Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Persbericht ministerraad
20 mei 2005
OVERGANGSREGELING VRIJ VERKEER WERKNEMERS MIDDEN- EN OOST-EUROPA VOORTGEZET
De overgangsregeling voor het vrije verkeer van werknemers uit de nieuwe
Midden- en Oost-Europese lidstaten van de Europese Unie (EU) wordt in ieder
geval tot 1 mei 2006 voortgezet. Dit heeft de ministerraad besloten op
voorstel van staatssecretaris Van Hoof van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid. Het besluit is gebaseerd op een tussentijdse evaluatie van
deze overgangsregeling.
Inwoners van de nieuwe lidstaten kregen op 1 mei 2004 nog niet het recht
overal in de EU te werken. Nederland koos, net als bijna alle landen, voor
een overgangsregeling voor werknemers uit de nieuwe Midden- en Oost-
Europese lidstaten. De regeling geldt in ieder geval tot 1 mei 2006. Tot
die datum moeten werkgevers een tewerkstellingsvergunning hebben voor
werknemers uit deze landen. Op enkele beroepen na wordt zo'n vergunning
alleen verleend als niemand uit Nederland of een van de andere 'oude' EU-
lidstaten voor het werk beschikbaar is.
Uit een tussentijdse evaluatie blijkt dat het aantal werknemers uit de
Midden- en Oost-Europese lidstaten sinds 1 mei 2004 bijna is verdubbeld:
van 12.540 in 2003 tot 24.728 in 2004. In ruim 60 procent van de gevallen
ging het om kortdurend werk. De effecten op de Nederlandse arbeidsmarkt als
geheel zijn dan ook gering: in arbeidsjaren vertegenwoordigt de
arbeidsmigratie uit de Midden- en Oost-Europese lidstaten 0,2 procent van
de beroepsbevolking. De stijging komt vrijwel helemaal voor rekening van de
land- en tuinbouw (plus 8.908) en de slachterijen en vleesverwerkende
industrie (plus 2.400). In deze sectoren kan volgens de evaluatie sprake
zijn geweest van verdringing van andere werknemers door arbeidsmigranten.
Voor de overige bedrijfstakken is er geen aanleiding te veronderstellen dat
dit is gebeurd.
De verdubbeling van het aantal werknemers uit Midden- en Oost-Europa heeft
zich voorgedaan terwijl voor hen nog een tewerkstellingsvergunning vereist
is. Het kabinet is van mening dat het nu al invoeren van volledig vrij
verkeer van werknemers een aanzuigend effect zal hebben op deze werknemers.
Door de lagere lonen en hogere werkloosheid in Midden- en Oost-Europa
bestaan voor hen nog voldoende redenen om elders in de EU te gaan werken.
Het aantal arbeidsmigranten uit deze landen zou bij volledig vrij verkeer
van werknemers naar verwachting aanzienlijk stijgen.
Dit zal vooral in laag betaalde banen op grotere schaal tot verdringing
kunnen leiden, waarbij arbeidsmigranten de plaats van Nederlandse
werknemers en werknemers uit de 'oude' EU-lidstaten innemen. Het kabinet
wil daarom vasthouden aan het aanvankelijke voornemen de overgangsregeling
voor het vrije werknemersverkeer in ieder geval tot 1 mei 2006 te laten
voortduren. Over het regime na 2006 zal na een evaluatie een besluit worden
genomen. Het kabinet vindt dat vacatures zoveel mogelijk moeten worden
vervuld door uitkeringsgerechtigden. Hiertoe zijn inmiddels afspraken
gemaakt met onder meer gemeenten en de land- en tuinbouwsector.
Het kabinet neemt voor 1 mei 2006 een besluit over het vrije verkeer na die
datum. In principe kan de overgangstermijn worden verlengd tot 2011.
RVD, 20.05.2005
Ministerie van Algemene Zaken