Gemeente Utrecht


2005 SCHRIFTELIJKE VRAGEN
39 Vragen van mevrouw drs. A.C. den Besten
(ingekomen 6 april 2005)


Op 11 november 2004 heeft het college toegezegd om goed te onderzoeken op welke manier we colportage (straatverkoop) op straat aan banden kunnen leggen. Op 24 november is er een brief verschenen van wethouder Van Zanen waarin letterlijk staat dat "het verbod op verkoop en het verbod op collecteren reeds ondubbelzinnig geregeld is in de Algemene Politie Verordening." Vreemd genoeg is hier op straat niets van te merken, zeker niet nu de dagen zonniger worden en er in de ogen van de PvdA-fractie weer meer straatverkopers dan vorig jaar te signaleren zijn.

Er verschijnen van tijd tot tijd artikelen in kranten, nieuws-items op lokale en nationale TV-zenders en het probleem van de colporteurs lijkt van Groningen tot Maastricht irritatie op te roepen, zowel bij het winkelend publiek als bij de politici die er niets aan lijken te kunnen doen. Wij denken dat het Utrecht zou sieren om als eerste grote stad een oplossing voor dit probleem te kunnen leveren. En daar is een mogelijkheid voor: er is namelijk op 24 november 2004 steun gekomen vanuit het Europees Parlement, waar, op 24 februari, een richtlijn is aangenomen die van pas kan komen om de straatverkoop in Utrecht binnen de perken te houden. Deze richtlijn gaat over "...handelspraktijken die rechtstreeks verband houden met het beïnvloeden van beslissingen van de consument over transacties met betrekking tot producten."

Amendement 10, artikel 11 stelt dat "De lidstaten zorgen voor de invoering van passende en doeltreffende middelen ter bestrijding van oneerlijke handelspraktijken, zodat de naleving van deze richtlijn in het belang van de consumenten kan worden afgedwongen."

Omdat wij al 5 maanden wachten op acties van het College van Utrecht én omdat er in het Europees Parlement nu een richtlijn ligt die stelt dat wij dit in onze eigen APV mogen regelen, lijkt het de PvdA-fractie tijd voor concrete acties.

Dit brengt mij tot de volgende vragen:

1. Er van uit gaande dat het College niet stil gezeten heeft in de afgelopen 5 maanden: wat zijn de mogelijkheden die het College heeft om dit probleem op te lossen?
2. Kunt ons laten weten wat de voor- en nadelen van bepaalde aanpakken zijn?
3. Als in de huidige situatie het verbod op verkoop en collecteren in de APV geregeld is, waarom wordt er dan niet gehandhaafd?
4. Bent u bereid er bij de politie op aan te dringen om bij het zien van verkoop of collecteren te vragen naar de noodzakelijke ontheffing? Zo nee, waarom niet?
5. Kent u de Europese richtlijn "oneerlijke handelspraktijken"?
6. Bent u bereid te onderzoeken hoe de Europese Richtlijn op lokaal niveau in praktijk te brengen is? Zo nee, waarom niet?


Antwoorden van burgemeester en wethouders
(verzonden 11 mei 2005)

1. De mogelijkheden om overlast op straat voor allerlei activiteiten te beperken hebben wij kort samengevat gevonden in het beperken van plaatsen, tijden, materialen, bezetting van standplaatsen en verhoging van vergoedingen voor straatactiviteiten.


2. De voor- en nadelen zijn toegelicht in een brief aan de Commissie Verkeer en Beheer, die is bijgevoegd.


3. In de Algemene Plaatselijke Verordening heeft uw Raad geen totaal verbod opgenomen maar een verbod om die activiteiten uit te voeren zonder vergunning. De uitgifte van die vergunningen zullen wij, als aangegeven bij vraag 1, beperken.


4. Nee. De vergunningverlening en handhaving voor de verkoop op straat is een gemeentelijke taak. De handhaving dient daarom door de gemeente te geschieden. De handhaving zal binnenkort op straat zichtbaar zijn.

De vergunningverlening voor het houden van collecten wordt wel door de politie verricht. De politie doet dit met mandaat van ons college, omdat het hier de uitoefening van een bestuurlijke aan ons toekomende bevoegdheid betreft. Ook de handhaving van de collectevergunningen is gemandateerd aan de politie. Naar ons oordeel brengen collectes echter geen handhavingsproblemen met zich. Collectevergunningen betreffen nagenoeg uitsluitend het houden van huis aan huis collecten. Het handhaven op collecteren met intekenlijsten en dergelijke zal onder de dienst Stadsbeheer vallen.


