'Ik ben mij ervan bewust dat ik hier niet een toverformule heb om alle
problemen rondom het bouwen op milieubelaste locaties weg te nemen.
Belangrijk is dat overheidspartijen de handen ineen slaan om
gezamenlijk een uitweg te zoeken die enerzijds recht doet aan de
noodzaak om reële gezondheidsrisico's te beperken en anderzijds ruimte
laat voor de ruimtelijke ontwikkeling. Dynamiek waarvoor de Nota
Ruimte nu net de juiste voorwaarden biedt', aldus besloot de
secretaris-generaal Marjanne Sint haar toespraak tijdens het congres
'Bouwen op milieubelaste locaties' op 19 mei 2005 in Den Bosch.
Speech Secretaris-Generaal Marjanne Sint op 19 mei 2005 in Den Bosch
Bouwen op milieubelaste locaties. In het onderwerp van dit congres
komen de verschillende beleidsvelden van VROM samen: ruimtelijke
ordening, bouwen en milieu. Een buitengewoon urgent en actueel thema.
Met name door uitspraken van de Raad van State en de brede aandacht
voor luchtkwaliteit, gezondheid en ruimtelijke ontwikkeling in
politiek, bestuur en media.
Nederland wordt hard geconfronteerd met de gevolgen voor de gezondheid
van een slechte luchtkwaliteit. We worden ook geconfronteerd met de
implicaties van het Europees milieubeleid, die voor een klein en
dichtbevolkt land als het onze ingrijpend zijn. Nederland gaat echter
niet op slot! Er zijn en blijven heel veel mogelijkheden voor
ruimtelijke ontwikkeling. Groen licht van de Tweede Kamer voor de Nota
Ruimte gaf daar nog maar enkele dagen geleden ruim baan voor.
Op het eerste gezicht lijken bouwbeleid en milieubelangen moeilijk met
elkaar te verenigen. De Nota Ruimte biedt echter een integraal kader
voor ontwikkelen met kwaliteit: ontwikkelkracht en basiskwaliteit gaan
hand in hand. Zoals de ondertitel aangeeft, biedt de Nota Ruimte
"ruimte voor ontwikkeling".
De Nota Ruimte bevat de visie van het kabinet op de ruimtelijke
ontwikkeling van Nederland in de komende decennia. Wij willen hiermee
de ruimtelijke bijdrage leveren aan een sterke economie, krachtige
steden, een veilige en leefbare samenleving en een aantrekkelijk land.
Den Bosch is zo'n krachtige stad. Hij maakt deel uit van
"Brabantstad": het tweede nationale stedelijke netwerk van Nederland.
Zowel qua afmeting, inwoneraantal als economische prestaties. Het
realiseren van voldoende woningen, ruimte voor bedrijvigheid,
infrastructuur, recreatievoorzieningen en groen is hier en in de
andere nationale stedelijke netwerken en steden van groot belang.
De opgave is om het woningtekort terug te dringen van ruim 2,5% anno
nu tot 1,5% in 2010. Dit is ambitieus, maar realistisch. In de
Woningbouwafspraken is inmiddels met 19 stedelijke regio's
overeenstemming bereikt over de aantallen te bouwen woningen.
Het kabinet richt zich echter niet eenzijdig op deze
"ontwikkelkracht". Ook "basiskwaliteit" is een belangrijk bestanddeel
van de Nota Ruimte. Iedere partij die ruimtelijke afwegingen maakt,
moet daarbij het kwaliteitsaspect integraal betrekken.
Basiskwaliteit zoals geformuleerd in de Nota Ruimte omvat procesmatige
en inhoudelijke zaken. Voor een aantal onderwerpen - met name
gezondheid, veiligheid, milieu en natuur - is het de som van eisen
voor een gebied zoals vastgelegd in wetten en Europese richtlijnen.
