Ministerie van Buitenlandse Zaken

Kamerbrief inzake informatievoorziening aan de Eerste en Tweede Kamer over nieuwe Commissievoorstellen

Aan de Voorzitter van de
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Binnenhof 4
DEN HAAG

|Datum |12 mei 2005                         |Auteur|Mw. drs. B. M. Karel|
|Kenmer|DIE-184/05                          |Telefo|070 348 48 76       |
|k     |                                    |on    |                    |
|Blad  |1/33                                |Fax   |070 348 40 86       |
|Bijlag|11                                  |E-ma|die-in@minbuza.nl        |
|e(n)  |                                    |il  |                         |
|Betref|Informatievoorziening aan de Tweede |                             |
|t     |Kamer over nieuwe                   |                             |
|      |Commissievoorstellen                |                             |
|C.c.  |                                    |                             |
|                                            |                            |
Zeer geachte Voorzitter,

Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij elf fiches aan te bieden die werden opgesteld door de Werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC):


1. Ontwerp Interinstitutioneel Akkoord betreffende een kader voor Europese regelgevende agentschappen
2. Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de communautaire statistiek van de structuur en de activiteit van buitenlandse filialen
3. Voorstel voor een Verordening van de Raad betreffende de instandhouding door middel van technische maatregelen van de visbestanden in de Oostzee, de Belten en de Sont, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1434/98
4. Communication from the Commission to the Council, the European Parliament and the Economic and Social Committee: Speeding up progress towards the Millennium Development Goals, The European Contribution
5. Communication from the Commission to the Council and the European Parliament: Accelerating progress towards attaining the Millennium Development Goals - Financing for Development and Aid Effectiveness
6. Communication from the Commission to the Council, the European Parliament and the European Economic and Social Committee Policy Coherence for Development: Accelerating progress towards attaining the Millennium Development Goals
7. - Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement: Europees groei-initiatief - Haalbaarheidsverslag over een EU-lening­garantie-instrument voor TEN-vervoersprojecten
- Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement: Europees groei-initiatief - Concept voor een EU-leninggarantie-instrument voor TEN-vervoersprojecten
8. Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van regels inzake klein grensverkeer aan de landbuitengrenzen van de lidstaten en tot wijziging van de Schengenuitvoeringsovereenkomst en de Gemeenschappelijke Visuminstructies
9. Mededeling van de Commissie - Ontwikkeling van de agenda voor het externe luchtvaartbeleid van de Gemeenschap
10. Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad: Een raamwerk voor de ontwikkeling van de betrekkingen met de Russische Federatie op het gebied van het luchtvervoer
11. Mededeling van de Commissie Een communautair burgerluchtvaartbeleid ten aanzien van de Volksrepubliek China - versterking van samenwerking en openstelling van markten

De Staatssecretaris voor Europese Zaken

Atzo Nicolaï
Fiche 1: Ontwerp Interinstitutioneel Akkoord betreffende Europese regelgevende agentschappen Titel:
Ontwerp Interinstitutioneel Akkoord betreffende een kader voor Europese regelgevende agentschappen

Datum Raadsdocument: 4 maart 2005
Nr. Raadsdocument: 7032/05
Nr. Commissiedocument: COM(2005)59
Eerstverantwoordelijk ministeries: Buitenlandse Zaken in nauwe samenwerking met Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties i.o.m. JUS, FIN, SZW, OCW, VWS, LNV, EZ, V&W

Behandelingstraject in Brussel: Voordat onderhandelingen over het IIA tussen Commissie, Raad en EP plaatsvinden, zal het voorstel aan de orde worden gesteld in een Raadswerkgroep (naar verwachting de Raadswerkgroep Algemene Zaken).

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel: In het Witboek 'European Governance' (COM(2001)428 van 25 juli 2001) en haar mededeling voor een kader voor Europese regelgevende agentschappen (COM(2002)718) kondigde de Commissie aan meer uitvoerende taken in handen te willen leggen van regelgevende agentschappen. Zowel Raad als EP hebben - onder voorwaarden - steun uitgesproken voor het opstellen van een kader voor regelgevende agentschappen.

Onder regelgevende agentschappen worden verstaan organen die actief meewerken aan de uitoefening van de uitvoerende macht door middel van maatregelen die tot de regelgeving van een bepaalde sector bijdragen. Het gaat daarbij om organen die taken vervullen die een hoge mate van specialistische wetenschappelijke en/of technische deskundigheid verlangen. Behalve advisering kunnen zulke agentschappen ook bevoegdheden bezitten om in individuele gevallen beslissingen ("beschikkingen") te nemen die bindend zijn voor derden.

De Commissie doet thans een voorstel voor een Interinstitutioneel Akkoord (IIA), waarin de voorwaarden en modaliteiten voor de oprichting, de functionering en de bestuurlijke, politieke, gerechtelijke en financiële controle worden neergelegd. Voor wat betreft de oprichting gaat het voorstel in het bijzonder in op de rechtsgrondslag en de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit. Vervolgens bevat het regels voor de aan regelgevende agentschappen op te dragen taken en bevoegdheden, voor de samenstelling, werkwijze en benoeming van de raad van bestuur en het eventuele dagelijks bestuur, alsook bepalingen betreffende taken en benoeming voor de directeur. Ook gaat het voorstel in op de waarborging van democratische invloed en controle. Hoewel deze voorwaarden en regels in eerste instantie bedoeld zijn voor nieuw op te richten agentschappen, wordt in navolging van de Raadsconclusies van juni 2004 voorgesteld om te bezien of en in hoeverre deze voorwaarden kunnen worden toegepast op reeds bestaande agentschappen. Uiteindelijk doel van dit horizontale kader voor regelgevende agentschappen is dat de uitvoering van Europese regelgeving op een coherente, transparante, geloofwaardige en effectieve wijze geschiedt.

Rechtsbasis van het voorstel:
De Commissie stelt voor de regels voor de oprichting van Europese regelgevende agentschappen in een Interinstitutioneel Akkoord tussen de drie instellingen (Commissie, Raad, EP) neer te leggen. Aanvankelijk had de Commissie aangegeven met een voorstel voor een kaderverordening voor regelgevende agentschappen te komen. Omdat de rechtswerking van een Interinstitutioneel Akkoord beperkt is, geeft Nederland de voorkeur aan een kaderverordening.

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: De Commissie zal met de Raad in het EP in onderhandeling treden over de tekst van het Interinstitutioneel Akkoord. Indien alsnog voor het instrument van een kaderverordening wordt gekozen, zal het van de rechtsbasis afhangen welke besluitvormingsprocedure van toepassing is en welke rol het EP zal worden toebedeeld.

Instelling nieuw Comitologie-comité: nee

Subsidiariteit en proportionaliteit:
Subsidiariteit: positief voor wat betreft het antwoord op de vraag of een horizontale regeling voor regelgevende agentschappen nodig is. Zowel Raad als EP onderschrijven de noodzaak van een horizontaal juridisch kader voor regelgevende agentschappen. De subsidiariteitstoets valt negatief uit waar het de vraag betreft of in het voorliggende voorstel wordt voldaan aan de eis dat instelling van een Europees regelgevend agentschap pas aan de orde is nadat is aangetoond dat regelgeving niet goed door de lidstaten kan worden uitgevoerd. Proportionaliteit: positief, mits de vereiste terughoudendheid bij de oprichting van nieuwe agentschappen voldoende tot uitdrukking komt in de horizontale kaderregeling. Bovendien hecht Nederland aan het neerleggen van de voorgestelde horizontale regels voor regelgevende agentschappen in een kaderverordening.

Consequenties voor de EU-begroting:
Onduidelijk. In de huidige Financiële Perspectieven (2000-2006) vindt er bij de oprichting van een agentschap een verschuiving plaats van middelen uit Categorie 5 (administratieve uitgaven) naar Categorie 3 (intern beleid), waaronder agentschappen vallen. De Commissie heeft bij eerdere onderhandelingen over de kaderrichtlijn voor uitvoerende agentschappen aangegeven dat de oprichting van agentschappen een budgetneutrale exercitie is, of zelfs middelen vrij zou maken, omdat agentschappen efficiënter werken en de personeelskosten gedrukt worden door de inzet van contractanten. In het onderhavige document wordt hier niet op ingegaan. Tot op heden is vrijwel geen informatie voorhanden om te toetsen of dit effect werkelijk heeft plaatsgevonden. De ervaring lijkt vooralsnog in een andere richting te wijzen. Tijdens de voorbereiding en totstandkoming van de begroting 2005 onder Nederlands voorzitterschap bleek het EP de budgettaire krapte bij het interne beleid (Categorie 3) te wijten aan de sterke toename van de middelen voor de agentschappen, hetgeen de Raad dwong akkoord te gaan met additionele middelen in deze Categorie. Voor wat betreft de nieuwe Financiële Perspectieven (2007-2013) zou het voor de financiële transparantie wenselijk zijn de agentschappen onder te brengen in een Categorie voor administratieve uitgaven.

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: n.v.t.

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): geen

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: n.v.t.

Consequenties voor ontwikkelingslanden: geen

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling: Aanvankelijk had de Commissie het voornemen een kaderverordening voor regelgevende agentschappen op te stellen, in navolging van de in januari 2003 aangenomen kaderverordening voor uitvoerende agentschappen (verordening 58/2003). Thans spreekt de Commissie echter van een veel minder bindend rechtsinstrument, een Interinstitutioneel Akkoord. Nederland hecht aan het neerleggen van horizontale regels voor regelgevende agentschappen in een kaderverordening. De Commissie zal derhalve in eerste instantie worden verzocht om de mogelijkheid van een kaderverordening nader te bezien. Voorts zal de Commissie worden gevraagd ook het Comité van de Regio's om advies te vragen over het ontwerp.

Reeds in reactie op het Witboek 'European Governance' heeft Nederland te kennen gegeven de instelling van regelgevende agentschappen niet af te wijzen, maar dat de nodige terughoudendheid moet worden betracht bij de instelling van nieuwe agentschappen. Onder voorwaarden kunnen agentschappen de vervulling van de taken van de Unie verbeteren door de inzet van de vereiste deskundigheid. Nederland acht het van belang dat ook voor agentschappen met beslissingsbevoegdheid wordt voldaan aan het beginsel dat op publieke beslissingen democratische controle kan worden uitgeoefend.

Wanneer een agentschap de bevoegdheid krijgt tot het oefenen van publieke taken, dient de democratische inbedding daarvan te zijn gewaarborgd. Het beginsel "publieke zaak is publieke taak" geldt niet alleen in algemene zin, maar moet kunnen worden waargemaakt ten aanzien van elke beslissing van een agentschap. Nederland heeft zich dan ook steeds uitgesproken voor een sluitend systeem van democratische invloed en controle op het functioneren van Europese regelgevende agentschappen, zeker als deze beslissingsbevoegdheid hebben. Afhankelijk van de mate waarin hun besluiten een politiek karakter dragen - dat wil zeggen dat zij een afweging vergen ten opzichte van andere belangen of van het algemeen belang - dient de mogelijkheid te bestaan voor de Commissie om het doen en laten van regelgevende Europese agentschappen te beïnvloeden. Het voorgestelde Interinstitutioneel Akkoord biedt die mogelijkheid in onvoldoende mate. In het bijzonder moet mogelijk worden gemaakt dat de Commissie de bevoegdheid krijgt om (vooraf) het beleidskader vast te stellen waarin een regelgevend agentschap zijn bevoegdheden dient uit te oefenen en om (achteraf) binnen bepaalde termijnen een besluit van een regelgevend agentschap te vernietigen wegens strijd met het recht of met het bredere belangen dan waarmee het regelgevend agentschap rekening kan houden.

Daarnaast is het voor Nederland van belang dat de oprichting van een regelgevend agentschap geschiedt op basis van een specifieke rechtsgrondslag. De restbepaling van artikel 308 EG dient slechts te worden gebruikt als er geen bijzondere bevoegdheid voor het desbetreffende beleidsterrein bestaat. Ook verlangt Nederland dat de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit goed verankerd worden in een horizontaal kader voor regelgevende agentschappen. In het huidige ontwerp ontbreekt echter een toereikende subsidiariteitstoets. Ook acht Nederland het van belang dat expliciet bepaald wordt dat taken en bevoegdheden van een regelgevend agentschap limitatief dienen te worden opgesomd.