5. De richtlijn is bekend.


6. De tekst van de richtlijn en de daarin opgenomen definities duiden er op dat de richtlijn niet gaat over het aanspreken van mensen op straat. De richtlijn gaat in het algemeen over oneerlijke handelspraktijken ('stellen dat opbrengsten naar een goed doel gaan terwijl dat niet zo is') en agressieve/intimiderende benaderingen ('stellen dat men een wijziging van afspraken moet accepteren omdat men anders een schadeclaim riskeert'). Onderzoek naar de preventie van dergelijke praktijken op lokaal niveau is niet aan de orde, omdat de lokale overheid geen rol heeft in de verhouding tussen aanbieders en consumenten.

|Nummer: |DSB 05.961115 DSB 05.961115                                         |
|Toestel:|030 - 286 4153 \# "## ##" 41 53                                     |
|Onderwer|beperking overlast op straat  beperking overlast op straat          |
|p:      |                                                                    |
|Datum:  |11 mei 2005                                                         |
|Bijlagen|                                                                    |
|:       |                                                                    |
|        | In de leeskamer ter inzage.                                        |
|        | In de leeskamer ter inzage in het vak voor geheime stukken.        |
|        | Voor de leden bijgevoegd.                                          |
|        |                                                                    |

Aan: de commissie voor Verkeer en Beheer Verkeer en Beheer
Geachte dames en heren,

Hierbij informeren wij u over de maatregelen die wij hebben genomen om overlast op straat tegen te gaan.

Aanleiding
Uit reacties van het publiek, een aantal ondernemers en winkeliers en niet in de laatste plaats uw raad blijkt dat velen overlast ondervinden van allerlei activiteiten op straat waarbij men ongevraagd wordt aangesproken of iets krijgt aangeboden, vaak met het doel om iets te kopen, een overeenkomst af te sluiten of geld te doneren.
De overlast die het publiek ondervindt bestaat uit:
- het aantal keren dat men wordt aangesproken
- de vervuiling die optreedt door wegwerpen van uitgedeelde materialen
- dat de plaatsen waar men gaat staan zodanig zijn dat publiek gehinderd wordt een (winkel)pand in of uit te gaan.


Onze brief aan uw Commissie van 24 november 2004 beschrijft welke vergunningen en mogelijkheden voor handhaving er zijn voor een aantal activiteiten (zoals het uitdelen van spullen, folderen of collecteren) en kondigt aan te onderzoeken met welke maatregelen de overlast kan worden teruggedrongen.

Omvang en afbakening
Degenen die overlast geven zijn te verdelen in drie categorieën:
- zij die vergunningplichtig zijn op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening of Reclameverordening (verkopers, uitdelers van folders, flyers, samplers, standplaatshouders, collectanten, inzameling voor goede doelen, intekenlijsten en dergelijke);
- zij die menen geen vergunning nodig te hebben op grond van de vrijheid van meningsuiting (kranten, geloofsovertuiging);
- zij die buiten een vergunningplicht vallen en slechts wat informatieve vragen stellen ('weet u de weg naar het station' of 'wilt u meedoen aan een onderzoek').

Per jaar worden ruim 300 vergunningen voor een tijdelijke standplaats verstrekt. Vanuit en rond die standplaats spreekt de ondernemer het publiek aan en deelt rond de standplaats folders of proefmonsters uit. Er zijn per jaar 10 vergunningen voor alleen het uitdelen van proefmonsters. Ook geven wij jaarlijks 100 vergunningen af voor het uitdelen van strooibiljetten, folders of flyers zonder standplaats.

In totaal gaat het dus om ruim 400 vergunningen. Meer dan 90% van de verstrekte vergunningen geldt voor een plaats in de Binnenstad.

Gewaakt moet worden om 'colporteren' als algemene term te gebruiken voor hen die in ons winkelgebied overlast geven. In de Colportagewet staan bepalingen die gelden bij kopen aan de deur, op zogenaamde houseparty's en busreisjes met verkoopdoeleinden. De wet richt zich vooral op de manier waarop een verkoopovereenkomst tot stand komt en hoe men daar weer van af kan komen. De wet beschermt de consument tegen impulsaankopen. Dit is niet de overlast die publiek, raad en winkeliers bij de activiteiten in de binnenstad op het oog hebben. In de wet, die het colporteren aan banden, legt heeft de gemeente geen rol.