Deze "wettelijke basiskwaliteit" is een harde randvoorwaarde voor
ruimtelijke ontwikkelingen. Het gaat immers om de gezondheid van
mensen en om de kwaliteit van hun leefomgeving. Bewezen is dat
veelvuldige belasting van de leefomgeving door bijvoorbeeld
geluidhinder tot gezondheidsklachten leidt. Het belang van een goed en
schoon milieu doet dan ook niet onder voor "ontwikkelkracht".
Ruimtelijke ordening is bij uitstek een kwestie van afwegen van
verschillende ruimtevragende belangen. Zeker op een beperkt oppervlak
is slim plannen dan ook nodig. Soms kunnen functies gecombineerd
worden, soms strijden ze om dezelfde ruimte en moeten er keuzes
gemaakt worden. En soms gaan aan die keuzes randvoorwaarden vooraf.
Die randvoorwaarden beperken weliswaar de keuzemogelijkheden, maar
door daar in een vroeg stadium rekening mee te houden, kunnen
verrassingen achteraf - bij de rechter - in ieder geval worden
voorkomen.
Met name wettelijke grenswaarden zijn vooraf bekend. Denk aan de
maximale geluidsbelasting op een woning. Door afstand te houden,
geluidsschermen te plaatsen of 'dove gevels' toe te passen kunnen we
veel problemen voor zijn. Ook door te "schuiven" met verschillende
functies in de inrichting van de ruimte, kan vaak op voorhand een
passende oplossing worden bereikt.
Tot zo ver vertel ik u weinig nieuws. Rondom het thema luchtkwaliteit
is echter méér aan de hand. Het is een andere situatie als voor een
groot deel van het land een overschrijding van de luchtkwaliteitsnorm
(m.n. voor fijn stof) sowieso een probleem vormt. Dan biedt een slimme
inrichting van een beperkt gebied geen uitkomst, omdat overal binnen
dat gebied de norm wordt overschreden. Om dat probleem aan te pakken
zijn dan ook andersoortige beleidsmaatregelen nodig.
"Nederland zit op slot!" is de veelgehoorde noodkreet. Aanleiding
hiervoor vormen vooral uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak
van de Raad van State waarin besluiten om reden van luchtkwaliteit
werden vernietigd. Enkele voorbeelden:
* de milieuvergunning voor het nieuwe ADO-stadion in Den Haag,
* bestemmingsplannen voor een bedrijventerrein bij
Hendrik-Ido-Ambacht en het Stationseiland in Amsterdam,
* wegaanpassingsbesluiten voor de aanleg van spitsstroken op bijv.
de A2 tussen (u kent de weg) Den Bosch en Eindhoven.
Een aantal besluiten is door de Raad van State vernietigd omdat ze
gebrekkig onderbouwd of procedureel onzorgvuldig voorbereid waren. Het
hoeft dus niet in alle gevallen te betekenen dat het plan of project
geen doorgang kan vinden. Ons hoogste bestuursrechtcollege eist -
terecht - van bestuurders dat zij zich bij de besluitvorming
rekenschap geven van de normen voor luchtkwaliteit, óók als de
geplande ontwikkeling daar als zodanig geen invloed op heeft.
Ik kan in dit verband dan ook niet voldoende benadrukken hoe
belangrijk integrale besluitvorming is. Geeft u zich er rekenschap van
dat basiskwaliteit een integraal onderdeel van ontwikkelen is. Betrek
aspecten als luchtkwaliteit, externe veiligheid, natuurwaarden e.d.
dus in een vroegtijdig stadium en op de juiste wijze bij de
planontwikkeling. Dat ondervangt in ieder geval een deel van de
problemen.
Wat kunnen we verder doen aan de onrust in bestuurlijk en bouwend
Nederland waar het gaat om de normering voor luchtkwaliteit? Ik wil
vooropstellen dat er bij het zoeken naar oplossingen twee soorten
risico's zijn wanneer we niet (of niet tijdig) voldoen aan de normen
voor luchtkwaliteit.
Het eerste is dat ruimtelijke ontwikkelingen niet door kunnen gaan.
Dit betekent ook risico's voor de uitvoering van de Nota Ruimte en van
de Woningbouwafspraken. Dit is het aspect dat op dit moment de meeste
aandacht krijgt. Maar daarnaast is er een tweede risico: de
voortdurende gezondheidsrisico's voor de mensen die aan de
luchtverontreiniging worden blootgesteld. Ook op dit punt komt
realisering van de doelstellingen van de Nota Ruimte in gevaar,
namelijk voor wat betreft de basiskwaliteit. Op deze
gezondheidsrisico's heeft het Milieu- en NatuurPlanbureau vorige week
nog nadrukkelijk gewezen bij de presentatie van de Milieubalans 2005.
Ik schets u deze context om aan te geven dat wij een oplossing zoeken
die recht doet aan beide risico's. Die oplossing loopt over drie
sporen. Ik ga op elk van deze drie kort in:
1. Het nemen van generieke en locatiespecifieke bronmaatregelen ter
verbetering van de luchtkwaliteit.
2. Een spoor gericht op het EU-beleid, zowel het EU-bronbeleid als de
EU-normstelling.
3. Aanpassing van de Nederlandse luchtkwaliteitsregelgeving.
Van deze inspanningen is pas op wat langere termijn resultaat te
verwachten. Daarom wordt daarnaast een "taskforce" ingesteld die op
zeer korte termijn de concrete ruimtelijke knelpunten in kaart zal
brengen en zal (helpen) zoeken naar creatieve oplossingen daarvoor. Ik
kom hier nog op terug.
1. Bronmaatregelen.
Zowel op rijksniveau als bij de decentrale overheden zijn
bronmaatregelen te nemen. Het rijk staat aan de lat voor generieke
maatregelen zoals stimulering van invoering van Euro-4/5 normen voor
schonere vrachtwagens en bussen, stimulering van roetfilters voor
dieselvoertuigen en verlaging van de maximumsnelheid tot 80 km bij
enkele "hotspots" zoals nu al ingevoerd bij Overschie.
Daarnaast zijn ook op decentraal niveau bronmaatregelen nodig. Hierbij
kan worden gedacht aan uiteenlopende maatregelen als stimulering van
schoner openbaar vervoer door aardgasbussen of verbetering van de
verkeerscirculatie. De Staatssecretaris van VROM maakt hierover nog
dit jaar afspraken met IPO en VNG.
2. De EU:
In EU-verband richt de Nederlandse inzet zich op twee elementen: het
Europese bronbeleid en de EU-normstelling.
Van het EU-bronbeleid voor schonere voer- en vaartuigen is de
belangrijkste bijdrage aan verbetering van de luchtkwaliteit te
verwachten. Behalve op wegverkeer richt de inzet van Nederland zich
nadrukkelijk ook op de zeescheepvaart en binnenvaart. Met name op de
langere termijn is daar namelijk nog veel winst te behalen.
Omdat het Europese bronbeleid tot op heden onvoldoende vruchten heeft
afgeworpen, zijn de huidige doelstellingen voor stikstofdioxide en
fijn stof moeilijk te realiseren. Dat geldt overigens niet alleen voor
Nederland, maar ook voor de andere Lidstaten. Voor Nederland met heel
veel mensen en ruimtelijke functies op een klein oppervlak, is het wel
extra moeilijk. Wij moeten drie keer meer doen voor hetzelfde
resultaat.
Vanuit de uitvoeringsknelpunten waar we tegenaan lopen, zal de
Nederlandse inzet in Europa onder andere gericht zijn op een
aanpassing van de norm voor fijn stof met het oog op
gezondheidseffecten.
De gedachte hierbij is dat fijn stof van een aantal natuurlijke
bronnen dat niet schadelijk is voor de gezondheid (zoals zeezout en
opwaaiend stof) buiten beschouwing moeten blijven. In feite
vertroebelt de aanwezigheid van dergelijke natuurlijke stoffen nu het
beeld dat we hebben van de luchtkwaliteit.
