Kamerbrief inzake verslag bezoek aan Japan en Chiena (6-14 april 2005)
Den Haag | |Directie Azië en Oceanië
Bezuidenhoutseweg 67
Postbus 20061
2500 EB Den Haag | |
|Datum |13 mei 2005 |Behand|DAO/OA | | | |eld | | |Kenmer|DAO-0342/05 |Telefo|070 348 52 05 | |k | |on | | |Blad |1/7 |Fax |070 348 53 23 | |Bijlag| |Dao@minbuza.nl | |e(n) | | | |Betref|Verslag bezoek aan Japan en China | | |t |(6-14 april 2005) | |Hierbij bied ik u naar aanleiding van uw verzoek van 22 april 2005 met kenmerk 05-BuZa-B-041 het verslag aan van mijn recente bezoeken aan Japan (6-9 april jl.) en China (9-14 april jl.).
Verslag bezoek Japan
Het bezoek dat ik van 6-9 april jl. bracht aan Japan diende als kennismaking. Doelstelling was van gedachten te wisselen over de plaats van Japan in de wereld, de bilaterale betrekkingen en de betrekkingen tussen de EU en Japan. Bijzondere aandacht is daarnaast besteed aan thema's als non-proliferatie en veiligheidssamenwerking. Tenslotte heeft bij het bezoek afstemming plaatsgevonden op het punt van een aantal internationale kwesties.
Tijdens het bezoek hebben gesprekken plaatsgevonden met de Japanse premier Koizumi, minister van Buitenlandse Zaken Machimura en minister van Defensie Ohno. Verder heb ik gesproken met een aantal parlementariërs. Op het Commonwealth War Cemetery heb ik een krans gelegd bij een gedenksteen voor Nederlanders die zijn omgekomen tijdens de Tweede Wereldoorlog. Tenslotte heb ik een lezing gehouden voor het Japan Institute for International Affairs over Europees-Japanse relaties (vindplaats: www.minbuza.nl, pad: actueel/toespraken).
Bij vrijwel alle gelegenheden hebben de Japanse gesprekspartners hun dank uitgesproken voor de samenwerking tussen Nederlandse en Japanse troepen in Zuid-Irak. Voor Japan is stabiliteit in Irak van groot belang. Via uitzendingen als deze wil Japan invulling geven aan zijn verantwoordelijkheid op dit punt. Duidelijk is gemaakt dat Nederland ook na het beëindigen van de militaire presentie in Irak betrokken blijft bij de wederopbouw via de bijdragen aan de NAVO-trainingsmissies en de EU-missie op het gebied van politie en opbouw van de rechtsstaat.
Tijdens mijn bezoek speelden ook felle anti-Japanse demonstraties in China. Van Japanse zijde toonde men zich vastbesloten de betrekkingen met China te verbeteren. Ik heb aangegeven dat goede betrekkingen tussen de beide landen ook voor Europa en Nederland van groot belang zijn. In Japan bestaan zorgen over de groeiende Chinese defensie-uitgaven en de anti-afscheidingswet inzake Taiwan. Japan zag dan ook ongaarne dat het EU-wapenembargo tegen China zou worden opgeheven. Deze lijn werd door alle gesprekspartners benadrukt. Ik heb aangegeven begrip te hebben voor de Japanse zorgen. De belangen van partners zoals Japan en de VS vormen een belangrijk element bij de besluitvorming over opheffing. De recente goedkeuring van de anti-afscheidingswet door het Chinese Nationale Volkscongres, alsmede het ontbreken van concrete stappen op mensenrechtengebied zouden ook gevolgen hebben voor de discussie binnen de EU. Door middel van herziening van de Gedragscode, de ontwikkeling van de 'toolbox' en de 'stand-still' clausule worden garanties ingebouwd om kwantitatieve en kwalitatieve toename van wapenexporten naar China in geval van een besluit tot opheffing van het embargo te voorkomen.