Waar het de interne organisatie van regelgevende agentschappen betreft, is het essentieel dat de onafhankelijkheid wordt gewaarborgd. Daarbij acht Nederland het van belang dat de Commissie vanwege haar verantwoordelijkheid voor de uitvoering van Europese regelgeving is vertegenwoordigd in de raad van bestuur. Vertegenwoordiging van het EP in de raad van bestuur acht de regering vanwege zijn taak tot het controleren van de activiteiten van regelgevende agentschappen niet wenselijk. Voorts zou de mogelijkheid geopend moeten worden dat belanghebbenden onder omstandigheden ook met stemrecht zitting zouden moeten kunnen nemen in de raad van bestuur. Voor wat betreft de benoeming van de leden van de raad van bestuur, wenst Nederland dat specifieke bepalingen voor de benoemingsprocedure worden opgenomen in het horizontale kader. Voorts dient daarbij de democratische controle (door versterking van de positie van de Commissie) naar het oordeel van Nederland te worden versterkt.

Ook hecht Nederland aan een goede rechtsbescherming van burgers en personeelsleden van een regelgevend agentschap. Een voldoende uitwerking van de rechtsbescherming ontbreekt echter nog in het voorliggende voorstel; belangrijke procedurele waarborgen (zoals motiveringsplicht, het recht van hoor en wederhoor vormvoorschriften en termijnen) dienen te worden vastgelegd. Voorts dienen regelgevende agentschappen te functioneren volgende dezelfde beginselen van behoorlijk bestuur als die van toepassing zijn op de Commissie. Volgens Nederland komen de beginselen van openbaarheid van bestuur en de verplichting tot motivering van besluiten onvoldoende tot hun recht in het voorstel. Tenslotte wenst Nederland terughoudend te zijn met het toekennen van fiscale privileges aan medewerkers van regelgevende agentschappen.

Tenslotte wenst Nederland aandacht te vragen voor de gevolgen van inwerkingtreding van het Grondwettelijk Verdrag voor het toepassingsbereik van de horizontale kaderregeling voor regelgevende agentschappen. Het Grondwettelijk Verdrag heft immers de pijlers van de huidige Unie op. De vraag stelt zich daarmee of de kaderregeling automatisch van toepassing zal zijn op alle agentschappen die op basis van het Grondwettelijk Verdrag opgericht zouden kunnen worden, inclusief die agentschappen die thans op basis van het EU-verdrag worden opgericht. Het is zaak dat recht wordt gedaan aan de in het Verdrag vastgelegde bevoegdheidsverdeling, met name waar het de samenstelling van de raad van bestuur betreft. Nederland trekt in twijfel of de Commissie vertegenwoordigd zou moeten worden of stemrecht zou moeten bezitten in de raad van bestuur indien het een regelgevend agentschap betreft dat betrekking heeft op een beleidsterrein ten aanzien waarvan de Commissie geen bevoegdheden heeft.

Fiche 2: Verordening betreffende communautaire statistiek Titel:
Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de communautaire statistiek van de structuur en de activiteit van buitenlandse filialen

Datum Raadsdocument: 22 maart 2005
Nr. Raadsdocument: 7578/05
Nr. Commissiedocument: COM(2005)88
Eerstverantwoordelijk ministerie: Economische Zaken i.o.m. FIN

Behandelingstraject in Brussel: Raadswerkgroep Statistiek, RAZEB

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel: De economische mondialisering heeft gevolgen voor het bedrijfsleven. Daarom zijn er statistieken nodig om beleidsmakers in de EU-lidstaten bij de opstelling van passend beleid en bedrijven bij de beoordeling van lopende ontwikkelingen te helpen. Daarnaast zijn er statistieken nodig ter ondersteuning van diverse andere beleidsgebieden, bijvoorbeeld de werking van de interne markt, de uitvoering van de Algemene Overeenkomst op het gebied van de handel in diensten (GATS) of de Overeenkomst betreffende de handelsaspecten van de intellectuele eigendom (TRIPs). Het regelmatig verschijnen van communautaire statistieken van goede kwaliteit over de structuur en de activiteit van buitenlandse filialen in de gehele economie is van wezenlijk belang voor een goede beoordeling van het effect dat ondernemingen in buitenlandse handen op de economie van de Unie hebben.

De voorliggende verordening omvat een kader voor de systematische productie van communautaire statistieken van de structuur en de activiteit van buitenlandse filialen op basis van gemeenschappelijke kwaliteitsnormen en specificeert de aard en bron van de gegevens, kwaliteitscriteria, referentieperiode, frequentie en indieningstermijnen. De verordening omvat twee gemeenschappelijke onderdelen: interne FATS (statistieken die de activiteit van in het binnenland gevestigde filialen van een buitenlandse hoofdvestiging beschrijven) en externe FATS (statistieken die de activiteit beschrijven van in het buitenland gevestigde filialen van een binnenlandse hoofdvestiging). Om de haalbaarheid en de kosten te onderzoeken van het verzamelen van gegevens over externe FATS is in het voorstel een programma van proefstudies opgenomen. Op het moment dat de resultaten van de proefstudies bekend zijn, zal via de comitologieprocedure besluitvorming plaatsvinden over het al dan niet toevoegen van de desbetreffende onderdelen aan de verordening. Het gaat hierbij met name om de verzameling en statistische verwerking van gegevens en de verwerking en indiening van de resultaten, definities, detailleringsniveau en kwaliteitsnormen.

Rechtsbasis van het voorstel: Artikel 285 EG

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: co-decisie

Instelling nieuw Comitologie-comité: nee, bestaand comité: het Comité Statistisch Programma

Subsidiariteit en proportionaliteit:
Subsidiariteit: positief, het doel van de verordening is het opstellen van een gemeenschappelijk kader voor de systematische productie van vergelijkbare communautaire statistieken van de structuur en de activiteit van buitenlandse filialen. Dit kan niet op een afdoende wijze door de lidstaten afzonderlijk worden uitgevoerd, en kan daarom beter door de Gemeenschap worden verwezenlijkt. Proportionaliteit: positief, de verordening gaat niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken. Wel is er enige bezorgdheid over de mate van detail die mogelijk zal worden geëist bij de verzameling van gegevens.

Consequenties voor de EU-begroting:
Voor de periode 2005-2007 is een totaal bedrag van E 2,2 miljoen (afgerond) gereserveerd op de Begroting van de Commissie (titel 29 statistiek onder hoofdstuk 29.02.01: productie van statistische informatie). Dit bedrag is als volgt over de jaren verdeeld; 2005 E 0,450 miljoen, 2006 E 0,850 miljoen en 2007 E 0,850 miljoen. In het legislative financial statement wordt aangeven dat de door de Commissie gereserveerde middelen uitsluitend worden ingezet voor de co-financiering van de proefstudies voor de statistische autoriteiten in de lidstaten. Indien hieruit een bedrag aan Nederland wordt toegekend zal dit in mindering worden gebracht op de onder Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger genoemde opgave van kosten.

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: Het betreft hier volledig nieuw beleid, dat zeker in de eerste jaren relatief veel capaciteit en budget zal vergen. De totale kosten voor het uitvoeren van deze verordening zijn afhankelijk van het uiteindelijke resultaat. Indien wordt uitgegaan van de door Nederland gewenste minimum variant, zijn de kosten voor het CBS voor de periode 2006-2010 begroot op een bedrag van E 1.263.100,- euro. Bij de maximum variant zijn de kosten voor dezelfde periode begroot op E 1.767.750,-. Het CBS zal de uit deze verordening voortvloeiende kosten opnemen in de jaarlijkse opgave van kosten die gepaard gaan met nieuwe Europese statistische verplichtingen.
|           |       |  |      |  |      |  |      |  |      |
|Minimumvari|       |  |      |  |      |  |      |  |      |
|ant        |       |  |      |  |      |  |      |  |      |
|         | |      |  |      |  |      |  |      |  |      |
|         |2006    |2007      |2008     |2009      |2010 e.v. |
|         |v|kosten|vt|kosten|vt|kosten|vt|kosten|vt|kosten|
|         |t|      |e |      |e |      |e |      |e |      |
|         |e|      |  |      |  |      |  |      |  |      |
|P-kosten |1|E     |1 |E     |1 |E     |1 |E     |1 |E     |
|(11)     | |107.42|  |107.42|  |107.42|  |107.42|  |107.42|
|         | |0     |  |0     |  |0     |  |0     |  |0     |
|P-kosten |1|E     |1 |E     |1 |E     |0,|E     |0,|E     |
|(12)     | |112.80|  |112.80|  |78.960|5 |56.400|5 |56.400|
|         | |0     |  |0     |  |      |  |      |  |      |
|P-kosten |0,|E     |0,|E     |  |      |  |      |  |      |
|(13)     |5 |63.450|1 |12.690|  |      |  |      |  |      |
|M-kosten | |E     |  |E     |  |E     |  |E     |  |E     |
|         | |40.000|  |42.500|  |45.000|  |50.000|  |55.000|
|         | |      |  |      |  |      |  |      |  |      |
|Totaal   | |E     |  |E     |  |E     |  |E     |  |E     |
|         | |323.67|  |275.41|  |231.38|  |213.82|  |218.82|
|         | |0     |  |0     |  |0     |  |0     |  |0     |
|         | |      |  |      |  |      |  |      |  |      |
|         | |      |  |      |  |      |  |      |  |      |
|         | |      |  |      |  |      |  |      |  |      |
|Maximumvari|       |  |      |  |      |  |      |  |      |
|ant        |       |  |      |  |      |  |      |  |      |
|         | |      |  |      |  |      |  |      |  |      |
|         |2006    |2007      |2008     |2009      |2010 e.v. |
|         |v|kosten|vt|kosten|vt|kosten|vt|kosten|vt|kosten|
|         |t|      |e |      |e |      |e |      |e |      |
|         |e|      |  |      |  |      |  |      |  |      |
|P-kosten |1|E     |1,|E     |2 |E     |1,|E     |1,|E     |
|(11)     |,|161.13|5 |161.13|  |161.13|5 |161.13|5 |161.13|
|         |5|0     |  |0     |  |0     |  |0     |  |0     |
|P-kosten |1|E     |1 |E     |1 |E     |0,|E     |0,|E     |
|(12)     | |112.80|  |112.80|  |112.80|7 |78.960|5 |56.400|
|         | |0     |  |0     |  |0     |  |      |  |      |
|P-kosten |0|E     |0,|E     |0 |E     |  |      |  |      |
|(13)     |,|63.450|5 |63.450|  |12.690|  |      |  |      |
|         |5|      |  |      |  |      |  |      |  |      |
|M-kosten | |E     |  |E     |  |E     |  |E     |  |E     |
|         | |60.000|  |63.750|  |67.500|  |75.000|  |82.500|
|         | |      |  |      |  |      |  |      |  |      |
|Totaal   | |E     |  |E     |  |E     |  |E     |  |E     |
|         | |397.38|  |401.13|  |354.12|  |315.09|  |300.03|
|         | |0     |  |0     |  |0     |  |0     |  |0     |
Naast de kosten die het CBS moet maken zijn er ook administratieve lasten voor het bedrijfsleven. De informatie die nodig is voor FATS (en in het bijzonder voor de externe FATS) is niet direct uit de financiële verslaglegging van de bedrijven te halen. Er moet door het bedrijfsleven een extra inspanning worden verricht om de benodigde informatie te verkrijgen. Het bedrijfsleven zal o.a. informatie over intercompany-leveringen en in- en uitvoergegevens met betrekking tot buitenlandse (klein)dochters moeten samenstellen en ter beschikking stellen. Het is op dit moment nog niet mogelijk om een adequate inschatting van de administratieve lasten voor het bedrijfsleven te maken. Hoe groot de administratieve lasten zullen zijn zal moeten blijken uit de te houden proefstudies. Deze worden per lidstaat gehouden. Hier zullen de voordelen van de beschikbaarheid van de gegevens worden gerelateerd aan de kosten van het verzamelen en de last voor het bedrijfsleven.

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): De onderhavige verordening betekent een additionele EU-verplichting voor het Centraal Bureau voor de Statistiek. Tegelijkertijd moet met betrekking tot de uitvoerbaarheid worden opgemerkt dat in ieder geval de verzameling van gegevens voor de statistieken van de buitenlandse filialen in het buitenland (externe FATS) problemen oplevert. Dit heeft te maken met het feit dat gegevens over internationale geldstromen binnen grote concerns niet gemakkelijk te verzamelen zijn. Mede gelet hierop zal in proefstudies worden nagegaan of het relevant en haalbaar is de gegevens te verzamelen. Daarnaast moet worden opgemerkt dat het CBS voor een belangrijk onderdeel van de informatieverzameling in het kader van de onderhavige verordening afhankelijk is van De Nederlandsche Bank (DNB). DNB heeft reeds kenbaar dat zij op basis van de Wet financiële betrekkingen buitenland (Wfbb) geen FATS informatie kan verzamelen, maar slechts betalingsbalansinformatie. Aangezien DNB niet in staat is om de benodigde gegevens voor de FATS te leveren, is het CBS op zoek gegaan naar andere mogelijkheden om hiervoor de gegevens te berekenen. Daarbij wordt momenteel gekeken naar de bruikbaarheid van informatie afkomstig van andere externe bronnen. Aan de hand daarvan zal aan de pilot studies worden deelgenomen.

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: Het eerste referentiejaar waarvoor jaarstatistieken moeten worden opgesteld, is het kalenderjaar van de inwerkingtreding van deze verordening.

Consequenties voor ontwikkelingslanden: Geen.

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling: Het belang van de FATS voor Nederland is gelegen in de open aard van de Nederlandse economie. Het belang van internationale handel en dienstverlening in de Nederlandse economie neemt nog steeds toe. Daarbij wordt ook de invloed van internationaal opererende ondernemingen, die hun invloed over de landsgrenzen doen gelden, mondiaal steeds belangrijker. Voor de open Nederlandse economie geldt dit in nog grotere mate. Omdat er enige bezorgdheid bestaat over de mate van detail die op bepaalde punten wordt gevraagd ten aanzien van het verzamelen van gegevens kan Nederland niet instemmen met het voorstel in de huidige vorm. Nederland zal voorstellen doen om de mate van detail tot een minimum te beperken.

Fiche 3: Verordening betreffende visbestanden in de Oostzee, de Belten en de Sont Titel:
Voorstel voor een Verordening van de Raad betreffende de instandhouding door middel van technische maatregelen van de visbestanden in de Oostzee, de Belten en de Sont, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1434/98

Datum Raadsdocument: 16 maart 2005
Nr Raadsdocument: 7354/05
Nr. Commissiedocument: COM (2005)86 def.
Eerstverantwoordelijk ministerie: LNV i.o.m. V&W en FIN

Behandelingstraject in Brussel: Raadswerkgroep Visserij Intern/Extern, Landbouw- en Visserijraad

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel: Voor de visserij in het Oostzeegebied worden de technische maatregelen (neergelegd in verordening 88/98) herzien om al deze (binnen IBSFC overeengekomen) maatregelen betreffende dit gebied in één verordening onder te brengen en om een specifiek inspanningsregime voor de Golf van Riga (zoals overeengekomen in de toetredingsakte van 2003) te introduceren. De technische maatregelen zijn bedoeld om de visbestanden te beschermen, en bestaan uit voorwaarden aan de visserij wat betreft tuigen en netten. Verder wordt met de wijziging beoogd de implementatie en handhaving te verbeteren, onder andere door het introduceren van vangstpercentages voor doelsoorten in de gemengde visserij.

Na de uitbreiding van de EU in 2004 met tien nieuwe lidstaten is het te verwachten dat de IBSFC zal worden ontbonden en het beheer in bilaterale vorm met Rusland zal worden vormgegeven. Rusland is sinds de toetreding de enige kuststaat in het Oostzeegebied die geen deel uitmaakt van de EU. Tegen deze achtergrond zal de Gemeenschap in de toekomst niet meer afhankelijk zijn van besluiten van de IBSFC voor het ontwikkelen van technische maatregelen in de Oostzee. Tenslotte worden specifieke regels voor de aanlanding van (industriële) haring (zoals opgenomen in verordening 1434/98) geïntegreerd in de voorliggende verordeningstekst.

De belangrijkste elementen uit het voorstel betreffen:
- bepaling van doelsoortenpercentages: elk tuig/net wordt gerelateerd aan een bepaalde doelsoort, waarvoor vanuit handhavingsoverwegingen minimumpercentages in de vangsten worden vastgesteld;
- specificering van toegestane vistuigen en netten;
- minimum-aanlandingsmaten voor vissoorten;
- gebieds- en seizoenssluitingen;

- specifieke beschermingsmaatregelen voor de Golf van Riga (dit gebied is een uniek en vrij kwetsbaar mariene ecosysteem waarvoor speciale maatregelen nodig zijn);
- verplichting tot selectiviteitbevorderende maatregelen, bijvoorbeeld ten aanzien van de vorm van de netten en de kuil;
- vereenvoudiging van de bijvangstregeling van haring in industriële visserij;
- uitbreiding van verboden vangstmethoden.

Rechtsbasis van het voorstel: Art 37, lid 2 EG

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: Raad met gekwalificeerde meerderheid, adviesrecht EP.

Instelling nieuw Comitologie-comité: n.v.t.

Subsidiariteit en proportionaliteit:
Subsidiariteit: n.v.t., het Gemeenschappelijk Visserijbeleid is een exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap. Proportionaliteit: positief, een verordening is het geëigende middel om het gestelde doel te bereiken. De voorgestelde maatregelen gaan niet verder dan noodzakelijk.

Consequenties voor de EU-begroting: geen

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: geen

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): n.v.t.

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: 1 januari 2006. Mits tijdig vastgesteld in de Raad zijn er geen problemen met implementatie ter verwachten.

Consequenties voor ontwikkelingslanden: geen

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling: Het voorstel beoogt een consolidatie en vereenvoudiging van bestaande regelgeving, met introductie van een beperkt aantal nieuwe bepalingen. Nederland staat positief tegenover deze actie, en onderstreept het belang hiervan in het licht van de gewijzigde rol van de IBSFC in de toekomst. Het voorstel is niet van toepassing op door de Nederlandse vloot beviste wateren. Niettemin kan de voorgestelde uitbreiding van de verboden vangstmethoden gevolgen hebben voor de visserijregels in andere gebieden. Met name het expliciete verbod op de boomkorvisserij (een bodemberoerende visserij gericht op platvis die op dit moment niet wordt uitgeoefend in de Baltische wateren maar evenmin is verboden) kan een precedentwerking hebben naar andere wateren, zoals visserij op de Noordzee. Nederland zet vraagtekens bij deze maatregel en is van mening dat een wetenschappelijke onderbouwing van een eventueel verbod op de boomkorvisserij in de Baltische zee noodzakelijk is.

Fiche 4: Mededeling inzake MDG's, de Europese bijdrage Titel:
Communication from the Commission to the Council, the European Parliament and the Economic and Social Committee: Speeding up progress towards the Millennium Development Goals, The European Contribution

Datum Raadsdocument: 18 april 2005
Nr Raadsdocument: 8138/05
Nr. Commissiedocument: COM (2005) 132 def.
Eerstverantwoordelijk ministerie: Buitenlandse Zaken i.o.m. VROM, V&W, LNV, FIN, EZ, DEF

Behandelingstraject in Brussel: Raadswerkgroep Ontwikkelingssamenwerking, RAZEB

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel: In september van dit jaar vindt in New York het UN High Level Event plaats waar onder andere een tussentijdse evaluatie ('stocktaking') zal plaats vinden ten aanzien van de Millennium Development Goals (MDG's) die in 2015 verwezenlijkt moeten zijn. In het kader hiervan hebben de EU lidstaten nationale MDG rapporten uitgebracht en heeft de Commissie een EU synthese rapport opgesteld, aangevuld met drie beleidsgerichte mededelingen. De onderhavige Mededeling heeft als titel 'De bijdrage van de EU'. In kort bestek wordt ingegaan op de onderwerpen die in beide andere mededelingen uitvoerig aan de orde komen, nl. financiering van ontwikkeling (o.a. ODA-doelstellingen), effectiviteit van de hulp en coherentiebeleid. Daarnaast wordt vooral aandacht besteed aan mogelijkheden om de focus op Afrika te versterken. De mededeling bouwt voort op reeds bestaande activiteiten en initiatieven en gaat sterk uit van het ownership principe.

In concreto stelt de Commissie voor om in EU-verband zes afspraken te maken:
- Het ondersteunen van capaciteitsopbouw van de Afrikaanse Unie, zodat de organisatie op het gebied van vrede en veiligheid de rol kan spelen die het ambieert;
- Het stimuleren van 'twinning partnerships' tussen de EU en AU instituties;
- Het opzetten van een gezamenlijk financieringsmechanisme met de AU/NEPAD ter ondersteuning van hervormingen die voortkomen uit het Africa Peer Review Mechanism:
- Het aanvullen van de financiële middelen voor de African Peace Facility;
- Het opzetten van een partnerschap voor infrastructuur, teneinde meer politieke steun en betrokkenheid te creëren voor toekomstige projecten en meer publiek-private samenwerking te genereren;
- Het verlenen van stimuli voor de totstandkoming van een rechtvaardige en duurzame samenleving. Voorgesteld wordt bij het (her)verdelen van ODA middelen speciale aandacht te besteden aan de mate waarin er in de partnerlanden oog is voor sociale cohesie in de samenleving, gelijkwaardigheid van mannen en vrouwen, gelijke kansen op werk en duurzame ontwikkeling.

Als bijlage bevat deze mededeling het EU MDG synthese-rapport, dat de Commisie op verzoek van de Raad heeft opgesteld en dat een overzicht bevat van de inspanningen van de lidstaten en de Commissie tot nu toe. Dit rapport zal een van de bijdragen vormen van de EU aan het UN High Level Event.

Rechtsbasis van het voorstel: n.v.t., betreft een mededeling

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: n.v.t.

Instelling nieuw Comitologie-comité: n.v.t.

Subsidiariteit en proportionaliteit: n.v.t., betreft een mededeling

Consequenties voor de EU-begroting:
Geen, de voorstellen inzake ODA-doelstellingen betreffen een verhoging van het hulpvolume van individuele lidstaten. Voor de financiering van de voorstellen inzake de grotere focus op Afrika wordt in eerste instantie naar de mogelijkheden binnen het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) gekeken.

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: Financiële en personele gevolgen: voor Nederland geen (Nederland voldoet reeds aan de ODA-doelstelling van 0,7 % BNP);

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): Geen

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: n.v.t., het betreft een mededeling.

Consequenties voor ontwikkelingslanden:
De mededeling is geheel gericht op maatregelen die de EU zou kunnen treffen om de verwezenlijking van de Millennium Development Goals te bespoedigen. Besluitvorming over deze en de twee aanverwante mededelingen kan belangrijke (positieve) gevolgen hebben voor ontwikkelingslanden. Daarnaast zal de EU, indien ze erin slaagt tijdens de RAZEB van mei een aantal substantiële besluiten te nemen (o.a. over ODA-doelstellingen), ontwikkelingslanden het signaal geven de ontwikkelingscomponent van het High Level Event serieus te nemen. Bovendien kan van deze besluitvorming peer pressure uitgaan naar andere grote donorlanden, zoals de VS en Japan.

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling: In het algemeen heeft Nederland waardering voor het feit dat de Commissie gevolg heeft gegeven aan de verzoeken van de Raad, in het bijzonder op het gebied van ODA-doelstellingen en coherentie. Duidelijk is wel dat de drie mededelingen in samenhang beoordeeld moeten worden. De onderhavige mededeling heeft weliswaar de titel 'De bijdrage van de Europese Unie', maar dit is enigszins misleidend, aangezien het stuk m.n. operationele voorstellen m.b.t. Afrika bevat. De uitgewerkte voorstellen t.a.v. financiering en effectiviteit van de hulp en coherentiebeleid zijn in de beide andere mededelingen opgenomen.

T.a.v. ODA-doelstellingen presenteert de Commissie dezelfde voorstelen als in de mededeling over financiering van ontwikkeling, nl. dat de vijftien oude lidstaten (voorzover deze de doelstelling van 0,7% BNP nog niet hebben bereikt) zich individueel voor 2010 op 0,51 % vastleggen, de tien nieuwe lidstaten op 0,17 % en dat het EU-gemiddelde in 2010 op 0,56% uitkomt. De regering zal zich ervoor inzetten dat de EU zich voorafgaand aan de Top minimaal vastlegt op deze interim ODA-doelstellingen. Vanuit overwegingen van duurzaamheid en voorspelbaarheid van ontwikkelingsfinanciering heeft de regering een voorkeur voor een structurele verhoging van nationale ODA-prestaties uit lopende middelen. Nederland steunt dan ook het uitgangspunt van de Commissie dat eventuele innovatieve financieringmechanismen additioneel dienen te zijn aan afspraken over hogere ODA-doelstellingen voor 2010.

