De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
ons kenmerk: VISS. 2005/2259
datum: 20-05-2005
onderwerp: Vragen Vos (Groen Links) betreffende enquête over
dierenwelzijn door Wakker Dier
Bijlagen:
Geachte Voorzitter,
Hierbij doe ik u mijn antwoorden toekomen op de vragen over
dierenwelzijn van het lid Vos (Groen Links), die zijn ingezonden op 2
mei 2005.
1
Kent u het bericht over de enquête van Wakker Dier onder
wetenschappelijke experts op het gebied van dierenwelzijn, waaruit
blijkt dat deze experts de vigerende wijzen van doden van vissen
aanwijzen als een zeer ernstige schending van het dierenwelzijn?
Ja
2
Herinnert u zich de motie Van den Brand (2003: 28 600 XIV, nr. 74)
waarin de Kamer u oproept te komen met randvoorwaarden voor viskweek
met betrekking tot het dierenwelzijn, uw toezeggingen daarop en uw
toezegging, gedaan in het algemeen overleg over dierenwelzijn op 11
februari 2004, over uw brief aan de Europese Commissie en mogelijk,
bij onvoldoende inspanning op Europees niveau, zelfstandig te nemen
maatregelen?
De motie Van den Brand verzoekt te komen met randvoorwaarden voor
viskweek met betrekking tot milieu en dierenwelzijn. In dit kader heb
ik u per brief van 6 februari 2004 de nota 'Viskweek in Nederland'
toegezonden waarin wordt ingegaan op kansen, knelpunten en
randvoorwaarden voor viskweek in Nederland. In een eerder stadium heb
ik, per brief van 20 oktober 2003, aan de Kamer reeds mijn beleid ten
aanzien van het dierenwelzijn uiteengezet. Ik heb daarbij aangegeven
te streven naar welzijnsregels die in Europees verband worden
afgesproken. Daarnaast wil het kabinet meer verantwoordelijkheid
leggen bij de samenleving en met name bij de houders van de dieren
zelf.
Het feit dat de viskweek sector momenteel aan een gedragscode werkt
geeft aan dat zij haar verantwoordelijkheid serieus neemt. Anderzijds
stel ik duidelijke randvoorwaarden voor de verdere ontwikkeling van de
aquacultuur. Voor het toelaten van nieuwe soorten voor de aquacultuur
staat een beoordeling op dierenwelzijnsaspecten voorop.
3
Deelt u de mening dat de enquête van Wakker Dier nogmaals bevestigt
dat de huidige wijzen van doden van vis, zowel in het wild gevangen
als gekweekt, dringend gestopt moeten worden en vervangen door
methoden die in overeenstemming zijn met de jongste inzichten over het
welzijn van vissen?
In de door u aangehaalde enquête van Wakker Dier wordt met betrekking
tot het doden van vis gerefereerd aan onderzoeksgegevens waaruit
blijkt dat vissen een pijnstelsel hebben en ook stress kunnen hebben
zoals andere gewervelden. In mijn brief aan uw Kamer van 31 oktober
2003 over het doden van vis, heb ik reeds geconstateerd dat duidelijk
is geworden dat gewervelde vissen een vorm van pijn-, angst-, of
stressbeleving kennen en dat er in bepaalde gevallen sprake kan zijn
van aantasting van het welzijn van deze vissen. Ik heb uit dat
onderzoek de conclusie getrokken dat een scherpe Europese normstelling
ten aanzien van het doden van vis noodzakelijk is.
4
Hoe ver bent u met het nemen van concrete maatregelen ter verbetering
van de wijzen van het doden van vis, zowel bij viskweek als in het
wild gevangen vis, sinds de publicatie van het rapport 'Viskweek in
Nederland'? Welke verdere maatregelen bent u van plan te treffen?