Gesprekspartners in Japan maakten duidelijk dat Japan, gelet op zijn constitutie en geringe binnenlands-politieke marges, niet in staat is een grote rol op het wereldtoneel te spelen. Wel is Japan zich ervan bewust dat het - zij het met kleine stapjes - meer kan en moet doen (vergelijk de Japanse rol tijdens de Golfoorlog en de huidige rol in Irak en Afghanistan). Door een sterkere nadruk op internationale vredesoperaties zou Japan actief kunnen bijdragen aan het totstandkomen van internationale stabiliteit en vrede. Op het gebied van defensie streeft Japan ernaar om de Self Defense Forces van een statische verdedigingsmacht om te vormen tot een flexibele en multi-inzetbare strijdkracht met als primaire missie het verrichten van internationale activiteiten.
Japan heeft aangegeven dat het zich grote zorgen maakt over de nucleaire situatie in Noord-Korea. Als concrete bron van zorg zijn de verklaring genoemd van Noord-Korea over zijn nucleaire status, de onmogelijkheid het Zes Partijen Overleg (verder: ZPO) te hervatten en het lot van de Japanse burgers die in de jaren '70 en '80 door Noord-Korea zijn ontvoerd. China zet zich in om het ZPO te hervatten, maar tot nu toe is dat vanwege de Noord-Koreaanse houding niet gelukt.
Tenslotte is er gesproken over de hervorming van de Verenigde Naties en de samenstelling van de Veiligheidsraad. Ik heb aangegeven dat gezien de Nederlandse bijdragen aan de VN het niet begrijpelijk zou zijn als Nederland slechts zeer zelden deel zou kunnen uitmaken van de Veiligheidsraad. Ten aanzien van nieuwe permanente leden van de Veiligheidsraad heb ik uitgesproken dat deze landen zichtbaar bereid moeten zijn verantwoordelijkheden op zich te nemen op militair, financieel en politiek gebied en in beginsel bereid moeten zijn het geheel van de hervormingen na een periode van circa tien jaar aan een review te onderwerpen. Nederland houdt op die manier de optie open van een EU-zetel in de toekomst.
Verslag bezoek China
Tijdens mijn bezoek aan China van 9-14 april bezocht ik achtereenvolgens Hong Kong, een groot Shell project in Daya Bay (nabij Huizhou in de provincie Guangdong) en Peking voor officiële gesprekken met de Chinese Minister van Buitenlandse Zaken Li Zhaoxing, vice-president Zeng Qinghong en staatsraad Tang Jiaxuan. In Peking heb ik aan het Chinese Instituut voor Internationale Studies in Peking een speech gehouden over het onderwerp "China and the EU in a globalising world, competitors or partners?" (vindplaats: www.minbuza.nl, pad: actueel/toespraken). Onderdelen van het informele programma vormden gesprekken met vertegenwoordigers van het Nederlandse bedrijfsleven in Hong Kong en Peking, alsook met Chinese deelnemers aan het door Nederland gefinancierde programma ter versterking van de rechtsstaat in Peking.
Het bezoek dat ik aan Hong Kong bracht diende als kennismaking. Tijdens mijn gesprek met de waarnemend Chief Executive, de heer Tsang in Hong Kong, kwamen onder andere de economische en politieke ontwikkelingen in Hong Kong aan de orde. Economisch gaat het Hong Kong voor de wind met een verwachte groei van het BNP in 2005 van 5%, een inflatie die onder controle is en een dienstensector die voor circa 90% bijdraagt aan het BNP en floreert. Hong Kong is de grootste investeerder in China en vice versa. Op politiek terrein gaf de heer Tsang, gevraagd naar de ervaringen met de "one country, two systems"-formule, aan dat Hong Kong zoekt naar het beste democratische model, met als doel algemeen kiesrecht. De huidige discussie gaat met name over de vraag hoe dit vorm te geven. Daarnaast kwam Taiwan aan de orde; de heer Tsang maakte zich zorgen over de spanningen in de Straat van Taiwan. Wat betreft de Chinese anti-afscheidingswet gaf hij aan dat dit voor China een kwestie van territoriale integriteit betreft, daarbij herhalend dat Taiwan onderdeel van China is. Voorts kwamen Noord-Korea, de spanningen tussen Japan en China, alsook de nieuwe Grondwet van de EU en de daarmee verband houdende referenda aan de orde. De heer Tsang zal als kandidaat deelnemen aan de verkiezingen voor de nieuwe Chief Executive die op 10 juli a.s. plaatsvinden.