Maatregelen
Op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening of Reclameverordening is het verboden zonder vergunning te doen aan straathandel, materialen uit te delen, te collecteren, ruimte in te nemen, materialen te verzamelen en dergelijke. Voor deze activiteiten is daarom een vergunning vereist. Door beperking van het aantal vergunningen kan een deel van de klachten worden verholpen. De beperking kan worden gevonden in plaats, tijd, het aantal gebruikers, de materialen en verhoging van huur.

Beperking in locaties
Op de Stadhuisbrug bestaan al jaren een aantal tijdelijke standplaatsen voor verkoop (deze behoren niet tot de warenmarkt). Twee van deze tijdelijke plaatsen kunnen worden gebruikt voor ideële doeleinden.
Rond verkiezingstijd kunnen de andere tijdelijke standplaatsen worden benut door politieke partijen. Bestaande oudere afspraken kunnen daarmee worden nagekomen.

Op Vredenburg - tussen de afsluitpaal en de Elizabethstraat - kunnen twee commerciële standplaatsen komen. Hiervan kunnen ook ideële instellingen of kerken gebruik maken wanneer zij optreden met bandjes, podiums en dergelijke of te wel wanneer sprake is van een evenement en mede een evenementenvergunning nodig is.

Beperking in tijd
- Stadhuisbrug: hier lijkt geen beperking in tijd nodig.
- Vredenburg: hier staan wij alleen toe ruimte in te nemen op donderdag en vrijdag.

Op woensdag en zaterdag wordt op het Vredenburg markt gehouden. Het is dan zo druk dat aanwezigheid van standplaatsen de doorstroming belemmert en leidt tot overlast. Al langer is de regel dat flyeren en folderen niet is toegestaan in de directe nabijheid van evenementen, in dit geval de markt. Op andere dagen is er geen behoefte aan een standplaats, er komt incidenteel een verzoek voor binnen.

Beperking in materialen

De overlast bestaat uit losliggende folders en restanten van sampling op de weg en in winkels. Bij samplen worden tal van productmonsters uitgedeeld. Eet- of drinkbare waren worden veelal ter plekke geconsumeerd terwijl de verpakking op de weg terechtkomt. Bij andere monsters (shampoo, schoonmaakmiddel) is dit nauwelijks het geval.

Bij wijze van proef wordt het samplen in de hele stad verboden voor een periode van 1 jaar. Leidt dit tot een aanmerkelijk schoner resultaat van de weg en in winkels dan kan via raadsbesluit het verbod in de Algemene Plaatselijke Verordening worden opgenomen of kunnen leveranciers methoden bedenken om op een gepaste manier het samplen toe te laten staan (bijv. via een statiegeldconstructie).

Voor de locatie Stadhuisbrug (ideële standplaatsen) wordt geen toestemming meer gegeven om folders uit te delen buiten de standplaats/kraam.

Beperking in bezetting

Bij het innemen van een standplaats is tot nu toe nauwelijks gekeken naar het aantal personen dat van de vergunning gebuikt maakt. Het aantal personen dat buiten de standplaats voorbijgangers mag aanspreken beperken wij in de vergunning tot maximaal drie.


Verhoging van huur.

Voor commerciële standplaatsen wordt thans een huur in rekening gebracht van
- E 25, -- voor een dagdeel minder dan 4 uur;
- E 50, -- voor een dag;
- E 100, - voor een vrachtwagen.

Vertienvoudigen van de huur voor commerciële instellingen lijkt een haalbare optie. Op het totaal van de kosten voor een reclamecampagne maakt het weinig uit. Of het voldoende is om de bedrijven te laten afzien van een vergunning voor een standplaats zal de toekomst moeten uitwijzen. Een verhoging van de huur is deels compensatie voor de mindere legesinkomsten door het minder aantal vergunningen dat wordt afgegeven.

Diversen
Het merendeel van de aanbiedingen op straat waarvoor vergunning wordt gevraagd, betreft producten van landelijke of internationale producten. Ook worden veel vergunningen verstrekt aan promotiebureaus waarbij de gemeente niet bekend is van wie het of welk product wordt gepromoot.
Een beperking in de vergunning alleen ten behoeve van plaatselijke fabrikanten of producten is uit concurrentieoogpunt - waarmee de gemeente zich niet mag bemoeien - niet haalbaar.

Reactie winkeliers
Winkeliers in de binnenstad hebben ons een aantal suggesties ter vermindering van de overlast. Puntsgewijs reageren wij op de opmerkingen.

1. Alleen activiteiten toestaan onder de Dom.

Eigenlijk komt dit neer op een totaalverbod. Het geheel verbieden van het innemen van een plaats of een 1 plaats aanwijzen onder de Dom lijkt op dit moment te ver te gaan. Er is immers ook publiek dat ingaat op de vragen een aanbiedingen. Dit geeft aan dat er geen radicale weerstand tegen het fenomeen is. De beperking in locaties komt tegemoet aan de ondervonden overlast
2. Mogelijkheden tot handhaving.

Door minder vergunningen te verstrekken hoeft er op naleving van voorschriften minder te worden gecontroleerd. Dit geeft enige ambtelijke ruimte die kan worden gebruikt voor het tegengaan van activiteiten zonder vergunning. Verminderde vergunningverlening betekent anderzijds minder legesinkomsten terwijl er geen inkomsten staan tegenover optreden tegen vergunningloze activiteiten.
3. Overleg met bedrijven zal niet helpen.

Het idee om met enquêtebureaus te overleggen is nog niet eerder geprobeerd. Het gaat hierbij wel om bedrijven die hun naam hebben hoog te houden en niet zonder meer afwijzend zullen staan tegen het maken van afspraken.
4. Beperken van het aantal personen per vergunning.

Zie de maatregelen zoals genoemd onder 'beperking in bezetting''
5. Maximaal 2 vergunningen per week en nooit langer dan 1 dagdeel.

Zie onder beperking in tijd en plaats
6. Geen vergunningen op zaterdagen en koopavonden.

Zie onder beperking in tijd en plaats.
7. Kosten van een vergunning dienen per gebeurtenis minimaal overeen te komen met de kosten van een paginagrote advertentie in het UN, of 5 minuten TV reclame op RTV Utrecht.

De kosten voor het vervaardigen van een vergunning - leges - mag niet meer bedragen dan de feitelijke kosten. In verhoging van de huur is voorzien.
8. Er mogen maximaal drie personen tegelijkertijd met een (verkoop/colportage/uitdeel) actie bezig zijn.

Zie beperking in bezetting.
9. Er mogen ter plekke geen overeenkomsten worden afgesloten of verkopen worden geconcretiseerd.

Door de elders genoemde maatregelen behoeft dit niet te worden aangepakt.
10. Alle ondersteunend fysiek materiaal (stand, voertuigen) moet worden verboden.

Door slechts twee locaties aan te wijzen waar men actief mag zijn (Vredenburg en Stadhuisbrug) behoeft dit geen aanpak meer.
11. Leg hoge boetes op bij ontstaan van zwerfvuil.

Verhogen van boetes bij ontstaan van zwerfvuil is niet mogelijk. Dergelijke boetes worden landelijk door de Minister van Justitie vastgesteld. Individuele gemeenten moeten goede redenen hebben om van die landelijke bedragen af te wijken. Meespeelt dat ontstaan van het zwerfvuil slechts deels valt te wijten aan de uitdeler. Publiek dat elders in de stad de flyer of verpakking deponeert is zelf stafbaar, niet degene die heeft uitgedeeld. Dit wijkt niet af van degene die in een winkel folders of verpakkingen meeneemt en elders op straat gooit.

De RHD brengt de feitelijke schoonmaakkosten van de locatie en directe omgeving in rekening.
12. Een vergunninghouder kan maximaal één vergunning per kwartaal krijgen.

De beperking in plaats en tijd biedt al voldoende beperkingen.
13. Beperk ook niet-commerciële acties.

Door beperking in tijden en plaatsen komen wij hieraan tegemoet.
14. Volg de aanpak in andere steden.

Dit gebeurt al, ook is er overleg met de VNG. Utrecht loopt voorop met deze maatregelen.
15. Introduceer de maatregelen met forse publiciteit.

Dit is een goed middel om zowel het publiek als de winkeliers, maar ook degenen die de overlast geven, te laten zien wat er gebeurt.
16. Voer de controle op van eens per kwartaal naar eens in de maand.

Naast deze vorm van overlast zijn er nog meer zaken die de gemeente (en politie) moeten handhaven. Er mag van worden uitgegaan dat het beperken van het aantal vergunningen voordeel zal opleveren.


Samenvatting van maatregelen

Samengevat zullen met ingang van 15 juni 2005 de volgende maatregelen van kracht zijn:

Algemeen

Maximaal 3 personen actief per vergunning buiten de eigenlijke standplaats


Stadhuisbrug

- 2 ideële standplaatsen

- gedurende de gehele week

- geen sampling

- geen flyers/folders buiten de standplaats/kraam


Vredenburg

- 2 commerciële standplaatsen eventueel inclusief evenement

- samplen toegestaan mits geen eten/drinkwaren

- alleen op donderdag en vrijdag


Binnen singels / Daalsetunnel - Westplein - Croeselaan - Vondellaan

- Verbod uitdelen geschreven of gedrukte stukken

- alleen uitdelen toegestaan op donderdag en vrijdag


Verhoging van huur voor een standplaats.

Tot slot
Na invoering van bovengenoemde beperkende regels per 15 juni 2005 kan in de praktijk blijken dat ongewenst sommige activiteiten niet meer mogen plaatsvinden of dat acties toch plaatsvinden, waarvan gewenst is, dat die ook onder beperkende regels vallen. In voorkomende gevallen zullen wij hiervoor tussentijds naar een praktische oplossing zoeken. Over een half jaar zullen wij de regeling evalueren en zo nodig aanpassen. In het voorjaar van 2006 hopen wij u de resultaten van de aanpak van de beperking van de wervingsactiviteiten op straat te kunnen melden en de eventuele verscherpingen of versoepelingen van de regels.

Voor nadere informatie over de genomen maatregelen en de uitvoering daarvan kunt u contact opnemen met de heer P.P. de Jonge, medewerker bij de afdeling Beleid Buitenruimte van onze dienst Stadsbeheer, te bereiken via telefoonnummer 030 - 286 4153.

In de hoop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

Hoogachtend,


Burgemeester en wethouders van Utrecht,

De secretaris, De burgemeester,

drs. M.J.C. Heeremans mr A.H. Brouwer - Korf
DEEL 1: MISLEIDENDE HANDELSPRAKTIJKEN
Artikel 6
Misleidende praktijken

1. Een handelspraktijk wordt als misleidend beschouwd indien deze de consument er op om het even welke wijze, inclusief door de algemene presentatie, (waarschijnlijk) toe brengt een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, doordat hij (waarschijnlijk) wordt bedrogen met betrekking tot:
a) de voornaamste kenmerken van het product, zoals beschikbaarheid, voordelen, risico's, uitvoering, samenstelling, accessoires, klantenservice en klachtenbehandeling, procédé en datum van fabricage of levering, bezorging, doelmatigheid, gebruik, hoeveelheid, specificatie, geografische of commerciële oorsprong, van het gebruik te verwachten resultaten, of resultaten en wezenlijke kenmerken van tests of controles van het product;
b) iedere verklaring of een symbool in verband met directe of indirecte sponsoring of erkenning van de handelaar of het product;
c) de prijs of de wijze waarop de prijs wordt berekend, of het bestaan van een
specifiek prijsvoordeel;
d) de noodzaak van een dienst, onderdeel, vervanging of herstelling;
e) de hoedanigheid, kenmerken en rechten van de handelaar of zijn tussenpersoon, zoals zijn identiteit en zijn vermogen, zijn kwalificaties, status, erkenning, affiliatie of connecties, zijn industriële, commerciële of intellectuele eigendomsrechten of zijn prijzen bekroningen en onderscheidingen;
f) beweringen over het product die de handelaar niet kan staven;
g) de rechten van de consument of de risico's die hij eventueel loopt.

2. Een handelspraktijk wordt eveneens als oneerlijk beschouwd indien deze, in de feitelijke context, rekening houdend met alle kenmerken en omstandigheden, de gemiddelde consument er (waarschijnlijk) toe brengt een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen, en indien:
a) een product op dergelijke wijze wordt verkocht dat verwarring wordt geschapen met producten, handelsmerken, handelsnamen en andere onderscheidende kenmerken van een concurrent (onder andere door vergelijkende reclame);
b) de handelaar de verbintenissen die zijn vastgesteld in gedragscodes waartoe hij zich heeft verbonden, niet naleeft, voor zover:
- de verbintenis vast en controleerbaar is; en
- de lijst van de handelaars op wie de gedragcode van toepassing is en de inhoud van de gedragscode voor iedereen beschikbaar zijn; of
c) een verbintenis tegenover een publieke autoriteit om een oneerlijke praktijkzoals bedoeld in deze richtlijn te staken, niet wordt nageleefd.

Door het Parlement aangenomen teksten
|Donderdag 24 februari 2005  |Voorlopige uitgave  |

Oneerlijke handelspraktijken ***II
Amendement 10
ARTIKEL 11, LID 1, ALINEA 1
1. De lidstaten zorgen voor passende en doeltreffende middelen ter bestrijding van oneerlijke handelspraktijken en voor de naleving van deze richtlijn in het belang van de consumenten.
1. De lidstaten zorgen voor de invoering van passende en doeltreffende middelen ter bestrijding van oneerlijke handelspraktijken, zodat de naleving van deze richtlijn in het belang van de consumenten kan worden afgedwongen .


---- --