Nederland verwelkomt voorts de specifieke aandacht voor Afrika in deze mededeling. De omvang van de problemen in Sub-Sahara Afrika maakt een verhoging van de inspanningen juist daar noodzakelijk. De EU speelt hierbij als grootste donor een belangrijke rol.

Nederland heeft een aantal algemene opmerkingen over het stuk van de Commissie:
- In de voorliggende mededeling wordt naar het idee van Nederland nog geen coherent raamwerk geboden voor de rol die de Commissie en lidstaten spelen in de ontwikkeling van Afrika. Een dergelijk raamwerk zou m.n. gericht moeten zijn op de vraag hoe de EU dat wat zij voor Afrika doet beter, intensiever en integraal kan doen. Wellicht zullen de vervolgvoorstellen, die de Commissie later in het jaar zal presenteren, hier wel in voorzien.
- Verder zou de kernboodschap ('meer en gerichter aandacht voor Afrika') naar het idee van Nederland beter uit de verf kunnen komen. De Commissie verwijst in de laatste voetnoot van de mededeling naar de uitspraak van de G8 in 2002 dat ten minste 50% van de toegezegde additionele ODA aan Afrika ten goede zou moeten komen. De follow-up van deze uitspraak had wat Nederland betreft in de mededeling wat verder uitgewerkt mogen worden.
- Voorts is onderbelicht dat de problemen in Afrika een integrale benadering vereisen, waarin gebruik moet worden gemaakt van middelen voor ontwikkelingssamenwerking, alsmede van politieke, economische, sociale diplomatieke of veiligheidsinstrumenten. Met name de strategie ten aanzien van post-conflict situaties krijgt onvoldoende aandacht. Een belangrijk uitgangspunt voor Nederland is dat een stabiele situatie van vrede en veiligheid een voorwaarde vormt voor duurzame ontwikkeling. Dit is het meest duidelijk in landen en regio's waar net een gewelddadig conflict is beëindigd. Zonder adequate hulp bestaat er een grote kans dat in deze landen het geweld weer oplaait.
- De sectie 'Trade at the Service of Development' is inhoudelijk onder de maat. Hierin wordt, ondanks de titel, geen concrete invulling aan de relatie handel-ontwikkeling gegeven. Aan de belangrijke rol die de EU voor Afrika kan spelen op het terrein van de internationale handel dient meer aandacht gegeven te worden. Dat geldt zowel voor de onderhandelingen in het kader van de Doha-ronde, als voor de vormgeving van de EPA's. De mededeling legt terecht nadruk op het belang voor Afrika van handelsfacilitatie, capaciteit, gerichte steun in sectoren als katoen, suiker en textiel en het ter beschikking stellen van aanpassingsfinanciering. Dit mag echter niet ten koste gaan van de noodzakelijke, substantiële concessies die de ontwikkelde landen, waaronder de EU, dienen te doen in het kader van de Doha-ronde op het gebied van reductie van binnenlandse steun, afschaffing van exportsubsidies en niet-tariffaire belemmeringen.
- Nederland vindt dat in de mededeling weinig aandacht wordt besteed aan milieu en duurzame ontwikkeling. De realisatie van milieudoelen is cruciaal voor de verwezenlijking van de MDG's. Duidelijk is dat de ontwrichting van milieu een veiligheidsrisico vormt en daarmee toekomstige ontwikkeling en stabiliteit kan ondermijnen. Door een versterking van de environmental governance en capaciteitsopbouw in ontwikkelingslanden zal bevorderd moeten worden dat er voor cruciale milieuthema's operationele tijdsgebonden doelen geformuleerd worden. Daarnaast is versterkte stroomlijning van milieu in de beleidsformulerende en operationele activiteiten van de VN noodzakelijk.
- Nederland zou graag meer informatie ontvangen over het financieel beslag van de voorstellen inzake de focus op Afrika.

T.a.v. de concrete voorstellen van de Commissie zal Nederland de volgende standpunten inbrengen:
- Het voorstel om op het terrein van conflictpreventie en conflictbeheersing de African Union en de sub-regionale organisaties te ondersteunen, wordt door Nederland van harte gesteund. Daarbij dient te worden vermeld dat deze ondersteuning onderdeel is van een bredere benadering t.a.v. vrede en veiligheid in Afrika, zoals vastgelegd in de Common Position on Conflict Prevention, Management and Resolution.
- Het twinning partnership tussen de EU instituties en aanverwante Afrikaanse instituties kan eveneens op steun van Nederland rekenen. De regering steunt het partnerschapprincipe in ontwikkelingssamenwerking. Er dient echter voorkomen te worden dat excessief veel energie en middelen in samenwerkingsverbanden wordt gestoken die slechts in geringe mate aan armoedebestrijding ten goede komen.
- De aanvulling van de African Peace Facility tot 2007 behoeft naar het idee van Nederland inderdaad aandacht. De PF blijkt in een grote behoefte te voorzien en is reeds in Soedan en Centraal Afrika ingezet. Bij de oprichting van de PF is besloten dat de EU zou zoeken naar alternatieve financieringsbronnen. De PF wordt nu nog uit het EOF betaald. In de Commissievoorstellen voor de nieuwe Financiële Perspectieven is financiering van de PF vanuit het Stabiliteitsinstrument voorzien. Nederland is van mening dat er voor de tussenliggende periode ook een oplossing gevonden dient te worden.
- Het Europa-Afrika partnerschap voor infrastructuur beoogt meer ownership bij de Afrikaanse belanghebbenden te leggen en in een later stadium private investeerders aan te trekken. Nederland staat hier positief tegenover, maar acht het wel van belang dat de Afrikaanse landen zelf ook zorgdragen voor een stabiel regelgevend kader (bijvoorbeeld op het gebied van telecommunicatie). Daarnaast dienen de milieu-aspecten van ieder project kritisch onder de loep te worden genomen.

Fiche 5: Mededeling inzake MDG's - Financiering voor ontwikkeling en hulp effectiviteit Titel:
Communication from the Commission to the Council and the European Parliament: Accelerating progress towards attaining the Millennium Development Goals - Financing for Development and Aid Effectiveness

Datum Raadsdocument: 18 april 2005
Nr Raadsdocument: 8139/05
Nr. Commissiedocument: COM (2005) 133 def.
Eerstverantwoordelijk ministerie: Buitenlandse Zaken i.o.m. FIN, VROM, V&W, EZ

Behandelingstraject in Brussel: CODEV, RAZEB

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel In september van dit jaar vindt in New York de VN 'High Level Event' plaats waar onder andere een tussentijdse evaluatie ('stocktaking') zal plaats vinden ten aanzien van de Millennium Development Goals (MDG's) die in 2015 verwezenlijkt moeten zijn. In dit kader hebben de EU lidstaten nationale MDG rapporten uitgebracht en heeft de Commissie een EU synthese rapport opgesteld, aangevuld met drie beleidsgerichte mededelingen. Een van deze drie mededelingen gaat over de voortgang van de implementatie van de acht Barcelona Commitments, die de EU in 2002 aanging in de context van de Monterrey Conferentie over financiering van ontwikkeling. In de Barcelona Commitments stelt de EU zich tot doel:
- Stijging van de gemiddelde Official Development Assistance (ODA) van de EU tot 0,39% van het Bruto Nationaal Product (BNP) tussen 2002 en 2006;
- Verbetering van effectiviteit van de hulp door sterkere coördinatie en harmonisatie van hulpprocedures;
- Maatregelen tot ontbinding van de hulp voor Minst Ontwikkelde Landen;
- Toename van handelsgerelateerde hulp;

- Verdere studie naar innovatieve financieringsbronnen;
- Hervorming van internationale financiële systemen;
- Verdere inspanningen om schuldduurzaamheid te herstellen in de context van het Heavily Indebted Poor Countries (HIPC) initiatief.

De mededeling van de Commissie bevat, naast een update over de implementatie, ook een aantal voorstellen over vernieuwing van deze Barcelona commitments (ODA, innovatieve financiering, schuldverlichting) dan wel herziening van deze Commitments in het licht van voortgang binnen de EU of in de internationale arena (coördinatie, Global Public Goods). Concrete voorstellen voor nieuwe Commitments van de EU-lidstaten zijn: versnelde verhoging van individuele ODA-doelstellingen van de lidstaten en een gemiddelde EU ODA-doelstelling van 0,56 % van het BNP in 2010, verdere stappen op het gebied van harmonisatie, verdere ontbinding van de hulp en meer EU-coördinatie in de Internationale Financiële Instellingen (IFI's).

Rechtsbasis van het voorstel: Art 177 EG
Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: n.v.t., het betreft een mededeling.

Instelling nieuw Comitologie-comité: n.v.t.

Subsidiariteit en proportionaliteit: n.v.t., het betreft een mededeling.

Consequenties voor de EU-begroting:
De mededeling zelf heeft geen financiële consequenties. In de mededeling wordt echter een aantal voorstellen gedaan die wel financiële consequenties kunnen hebben, zoals additionele steun voor handelsgerelateerde assistentie, een Actieplan op het gebied van International Public Goods, een Europees initiatief voor nieuwe, meer voorspelbare hulpstromen en een faciliteit voor tijdelijke verlichting van de schuldendienst. Het is niet duidelijk of de evt. additionele kosten die hiermee gemoeid zijn binnen de bestaande programma's en begrotingslijnen zullen worden opgevangen. Sommige voorstellen betreffen een verhoging van het hulpvolume van individuele lidstaten. Als er internationale overeenstemming zou komen over een International Finance Facility zullen de mogelijke consequenties voor de EU-begroting opnieuw moeten worden bezien.

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: Financiële en personele gevolgen: voor Nederland geen (Nederland voldoet reeds aan de ODA-doelstelling van 0,7 % BNP); Administratieve consequenties: geen. Nederland rapporteert al over MDG-8.

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): Geen

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: n.v.t.

Consequenties voor ontwikkelingslanden:
Deze mededeling is geheel gewijd aan de financiering door de EU van ontwikkeling. De EU commitments die in de mededeling worden genoemd moeten bijdragen aan meer ODA en grotere effectiviteit van de hulp ter verwezenlijking van de MDG's door ontwikkelingslanden.

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling: In de voorliggende documenten wordt gerapporteerd over de voortgang van de uitvoering van de acht Barcelona Commitments, die de EU in 2002 aanging in de context van de Monterrey Conferentie over financiering van ontwikkeling en worden voorstellen gedaan voor versnelde verhoging van ODA-doelstellingen, betere harmonisatie en grotere effectiviteit van de hulp. Nederland acht opvolging van de Barcelona Commitments van cruciaal belang voor de financiering van het bereiken van de MDG's.

In concreto stelt de Commissie voor dat de vijftien oude lidstaten (voorzover deze de doelstelling van 0,7% BNP nog niet hebben bereikt) zich individueel voor 2010 op 0,51 % vastleggen, de tien nieuwe lidstaten op 0,17 % en dat het EU-gemiddelde in 2010 op 0,56% uitkomt. Nederland zal zich ervoor inzetten dat de EU zich voorafgaand aan de Top minimaal vastlegt op deze interim ODA-doelstellingen. Vanuit overwegingen van duurzaamheid en voorspelbaarheid van ontwikkelingsfinanciering heeft Nederland een voorkeur voor een structurele verhoging van nationale ODA-prestaties uit lopende middelen.

Voor wat betreft harmonisatie kan het rapport aangescherpt worden met elementen uit de EU-verklaring tijdens het High Level Forum (HLF) in Parijs en de aanbevelingen van het rapport Advancing Co-ordination, Harmonisation and Alignment: the contribution of the EU (het zogenaamde AHWPH rapport). In het rapport staan suggesties voor een versnelde implementatie, o.a. via sterkere alignment met de systemen van de partnerlanden en het uitwerken van roadmaps in verschillende partnerlanden. In lijn met de aanbevelingen van het rapport van de AHWPH dient voorts benadrukt te worden dat de EU additioneel moet zijn t.a.v. hetgeen reeds plaatsvindt. Een discussie over operationele complementariteit wordt door Nederland verwelkomd. Wel dient hierbij, vanwege de complexiteit van het onderwerp, naast operationele zaken ook aandacht besteed te worden aan de politieke consequenties en gevoeligheden.

Op het terrein van handelsgerelateerde assistentie (TRA) kunnen de voorstellen in beginsel worden ondersteund (al zijn de financiële consequenties nog niet duidelijk). Er moet wel meer coördinatie niet alleen binnen de EU, maar ook met andere donoren plaatsvinden. TRA moet aanvullend zijn op een positieve uitkomst van de Doha-onderhandelingen en niet in de plaats komen van handelsconcessies aan ontwikkelingslanden.

Het voorstel van de Commissie om verdere studie naar mogelijke voorstellen voor innovatieve financiering te doen kan Nederland steunen, zolang de Nederlandse voorwaarden daarbij expliciet aandacht zullen krijgen. De belangrijkste daarvan is dat innovatieve financiering moet leiden tot additionele, voorspelbare en duurzame hulpstromen richting ontwikkelingslanden. De Commissie noemt de Nederlandse voorwaarden als vraagpunten ten aanzien van voorstellen. Naast voorwaarden voor ondersteuning, geeft de Commissie daarbij terecht ook aandacht aan vragen naar mogelijke nadelen van de voorstellen. Ten aanzien van het door de VK gelanceerde voorstel voor een International Finance Facility heeft Nederland nog een aantal vraagtekens. Een aantal grote lidstaten heeft in het kader van de financiering van ontwikkelingshulp een Europese kerosinebelasting voorgesteld. Nederland is in beginsel voorstander van de invoering van een kerosine-accijns binnen het huidige gemeenschapsrechtelijke beleidskader voor belastingen, en zal zich nader beraden op de voorwaarden waaronder een en ander gestalte zou moeten krijgen. Voor Nederland, dat reeds een inspanning kent die groter is dan 0,7%, gaat het hierbij, net als bij andere accijnzen op brandstoffen, om een nationale belasting die terugvloeit naar de nationale begroting.

De voorstellen van de Commissie ten aanzien van hervorming van het Internationaal Financieel Systeem worden niet ondersteund. De Commissie wil sterkere Europese coördinatie in de Raad van Bewindvoerders van IFI's en een gezamenlijke visie op het vergroten van de stem van ontwikkelings- en transitielanden in de besluitvorming van deze organisaties. Ter vergroting van de stem van ontwikkelings- en transitielanden propageert Nederland het gebruik van gemengde kiesgroepen (mixed constituencies) waarin zowel donorlanden en lenende landen vertegenwoordigd zijn. De Nederlandse kiesgroep is daar een voorbeeld van. Dit maakt het ook moeilijk om een EU-standpunt in de Raad van Bewindvoerders in te nemen, omdat de Nederlandse vertegenwoordiger ook andere niet-EU landen vertegenwoordigt.

De analyse van de Commissie over schuldverlichting wordt ondersteund. De Commissie geeft terecht de voor- en nadelen van schuldverlichting weer. De Commissie refereert op pag. 15 aan de voorstellen voor full cancellation of multilateral debt. Nederland kan op voorwaarden het voorstel voor additionele multilaterale schuldendienstverlichting tot 2015 ondersteunen, met als belangrijkste overweging dat dit voorstel kan bijdragen aan het bereiken van de MDG's. Schuldendienstverlichting mag alleen plaatsvinden voor landen die een goed begrotingsbeleid en prudent schuldbeheer voeren (op basis van het nieuwe schuldhoudbaarheidsraamwerk) om nieuwe schuldproblemen zoveel mogelijk te voorkomen. De lange-termijn schuldhoudbaarheid dient ook te worden versterkt door de effectieve markttoegang van de schuldenlanden te verbeteren, waardoor deze hun exportinkomsten kunnen vergroten. Er circuleren binnen de G8 op dit moment diverse voorstellen voor additionele multilaterale schuldkwijtschelding. De Commissie lijkt in deze mededeling vooral het Franse idee te omarmen. Frankrijk pleit voor extra schuldendienstverlichting voor landen die met tijdelijke problemen kampen. Nederland ziet echter meer in een idee als dat van de Britten waarbij door extra multilaterale schuldendienstverlichting een nieuwe voorspelbare hulpstroom ontstaat, met als doel de MDG's te bereiken.

Fiche 6: Mededeling Versnelde vooruitgang om MDG's te bereiken Titel:
Communication from the Commission to the Council, the European Parliament and the European Economic and Social Committee Policy Coherence for Development: Accelerating progress towards attaining the Millennium Development Goals

Datum Raadsdocument: 18 april 2005
Nr. Raadsdocument: 8137/05
Nr. Commissiedocument: COM(2005) 134 def.
Eerstverantwoordelijk ministerie: Buitenlandse Zaken i.o.m. FIN, BZK, SZW, BZ, LNV, EZ, DEF, VROM, JUST en V&W

Behandelingstraject in Brussel: Raadswerkgroep Ontwikkelingssamenwerking, RAZEB

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel: In september van dit jaar vindt in New York de VN 'High Level Event' plaats waar onder andere een tussentijdse evaluatie ('stocktaking') zal plaats vinden ten aanzien van de Millennium Development Goals (MDG's) die in 2015 verwezenlijkt moeten zijn. In het kader hiervan hebben de EU lidstaten nationale MDG rapporten uitgebracht en heeft de Commissie een EU synthese rapport opgesteld, aangevuld met drie beleidsgerichte mededelingen. Een van deze mededelingen betreft OS-beleidscoherentie ('Policy Coherence for Development', PCD). In de mededeling worden 11 prioritaire beleidsterreinen geïdentificeerd waarop PCD met name relevant is. Deze terreinen betreffen: handel; milieu; veiligheid; landbouw; visserij; sociale dimensies van globalisering, werkgelegenheid en fatsoenlijk werk; migratie; onderzoek en innovatie; informatie en communicatie; transport; energie. Voor elk terrein wordt aan aantal PCD commitments gespecificeerd (67 in totaal). Deze commitments zijn in principe in lijn met het staand EU beleid op de betreffende terreinen. De Commissie stel voor om de commitments te monitoren middels een EU PCD rapport tussen nu en de volgende internationale VN MDG review die naar verwachting in 2010 zal plaatsvinden. Daarin zou een overzicht moeten worden gegeven van de voortgang op elke afzonderlijke commitment. Een concreet tijdpad voor de uitvoering van de verplichtingen wordt niet voorgesteld. Bij de mededeling is ook een impact assessment bijgevoegd.

Rechtsbasis van het voorstel: n.v.t., betreft een mededeling

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: n.v.t., betreft een mededeling

Instelling nieuw Comitologie-comité: n.v.t., betreft een mededeling

Subsidiariteit en proportionaliteit: n.v.t., betreft een mededeling

Consequenties voor de EU-begroting:
De mededeling zelf heeft geen financiële consequenties. In de mededeling wordt echter een aantal voorstellen gedaan dat wel financiële consequenties kan hebben (zowel in de zin van additionele kosten als van besparingen). Zo wordt op diverse plaatsen gesproken over intensivering van (financiële) steun. Het is niet duidelijk of deze intensiveringen binnen de bestaande programma's en begrotingslijnen zullen worden gerealiseerd. Vermindering van invoertarieven kan leiden tot verlies aan inkomsten voor de EU. Afbouw van exportsubsidies daarentegen betekenen een besparing voor de EU-begroting. Dit zijn slechts enkele voorbeelden. De voorgestelde EU-ACS Water Faciliteit en de EU-ACS Energiefaciliteit bedragen E 500 miljoen respectievelijk E 250 miljoen, te financieren uit het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF).

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: De voorgestelde versterking van de controle van de handel in goederen, in het bijzonder wapens, kan financiële en personele gevolgen hebben voor de Nederlandse douane.

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): Geen

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: n.v.t.

Consequenties voor ontwikkelingslanden:
Deze mededeling is geheel gewijd aan EU beleidscoherentie ten bate van ontwikkelingslanden. De EU commitments die in de mededeling worden genoemd moeten bijdragen aan de verwezenlijking van de MDG's door ontwikkelingslanden en daar waar nodig tot een versnelling van de voortgang op de verschillende MDG's. Het gaat hierbij, in lijn met de definitie van OS-beleidscoherentie, om commitments op andere terreinen dan hulp. In sommige gevallen zijn ook ondersteunende commitments vanuit OS opgenomen (b.v. capaciteitsopbouw; er is een aparte mededeling over 'finance for development', COM(2005)133 final). De Commissie benadrukt in de mededeling dat beleid op de 11 prioritaire beleidsterreinen (zie ook hierboven) een direct effect heeft op de mogelijkheden van ontwikkelingslanden om duurzame economische groei te verwezenlijken en daarmee de basis te leggen voor verwezenlijking van de MDG's.

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling: Publicatie van een aparte mededeling bevestigt het belang van beleidscoherentie voor structurele armoedebestrijding en het bereiken van de MDGs. Nederland onderschrijft dat belang ten volle, met verwijzing naar art 178 van het EG-Verdrag en art III 292 en 316 van het constitutioneel verdrag. De PCD-mededeling geeft een goed overzicht van al het niet-hulp beleid van de EU dat van invloed kan zijn op ontwikkeling en armoedebestrijding, en presenteert tevens een paar gerelateerde hulpinstrumenten. Alhoewel de PCD commitments in dit stadium slechts een algemene leidraad vormen voor het EU beleid, leveren ze niettemin een bruikbare actieagenda die de komende periode verder uitgewerkt moet worden. Met de PCD-mededeling en de PDC commitments geeft de EU tevens een belangrijk signaal af in het kader van de VN stocktaking exercitie en High Level Event. De EU bevestigt hiermee het belang van concrete invulling door OESO-landen van hun verplichtingen onder MDG8, het global partnership for development. Ook de tussentijdse monitoring en rapportage van de voortgang ondersteunt het MDG-proces.

Nederland staat op het standpunt dat de EU en haar lidstaten (middels de RAZEB) de EU PCD commitments en periodieke monitoring ervan moeten onderschrijven, mede in het kader van de MDG's en de VN High Level Event. De Raad moet in de toekomst een pro-actieve rol spelen bij politieke monitoring en verdieping van de specifieke PCD commitments. Daarbij kan een rollende agenda van onderwerpen voor agendering op de Raad (m.n. de halfjaarlijkse RAZEB met OS-onderwerpen) worden opgesteld afhankelijk van de opportuniteit en actualiteit van de PCD commitments. Tevens is een rol weggelegd voor vakraden en specifieke raadswerkgroepen ter follow-up van actieplannen. Ter versterking van de verantwoording van het PCD-beleid van de EU zou de Commissie regelmatiger moeten monitoren en rapporteren aan de Raad dan nu voorgesteld, namelijk voor de eerste keer in 2007/2008, halverwege de te verwachte interim-evaluatie van de MDG's in VN-kader in 2010, en daarna in 2009-2010. Ook zou er een concreet tijdpad voor de uitvoering van de commitments kunnen worden opgesteld.

Nederland verzoekt de Commissie en lidstaten nadere invulling te geven aan de Raadsconclusies van December 2004 t.a.v. systematische screening en impact assessment, voortbouwend op de PCD-agenda in de mededeling. Hierbij is het van belang dat assessments plaats vinden in de ontwerpfase van nieuwe regelgeving, zodat gevolgen voor ontwikkelingslanden nog kunnen worden meegenomen. Bij het ontwerpen van nieuwe regelgeving op het gebied van SPS (sanitaire en fytosanitaire maatregelen) en TBT (technische handelsbarrières) blijft een tweesporen beleid van belang:
1. De EU dient rekening te houden met de mogelijke effecten op exportkansen van ontwikkelingslanden, de noodzakelijkheid van haar maatregelen en de mogelijkheid van langere overgangstermijnen indien het noodzakelijke beschermingsniveau daartoe ruimte biedt;
2. Het verlenen van adequate technische assistentie en steun bij capaciteit- en institutionele opbouw in ontwikkelingslanden.

Nederland vindt de impact assessment die bij de mededeling is gevoegd nogal mager. Er wordt in het geheel niet ingegaan op de verwachte effecten en resultaten van de voorgestelde verplichtingen. De Commissie zou hier meer duidelijkheid over dienen te verschaffen. Nederland benadrukt dat de Commissie en lidstaten voldoende capaciteit moeten vrijmaken om de gewenste pro-actieve rol te kunnen spelen bij het implementeren van deze PCD-agenda.

Fiche 7: Mededelingen over Europees groei-initiatief - TEN-vervoerspojecten Titel:

- Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement: Europees groei-initiatief - Haalbaarheidsverslag over een EU-lening­garantie-instrument voor TEN-vervoersprojecten
- Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement:

Europees groei-initiatief - Concept voor een EU-leninggarantie-instrument voor TEN-vervoersprojecten

Datum Raadsdocument: 14 maart 2005
Nr Raadsdocument: 7280/05 en 7281/05
Nr. Commissiedocument: COM(2005) 75 en COM(2005) 76 Eerstverantwoordelijk ministerie: FIN in nauwe samenwerking met V&W i.o.m. VROM, BZ, EZ

Behandelingstraject in Brussel: Economic Financial Committee, Groep Financieel Raden, Ecofin

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel: De Commissie is in november 2003 in het kader van het Europese groei-initiatief gevraagd om in samenwerking met de Europese Investeringsbank (EIB) de mogelijkheden van een dergelijk instrument te bekijken. Naar aanleiding hiervan heeft de Commissie een marktonderzoek gedaan naar de haalbaarheid. De resultaten van dit onderzoek staan in de mededeling COM(2005)75. In de mededeling COM (2005)76 ontvouwt de Commissie haar plannen voor een mogelijk EU-garantie-instrument voor TEN-vervoersprojecten. Het garantie-instrument heeft tot doel door het verlenen van kredietbijstand de hefboomwerking van een beperkte hoeveelheid overheidsmiddelen te vergroten om private investeringen in prioritaire TEN-vervoersprojecten te stimuleren. De Commissie stelt voor om E 1 mrd uit het voorgestelde TEN budget van E20,35 mrd voor de periode 2007-2013 aan te wenden voor het verstrekken van deze garanties. De garanties in de vorm van een kredietlijn zijn bedoeld om de jaarlijkse rente en aflossing te dekken van TEN-pps projecten gedurende de eerste 5 jaar na de bouw indien deze kosten niet door de projectbegrotingen kunnen worden gedragen als gevolg van te lage inkomsten. De garantie dekt onverwachte niet-nakomingen van de schuldendienstverplichting als gevolg van specifieke risico's, met name vraagrisico. Om voor dit EU-garantie-instrument in aanmerking te komen moet een project nagenoeg investeringswaardig zijn en gecofinancierd worden door de nationale publieke sector. Tevens moet er sprake zijn van private investeringen. De garantie zal per geval maximaal 10% en in sommige gevallen 20% van de totale niet-achtergestelde schuld dekken. Het tarief van de garantie wordt zodanig bepaald dat het risico en de beheerskosten van het instrument gedekt zijn. Indien op de garantie een beroep wordt gedaan, ontstaat een financiële vordering ten gunste van de Commissie. De vordering is achtergesteld bij niet-achtergestelde schuld, maar gaat voor op het eigen vermogen. De Commissie dient kapitaalreserves opzij te zetten om aan het garantie-instrument verbonden lange-termijn risico's te dekken; hiervoor wordt door de Commissie een liquiditeitsfonds opgericht dat op termijn revolverend zou moeten zijn (ontvangen aflossingen en rentebetalingen worden toegevoegd aan de voor het instrument beschikbare middelen, waardoor in de loop van de tijd het fonds zelfvoorzienend is). Voor het beheer van het instrument wordt een internationale financiële instelling geselecteerd, waarbij de Europese Investering Bank een waarschijnlijke kandidaat is. Rechtsbasis van het voorstel: artikel 155 lid 1 van het Verdrag voorziet in de mogelijkheid voor de Gemeenschap om leengaranties te verschaffen voor TEN-transport projecten.

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: Co-decisie

Instelling nieuw Comitologie-comité: N.v.t.

Subsidiariteit en proportionaliteit:
Subsidiariteit: Twijfelachtig. Ondanks de vele grensoverschrijdende projecten is het niet overtuigend vastgesteld dat de garantieverstrekking niet aan de markt of aan de eigen lidstaten kan worden overgelaten Proportionaliteit: Twijfelachtig. Het voorgestelde bedrag van E1mrd is zeer hoog voor een nieuw financieringsinstrument. Bovendien zijn er weinig TEN-projecten waarvoor dit instrument gebruikt kan worden (dwz. projecten waarbij vraagrisico een grote rol speelt én die financieel solide zijn). Het grootste gedeelte van de TEN-projecten zijn railprojecten, waarbij vraagrisico geen rol speelt maar beschikbaarheidrisico.

Consequenties voor de EU-begroting:
De Commissie koppelt het voorstel voor een Garantie-instrument aan het voorstel voor de nieuwe financiële TEN-verordening voor de periode 2007-2013 (COM 2004. 475) waarbij de Commissie een bedrag van E20,35 mrd voorstelt. Hiervan zou E 1 mrd bestemd zijn voor het garantie-instrument. Volgens de Commissie is verhoging van het TEN-budget tot de voorgestelde E 20,35 mrd een voorwaarde voor invoering van het instrument.

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: N.v.t.

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): N.v.t.

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: 2007

Consequenties voor ontwikkelingslanden: geen

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling: Nederland is tevreden met de toegenomen aandacht van de Commissie voor PPS-projecten. Dit EU-garantie-instrument is echter niet het juiste instrument om de uitvoering van PPS vervoersprojecten te faciliteren. Het voorgestelde garantie-instrument richt zich op het garanderen van het vraagrisico, terwijl sinds de aanpassing van de statistische PPS regels bij het overgrote deel van PPS projecten dit risico geen rol meer speelt. Bij de meeste projecten wordt een beschikbaarheidsvergoeding gegeven door de overheid, waardoor de private partijen geen vraagrisico meer dragen . Tweederde van het TEN-budget gaat naar spoorprojecten en juist bij deze projecten zijn de PPS infrastructuur contracten gebaseerd op 'beschikbaarheid' waar het afname risico bij de publieke opdrachtgever ligt. Voor deze grote groep projecten is het voorgestelde instrument derhalve niet relevant. Het garantie-instrument sluit daarom volgens Nederland niet aan bij de gangbare PPS-praktijk en 'beloont' slecht doordacht en slecht gestructureerde projecten. Een beter alternatief kan gevonden worden in het aanpakken van verstoringen in de regelgeving, waardoor het makkelijker wordt voor PPS-projecten om in aanmerking te komen voor cofinanciering uit het TEN budget. Verder is Nederland het niet eens met de koppeling die de Commissie legt met de financiële verordening TEN voor 2007-2013; Nederland wil niet vooruit wil lopen op de onderhandelingen over de Financiële Perspectieven. Het argument dat het instrument alleen zal werken indien het voorstel van E 20,35 mrd wordt gerealiseerd is niet verder onderbouwd. Onduidelijk blijft ook wat de daadwerkelijke budgettaire risico's voor de EU-begroting zijn indien aanspraak wordt gemaakt op de uitgegeven garanties en of er sprake dient te zijn van verplichte co-garandering door lidstaten.

Fiche 8: Verordening betreffende klein grensverkeer aan de landbuitengrenzen Titel:
Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van regels inzake klein grensverkeer aan de landbuitengrenzen van de lidstaten en tot wijziging van de Schengenuitvoeringsovereenkomst en de Gemeenschappelijke Visuminstructies

Datum Raadsdocument: 25 februari 2005
Nr Raadsdocument: 6766/05
Nr. Commissiedocument: COM (2005) 56 def.
Eerstverantwoordelijk ministerie: JUS in nauwe samenwerking met BZ i.o.m. BZK, DEF, FIN, V&W

Behandelingstraject in Brussel: RWG Grenzen, RWG Visa, SCIFA, JBZ-Raad

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel: Reeds in 2002 heeft de Commissie medegedeeld dat de ontwikkeling van het acquis inzake "klein grensverkeer" geregeld zou moeten worden. Klein grensverkeer is het regelmatig en frequent overschrijden van de grens door personen die verblijven in het grensgebied van een buurland. Het grensgebied is het gebied dat hemelsbreed niet verder gaat dan 30 kilometer vanaf de grens. Dit gebied kan door de lidstaten maximaal tot 35 kilometer worden uitgebreid indien een administratief district als onderdeel van het grensgebied moet worden beschouwd. Het plan voor het beheer van de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie, dat door de JBZ-Raad op 13 juni 2002 werd goedgekeurd en vervolgens door de Europese Raad van Sevilla van 21 en 22 juni 2002 werd onderschreven, bevestigde de noodzaak om maatregelen inzake klein grensverkeer te nemen, in het bijzonder met het oog op de uitbreiding van de Unie.

In augustus 2003 diende de Commissie twee voorstellen in gebaseerd op artikel 62, punt 2, onder a, en artikel 62, punt 2, onder b, ii en iv, van het EG-Verdrag: één tot instelling van een regeling inzake klein grensverkeer aan de landbuitengrenzen van de lidstaten en één tot instelling van een regeling inzake klein grensverkeer aan de tijdelijke buitengrenzen tussen de lidstaten. De onderhandelingen over deze voorstellen verliepen moeizaam. Aangezien onder het 'Haags Programma' de co-decisieprocedure werd uitgebreid tot artikel 62, punt 2, onder a (EG), werd het mogelijk deze twee voorstellen te combineren in de nu voorliggende concept-verordening.

Het doel van de verordening is om gemeenschappelijke regels vast te stellen met betrekking tot de criteria en voorwaarden voor de instelling van een regeling inzake klein grensverkeer aan de "landbuitengrenzen" van de lidstaten. Het betreft daarbij de gemeenschappelijke landgrens tussen: a) een lidstaat en een aangrenzend derde land (bijv. de grens tussen Polen en Oekraïne of tussen Slovenië en Kroatië); b) een lidstaat die het Schengenacquis volledig ten uitvoer legt en een lidstaat die dit acquis volledig moet toepassen, maar waarvoor het besluit van de Raad uit hoofde waarvan die staat wordt toegestaan dit acquis volledig toe te passen, nog niet in werking is getreden (bijv. de grens tussen Oostenrijk en Hongarije); c) twee lidstaten die het Schengenacquis volledig moeten toepassen, maar waarvoor het besluit van de Raad uit hoofde waarvan die staten wordt toegestaan dit acquis volledig toe te passen, nog niet in werking is getreden (bijv. de grens tussen Tsjechië en Polen). De gemeenschappelijke regels zien op het feit dat het voorstel alleen betrekking heeft op onderdanen van derde landen die minstens één jaar legaal in het grensgebied van het buurland verblijven. Tevens wordt voor de visumplichtige grensbewoners daarbij een speciaal L-visum (L voor lokaal) ingevoerd waarmee de grensbewoner maximaal zeven opeenvolgende dagen en in ieder geval ten hoogste drie maanden per half jaar in het grensgebied van de afgevende lidstaat mag verblijven. Tenslotte zijn de lidstaten bevoegd om door middel van bilaterale overeenkomsten met buurlanden specifieke regelingen in overeenstemming met deze verordening te bepalen.

Rechtsbasis van het voorstel:
Artikel 62, punt 2, onder a (normen en procedures die de lidstaten bij de uitvoering van personencontroles aan de buitengrenzen in acht moeten nemen) en onder b, ii (de procedures en voorwaarden voor de afgifte van visa door de lidstaten) en iv (voorschriften betreffende een uniform visum), van het EG-verdrag.

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: Co-decisie

Instelling nieuw Comitologie-comité: Nee.

Subsidiariteit en proportionaliteit:
Subsidiariteit: positief. De controle van de buitengrenzen vormt een onderdeel van het in het kader van de Europese Unie opgenomen Schengenacquis. De voorschriften betreffende het uniforme visummodel en de procedures en voorwaarden voor afgifte van visa, vallen onder de exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap. Proportionaliteit: positief. Aangezien het voorstel een ontwikkeling van het Schengenacquis vormt, is een verordening noodzakelijk om een zo ver mogelijke geharmoniseerde toepassing te garanderen in de lidstaten die het Schengenacquis toepassen. Immers, de lidstaten zijn gemachtigd om op grond van deze verordening specifieke regelingen met buurlanden in bilaterale overeenkomsten nader uit te werken.

Consequenties voor de EU-begroting: Geen.

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: Geen. Nederland heeft geen buitengrenzen waarop onderhavig voorstel betrekking zou kunnen hebben.

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): Geen.

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: Inwerkingtreding zo spoedig mogelijk na aanneming door de Raad.

Consequenties voor ontwikkelingslanden: Geen.

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling: Nederland steunt de gedachte om de uitvoeringspraktijk inzake lokaal grensverkeer te harmoniseren en eenduidig te regelen. Er zijn geen directe Nederlandse belangen aangezien Nederland geen buitengrenzen heeft, maar Nederland heeft zorgen met betrekking tot de wijze van controle van het aantal dagen dat een vreemdeling heeft verbleven in het grensgebied. Doordat de mogelijkheid bestaat om af te wijken van het zetten van stempels aan de grens, is het lastig om deze controle uit te voeren. Hierdoor kan de voorgestelde regeling mogelijk illegale immigratie bevorderen. Nederland zal zich er voor inzetten dat in de Verordening voldoende waarborgen worden opgenomen met betrekking tot de controle.

Fiche 9: Mededeling Ontwikkeling van de agenda voor het externe luchtvaartbeleid van de Gemeenschap Titel:
Mededeling van de Commissie - Ontwikkeling van de agenda voor het externe luchtvaartbeleid van de Gemeenschap

Datum Raadsdocument: 16 maart 2005
Nr Raadsdocument: 7214/05
Nr. Commissiedocument: COM (2005) 79 def.
Eerstverantwoordelijk ministerie: V&W i.o.m. VROM, EZ, BZ, DEF

Behandelingstraject in Brussel: Raadswerkgroep Luchtvaart; Raad Vervoer, Telecommunicatie en Energie

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel: Met deze mededeling presenteert de Commissie een strategische benadering voor de ontwikkeling van het externe aspect van de interne luchtvaartmarkt (luchtvaartonderhandelingen met derde landen). Hierbij komen zowel zgn. horizontale onderhandelingen, als zgn. verticale onderhandelingen aan de orde (m.n. die met de VS). Horizontale onderhandelingen zijn bilaterale onderhandelingen op communautair niveau, waarbij via een overeenkomst (waarover door de Commissie is onderhandeld) de nodige standaardbepalingen kunnen worden opgenomen in alle tussen de lidstaten en een bepaald derde land gesloten overeenkomsten. Het betrokken derde land kan dan een hele reeks individuele onderhandelingen met de lidstaten waarmee het gelieerd is achterwege laten. Een horizontale overeenkomst raakt niet aan de verkeersrechten en brengt de met de lidstaten gesloten overeenkomsten niet uit balans. Bij verticale onderhandelingen is het streven een allesomvattende overeenkomst, waar dus ook verkeersrechten deel van uitmaken. Nu reeds met zes landen (Chili, Georgië, Libanon, Azerbeidzjan, Kroatië, Bulgarije) horizontale onderhandelingen met succes zijn afgerond, en een nieuwe reeks horizontale onderhandelingen op stapel staat, wil de Commissie - zo mogelijk in een hoger tempo - op deze weg doorgaan. Verder wil de Commissie in 2010 een gemeenschappelijk luchtruim met de buurlanden van de Unie gecreëerd hebben door middel van verticale onderhandelingen. In 2005 zal gestart worden met Marokko en daarna andere Mediterrane landen en de landen langs de oostgrens van de Unie (Westelijke Balkan). Tenslotte geeft de Commissie aan op korte termijn verticale onderhandelingen te willen starten met een aantal prioritaire derde landen met als doel het bereiken van akkoorden in belangrijke mondiale regio's. Hiertoe vraagt de Commissie mandaten voor onderhandelingen met respectievelijk de Volksrepubliek China en de Russische Federatie (zie desbetreffende BNC-fiches).

Samenvattend betreffen de instrumenten die in de mededeling worden genoemd dus:
- horizontale onderhandelingen voor het corrigeren van bilaterale verdragen;
- verticale onderhandelingen met de buurlanden van de EU (Marokko / Westelijke Balkan);
- verticale onderhandelingen met speerpunt landen (te beginnen met China en Rusland);
- verticale onderhandelingen met de Verenigde Staten.

Over de achtergrond van deze mededeling het volgende: in Brussel speelt al jarenlang de discussie over wat de rol van de Gemeenschap moet zijn bij onderhandelingen over luchtverkeersrechten en de daarmee samenhangende onderwerpen. Een juridische strijd tussen Commissie en verschillende lidstaten heeft in november 2002 tot een uitspraak van het Europees Hof van Justitie geleid (de zogeheten 'open skies' arresten). De uitspraak betekende dat Commissie en lidstaten gezamenlijk oplossingen moesten bedenken voor de vastgestelde juridische problemen . Tijdens de Transportraad van 5 juni 2003 werd een pakket aan maatregelen overeengekomen dat bestaat uit drie onderdelen:
1. Verordening 847/2004 bevestigde het recht van de lidstaten om met derde landen luchtvaartverdragen af te sluiten, zei het dat zij zich daarbij moeten houden aan de spelregels van de deze verordening, waaronder de verplichting om zogenaamde EU clausules overeen te komen met derde landen.
2. De Raad verleende een mandaat aan de Commissie om een omvattend (verticaal) luchtvaartakkoord uit te onderhandelen met de Verenigde Staten over het zogenaamde Open Aviation Area.
3. De Commissie verkreeg een horizontaal mandaat voor onderhandelingen met alle derde landen over de elementen in de bestaande bilaterale verdragen die strijdig zijn met EU recht. De Commissie is er in geslaagd om reeds met een behoorlijk aantal derde landen horizontale akkoorden uit te onderhandelen, al moeten de resultaten hiervan nog worden goedgekeurd door de Raad. Hierbij speelt met name de vraag of ondertekening en ratificatie door de Gemeenschap alleen of door zowel de Gemeenschap als haar lidstaten moet plaatsvinden vanwege het vermeende gemengde karakter van dergelijke akkoorden en het belang dat lidstaten ook in de komende jaren nog in staat moeten zijn om deze verdragen te amenderen.

Rechtsbasis van het voorstel: n.v.t., betreft een mededeling

c. Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: n.v.t., betreft een mededeling d.
Instelling nieuw Comitologie-comité: n.v.t.

Subsidiariteit en proportionaliteit: n.v.t., betreft een mededeling

Consequenties voor de EU-begroting: geen

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: geen

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): n.v.t.

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: n.v.t.

Consequenties voor ontwikkelingslanden: geen

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling: Belangrijk voor de Nederlandse standpuntbepaling is de constatering dat de implementatie van verordening 847/2004 vooralsnog zeer moeizaam verloopt, met name door de zeer restrictieve interpretatie van de Commissie. De mogelijkheden om het bilaterale instrument te gebruiken om de belangen van lidstaten en Gemeenschap te dienen worden daardoor ernstig beknot, zonder dat een communautair alternatief voorhanden is. Het eerste voorgestelde deelakkoord met de VS is - zeer tegen de wens van Nederland - in juni 2004 niet aangenomen door de Raad. Hierop is de Commissie in juli 2004 niet-nakomingsprocedures gestart tegen de lidstaten die veroordeeld waren in de Hofuitspraak en infractieprocedures her- of gestart tegen andere lidstaten met soortgelijke akkoorden met de VS. Nederland heeft in dat kader inmiddels een verweerschrift ingediend bij het Europese Hof van Justitie in de Open Skies zaak die de Commissie tegen Nederland voortzet inzake de Open Skies overeenkomst met de Verenigde Staten. Nederland legt de prioriteit bij de onderhandelingen tussen de EU en de VS. Alvorens met China en Rusland gesproken gaat worden, dienen eerst deze onderhandelingen te worden afgerond. De EU heeft de inschatting dat door aan de VS te laten zien dat de EU ook met China praat de VS toeschietelijker wordt in de EU-VS bespreking. Op langere termijn wordt van een communautaire aanpak richting derde landen meerwaarde verwacht voor zowel de Gemeenschap als de individuele lidstaten. Maar zolang tal van landen nog vasthouden aan het bilaterale stelsel en markttoegang niet vanzelfsprekend is kleven er echter ook risico's aan een communautaire aanpak. Hierbij kan gedacht worden aan het scenario waarin communautaire onderhandelingen (te) lang duren en Nederland in de tussentijd niet voor de eigen belangen kan opkomen, of wanneer communautaire onderhandelingen leiden tot beperkte rechten die vervolgens tussen verschillende EU-carriers moeten worden verdeeld. Het Nederlandse belang vereist in de transitiefase naar een geliberaliseerde en genormaliseerde luchtvaartsector daarom een zorgvuldige en pragmatische aanpak, waarin gebruik van communautaire en bilaterale instrumenten hand in hand kunnen gaan. Tegelijkertijd zal Nederland zich blijven inzetten om de eigen bilaterale overeenkomsten EU- conform te maken op basis van de afgesproken EU-standaardclausules. Naast de bekende lijst van EU-clausules zoals eigendomsclausules, intra-tarieven en slots, is er bijvoorbeeld ook een optionele EU-standaardclausule die tijdens onderhandelingen aan de orde moet komen om te voorkomen dat in de verdragen clausules worden opgenomen die een accijns op kerosine in de weg kunnen staan. Naast de communautaire onderhandelingen met de VS is het van groot belang dat de Commissie voortgaat met de horizontale onderhandelingen, teneinde bestaande bilaterale verdragen te amenderen met EU-clausules. De Commissie heeft laten zien op dat vlak goede resultaten te kunnen boeken. Nederland is van mening dat Commissie en lidstaten eerst de huidige onderhandelingen met onder meer Marokko en de Westelijke Balkanlanden tot een goed einde moeten te brengen, voordat met nieuwe onderhandelingen begonnen kan worden. Nederland is van mening dat de wijze van samenwerking tussen Commissie en lidstaten nader moet worden uitgewerkt, teneinde gezamenlijk vast te kunnen stellen wat de gemeenschappelijke belangen zijn, hoe die het beste kunnen worden behartigd, en hoe de inzet van de vooralsnog onmisbare bilaterale instrumenten met de communautaire instrumenten kan worden gecombineerd.

Fiche 10: Mededeling: Betrekkingen met Russische Federatie op gebied van luchtvervoer Titel:
Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad: Een raamwerk voor de ontwikkeling van de betrekkingen met de Russische Federatie op het gebied van het luchtvervoer

Datum Raadsdocument: 16 maart 2005
Nr Raadsdocument: 7369/05
Nr. Commissiedocument: COM (2005)77
Eerstverantwoordelijk ministerie: V&W i.o.m. VROM, EZ, BZ, DEF

Behandelingstraject in Brussel: Raadswerkgroep luchtvaart; Raad Vervoer, Telecommunicatie en Energie

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel: Met deze mededeling stelt de Commissie een raamwerk voor ten behoeve van de ontwikkeling van luchtvaartrelaties met de Russische Federatie. Het voorstel maakt onderdeel uit van de algemene strategische benadering van de Commissie over de ontwikkeling van het externe aspect van de interne luchtvaartmarkt. Hierover heeft de Commissie een separate, algemene mededeling gepresenteerd (zie desbetreffend BNC-fiche). De Commissie geeft in die algemene mededeling aan op korte termijn onderhandelingen te willen starten met een aantal prioritaire derde landen met als doel het bereiken van akkoorden in belangrijke mondiale regio's. Hiertoe vraagt de Commissie mandaten voor onderhandelingen met respectievelijk de Volksrepubliek China en de Russische Federatie. In onderhavige mededeling stelt de Commissie voor om te onderhandelen met Russische Federatie over een OAA (Open Aviation Agreement) en nodigt de Raad uit om de Commissie te autoriseren om namens de EU onderhandelingen aan te gaan om deze OAA te bereiken.

De luchtvaartrelaties met de Russische Federatie vormen een zeer gevoelig dossier, waarbij grote (economische en politieke) belangen op het spel staan. Voornaamste punt van zorg betreft de verplichte betalingen voor overvluchten over Siberië. Daarbij gaat het voornamelijk om vluchten van EU luchtvaartmaatschappijen naar belangrijke Aziatische bestemmingen als China, Japan, en Zuid-Korea.

De Commissie beoogt met een gemeenschappelijke aanpak een stabiele en consistente luchtvaartrelatie te creëren met de Russische Federatie. De Commissie stelt dat de markt tot op heden zeer gefragmenteerd is en dat de lidstaten het zelf niet voor elkaar krijgen om bilaterale overeenkomsten te sluiten die in overeenstemming zijn met het Gemeenschapsrecht. De Commissie veronderstelt dat een eerste fase akkoord niet tot een open skies overeenkomst zal leiden, met als gevolg dat er een communautair systeem nodig zal zijn voor de verdeling van beperkte verkeersrechten onder de EU carriers.

Rechtsbasis van het voorstel: n.v.t., betreft een mededeling.

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: n.v.t., betreft een mededeling.

Instelling nieuw Comitologie-comité: n.v.t.

Subsidiariteit en proportionaliteit: n.v.t., betreft een mededeling.

Consequenties voor de EU-begroting: geen

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: geen

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): n.v.t.

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: n.v.t.

Consequenties voor ontwikkelingslanden: geen

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling: Hoewel Nederland grote belangen heeft bij goede luchtvaartrelaties met Rusland, geeft Nederland prioriteit aan de luchtvaartonderhandelingen tussen de EU en de VS. Alvorens met China en Rusland gesproken gaat worden, dienen eerst deze onderhandelingen te worden afgerond. De Commissie onderhandelt in het kader van de toetreding van de Russische Federatie tot de WTO reeds over de trans-siberische overvluchtenproblematiek. Nederland is van mening dat op korte termijn deze aanpak, te weten het inbedden van dit probleem in handelspolitieke kaders, het meeste zin heeft. Hoewel een Open Aviation Agreement op langere termijn wellicht een betere oplossing mogelijk maakt van het overvluchtenprobleem, zijn de risico's op korte termijn groot, vooral voor Nederland. Tegen de achtergrond speelt voor Nederland mee dat in het verleden Rusland zich niet wenste neer te leggen bij de uitfasering van zogenaamde - lawaaiige - Hoofdstuk II toestellen binnen de EU. Toen werd met name de KLM getroffen door Russische tegenmaatregelen. Uiteindelijk werd dit probleem in bilaterale kaders opgelost. Gedurende langdurige communautaire onderhandelingen is het nauwelijks mogelijk voor Nederland om voor de eigen bilaterale belangen op te komen, bijvoorbeeld in het geval van mogelijk tegen Nederland gerichte bilaterale maatregelen die het gevolg zijn van die communautaire onderhandelingen. Mede in het licht van de toetreding van Aeroflot tot Sky Team (de alliantie met ook Air France-KLM) is de inschatting dat verkeersrechten op dit moment beter in bilaterale kaders besproken kunnen worden, terwijl de overvluchtenproblematiek in handelspolitieke kaders reeds op de agenda staat.

Fiche 11: Mededeling: communautair burgerluchtvaartbeleid ten aanzien van China Titel:
Mededeling van de Commissie Een communautair burgerluchtvaartbeleid ten aanzien van de Volksrepubliek China - versterking van samenwerking en openstelling van markten

Datum Raadsdocument: 16 maart 2005
Nr Raadsdocument: 7378/05
Nr. Commissiedocument: COM (2005) 78 def.
Eerstverantwoordelijk ministerie: V&W i.o.m. VROM, EZ, BZ, DEF

Behandelingstraject in Brussel: Raadswerkgroep luchtvaart; Raad Vervoer, Telecommunicatie en Energie

Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel: Met deze mededeling stelt de Commissie een raamwerk voor ten behoeve van de ontwikkeling van luchtvaartrelaties met China. Het voorstel maakt onderdeel uit van de algemene strategische benadering van de Commissie over de ontwikkeling van het externe aspect van de interne luchtvaartmarkt. Hierover heeft de Commissie een separate, algemene mededeling gepresenteerd (zie desbetreffend BNC-fiche). De Commissie geeft in die algemene mededeling aan op korte termijn onderhandelingen te willen starten met een aantal prioritaire derde landen met als doel het bereiken van akkoorden in belangrijke mondiale regio's. Hiertoe vraagt de Commissie mandaten voor onderhandelingen met respectievelijk de Volksrepubliek China en de Russische Federatie. In onderhavige mededeling stelt de Commissie voor om te onderhandelen met China over een OAA (Open Aviation Agreement) en nodigt de Raad uit om de Commissie te autoriseren om namens de EU onderhandelingen aan te gaan om deze OAA te bereiken.

Op bilateraal niveau is Nederland al vergrote markttoegang met China overeengekomen, maar is er nog niet in geslaagd die passages in de bilaterale luchtvervoersovereenkomst die niet EU-conform zijn (bijv. eigendomsclausule) aan te passen. De Commissie kan nu al in het kader van het aan haar verleende horizontale mandaat onderhandelingen openen met China over de onderwerpen die juridisch niet EU conform zijn in bilaterale overeenkomsten. Horizontale onderhandelingen zijn bilaterale onderhandelingen op communautair niveau, waarbij via een overeenkomst (waarover door de Commissie is onderhandeld) de nodige standaardbepalingen kunnen worden opgenomen in alle tussen de lidstaten en een bepaald derde land gesloten overeenkomsten. Het betrokken derde land kan dan een hele reeks individuele onderhandelingen met de lidstaten waarmee het gelieerd is achterwege laten. Een horizontale overeenkomst raakt niet aan de verkeersrechten en brengt de met de lidstaten gesloten overeenkomsten niet uit balans. Bij verticale onderhandelingen is het streven een allesomvattende overeenkomst, waar dus ook verkeersrechten deel van uitmaken. Overigens heeft de Commissie tot nu toe geen gebruik gemaakt van haar mandaat om horizontale onderhandelingen te beginnen.

Gezien de:

- groeiende importantie van de Chinese luchtvaartmarkt;
- de moeilijkheden die lidstaten ondervinden om bilaterale overeenkomsten binnen het Gemeenschaprecht te brengen;
- voordelen om van de gefragmenteerde Europese benadering een gecoördineerd geheel te maken, waarbij eerder ruimere markttoegang voor de Europese carriers gecreëerd kan worden. is de Commissie van mening dat het nu tijd is om tot een brede EU aanpak op China te komen. Daartoe nodigt de Commissie de Raad uit haar een mandaat te verstrekken.

Het voorstel geeft aan dat het mogelijk is om een akkoord af te sluiten dan minder ver gaat dan een open skies akkoord. In dat geval zou een Europees verdeelsysteem ontwikkeld moeten worden om de beperkte toegang tot de Chinese markt te verdelen tussen Europese luchtvaartmaatschappijen.

Rechtsbasis van het voorstel: n.v.t., betreft een mededeling

Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: n.v.t., betreft een mededeling

Instelling nieuw Comitologie-comité: n.v.t.

Subsidiariteit en proportionaliteit: n.v.t., betreft een mededeling

Consequenties voor de EU-begroting: geen

Financiële, personele en administratieve consequenties voor de rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger: geen

Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid, (informatie over het inschakelen van nationale agentschappen / zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering, notificatie en handhaving en/of sanctionering): n.v.t.

Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: n.v.t.

Consequenties voor ontwikkelingslanden: geen

Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling: Hoewel Nederland grote belangen heeft bij goede luchtvaartrelaties met China, geeft Nederland prioriteit aan de luchtvaartonderhandelingen tussen de EU en de VS. Alvorens met China en Rusland gesproken gaat worden, dienen eerst deze onderhandelingen te worden afgerond. China is een belangrijke markt voor Nederlandse luchtvaartmaatschappijen en consumenten. De toegang tot deze markt voor luchtvaartmaatschappijen wordt nu nog bepaald door bilaterale luchtvervoersovereenkomsten. De lijn van de Commissie veronderstelt dat de tijd rijp is voor onderhandelingen door de Gemeenschap in plaats van op bilateraal niveau. Hoewel dit op langere termijn voor Nederland wenselijk is, zijn de risico's op korte termijn groot. De kans op een open akkoord, zonder markttoegangsbeperkingen op EU niveau is erg klein. Dit erkent de Commissie ook in haar mededeling. Indien een open akkoord niet haalbaar blijkt zal een verdeelmechanisme voor verkeersrechten op EU niveau nodig zijn. Nederland is geen voorstander van mandaatverlening zonder duidelijkheid over de mogelijke invulling daarvan. Naar verwachting zullen onderhandelingen op Europees niveau langdurig van aard zijn. In de tussenliggende periode zal het binnenhalen van meer markttoegang voor communautaire carriers, m.n. KLM en Martinair, niet meer mogelijk zijn. Gelet op het belang van de Chinese markt is dat niet in het belang van Nederland.


-----------------------
International Baltic Sea Fisheries Commission, de visserijbeheerscommissie waarin EU en overige betrokken landen het visserijbeheer voor de Oostzee regelen Zie Kamerbrief getiteld VN-top/Reactie op SGVN rapport "In larger freedom", kenmerk DVF/CI-112/05 van 26 april 2005 Zie Kamerbrief getiteld VN-top/Reactie op SGVN rapport "In larger freedom", kenmerk DVF/CI-112/05 van 26 april 2005 Zie Kamerbrief getiteld VN-top/Reactie op SGVN rapport "In larger freedom", kenmerk DVF/CI-112/05 van 26 april 2005 Publiek Private Samenwerking
Vraagrisico = risico (voor opdrachtnemer)op lagere inkomsten omdat het gebruik (van de aangelegde infrastructuur) tegenvalt bij de verwachting. Een voorbeeld is een tolweg-concessie waar de opdrachtnemer (alleen) betaald wordt per auto/vrachtwagen die gebruik maakt van de weg. De opdrachtnemer (concessionair)loopt het risico dat er minder auto's van de weg gebruik zullen maken (of slechts een lagere prijs bereid zijn te betalen) en dat zo minder inkomsten (als vergoeding voor de infrastructuur investering en het onderhoud) binnenkomen. Beschikbaarheidsrisico = risico (voor opdrachtnemer) dat de infrastructuur gedurende (een deel van) de langdurige contractslooptijd niet aan de vooraf afgesproken minimum kwaliteitseisen voldoet en als gevolg daarvan de overheid (opdrachtgever) niet/minder betaald. Voorbeelden zijn de Nederlandse pps-contracten (wegen, HSL-Zuid bovenbouw en gebouwen). Bij de A59 (autosnelweg) moet de opdrachtnemer gedurende 20 jaar elke dag tussen 06.00-24.00 uur 95% van de tijd beschikbaar zijn. Dit motiveert de opdrachtnemer om duurzame materialen te gebruiken en onderhoud zo uit te voeren, dat gebruikers er weinig last van hebben. De opdrachtgever betaalt de opdrachtnemer dus (in termijnen gedurende de contractlooptijd) voor het op orde hebben (beschikbaar zijn) van de infrastructuur. Bij een lagere dan afgesproken beschikbaarheid betaalt de opdrachtgever niet/minder. Hoeveel er van de infrastructuur gebruik wordt gemaakt (aantallen auto's/vrachtwagens) is voor de betaling aan de opdrachtnemer niet relevant.

Behalve voor de onderhandelingen met China en Rusland heeft de Raad voor de overige instrumenten al mandaten verleend. Hier is echter nog geen resultaat geboekt. Dit betreft met name de strijdigheid van de nationale eigendomsclausule in bilaterale luchtvaartverdragen met het vrije recht op vestiging binnen de EU, alsmede de vaststelling dat de Gemeenschap op een aantal onderdelen dat doorgaans is opgenomen in bilaterale luchtvaartverdragen exclusieve of gedeelde bevoegdheid heeft, zoals slots, intra-EU tarieven en geautomatiseerde boekingssystemen. Eigendomsclausules zijn standaardclausules in bilaterale luchtvaartovereenkomsten die betrekking hebben op Nederlandse eigendom en daadwerkelijke zeggenschap. Intra-tarieven worden gehanteerd binnen de EU op grond van Verordening 2408/1992 en slots zijn start- en landingstijdstippen (zie Verordening 793/2004).

Zie ook het fiche over het algemene externe luchtvaart beleid van de EU voor het Nederlands standpunt inzake de prioriteitsstelling binnen het externe beleid, n.a.v de Mededeling van de Commissie terzake (COM(2005) 79 definitief) Zie ook het fiche over het algemene externe luchtvaart beleid van de EU voor het Nederlands standpunt inzake de prioriteitsstelling binnen het externe beleid, n.a.v de Mededeling van de Commissie terzake (COM(2005) 79 definitief)

---- --