---

Kamervragen en antwoorden
---

Vragen van leden Eijsink en Dijsselbloem (beiden PvdA) over imams in de krijgsmacht

13-5-2005 11:15:00

Vragen van leden Eijsink en Dijsselbloem (beiden PvdA) over imams in de krijgsmacht (ingezonden 1 april 2005)

Hierbij bied ik u, mede namens de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, aan de beantwoording van de vragen van de leden Eijsink en Dijsselbloem (beiden PvdA) over imams in de krijgsmacht (ingezonden 1 april 2005).

DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE

1. Wat is de voortgang bij de aanstelling van imams als geestelijk verzorgers in de krijgsmacht?

2. Is het waar dat, nu de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie zowel het Contactorgaan Moslims & Overheid als de ContactGroep Islam heeft erkend als officiële vertegenwoordigers van de moslimgemeenschappen, deze organen tevens kunnen dienen als zendende instantie voor de defensie-imams?

4. Op welke termijn zullen de eerste imams, c.q. geestelijk verzorgers voor moslims, in de krijgsmacht worden aangesteld?

Voordat de aanstelling van imams als geestelijk verzorger in de krijgsmacht kan worden gerealiseerd, is het een vereiste dat de staatssecretaris van Defensie een zendende instantie erkent. De zendende instantie moet garant staan voor de inhoud en kwaliteit van de islamitische geestelijke verzorging in de krijgsmacht en daarover aangesproken kunnen worden. Defensie onderkent het belang van het aanstellen van geestelijke verzorgers voor moslims die bij de krijgsmacht werkzaam zijn.

Er is nog geen formeel verzoek gekomen van het Contactorgaan Moslims & Overheid (CMO) en de Contactgroep Islam (CGI) om hen te erkennen als zendende instantie. Vooruitlopend op zo´n verzoek heeft Defensie reeds contact gezocht met het CMO en de CGI en is met beide organisaties een eerste gesprek gevoerd. Er is mij veel gelegen aan een voorspoedig verloop van deze gesprekken. Dat kan immers de erkenning als zendende instantie en, voortvloeiend daaruit, de aanstelling van islamitisch geestelijk verzorgers bij de krijgsmacht bevorderen. Ik zal de evaluatie van het zogenoemde driepilarenonderzoek vervroegen en trachten dit reeds begin 2007, in plaats van in 2008, te laten plaatsvinden. In dit onderzoek komt onder meer de verdeling van de formatieplaatsen van de diensten geestelijke verzorging aan bod. Ter voorbereiding op deze evaluatie heb ik de zendende instanties gevraagd mee te denken over de manier waarop imams kunnen worden opgenomen in de structuur van de geestelijke verzorging.

3. Is het waar dat de eerste geestelijk verzorgers zijn afgestudeerd aan de Europese Islamitische Universiteit die daarvoor een samenwerkingsverband is aangegaan met de Humanistische Universiteit in Utrecht? Zijn afgestudeerden van deze opleiding gekwalificeerd om op te treden als geestelijk verzorgers voor moslimpersoneel van de krijgsmacht?

Er zijn geen geestelijk verzorgers afgestudeerd aan de Islamitische Universiteit van Europa. De Islamitische Universiteit van Europa (IUE) is in 2004 met de Universiteit voor Humanistiek in gesprek gegaan over het gezamenlijk aanbieden van een driejarige masteropleiding geestelijk verzorger islam. De Universiteit voor Humanistiek heeft in januari 2005 bij staatssecretaris Rutte een voorstel ingediend in aanmerking te komen voor subsidie om dit te realiseren. Deze aanvraag is door de staatssecretaris afgewezen, onder andere omdat de IUE niet door de overheid is erkend. Als de Universiteit voor Humanistiek de opleiding alsnog zou willen aanbieden, kan dat op zijn vroegst in 2006. Dan komen de eerste afgestudeerden in 2009 van de opleiding. Het oordeel of een geestelijk verzorger voldoende is gekwalificeerd om als geestelijk verzorger voor moslims in de krijgsmacht werkzaam te zijn, is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de nog te erkennen zendende instantie en het ministerie van Defensie.

5. Waarom heeft het in vergelijking tot zorginstellingen en justitiële inrichtingen bij de krijgsmacht zo veel langer geduurd om tot deze aanstellingen te komen?

De islamitische geestelijke verzorgers waarover justitiële inrichtingen thans beschikken, hebben geen aanstelling bij het ministerie van Justitie, omdat er geen zendende instantie is. Deze geestelijke verzorgers werken op declaratiebasis. Defensie hecht er zeer sterk aan, onder meer omdat geestelijk verzorgers ook uitgezonden moeten worden, dat deze een aanstelling bij Defensie krijgen. Dit is bij alle thans bij de krijgsmacht werkzame geestelijk verzorgers dan ook het geval. Een aanstelling tot geestelijk verzorger bij de krijgsmacht kan plaatsvinden wanneer de staatssecretaris van Defensie een islamitische zendende instantie heeft erkend en nadat de zendende instantie haar goedkeuring aan de aanstelling heeft verleend. Zoals in de beantwoording van de voorgaande vragen is opgenomen voert Defensie reeds gesprekken met moslimorganisaties, om zo spoedig mogelijk tot de instelling van een zendende instantie te komen.