Federale regering Belgie
Dienstencheques
(2005-05-20)
Persbericht van de Ministerraad
Op voorstel van mevrouw Freya Van den Bossche, Minister van Werk, nam
de Ministerraad kennis van een nota over de evaluatie van de
dienstencheques.
De wet (*) ter bevordering van buurtdiensten en -banen schrijft vanaf
2005 een jaarlijkse evaluatie van de dienstencheques voor. In de
evaluatie komen aan bod:
- het werkgelegenheidseffect
- de globale bruto en netto kostprijs met inbegrip van de
terugverdieneffecten inzake werkloosheidsuitkeringen
- de bepalingen aangaande de arbeidsovereenkomst van de
dienstencheques
- de loons- en arbeidsvoorwaarden.
De evaluatie gebeurde door IDEA consult op basis van een steekproef
bij gebruikers, werknemers en ondernemingen. Het verslag schetst het
profiel van de gebruiker en de werknemer. Het peilt naar hun motieven,
om van de dienstencheques gebruik te maken. Verder biedt het
conclusies over de doeltreffendheid, de afstemming op de behoeften, de
toegevoegde waarde en de duurzaamheid van de dienstencheques. Ten
slotte gaat het in op de bruto- en nettoeffecten van de kostprijs, de
verwachtingen inzake het gebruik en de evolutie van de tewerkstelling
via de dienstencheques.
Synthese en conclusies van het evaluatierapport
1. Meer jobs dan verwacht binnen voorzien budgettair kader
Tot op heden werd voor het jaar 2004 uitgegaan van een totale
tewerkstelling van 10.886 eenheden. Uit een recente analyse van de
gegevens beschikbaar bij zowel de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening
als bij ACCOR, de uitgiftemaatschappij van de dienstencheques, bleek
dit cijfer echter onvolledig en een belangrijke onderschatting van de
werkelijke jobcreatie in 2004. De samenvoeging van beide bronnen laat
immers toe te besluiten dat de tewerkstelling tijdens het laatste
kwartaal van 2004 15.077 eenheden bedroeg.
Hiermee wordt de regeringsdoelstelling om eind 2004 ongeveer 12.000
werknemers aan het werk te stellen via de dienstencheques ruimschoots
overtroffen.
Bovendien wordt ook het budgettair kader dat voor 2004 was voorzien
(m.n. 91 mio euro) niet overschreden. Aangezien het voorziene
budgettair kader voor 2005 (227 mio euro) nog uitgaat van een
tewerkstellingsgroei van 12.000 naar 20.000 jobs tegen eind 2005, zal
de evolutie van de besteding van dit budget nauwgezet opgevolgd moeten
worden. Toch dient eraan herinnerd dat er steeds is uitgegaan van een
open budgettaire enveloppe dat de regering zou aanpassen naarmate de
doelstellingen inzake tewerkstelling worden overstegen.
2. Grote tevredenheid bij gebruikers en werknemers
De tevreden gebruiker
Eind 2004 telde het uitgiftebedrijf Accor Services al 120.247
geregistreerde gebruikers, van wie er 98.814 ten minste één bestelling
hadden geplaatst. 72% van de gebruikers woont in Vlaanderen, 24,3% in
Wallonië en 3,7% in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. 8 op 10
gebruiken de dienstencheques voor de uitvoering van huishoudelijke
taken, voornamelijk voor schoonmaak, in mindere mate voor wassen en
strijken, maaltijden bereiden, occasionele naaiwerken.
Amper 5,1%, 6,9% resp. 8,6% van de gebruikers doet een beroep op een
boodschappendienst, mindermobielencentrale of strijkwinkel: uit de
bevraging bleek dat deze mogelijkheden bij de gebruikers onvoldoende
gekend zijn. Bijna 1 op 5 gebruikers doet wel een beroep op meerdere
diensten tegelijk. Bijna twee op drie gebruikers doet beroep op een
private onderneming of interimkantoor, één op drie gebruikers kan
terecht bij OCMW, PWA, gemeente of een non-profit onderneming.