3. De Nederlandse regelgeving.
Aanpassing van de nationale regelgeving is zoals gezegd het derde
spoor waar Nederland zich op richt. Eind maart heeft de Raad van State
in een zogenaamde "voorlichting" aangegeven wel enige ruimte te zien
voor aanpassing binnen de kaders van de geldende EU-richtlijnen.
Op basis van deze voorlichting en de jurisprudentie van de Raad van
State is inmiddels een aanpassing van het geldende Besluit
luchtkwaliteit in procedure gebracht. Deze aanpassing betreft de
volgende punten:
1. Aftrek van fijn stof van de al genoemde natuurlijke bronnen bij de
toetsing aan de normen voor fijn stof.
2. Projecten in overschrijdingsgebieden die de situatie niet
verslechteren.
3. Toepassing van een saldobenadering waarbij sprake is van een
maatregel of project die over het geheel genomen een verbetering
van de situatie tot gevolg heeft, maar partieel ook tot een
beperkte verslechtering leidt.
Voor het maken van een onderscheid tussen "gevoelige" en
"niet-gevoelige" functies waar het specifiek gaat om de gezondheid van
mensen, ziet de Raad van State onder de werking van de huidige
EU-richtlijnen overigens geen ruimte.
Deze wijziging van het Besluit luchtkwaliteit loopt als
tussenoplossing vooruit op de indiening van een voorstel voor een Wet
luchtkwaliteit bij de Tweede Kamer na de zomer. Voorafgaand aan de
opstelling van dat wetsvoorstel zal een juridische analyse
plaatsvinden van eventuele alternatieve mogelijkheden om de
EU-richtlijnen voor luchtkwaliteit in Nederland te implementeren.
Zoals gezegd zal het effect van het merendeel van deze
beleidstrajecten pas over enige tijd merkbaar zijn. Hiermee wordt dus
niet op korte termijn tegemoet gekomen aan de problemen waar overheden
en andere partijen nu in de dagelijkse praktijk te maken hebben.
Daarom neemt VROM een drietal initiatieven:
Eén: inventarisatie van de concrete bouwprojecten waarvan de
voorbereiding vooralsnog stagneert vanwege luchtkwaliteit. Aan de hand
hiervan zullen pilotprojecten worden opgezet om, samen met gemeenten
en provincies, locatiespecifieke oplossingen te ontwikkelen. Een
concreet voorbeeld is de omgeving van de A10 in Amsterdam. In deze
pilot zal mede aan de hand van windtunnelonderzoek het feitelijke
effect van mogelijke maatregelen worden onderzocht.
Twee: aanvullend wordt een handreiking voor de lokale
planvoorbereiding opgesteld. Daarin zal, onder andere op basis van de
uitspraken van de Raad van State, worden aangegeven hoe bouwplannen op
het punt van luchtkwaliteit het beste onderbouwd kunnen worden.
Drie: VROM zal zo spoedig mogelijk een loket krijgen waar overheden
en andere betrokken partijen met vragen terecht kunnen.
Een soortgelijke aanpak is in het verleden ook gevolgd voor externe
veiligheid en geluid: in de eerste plaats richten op bronmaatregelen,
ten tweede beleid en regelgeving bezien, en tot slot bekijken hoe we
in concrete situaties de helpende hand kunnen bieden.
Net als in die situaties zullen wij ook nu weer concreet samenwerken
met gemeenten en provincies in een speciale taskforce die erop gericht
is bouwen op milieubelaste locaties mogelijk te maken, waar dat maar
enigszins kan. Uiteraad zonder burgers bloot te stellen aan
onaanvaardbare gezondheidsrisico's.
Slot
Ik ben mij ervan bewust dat ik hier niet een toverformule heb om alle
problemen rondom het bouwen op milieubelaste locaties weg te nemen.
Belangrijk is dat overheidspartijen de handen ineen slaan om
gezamenlijk een uitweg te zoeken die enerzijds recht doet aan de
noodzaak om reële gezondheidsrisico's te beperken en anderzijds ruimte
laat voor de ruimtelijke ontwikkeling. Dynamiek waarvoor de Nota
Ruimte nu net de juiste voorwaarden biedt.
Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer