Erasmus MC


12-05-05: Rechtsbescherming van dementerenden bij vrijheidsbeperking onvoldoende Nieuwe wetgeving moet vrijheidbeperkende maatregelen transparanter maken

Rotterdam, 12 mei 2005 - Dementerende patiënten worden regelmatig vastgebonden of anderszins in hun bewegingsvrijheid beperkt. Zorginstellingen hebben vaak geen inzicht in de omvang waarin dit binnen de eigen organisatie plaatsvindt. Het vermoeden bestaat dat het in veel gevallen onnodig gebeurt. Er is nieuwe wetgeving nodig om het gebruik van vrijheidsbeperkingen terug te dringen. Dit stelt Luuk Arends, verbonden aan het instituut voor Beleid en Management Gezondheidszorg van het Erasmus MC in het proefschrift 'Psychogeriatrische patiënt en recht; Zorg voor vrijheidsbeperking', waarop hij vrijdag 13 mei 2005 promoveert aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Mede naar aanleiding van adviezen van Arends bekijkt het ministerie van VWS inmiddels de mogelijkheden voor nieuwe wetgeving.

Vrijheidsbeperkingen zijn maatregelen die de bewegingsvrijheid van patiënten aantasten. Het meest ingrijpend is vastbinden, maar ook het omhoog brengen van bedhekken, het plaatsen in een diepe stoel waar de patiënt niet zelfstandig uit kan, of het toedienen van rustgevende medicatie kan als vrijheidsbeperkende maatregel worden beschouwd. Alhoewel vrijheidsbeperkingen een grote inbreuk maken op één van de meest fundamentele rechten van een mens, wordt toepassing ervan in de zorg aan dementerende patiënten soms noodzakelijk geacht, bijvoorbeeld bij onrust of valgevaar, maar ook door personeelstekort.

Arends concludeert dat alle verpleeghuizen geregeld vrijheidsbeperkingen toepassen bij dementerende patiënten. Dit geldt ook voor 70% van de verzorgingstehuizen en de thuiszorginstellingen. Verder past 95% van de ziekenhuisafdelingen die het meest zorg bieden aan dementerenden ze dikwijls toe. Opmerkelijk is dat 71% van de huisartsen die dementerende patiënten in de huisartsenpraktijk heeft, regelmatig met vrijheidsbeperkingen geconfronteerd wordt in ofwel de thuissituatie ofwel verzorgingshuizen.

Deze cijfers zijn opvallend, omdat de wetgever toepassing van vrijheidsbeperkende maatregelen uitsluitend heeft beoogd in verpleeghuizen en verzorgingshuizen met een speciale vergunning. Dat ze ook elders in toenemende mate worden toegepast is het gevolg van een toenemende zorgzwaarte, onder meer door de vergrijzing van de bevolking.

Waar het huidige wettelijk kader uitgaat van een zwaar controlerende rol van de Inspectie, meent Arends dat nieuwe wetgeving zorginstellingen bewuster moet maken van de eigen verantwoordelijkheid om zorgvuldig met vrijheidsbeperkingen om te gaan. Zo wordt de zorginstelling gestimuleerd om met actief beleid het aantal vrijheidsbeperkingen binnen de eigen organisatie terug te dringen. Volgens Arends moet de wet in beginsel vrijheidsbeperkingen bij alle soorten zorgvoorzieningen mogelijk maken, dus ook bij de thuiszorg. Voorwaarde is dat zorgaanbieders dan gebonden zijn aan extra voorschriften om het hele proces van het toepassen van vrijheidsbeperkingen transparanter te maken. De kwaliteit van zorg kan daardoor worden verbeterd.