Doelstelling van het bezoek aan China was te komen tot een verdere verdieping van de goede en veelzijdige bilaterale relatie die Nederland met China heeft opgebouwd. Tijdens mijn eerste bezoek aan China met MP Balkenende (5-8 april 2004) en tijdens de EU-China Top, de EU-China Business Summit en de Bilaterale Ontmoeting tussen de Nederlandse en Chinese MP's op 8-9 december 2004 is een uitstekende basis gelegd. De Nederlandse inspanningen tijdens het EU-Voorzitterschap, met een succesvolle Top in december 2004, werden en worden bijzonder gewaardeerd. Op vele terreinen, zowel economisch als politiek, is sprake van een verbreding en verdieping van de bilaterale betrekkingen. Op economisch terrein noemde ik de sterk gegroeide handel (Nederland was inmiddels de tweede handelspartner van China binnen de EU) en verwees in diverse gesprekken naar de grote investeringen uit Nederland in China, met name die van Shell in Huizhou. Minister Li gaf aan dat China Nederlandse investeringen in China zal bevorderen en onderstreepte dat ook China groot belang hecht aan betere bescherming van intellectuele eigendomsrechten en het in dat verband versterken van de regels van de rechtsstaat. Het bezoek was er tevens op gericht om aandacht te vragen voor de mensenrechten- situatie in China. Op de agenda stonden voorts onder andere het EU-wapenembargo tegen China, de kwestie Taiwan en internationale politieke onderwerpen.
In mijn gesprek met vice-president Zeng vroeg ik aandacht voor het voorgenomen bezoek van de Prins van Oranje aan China. De Prins van Oranje zal in oktober 2005 in zijn hoedanigheid van beschermheer van het Global Water Partnership en speciaal adviseur van de Nederlandse regering op het gebied van waterbeheer aan het "Yellow River Forum" deelnemen.
Ten aanzien van de luchtvaartbetrekkingen noemde ik in mijn gesprek met minister Li de stormachtige groei van de afgelopen jaren. Verdere intensivering van de luchtvaart-relaties tussen beide landen zou een impuls betekenen voor de economische betrekkingen. Ik sprak de hoop uit dat, conform de conclusies van het gesprek dat MP Balkenende in december 2004 met premier Wen Jiabao had, vóór juni dit jaar een overeenkomst kan worden bereikt.
Met betrekking tot het onderwerp volksgezondheid kondigde ik de beoogde samenwerking op dit terrein aan door ondertekening van een MoU op dit gebied tijdens het bezoek van de minister Hoogervorst in mei a.s. Ook op aids-gebied leken nuttige mogelijkheden voor samenwerking te bestaan, en ik sprak de hoop uit dat concrete voorstellen daartoe binnenkort zouden kunnen worden besproken. Minister Li noemde dit een terrein waar uitstekende mogelijkheden voor samenwerking bestonden, zoals het monitoren van infectieziekten, voorkomen en behandelen van aids en uitwisseling van kennis en ervaring inzake gezondheidszorgsystemen.
In mijn gesprek met minister Li benadrukte ik het grote belang dat Nederland hecht aan een substantiële EU-China-mensenrechtendialoog, die niet tot praten beperkt is, maar concrete resultaten 'on the ground' dient op te leveren. De positieve ontwikkeling in China met betrekking tot juridische hervormingen werd onderkend, maar zorgen bleven bestaan over het toepassen van de doodstraf en de ernstige beperkingen op diverse fundamentele rechten: vrijheid van meningsuiting, vereniging en vergadering, religie (met name voor de christelijke huiskerken), rechten van minderheden, bescherming tegen marteling. De aangekondigde verplichte rol van de Supreme People's Court bij de doodstraf was een stap in de goede richting. Voorts benadrukte ik het belang van spoedige ratificatie van het VN-Verdrage inzake Burger- en Politieke Rechten en drong aan op het bekendstellen van een tijdschema daartoe. Minister Li legde in zijn antwoord de nadruk op de grote verbetering in sociaal-economische rechten die de Chinese bevolking sinds het begin van 'opening up' in 1978 had doorgemaakt. Belangrijke uitdagingen op dat gebied bestonden nog steeds, onder andere met betrekking tot onderwijs. Het grote aantal kinderen dat een adequate school- en universitaire opleiding nodig had, vereiste enorme investeringen in het onderwijs. De verankering van mensenrechten in de Chinese grondwet sinds voorjaar 2004 was van groot belang. Maar hij erkende dat er nog veel werk te doen was. Corruptie werd inmiddels actief bestreden, intimiderend optreden van overheidsfunctionarissen werd aangepakt. Inzake Tibet sprak ik waardering uit voor de contacten van de Chinese autoriteiten met de gezanten van de Dalai Lama en sprak de hoop uit dat nieuwe contacten snel tot stand zouden komen en dat door dialoog verzoening en een duurzame oplossing dichterbij zouden kunnen worden gebracht. Tevens meldde ik het Nederlandse programma tot behoud van cultuur in Tibet waartoe binnenkort een overeenkomst zou worden getekend met het betrokken Chinese ministerie van Handel. Voorafgaand aan mijn bezoek is aan het Chinese ministie van BZ een lijst met individuele gevallen overhandigd.
Verwijzend naar de afspraken gemaakt tijdens de EU-China Top in december 2004 gaf ik aan dat voortgang moest worden gemaakt op enige dossiers, met name een akkoord over terug- en overname. Ook werd het tijd dat de betrekkingen tussen de EU en China in een meer passend kader werden gegoten, te weten een nieuwe samenwerkingsover-eenkomst. Minister Li bevestigde dit, en gaf dat aan de modaliteiten van een dergelijk nieuw akkoord thans aan Chinese zijde werden bestudeerd.
Het EU-wapenembargo tegen China werd door de drie Chinese gesprekspartners opgebracht. Zij spraken onder verwijzing naar de conclusie van de Europese Raad van 17 december 2004 de hoop uit op spoedige opheffing. Ik gaf de stand van zaken inzake het embargo weer. Er was binnen de EU overeenstemming bereikt over een 'stand still' clausule, inhoudend dat geen kwantitatieve of kwalitatieve toename van wapenexporten naar China zou optreden als gevolg van eventuele opheffing. Aan Chinese zijde was tijdens de EU-China Top door premier Wen bevestigd dat geen toename van invoer van wapens uit de EU werd nagestreefd. Ook was binnen de EU hard gewerkt aan de EU-Gedragscode en de 'toolbox' om een en ander te waarborgen. Tevens was afgesproken dat bij besluitvorming alle elementen zouden worden meegewogen, zoals de mensenrechtensituatie, de regionale stabiliteit en de belangen van derde partijen (met name de VS). Ik heb aangegeven dat de recente goedkeuring van de anti-afscheidingswet door het Chinese Nationale Volksgcongres, alsmede het ontbreken van concrete stappen op mensenrechtengebied gevolgen zouden hebben voor de discussie binnen de EU.
Zowel minister Li als vice-president Zeng gaven een nadere toelichting op de anti-afscheidingswet die 14 maart 2005 door het Chinese Nationale Volkscongres is aangenomen. De wet beoogde vreedzame hereniging en zou garanderen dat de status quo werd verankerd. De recente en komende bezoeken van de Taiwanese oppositiepartij Kwomintang waren reeds een indicatie voor het succes van de wet. Tevens hoopte China op Nederlands begrip en steun voor de anti-afscheidingswet. Ik bevestigde in beide gesprekken het Nederlandse één-China beleid. Het was van groot belang dat China en Taiwan op vreedzame wijze via structurele dialoog een oplossing nastreefden, waarbij beide partijen zich dienden te onthouden van unilaterale maatregelen die de status quo zouden veranderen. In deze context was de anti-afscheidingswet niet behulpzaam geweest.
