Ingezonden persbericht
Stille tocht voor de problemen van N.N.
De mars van de hoop
Uit naam van het recht op privÉ- en gezinsleven
Artikel 1: 204 van het Nederlands Burgerlijk Wetboek: bepaling ter bescherming of voor eenzijdige bevoordeling?
Nu de rechtbank van Arnhem uitspraak gaat doen, organiseert IN THE NAME OF THE CHILD, een door N.N. opgerichte stichting, een stille tocht op 21 mei 2005. Deze tocht begint voor het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (Straatsburg - Frankrijk). Vervolgens gaat de tocht, na een rit met de bus, verder in Heerewaarden, een dorp in Nederland, om 15.00 uur. Aan de mars nemen een honderdtal deelgenomen (vrienden, collega's van het werk en familieleden).
Deze stille tocht - die voldoet aan de officiële regels van openbare orde -, is bedoeld om aandacht te vragen voor de problemen van N.N., de biologische vader, die erkend wil worden als wettige vader van zijn dochter X. die in Nederland woont.
N.N., een Fransman, heeft (in 2002-2003) iets minder dan een jaar in Frankrijk samengewoond met zijn ex-vriendin, die Nederlandse is. Deze relatie is begonnen in 1999; op afstand, 3 jaar, deels in Nederland en deels in Frankrijk. Na hun verloving hebben beide partners besloten een kind te krijgen. Uit deze op wederzijdse liefde en respect gebaseerde verbintenis, werd, op 11 oktober 2003, X. geboren. De ex-vriendin van N.N. is tijdens hun relatie verschillende keren op vakantie geweest in Nederland, met Bastiaan, haar eerste kind uit een relatie met een Engelsman. Zij gingen ook geregeld met vakantie bij de familie van de heer Zouaghi in Frankrijk, in de Franche-Comté. Zo vaak als mogelijk ging N.N. met zijn ex-vriendin en Bastiaan mee. Hij moest vanwege zijn werk vaak in Straatsburg blijven. Tijdens haar laatste vakantie besloot de ex-vriendin van de heer Zouaghi geheel onverwacht en plotseling naar Nederland te gaan om daar te bevallen. Zij besloot ook in Nederland te blijven en maakte een einde aan hun samenleven, dat in Frankrijk officieel was erkend. Door deze beslissingen is abrupt een eind gekomen aan de plannen van dit paar. Zij hadden trouwplannen en wilden een huis kopen.
N.N. heeft sindsdien een aantal stappen ondernomen om in Nederland te worden erkend als vader van zijn kind. Hij is in Frankrijk officieel vader van X. (prenataal erkend) en probeert via de rechter erkenning te krijgen. Aangezien de verbintenis mensen betreft uit twee verschillende landen is het voor N.N. moeilijker om erkenning van zijn rechten te krijgen. Het Nederlands Burgerlijk Wetboek geeft zijn ex-vriendin het recht om erkenning van het vaderschap te weigeren. Daarom is voor de rechtbank van Arnhem een procedure aangespannen om de erkenning van zijn vaderschap te verkrijgen. Deze procedure is aangespannen volgens het Nederlandse recht. In artikel 1:204 par. 1c staat: dat iedere biologische vader eerst schriftelijk de toestemming van de moeder dient verkrijgen voordat hij zijn biologische kind kan erkennen. Indien de moeder dit weigert kan de toestemming van de moeder worden vervangen door een beslissing van de arrondissementsrechtbank (artikel1: 204§ 3). Dit verzoek moet uitgaan van de biologische vader en de erkenning mag niet ten koste gaan van de relatie van de moeder met het kind en ook niet in strijd zijn met diens eigen belangen.
Hieruit blijkt duidelijk dat deze bepalingen zorgen voor een betere bescherming van het kind en allerlei misstanden voorkomen. Maar hiermee krijgt de moeder wel in wezen een vetorecht. N.N. legt zich erbij neer dat de relatie is verbroken. Maar hij wil met deze tocht duidelijk maken dat zijn privé- en gezinsleven niet is opgehouden te bestaan op het moment dat de relatie is verbroken. Integendeel, zijn privé- en gezinsleven heeft juist een nieuwe dimensie gekregen, namelijk met de geboorte van zijn dochter X..
Deze tocht vraagt aandacht voor alle problemen die samenhangen met het feit dat zij een relatie hebben gehad en uit verschillende landen komen. Hierdoor mag X. niet weten wie haar vader is. Zij moet zich kunnen ontplooien. De liefde van haar vader N.N. kan alleen maar bijdragen aan haar ontplooiing en doet geen afbreuk aan de relatie moeder-dochter en de belangen van het kind.
Volgens N.N. worden de belangen van zijn dochter onvoldoende veiliggesteld. Tijdens het onderzoek in verband met de erkenning van zijn vaderschap zijn er namelijk belangrijke gegevens boven tafel gekomen.
Om te beginnen is N.N. enkele maanden na de geboorte van zijn dochter erachter gekomen dat zijn ex-vriendin op een zelfde wijze heeft gehandeld jegens de vader van haar eerste kind. Volgens diens familie is de verbintenis, die door een verloving was bevestigd, plotseling verbroken, op een manier die is te vergelijken met die van N.N.. Bovendien is Bastiaan door de moeder erkend en is bij de aangifte bij de gemeente in Nederland verklaard dat zijn vader onbekend is. Aan deze feiten wordt door de ex-vriendin van N.N. voorbijgegaan. De Britse familie steunt N.N. in zijn gang naar de rechter.
Verder is tijdens de discussie voor de rechtbank van Arnhem naar voren gebracht dat de ex-vriendin van N.N. in 1998 arbeidsongeschikt is verklaard omdat zij geestelijk ziek is. Betrokkene lijdt aan depersonalisatie en aan schizofrenie. Het vertrek van de Britse vader is door de ex-vriendin aangegrepen als verklaring voor de momenten van depressie waaraan zij leed tijdens haar relatie met N.N.. Door een dergelijke handelwijze veroorzaakt zij, op dezelfde manier, een situatie die berust op het uitsluiten van de vaders van de kinderen die nog geboren moeten worden.
Door deze verwarrende feiten, die het ergste doen vermoeden voor de betrokken kinderen, wordt de ontreddering van N.N. alleen nog maar groter. De Nederlandse rechter, die met deze situatie wordt geconfronteerd, heeft een onderzoek gelast aan maatschappelijk werk. Een gedragsdeskundige werd belast om een psychologisch profiel op te stellen van de ex-vriendin van N.N..
Deze instantie heeft echter alleen maar onderzocht of het verzoek tot erkenning van het vaderschap van N.N. schadelijk kan zijn voor de relatie moeder-dochter en de belangen van het kind. Juridisch is aan de eisen voldaan, dat is juist. Maar, waar het gaat om het belang van het kind, zou dit ook een diepgaand onderzoek hebben moeten inhouden van het psychologisch gedrag van de moeder en dat is niet het geval.
Uit hetgeen naar voren is gebracht en het oppervlakkig onderzoek van de dienst vreest N.N. het ergste voor zijn kind en voor Bastiaan. Het lijkt erop dat de rechtbank haar oordeel zal vestigen op halve waarheden. De beslissing van de rechtbank is mogelijk niet onbevooroordeeld en niet vrij van onvolkomenheden.
Valt het dan te verwachten dat de Nederlandse rechtbank N.N. zijn eis tot erkenning van het vaderschap inwilligt?
Zal het blijken dat de bepalingen van het Nederlands BW volstrekt geen recht doen of vervullen zij hun belangrijkste opdracht, namelijk het beschermen van het kind?
Is deze tocht misschien het begin van een discussie die leidt tot een betere naleving van het recht op een privé- en gezinsleven? Al anderhalf jaar probeert N.N. erkenning te krijgen als wettelijke vader van zijn dochter in Nederland. Hoeveel jaar zal het nog duren voordat hij en zijn dochter elkaar kunnen weerzien?
Moet het nog jaren duren voordat er een oplossing komt voor deze situatie en iedereen werkelijk recht wordt gedaan?
Is dit de opmaat naar een grote discussie die wellicht ontstaat?
Uit al deze vragen komen twee zaken duidelijk naar voren.
Enerzijds lijden N. en zijn familieleden werkelijk, dat is duidelijk. Zij hebben geen deel aan de ontplooiing, de toekomst en de opvoeding van X..
Anderzijds is X. op dit moment het enige echte slachtoffer van dit geding.
Ingezonden persbericht