7 op 10 gebruikers is een vrouw, 3 op 10 gebruikers is alleenstaand, 1
op 3 gebruikers is ouder dan 60 jaar. De helft van de gebruikers is
werknemer of ambtenaar, ruim een kwart is reeds met pensioen. Bij de
koppels gaat het meestal om tweeverdieners. Ruim 4 op 10 heeft geen
personen ten laste, evenveel gebruikers hebben 2 of meer personen ten
laste.
De gebruiker doet gemiddeld 16,6 uren per maand een beroep op het
stelsel, wat neerkomt op gemiddeld 4 uur per week. 4 op 10 gebruikers
doet het met minder, een kwart vraagt meer uren.
De drie belangrijkste motieven om in het stelsel te stappen zijn
sociale bescherming en verzekering voor de werknemer, het legaal
karakter van de dienstverlening en de aantrekkelijke kostprijs (6,70
euro en 30% fiscaal aftrekbaar op het moment van de enquête). Evenwel
volgen combinatie van arbeid en huishouden, meer vrije tijd en fysieke
belasting op de voet.
8 à 9 op 10 gebruikers noemen zich tevreden tot zeer tevreden over het
systeem: de procedures van inschrijven en aankopen van
dienstencheques, het vinden van een erkende onderneming, de kwaliteit
van de geboden service van de onderneming en van de kwaliteit en
stiptheid van de werknemer en de prijs. Over de snelheid van ontvangst
van de cheques per post, de tussenkomst van de onderneming bij
problemen met de werknemer, het omruilen van cheques en de
beschikbaarheid van informatie over erkende ondernemingen bestaat wat
minder tevredenheid, hoewel de meerderheid ook hierover positief
bericht. 95% van de gebruikers zegt het systeem aan te bevelen aan
familie en vrienden.
57% van de gebruikers deden het voordien zelf of lieten het
huishoudelijk werk door een ander gezinslid uitvoeren, 18% van de
gebruikers gingen zwart, 12% deed beroep op een PWA, 6% op een privaat
bedrijf, 5% op een OCMW en nog eens 1% op een dienst voor thuiszorg.
Het substitutie-effect bedraagt m.a.w. 12%, voor de overige 88% heeft
het systeem een meerwaarde t.o.v. hun vroegere situatie.
Zonder dienstencheques zouden ruim 1 op 3 gebruikers het terug zelf
doen, 30% in het zwart, 19% zou naar het PWA stappen en 16% zou een
gespecialiseerde onderneming inschakelen. Dit toont aan dat de
dienstencheques een degelijk alternatief voor het zwartwerk en het PWA
vormt, alsook voor meer dan de helft (57%) van de gebruikers een
ontlasting betekent van huishoudelijk werk. Anderzijds is geen echte
verdringing merkbaar van het PWA-circuit. Het aantal PWA-uren blijft
vrij stabiel sinds de start van het dienstenchequesysteem en de bijna
150 erkende PWA's, waarvan er eind 2004 reeds 86 werknemers
aangeworven hadden, tellen samen maar een 1.000-tal jobs.
Bijna 97% van de gebruikers zegt ook in de toekomst een beroep te
zullen blijven doen op de dienstencheques. Ook staat bijna 60% van de
gebruikers positief tegenover het initiatief om de cheques te
'dematerialiseren' waardoor de administratieve last tot een minimum
wordt beperkt. Toch is nog een goede 40% niet onmiddellijk bereid om
de overstap te maken naar een papierloos systeem. De bereidheid neemt
bovendien af naarmate de leeftijd van de gebruiker toeneemt.
- De tevreden werknemer
3 op 4 werknemers verricht hoofdzakelijk huishoudelijk werk bij de
gebruiker thuis: schoonmaken, wassen en strijken vormen de hoofdmoot
van deze taken. 10% heeft als hoofdtaak boodschappen doen, 8% strijken
buitenshuis en 6% helpen bij verplaatsingen van een mindermobiel
persoon.
Ongeveer 40% van de werknemers hebben een contract bij een erkend
interimbedrijf, bijna 30% via een non-profitonderneming of sociale
economiebedrijf, 22% bij een privaat commercieel bedrijf of een
natuurlijke persoon en tot slot 11% bij gemeente, ocmw of PWA.
Van de 627 bevraagde werknemers waren er 615 vrouw en slechts 12 man.
Iets minder dan een kwart is jonger dan 30 jaar, één derde is
dertiger, meer dan 40% is ouder dan 40 jaar, één tiende is zelfs ouder
dan 50 jaar. 37% heeft een gezin met kinderen, 27% heeft een gezin
zonder kinderen, 19% zijn éénoudergezinnen en nog eens 16%
alleenstaanden. 40% is laaggeschoold (hoogstens diploma lager
secundair onderwijs) terwijl dit in aandeel in de beroepsbevolking op
27,7% ligt, nog eens 50% heeft enkel diploma hoger middelbaar
onderwijs. 87% van de werknemers heeft de Belgische nationaliteit, 7%
komt uit andere EU-landen en 6% uit niet EU-landen. Ruim 12% van de
bevraagde werknemers heeft een ouder of grootouder afkomstig uit een
niet EU-land.
De dienstenchequewerknemer werkt gemiddeld 22,6 uren per week - bij
een interimbedrijf ligt dit met 19,7 uren per week het laagst. 75% van
de werknemers werkt minstens halftijds, amper 15% werkt minder dan één
derde tijd. De werknemer uit de steekproef werkte gemiddeld reeds 8,2
maanden in het stelsel van de dienstencheques. Bijna 80% had een
contract van onbepaalde duur op zak - enkel bij interimbedrijven
draait dit rond 52%, bij de rest ligt dit hoger dan 90% - de helft van
de werknemers had dit type contract reeds bij de aanvang.
Het netto-maandinkomen ligt bij één op drie werknemers tussen 700 en
1000 euro, nog eens 30% heeft een netto-verdienste tussen 500 en 700
euro per maand, bijna 20% verdient netto meer dan 1000 euro per maand.
18% onder hen geniet nog een aanvullende werkloosheidsuitkering, 78%
heeft geen enkele bijkomende uitkering, 4% heeft een andere
aanvullende uitkering (ocmw, RIZIV, pensioen, .).
De dienstenchequewerknemer zoekt voornamelijk sociaal contact,
jobsatisfactie en een inkomen, maar ook de kans om flexibel en dicht
bij huis te werken volgen als motieven op de voet. 70% van de
bevraagde werknemers vindt ook dat deze job vooral een uitweg is uit
het zwartwerk, wat in schril contrast staat met het lage percentage
werknemers dat aangaf voordien in het zwart te hebben gewerkt (slechts
1%).
93% van de werknemers is over het algemeen tevreden over de beslissing
om via dienstencheques te werken, 7% is dat niet of minder. De
werknemers zijn zowel tevreden over de communicatie over de
arbeidsinhoud als over de arbeidsinhoud zelf. Twee derde is ook
tevreden tot zeer tevreden over het ontvangen loon, 1 op 5 is eerder
ontevreden. 90% is tevreden met het aantal uren dat ze werken, alsook
over het werkrooster en de tijdigheid waarop ze deze ontvangen van hun
werkgever. 65% gebruikt de wagen om zich te verplaatsen.
Inzake de afgelegde afstand en de vergoedingen hiervoor zijn
respectievelijk 87% en 60% van de werknemers tevreden.
9 op 10 werknemers zijn tevreden tot zeer tevreden over hun
arbeidscontract, ook al gaat het om een contract van bepaalde duur
(nog 84% tevreden). De ontevredenheid hierover stijgt evenwel naarmate
de duur van de contracten daalt.
Het contact met de gebruiker en met de werkgever wordt door de
werknemer als zeer positief ervaren. Ook de tussenkomst van de
werkgever bij problemen met de gebruiker kan op een grote bijval
rekenen.
Amper 13% van de werknemers gaf aan een opleiding te hebben gekregen
voor of bij aanvang van de job. De duurtijd van de opleiding liep van
minder dan 5 dagen tot meer dan 10 dagen. Nauwelijks 3% van de
werknemers via interimkantoren kreeg een opleiding aangeboden, terwijl
dit 38% bedraagt bij gemeente, ocmw of PWA. Toch blijft ruim 60%
tevreden over de opleidingsmogelijkheden en is amper 15% ontevreden,
wat erop wijst dat de werknemers dit zelf niet onmiddellijk als een
probleem ervaren.
De dienstencheques geven aanleiding tot een grote instroom van
langdurige laaggeschoolde werkzoekenden: 44% waren werkzoekend voor de
start, waarvan 22% in een doorgaans langdurige (meer dan 2 jaar)
uitkeringssituatie, 9% zonder uitkering (o.m. geschorst) en 13% komt
uit PWA. Nog eens 44% had voordien reeds ander werk en 11% was
voordien niet beroepsactief. Bijna 54% van de werknemers is er
financieel op vooruit gegaan, een kwart had voordien een hoger
netto-inkomen.
Meer dan 96% van de werknemers wil in het systeem van de
dienstencheques blijven werken.
3. Matige tevredenheid van erkende werkgevers gevolg van groeipijnen
Op 785 erkende ondernemingen waren er eind 2004 reeds 504 actief. De
helft van deze ondernemingen zijn PWA's of OCMW's. Eén op 5 komt uit
de non-profit of sociale economie, nog eens 1 op 5 uit de profit
sector. Eén op 20 zijn natuurlijke persoon. Een minderheid van ruim 3%
komt uit de interimsector, hoewel deze laatste wel voor 40% van de
totale tewerkstelling tekent.
Het merendeel van de ondernemingen bieden een gemengde dienstverlening
(57%) of thuishulp (28%) aan. Eén werkgever op 3 zag het daglicht
dankzij de dienstencheques.
De gemiddelde arbeidsduur van een job bedraagt 21,6 uur per week. 38%
van de werknemers behoren tot de categorie A (met aanvullende
uitkering uit werkloosheid of ocmw) - in de publieke sector van pwa,
ocmw en gemeente ligt dit boven 50% - en 62% van de werknemers behoren
tot categorie B (= al de rest) - wat dan weer hoger ligt in de
non-profitsector en de sociale economie (omwille van een stuk
substitutie en het onmiddellijk aanbieden van volwaardige contracten
zonder aanvulling).
Bijna 2 werknemers op 3 heeft een contract van onbepaalde duur
(volgens de RVA-statistieken is dit zelfs bijna 3 op 4) en 36% heeft
een contract van bepaalde duur. Bij deze laatste zijn de
weekcontracten populair en dit hoofdzakelijk bij interim-werkgevers.
Er zijn grote interne verschillen tussen én binnen werkgevers: zo telt
de interimsector maar 36% contracten van onbepaalde duur, terwijl dit
bij de overige werkgevers tussen 85 en 92% ligt.
Gemiddeld 64% van de contracten zijn meer dan halftijds - buiten de
interimsector bedraagt dit aandeel zelfs 80% - en 9% zelfs voltijds -
in de interimsector is dit amper 3%. Een klein aandeel van 16% zit
onder de één derde grens - in de interim ligt dit aandeel boven 40%.
De flexibiliteitsmogelijkheden eigen aan het dienstenchequecontract
worden weinig benut. Slechts 1 op 3 maakt gebruik van de mogelijkheid
op opeenvolgende contracten van bepaalde duur af te sluiten, verkorte
opzegtermijnen in te lassen of minder dan één derde te werken tijdens
de eerste 6 maanden.
Inzake de loonvoorwaarden past 42% de toepasselijke minima toe,
terwijl 58% meer biedt - bij de interimwerkgevers geeft 83% meer dan
voorgeschreven. Het gemiddeld bruto uurloon ligt tussen 8,75 en 9
euro. Dit wordt meestal aangevuld met sociale voordelen zoals
vakantiegeld (80%), eindejaarspremie (65%) en woon-werkverkeer (69%),
ook maaltijdcheques (27%) en hospitalisatieverzekering (17%) kunnen
daarbij horen.