Conform mijn toezeggingen aan de Kamer heb ik per brief van 21 juni
2004 de problematiek van het doden van vissen onder de aandacht
gebracht van de Europese Commissie en heb daarbij verzocht om een
gezamenlijke Europese aanpak in deze. Ik heb hierbij gewezen op de
mogelijkheid om middels aanpassing van Richtlijn 93/119/EC tot de
gewenste Europese regeling voor het doden van vis te komen. In reactie
op mijn brief heeft de Europese Commissie aangegeven dat zij, mede op
basis van het op 6 juli 2004 gepubliceerde EFSA-rapport over het
verdoven en doden van dieren en in samenspraak met de betrokken
stakeholders nieuw beleid dienaangaande zal formuleren.
Zoals aangegeven is mijn inzet erop gericht om te komen tot een
Europese normstelling ten aanzien van dierenwelzijnvraagstukken.
Nederland zal geen nieuw beleid introduceren dat scherper is dan de
Europese normen tenzij een specifiek Nederlands probleem een specifiek
Nederlandse oplossing vergt. Dat laatste is bij het doden van vis niet
aan de orde.
5
Deelt u de mening dat het van groot belang is, gezien uw voornemen het
kweken van vis actief te bevorderen, aan het kweken direct ook de
nodige randvoorwaarden voor het welzijn van de vissen te stellen,
zodat daarmee bij de investeringen en aanleg van kwekerijen rekening
gehouden kan worden?
Naast de geschetste inzet om te komen tot gezamenlijke Europese
afspraken over het doden van vissen ziet het kabinet een belangrijke
eigen verantwoordelijkheid voor de sector en het bedrijfsleven om
nieuwe welzijnsvriendelijke dodingsmethoden voor vissen te ontwikkelen
en te implementeren.
In samenspraak met de sector is hiertoe onderzoek uitgevoerd wat heeft
geleid tot de ontwikkeling van verbeterde dodingsmethoden voor aal en
meerval. Het is nu aan de sector om deze in gang gezette
ontwikkelingen verder vorm te geven en te implementeren.
En, zoals ik het antwoord op vraag 2 vermeld, staat een beoordeling op
dierenwelzijnsaspecten bij het toelaten van nieuwe soorten voor
aqua-cultuur voorop.
6
Bent u bekend met het feit dat in Duitsland de (elektrische) verdoving
van paling al verplicht is gesteld? Biedt die methode op korte termijn
mogelijkheden voor Nederland?
Het is mij bekend dat in Duitsland sprake is van een wettelijk
voorgeschreven methode waarbij aal met behulp van elektrische stroom
wordt verdoofd. De betreffende techniek wordt, in een aangepaste en
verbeterde aanpak, ook toegepast in de onder vraag 5 toegelichte nieuw
ontwikkelde dodingsmethode voor aal.
7
Welke conclusies verbindt u verder aan de uitkomsten van de enquête
van Wakker Dier?
Mijn beleid blijft onverkort gericht op de ontwikkeling van een
scherpe normstelling ten aanzien van dierenwelzijnaspecten in Europees
verband. De bevindingen uit de enquête van Wakker Dier bevestigen mijn
eerdere aan de Kamer gemelde conclusies dat bij het doden van vissen
sprake kan zijn van aantasting van het welzijn en benadrukken nogmaals
het belang om tot goede Europese afspraken te komen.
8
Bent u bereid, gezien de conclusies van de enquête, de termijn waarop
de houderijsystemen van met name kippen en varkens beter aangepast
moeten zijn aan het natuurlijke gedrag van dieren sterk te verkorten?
Ik ben met u van mening dat het dierenwelzijn verbetering behoeft, ook
voor de varkens en kippen. Echter zoals in voorgaande antwoorden is
aangegeven, kiest dit kabinet voor level-playing-field. Dit betekent
dat ik niet versneld nationale maatregelen zal nemen opdat de
houderijsystemen worden aangepast aan het natuurlijk gedrag van de
dieren. Mijn inzet is erop gericht dit op Europees niveau te
bewerkstelligen.
Zo heb ik onlangs in de Landbouwraad aangedrongen op het versneld
zoeken naar mogelijkheden om het onverdoofd castreren van biggen te
kunnen schaffen. Om dit te ondersteunen heb ik geld vrijgemaakt voor
het uitvoeren van het nodige (vervolg)onderzoek.
De minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit,
dr. C.P. Veerman
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit