Belangstelling voor populaire cultuur stijgt,
klassieke cultuur handhaaft zich.
Cultuurminnaars en cultuurmijders. Trends in de belangstelling voor kunsten
en cultureel erfgoed, 1983-2003.
· Bioscopen, monumenten en musea zijn de meest geliefde
culturele instellingen. Respectievelijk 57%, 45% en 38% van de
Nederlanders van zes jaar en ouder bezocht deze culturele instellingen
tenminste één maal in 2003.
· Het deel van de bevolking dat minstens eens per jaar een
populair muziekevenement bezoekt steeg van 18% in 1983 tot 31% in
2003. De belangstelling voor de traditionele cultuur wist zich in 2003
over het algemeen te handhaven op het niveau van 1983.
· In 1980 nam 48% van de bevolking eens per week een boek ter
hand; in 2000 was dit gedaald tot 31%.
· In 2003 was 44% van de Nederlanders zelf actief in de
beoefening van een bepaalde kunstvorm.
· Over het algemeen zijn meer vrouwen dan mannen in cultuur
geïnteresseerd. Alleen voor archieven en archeologie hebben meer
mannen dan vrouwen belangstelling.
· Jongeren zijn oververtegenwoordigd bij de bezoekers van
musea, (amateur)toneel, bioscopen en voorts bij de actieve
kunstbeoefening.
· Ouderen hebben meer dan jongeren belangstelling voor
erfgoed, uitvoeringen van klassieke muziek, kunstprogramma's op radio
en tv en literair lezen.
· De cultuurdeelname van allochtonen blijft achter bij die van
de Nederlandse bevolking als geheel. Toch was er in de periode
1999-2003 sprake van een lichte toename van de cultuurdeelname van
allochtonen.
Dit zijn enkele conclusies uit de SCP-publicatie Cultuurminnaars en
cultuurmijders. Trends in de belangstelling voor kunsten en cultureel
erfgoed, die op dinsdag 17 mei jl. is aangeboden aan de
staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mw. mr. Medy C.
van der Laan. In het rapport geven de onderzoekers dr. Andries van den
Broek, dr. Frank Huysmans en dr. Jos de Haan een beeld van de
ontwikkelingen in de cultuurdeelname sinds het begin van de jaren '80.
Aan de orde komen onder meer trends in het bezoek aan culturele
instellingen en evenementen, de samenstelling van het cultuurpubliek
en de omvang van de amateurkunstbeoefening in Nederland.
De studie maakt deel uit van de door het ministerie van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap gesteunde SCP-reeks Het culturele draagvlak.
Ontwikkelingen in cultuurdeelname 1983-2003
In de periode 1983-2003 is de belangstelling voor de populaire cultuur
gegroeid. Zo steeg het deel van de bevolking dat minstens eens per
jaar een populair muziekevenement (pop- of jazzconcert, musical)
bezoekt van 18% in 1983 tot 31% in 2003. In diezelfde periode steeg
dit aandeel bij cabaret van 11% naar 14% en bij film van 48% naar
57%. Op het terrein van de traditionele cultuur steeg het deel van de
bevolking dat minstens eens per jaar een klassiek concert bijwoont van
13% in 1983 tot 17% in 1995, om vervolgens weer te dalen tot 14% in
2003. Bezoeken aan andere instellingen en evenementen wisten zich - na
eveneens een lichte stijging in de jaren '90 - in 2003 ongeveer op het
niveau van 1983 te handhaven (ballet 5%, beroepstoneel 14%, musea 38%,
monumenten 45%). Ook het volgen van programma's over cultuur op radio
en tv lag in 2003 op een vergelijkbaar niveau als in 1983 (10% van de
bevolking kijkt of luistert 1 keer per week of vaker naar een
dergelijk programma). Een daling deed zich voor bij het lezen: gaf in
1980 nog 48% van de bevolking aan eens per week een boek ter hand te
nemen, in 2000 was dit gedaald tot 31%.
De actieve beoefening van kunstvormen in de vrije tijd steeg van 48%
in 1983 tot 51% in 1991, daalde naar 38% in 1995, om vervolgens weer
te stijgen tot 44% in 2003. Een derde van deze beoefenaren houdt zich
bezig met de beeldende kunsten, 21% met muziek en 5% met toneel.
De samenstelling van het cultuurpubliek in 2003
Sekse
Over het algemeen zijn meer vrouwen dan mannen in cultuur geïn
teresseerd. Er zijn echter twee uitzonderingen: bij film liggen de
verhoudingen gelijk, terwijl meer mannen dan vrouwen belangstelling
hebben voor archieven en archeologie. Het verschil in belangstelling
is het grootst bij amateurkunstbeoefening en bij het bezoek aan
podiumvoorstellingen, met name het `serieuzere' deel van het aanbod.
Bij de belangstelling voor musea en monumenten zijn de verschillen
geringer.
Leeftijd
Ouderen hebben meer belangstelling voor erfgoed, uitvoeringen van
klassieke muziek, kunstprogramma's op radio en tv, en literair lezen
dan jongeren. Daar staat tegenover dat jongeren, kinderen vooral,
oververtegenwoordigd zijn bij de bezoekers van musea, (amateur)toneel
, bioscopen en voorts bij de actieve kunstbeoefening. Ballet, cabaret
en populaire muziek zijn het meest geliefd bij mensen in de leeftijd
van 20-64 jaar.
Opleiding
Hoger opgeleiden zijn oververtegenwoordigd op vrijwel alle terreinen van
cultuurdeelname, zowel bij het bezoek van traditionele en populaire
kunstuitingen als bij de actieve kunstbeoefening. Het sterkst is deze
oververtegenwoordiging bij ballet, klassieke concerten, literair lezen en
het bezoeken van archieven.
Etniciteit
De cultuurdeelname van allochtonen is aanzienlijk lager dan die van de
Nederlandse bevolking als geheel, al is de afgelopen jaren wel sprake
van een stijging. In 2003 bezocht 38% van de Nederlandse bevolking
een museum; onder Surinamers en Antillianen was dit 28% (was 23% in
1999) en onder Turken en Marokkanen 23% (was 17% in 1999). En terwijl
25% van de Nederlandse bevolking in 2003 een podiumkunstuitvoering
bezocht, was dit onder Surinamers en Antillianen 18% (was 16% in 1999)
en onder Turken en Marokkanen 8% (was 7%).
Hierbij dient overigens een voorbehoud te worden gemaakt, omdat de
onderzoeksgegevens waarschijnlijk vooral betrekking hebben op beter
geïntegreerde allochtonen. Alleen degenen die in staat en bereid waren
een flinke Nederlandstalige vragenlijst in te vullen, deden namelijk
aan het onderzoek mee. De ondervertegenwoordiging van allochtonen is
dus waarschijnlijk groter dan uit deze cijfers naar voren komt.
Ontwikkelingen in de publiekssamenstelling
De gemiddelde stijging van het opleidingspeil heeft de afgelopen jaren
niet geleid tot een stijging van de cultuurdeelname, hooguit tot een
consolidatie. Oudere generaties bleven trouw aan de populaire
cultuuruitingen waarmee ze in hun jeugd vertrouwd raakten: de
belangstelling voor bioscoop en popconcerten onder mensen van middel
bare leeftijd groeide; hun interesse in de traditionelere vormen van
cultuur stagneerde. Daar staat tegenover dat de klassieke cultuur zich
wist te handhaven in een vrijetijdsdomein waar het met steeds meer
andere activiteiten moet concurreren.
Onder jongeren van 12-19 jaar steeg het aandeel dat jaarlijks een
museum bezoekt van 39% in 1999 tot 45% in 2003, maar deze groei bleef
uit bij de (traditionele) podiumkunsten. Onder allochtonen is de
laatste jaren sprake van een geleidelijke stijging van de
cultuurdeelname. Turken en Marokkanen komen wat vaker in archieven en
bibliotheken, terwijl Surinamers en Antillianen meer dan voorheen naar
cabaret en beroepstoneel gaan.
SCP-publicatie 2005/7, Cultuurminnaars en cultuurmijders. Trends in de
belangstelling voor kunsten en cultureel erfgoed, Andries van den
Broek, Frank Huysmans, Jos de Haan, Den Haag, Sociaal en Cultureel
Planbureau, mei 2005, ISBN 90 377 0228 7, prijs EUR 14,90.
SCP-publicatie 2005/6, Culture-lovers and Culture-leavers. Trends in
interest in the arts and cultural heritage in the Netherlands,
Andries van den Broek, Frank Huysmans, Jos de Haan, Den Haag, Sociaal
en Cultureel Planbureau, mei 2005, ISBN 90 377 0217 1, prijs EUR
14,90.
De publicatie is verkrijgbaar bij de boekhandel of te bestellen bij
het SCP via fax 070 - 340 7044,
e-mail: bestel@scp.nl of via de web-site: www.scp.nl
Sociaal en Cultureel Planbureau