is van
gedeelde belangen van werkgevers en werknemers. Het voorkomen van gezondheids-
problemen is uiteraard in het belang van de werknemer, maar is evenzeer een werkgevers-
belang. Flexibiliteit biedt omgekeerd ook de werknemer voordelen, bijvoorbeeld wanneer
het gaat om het aanpassen van de arbeids- en rusttijden aan de privésfeer. Hierbij verwijst de
SER met instemming naar de recent verschenen nota "Op weg naar een meer productieve
economie" van de Stichting van de Arbeid, waarin deze onder meer ingaat op arbeidstijds-
management om werkaanbod en personele beschikbaarheid op elkaar af te stemmen, waarbij
roosters zowel aansluiten op de dynamiek van het arbeidsproces als rekening houden met de
door de werknemers gewenste werktijden en arbeidsduur.
2
De SER kan zich vinden in een systematiek van een enkelvoudige normstelling in plaats van
het bestaande stelsel van standaard- en overlegnormen. Verder gaat de raad akkoord met het
niet langer hanteren van een onderscheid in de normering tussen arbeidstijden zonder en met
overwerk, terwijl de raad het eveneens van belang vindt de huidige regeling van de
nachtarbeid te vereenvoudigen en meer flexibel te maken. Ook ten aanzien van de pauze
wenst de raad de regeling zo te maken dat meer maatwerk binnen bedrijven mogelijk wordt.
Ten aanzien van een aantal onderwerpen doet de raad enkele voorstellen die eenvoudiger,
meer flexibel of minder beperkend zijn dan het kabinet in de adviesaanvraag had
opgenomen. Daarbij gaat het onder andere om de wekelijkse rust en de consignatie.
Op andere punten stelt de SER echter voor via een wettelijke regeling meer bescherming te
bieden dan het kabinet in zijn adviesaanvraag voor ogen stond. Zo wenst de raad - naast de
normen voor de maximale dagelijkse en wekelijkse arbeidstijd en die voor de gemiddelde
arbeidstijd over een periode van zestien weken - ook een normering van de maximale
gemiddelde arbeidstijd over een periode van vier weken op te nemen. In verband met de
gezondheidsrisico's die verbonden zijn aan het verrichten van nachtarbeid acht de SER het
in stand houden van een substantieel beschermingsniveau noodzakelijk. Permanente
nachtarbeid dient in de visie van de raad in beginsel niet mogelijk te zijn. Met betrekking tot
de arbeid op de zondag acht de SER eveneens meer bescherming geboden evenals ten
aanzien van de pauze.
De SER is van oordeel dat voor het merendeel van de normen in de ATW een publiek-
rechtelijke handhaving geboden is. Voor een aantal normen - waaronder het aantal vrije
zondagen en de pauze - acht de raad een civielrechtelijke handhaving aangewezen.
Standpunt van het kabinet
Het kabinet is verheugd dat de SER een unaniem advies over vereenvoudiging van de ATW
heeft opgesteld. Werkgevers en werknemers verkeren bij uitstek in de positie om te
beoordelen in hoeverre wettelijke normeringen voor arbeids- en rusttijden werkbaar zijn in
de praktijk en noodzakelijk zijn om de benodigde bescherming van de werknemers te
waarborgen. Om deze redenen hecht het kabinet grote waarde aan het advies van de SER en
zal het kabinet vanuit een positieve grondhouding de voorstellen voor de normering voor
arbeids- en rusttijden betrekken bij het op te stellen wetsvoorstel Vereenvoudiging ATW.
Het kabinet zal onderdelen van deze voorstellen nog wel nader beoordelen, met name daar
waar het niveau van de handhaving aan de orde is. Voorkomen moet worden dat ten
opzichte van de huidige situatie het aantal wettelijke normen toeneemt.
De uitwerking van de handhaving zal in samenhang plaatsvinden met de conclusies die het
kabinet verbindt aan het verwachte advies van de SER over de Arbeidsomstandighedenwet.
Daarbij zal het kabinet uiteraard rekening houden met de opvattingen die de SER in het
onderhavige advies over de ATW naar voren heeft gebracht.
3
Verdere procedure
Het kabinet streeft ernaar dat een wetsvoorstel voor een vereenvoudiging van de ATW nog
dit jaar aan uw Kamer kan worden aangeboden.
Het spreekt vanzelf dat in dit wetsvoorstel ook de conclusies zullen zijn verwerkt die het
kabinet verbindt aan het advies van de SER van 25 april 2003 naar aanleiding van de
evaluatie ATW.
Bij de vereenvoudiging van de regelgeving zal ook de regelgeving voor kinderen en
jeugdigen worden betrokken, zoals ik heb aangekondigd bij brief van 21 maart jl. (Kamer-
stukken II, 29 800 XIV, nr. 77) naar aanleiding van de motie-Mastwijk.
De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(mr. A.J. de Geus)
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid