Erasmus Universiteit Rotterdam

Gebruik vrijheidsbeperkende maatregelen bij dementerenden moet transparanter

Van thuiszorg tot verpleeghuis: dementerende patiënten worden vastgebonden of anderszins in hun bewegingsvrijheid beperkt. Zorgaanbieders hebben er vaak geen idee van welke omvang het binnen de eigen organisatie heeft. Het vermoeden bestaat dat het in veel gevallen onnodig gebeurt. Nieuwe wetgeving zou zorgaanbieders meer moeten prikkelen om het gebruik van vrijheidsbeperkingen zoveel mogelijk terug te dringen. Dit stelt Luuk Arends in het proefschrift Psychogeriatrische patiënt en recht; Zorg voor vrijheidsbeperking, waarop hij vrijdag 13 mei 2005 promoveert aan de Erasmus Universiteit Rotterdam.

Vrijheidsbeperkingen zijn maatregelen die de bewegingsvrijheid van patiënten aantasten. Het meest ingrijpend is vastbinden, maar ook het omhoog brengen van bedhekken, het plaatsen in een diepe stoel waar de patiënt niet zelfstandig uit kan, of het toedienen van rustgevende medicatie of zogeheten psychofarmaca kan als vrijheidsbeperkende maatregel worden beschouwd. Vrijheidsbeperkingen maken een grote inbreuk op een van de meest fundamentele rechten van een mens. Toch wordt toepassing ervan in de zorg aan dementerende patiënten soms noodzakelijk geacht, bijvoorbeeld ingeval van onrust of valgevaar. Ook personeelstekort is voor een vijfde van de zorgaanbieders een reden om vrijheidsbeperkingen toe te passen. Daardoor ontstaat een spanningsveld waarin een zorgvuldige afweging moet worden gemaakt.

Alle verpleeghuizen passen geregeld vrijheidsbeperkingen toe bij dementerende patiënten. Ook 70 procent van de verzorgingstehuizen en de thuiszorginstellingen doet dit regelmatig. Verder past 95 procent van de ziekenhuisafdelingen waar het meest zorg wordt geboden aan dementerenden ze dikwijls toe. Opmerkelijk is ook dat 71 procent van de huisartsen die dementerende patiënten in de huisartsenpraktijk heeft, regelmatig met vrijheidsbeperkingen geconfronteerd wordt in ofwel de thuissituatie ofwel verzorgingshuizen. Bovenstaande cijfers zijn opvallend, omdat de wetgever toepassing van vrijheidsbeperkende maatregelen uitsluitend heeft beoogd in verpleeghuizen en verzorgingshuizen met een speciale vergunning. Dat ze ook elders in toenemende mate worden toegepast is het gevolg van een toenemende zorgzwaarte, onder meer door de vergrijzing van de bevolking.

De meeste zorgaanbieders hebben zelf nauwelijks zicht op de aard en omvang van vrijheidsbeperkingen die worden toegepast binnen de eigen zorgvoorziening. Zelfs in verpleeghuizen, waar de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen voor rechtsbescherming van patiënten moet zorgen, is hierover onvoldoende kennis aanwezig.

In tegenstelling tot het huidige wettelijke kader dat uitgaat van een zwaar controlerende rol van de Inspectie, meent de promovendus dat nieuwe wetgeving zorgaanbieders bewuster moet maken van de eigen verantwoordelijkheid om zorgvuldig om te gaan vrijheidsbeperkingen. Op die manier kan de zorgaanbieder gestimuleerd worden om door actief beleid het aantal vrijheidsbeperkingen binnen de eigen organisatie terug te dringen. Verder stelt Arends dat de wet vrijheidsbeperkingen in beginsel mogelijk zou moeten maken bij alle soorten zorgvoorzieningen, dus ook thuiszorg. Zorgaanbieders zijn dan wél gebonden aan extra voorschriften die beogen dat het hele proces van het toepassen van vrijheidsbeperkingen transparanter wordt. De kwaliteit van zorg kan daardoor worden verbeterd.

Promotoren: prof.mr. J.C.J. Dute, Gezondheidsrecht, en prof.mr. F.C.B. Wijmen, Gezondheidsrecht (UM)