Bij staatsraad Tang presenteerde ik de Nederlandse ideeën over de voorstellen tot hervorming van de VN en benadrukte dat er naast de discussie over de samenstelling van de Veiligheidsraad diverse andere belangrijke onderwerpen waren. Onderwerpen als ECOSOC, versterking van het functioneren van de mensenrechten-mechanismen, verhogen van ODA en verbetering van het functioneren van de AVVN zouden niet mogen worden gegijzeld door de Veiligheidsraad-discussie. De staatsraad ging uitgebreid in op de Chinese gedachten terzake en was het met mij eens dat de discussie over hervormingen niet beperkt moest worden tot de samen-stelling van de Veiligheidsraad. Algehele doelstelling van de VN-hervormings-exercitie dient te zijn dat er een stevige fundering wordt gelegd onder het VN-gebouw. Het toekomstig belang en functioneren van de VN dient in de discussie van doorslag-gevende betekenis te zijn. Het was voor China van groot belang dat ontwikke-lingslanden (2/3 van de VN-lidstaten) meer aandacht zouden krijgen. Verder ging het China vooral om een zorgvuldige besluitvorming, zonder kunstmatige deadlines of gedwongen stemmingen.
Bij de internationale onderwerpen kwamen Iran, Noord-Korea en Japan aan de orde.
Wat betreft Iran schetste ik de laatste ontwikkelingen in de gesprekken met Iran, gevoerd door het VK, Frankrijk, Duitsland en Hoge Vertegenwoordiger Solana. Objectieve garanties dienden te worden bereikt dat er geen militaire nucleaire capaciteit in Iran zou ontstaan. Steun van China, de VS en Rusland voor deze inspanningen en die van de IAEA was van groot belang. Het was bekend hoeveel invloed China had op Iran en Chinese inspanningen om nucleaire proliferatie in de regio te voorkomen werden zeer op prijs gesteld. Minister Li onderstreepte dat China reeds geruime tijd goede betrekkingen onderhield met Iran, ook op economisch gebied. Vrede en stabiliteit dienden te worden bereikt door de IAEA en de inspanningen vanuit de EU, maar voorleggen aan de Veiligheids-raad op dit moment zou de kwestie alleen maar compliceren. M.b.t. Noord-Korea schetste Minister Li de laatste ontwikkelingen. Naar aanleiding van de aankondiging van Noord-Korea op 10 februari 2005 dat het inmiddels een kernmacht was geworden en niet meer aan het ZPO zou deelnemen, hadden Chinese inspanningen ertoe geleid dat Pyongyang had aangegeven nog steeds naar een nucleair-vrij Koreaans schiereiland te streven en opnieuw bereidheid had uitgesproken deel te nemen aan het ZPO, mits de VS afstand zouden nemen van hun 'vijandige bedoelingen' en 'het uiten van beschuldigingen'. Een tijdschema voor hervatting van het ZPO kon Li nog niet geven. Een aanvullende rol voor de EU (contacten met zowel VS als Noord-Korea om het ZPO weer op gang te krijgen) zou door China op prijs worden gesteld. Wat betreft de relatie China - Japan bepleitte ik een benadering van China ten opzichte van Japan analoog aan die met India, namelijk die van een structurele dialoog. Minister Li meende dat het uitblijven van Japanse erkenning van oorlogs-misdaden ten grondslag lag aan veel van de problemen.
Als onderdeel van het informele programma vond in Peking een gesprek plaats met Chinese deelnemers aan het door Nederland gefinancierde programma ter versterking van de rechtsstaat, waarbij de sociale en economische rechten in China centraal stonden. Door de deelnemers werd een gemengd beeld geschetst: enerzijds de groeiende rijkdom van de Chinezen, anderzijds het beknotten van de rechten van kansarmen en de groeiende kloof tussen arm en rijk. Wat betreft de politieke rechten gaven de deelnemers aan dat de controle van de centrale overheid in het afgelopen jaar is toegenomen.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
Dr. B.R. Bot
---- --