Raad voor de Volksgezondheid & Zorg
Medische diagnose als voorbehouden handeling?
---
Raad beveelt voorlichting aan,
Géén wettelijke maatregel om schade door alter-natieve hulpverlening te
voorkomen
Zoetermeer, 19 mei 2005 - Het stellen van een diagnose voorbehouden
aan artsen is geen oplossing om excessen in de alternatieve
hulpverlening te voorkomen. De Raad voor de Volksgezondheid en Zorg
(RVZ) is weliswaar overtuigd van de gevaren van ondeskundige medische
diagnostiek, maar heeft aanzienlijke twijfels over de effectiviteit
van een dergelijke maatregel, in het bijzonder vanwege de
handhaafbaarheid. Dit staat in het advies Medische diagnose: kiezen
voor deskundigheid dat de RVZ op 19 mei jl. aan de minister van VWS
heeft aangeboden.
Maatschappelijke onrust over wantoestanden in de alternatieve
hulpverlening steekt met enige regelmaat de kop op. De voor de hand
liggende reactie is dan dat de overheid wettelijke maatregelen moet
treffen om dat te voorkomen: de burger moet beter beschermd worden
tegen ondeskundige hulpverleners. Tegelijkertijd wil de burger zelf
kunnen kiezen. Hij wil bepalen of hij met zijn klachten naar een arts
gaat of naar een alternatieve hulpverlener. Het is het met de Wet BIG
samenhan-gende spanningsveld - tussen keuzevrijheid en bescherming -
waarbinnen de RVZ de vraag van de Minister over de medische diagnose
als voorbehouden handeling moest beantwoorden. Nu mag iedereen een
diagnose stellen. Als het een voorbe-houden handeling zou worden, moet
de overheid aanwijzen wie dat beroepsmatig mag doen. Anderen zijn dan
strafbaar als ze dat (buiten noodzaak) toch doen.
De RVZ ziet wel degelijk gevaren aan ondeskundige medische
diagnostiek, maar acht forse wettelijke maatregelen op dit moment niet
aangewezen. Hij heeft aanzienlijke twijfels over de effectiviteit van
het opnemen van het stellen van een diagnose als een voorbehouden
handeling. De medische diagnose laat zich op de eerste plaats niet
goed afbakenen van andere vormen van diagnostiek. Op overtreding van
zo'n verbod staat bovendien een lage straf (maximaal drie maanden
hechtenis), het is 'maar' een overtreding en geen misdrijf. Gaat
daarvan wel een preventieve werking uit? Krijgt dat prioriteit in het
vervolgingsbeleid? Zijn andere strafbepalingen niet effectiever te
gebruiken? De vraag is ook of het verbod wel te handhaven is: wie komt
te weten wat zich in de spreekkamer afspeelt als de patiënt geen
aangifte doet of het niet vertelt?
Daar komt bij dat op dit moment onvoldoende bekend is over de omvang
van het probleem van ondeskundige diagnostiek in het alternatieve
circuit. Wel kan met behulp van cijfers over het aantal mensen dat
contact heeft gehad met alternatieve behandelaars een inschatting
worden gemaakt van het aantal diagnoses in het alternatieve circuit.
Uitgaande van de 6.6 procent van de bevolking die per jaar contact
heeft met een alternatieve behandelaar en van één diagnose per persoon
gaat het mogelijk om ruim 1 miljoen diagnosen per jaar in de
alternatieve hulpverlening. En het bestaande sanctie-instrumentarium
wordt nog onvoldoende benut.
In die omstandigheid leidt een weging van effectiviteit en
proportionaliteit tot de conclusie dat eerst andere maatregelen nodig
zijn. Betere bescherming tegen de gevaren van ondeskundige medische
diagnostiek begint vanzelfsprekend met goed geïnformeerde patiënten.
Op dit punt richten de aanbevelingen van de RVZ zich daarom niet
alleen op de overheid. Hij doet ook een beroep op partijen in het
veld. Zo vindt hij dat patiënten een aanvullende verzekering moeten
kunnen kiezen zonder alternatieve behandelaars. Dat kan nu slechts bij
een enkele verzekeraar. En huisartsen en ziekenhuizen moeten duidelijk
maken of ze ook alternatieve hulpverlening bieden. Maar de norm dient
volgens de RVZ evidence based handelen te zijn. Die boodschap dient de
Minister nog eens onder de aandacht te brengen in het overleg met
partijen in de gezondheidszorg.
Verder moet het bestaand wettelijk instrumentarium beter gebruikt
worden om wantoestanden in de alternatieve hulpverlening aan te
pakken. Dat vraagt wel om een gezamenlijk krachtig optreden door de
Inspectie voor de Gezondheidszorg en het Openbaar Ministerie. De RVZ
vindt dat de Minister met de IGZ moet overleg-gen over de capaciteit
die nodig is om de bestaande handhavingsinstrumenten maximaal te
kunnen benutten. Verder zou ook de strafdreiging in de Wet BIG
verhoogd kunnen worden door van overtredingen misdrijven te maken.
Ook beveelt de RVZ onderzoek aan naar schade door alternatieve
behandelwijzen. Als dat onderzoek uitwijst dat toch sprake is van een
omvangrijk probleem, is te overwegen alsnog andere wettelijke
maatregelen te treffen. De RVZ stelt dan een andere voorbehouden
handeling voor: een verbod om in de uitoefening van een beroep een
door een (tand)arts gestelde diagnose, behandeling en prognose in
twijfel te trekken.
advies bestellen