Bijna 1 werkgever op 5 maakt gebruik van de mogelijkheid om de
gebruiker extra kosten aan te rekenen die niet-arbeidsgerelateerd zijn
zoals verzekeringen, verplaatsingskosten of materiaalkosten. Ruim 60%
van de werkgevers zegt de werknemer opleidingsfaciliteiten aan te
bieden, daar waar de werknemer zelf amper 13% aangeeft.
De tevredenheid van de werkgever scoort niet zo'n hoge toppen als bij
de gebruiker en de werknemer, maar blijft toch behoorlijk. Ruim 2
bedrijven op 3 zien geen graten in de erkenningsprocedure. Slechts 1
op 2 bedrijven is tevreden over de specifieke vereisten voor het
oprichten van een sui generisafdeling en over de procedure van
uitbetaling van de gepresteerde cheques. Amper 1 op 4 bedrijven is
tevreden met de rapportering inzake tewerkstelling aan de RVA en met
de duidelijkheid over het bevoegde paritair comité. Iets meer dan de
helft van de erkende bedrijven vindt de inruilwaarde van de
dienstencheque op termijn te laag, in het licht van de
nietarbeidsgerelateerde kosten van het bedrijf zoals verzekeringen en
administratie. De andere helft van de bedrijven vindt de prijs
toereikend. 45% van de bedrijven heeft geen problemen met het vinden
van geschikte werknemers, terwijl een even groot deel van bedrijven -
met een concentratie in de grote steden - duidelijke problemen
ondervindt inzake toeleiding.
De tewerkstellingsvooruitzichten voor de toekomst zijn rooskleurig met
een verwachte groei van maar liefst 58%. Aan dit tempo halen we met
het huidig aantal erkende en actieve ondernemingen eind 2005 alleen al
23.822 jobs.
4. Kostprijs van het systeem
Bij de lancering van het systeem van de dienstencheques werd rekening
gehouden met directe terugverdieneffecten inzake sociale zekerheid
(werkloosheid en RSZ) en personenbelasting. Het rapport brengt deze
terugverdieneffecten gedetailleerd in kaart. Deze terugverdieneffecten
liggen met 35,2% een stuk onder de initiële verwachtingen. Een
aanzienlijk terugverdieneffect inzake sociale zekerheid (29,8 mio
euro) die wel overeenstemt met de aanvankelijke simulaties wordt
echter geflankeerd door een marginaal resp. negatief fiscaal
terugverdieneffect (2,6 mio euro of een minderontvangst van 10,2 mio
euro indien ook rekening wordt gehouden met de kostprijs van de
fiscale aftrekbaarheid van de dienstencheques). De zeer geringe
terugverdieneffecten inzake personenbelasting (amper 5,1% van de
totale loonmassa) is het gevolg van de lage jaarlonen van de
dienstenchequewerknemers in deze groeifase van het systeem. Ook het
uitstroomeffect op het PWA-systeem is op dit ogenblik nog beneden
verwachtingen, maar lijkt wel stilaan op gang te komen. Naarmate het
systeem op kruissnelheid komt en de jobs de nodige omvang krijgen, zal
dus zowel dit fiscaal terugverdieneffect als het sociaal
terugverdieneffect nog oplopen. Over de hoogte van de
terugverdieneffecten voor de toekomst is het evenwel wachten op het
volgende evaluatierapport.
Deze directe terugverdieneffecten herleiden de bruto-kost voor het
jaar 2004 van 92,3 mio euro tot 59,8 mio euro (exclusief fiscale
aftrek) resp. 72,7 mio euro (inclusief fiscale aftrek).
Anderzijds zijn er nog andere terugverdieneffecten die hier niet in
kaart zijn gebracht, omdat ze moeilijker meetbaar zijn: hogere
btw-inkomsten door extra inkomen (50 mio euro) en extra vrije tijd en
welbevinden voor de gebruikers.
(*) van 21 juli 2001, artikel 10.