parlementaire stukken - Antwoorden op kamervragen over vervalste
legitimatie
Antwoorden op kamervragen over vervalste legitimatie
11 mei 2005
Vragen van het lid Externe link Van der Staaij (SGP) aan de ministers
van Justitie en voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties
over vervalste legitimatie.
---
1. Vraag
Klopt het bericht dat één op de drie uitgaande jongeren gebruik maakt
van een vals identiteitsbewijs om uitgaansgelegenheden binnen te komen
of om drank te kopen? 1)
1. Antwoord
In maart 2005 is, in opdracht van de Evangelische Omroep en Trouw,
door de Stichting Alcoholpreventie (STAP) een onderzoek verricht naar
de vraag wat de omvang is van het gebruik van valse
legitimatiebewijzen om aan alcohol te komen of om uitgaansgelegenheden
binnen te komen . Dit onderzoek is schriftelijk onder 820 middelbare
scholieren gehouden. Bij de groep van 366 scholieren die regelmatig
uit gaat (eens per maand of vaker) is vervolgens verder onderzoek
gedaan. Uit dit onderzoek blijkt van deze groep 7,4% wel eens een
identificatiebewijs van zichzelf te hebben aangepast om alcohol te
kopen en 6,6% hiervoor wel eens een identificatiebewijs te hebben
geleend. Van het totale percentage (7,4% + 6,6% = 14%) heeft 1,3%
daartoe diverse strategieën toegepast.
Om een uitgaansgelegenheid binnen te komen, heeft van de onderzochte
groep van 366 personen, 21,8% wel eens een eigen identificatiebewijs
aangepast en 8,7% wel eens een identificatiebewijs geleend. Van het
totale percentage (21,8% + 8,7% = 30,5%) heeft 3,5% daartoe diverse
strategieën toegepast.
Het onderzoek schetst een beeld van regelmatig uitgaande jongeren die
wel eens een identificatiebewijs hebben aangepast of geleend. Niet is
onderzocht hoe vaak die jongeren dit doen.
2. Vraag
Hoe beoordeelt u het gegeven, dat jongeren op een buitengewoon
eenvoudige wijze met succes hun identiteitsbewijs blijken te kunnen
vervalsen? Wat vormt nog de meerwaarde van het tonen van een
identiteitsbewijs in dergelijke gevallen, indien dit zo eenvoudig te
vervalsen is?
2. Antwoord
Uit het onderzoek blijkt dat 21,8% van de regelmatig uitgaande
jongeren wel eens een identificatiebewijs van zichzelf heeft aangepast
om een horecagelegenheid binnen te komen en 7,4% om alcohol te kopen.
Uit het onderzoek blijkt niet hoe de jongeren deze aanpassingen
plegen. Ook blijkt niet hoe goed deze vervalsingen van echt te
onderscheiden zijn. Het gaat om aanpassingen met het doel om een
horecagelegenheid binnen te komen of alcohol te kopen. Uit gesprekken
met jongeren blijkt dat het meestal gaat om primitieve vervalsingen in
de vorm van een simpel kopietje van een identiteitskaart. De
horeca-ondernemer is op grond van de Drank- en Horecawet verplicht om
de leeftijd van bezoekers te controleren door middel van een daartoe
aangewezen identificatiebewijs (als bedoeld in de Wet op de
identificatieplicht, alsmede het bromfietscertificaat en een
OV-studentenkaart), behalve als het gaat om iemand die onmiskenbaar de
vereiste leeftijd heeft bereikt. Dat gebeurt ook. Horecaondernemers
hebben echter niet de mogelijkheden om de echtheid van deze documenten
te controleren zoals de politie die heeft. Het is vanzelfsprekend niet
de bedoeling dat identiteitsbewijzen worden vervalst of dat portiers
noch andere controleurs afgaan op duidelijk vervalste
identiteitsbewijzen.
3. Vraag
Worden op deze wijze de genomen maatregelen om drankmisbruik onder
jongeren tegen te gaan niet ondermijnd?
3. Antwoord
Indien jongeren ID-bewijzen vervalsen of lenen van een oudere persoon
om een uitgaansgelegenheid binnen te komen of alcohol te kopen, wordt
het voor verstrekkers van alcoholhoudende drank logischerwijze
moeilijker om de Drank- en Horecawet na te leven. De mate waarin hangt
vanzelfsprekend samen met de kwaliteit van de vervalsing.
4. Vraag
Welke maatregelen worden genomen om het gebruik van een vals
legitimatiebewijs tegen te gaan?
4. Antwoord
Januari 2005 is de Wet op de uitgebreide identificatieplicht in
werking getreden, waarbij jongeren vanaf 14 jaar zich op verzoek
moeten kunnen identificeren. De meeste jongeren zijn inmiddels bekend
met deze wetgeving en hierdoor hebben meer jongeren de beschikking
over een aangewezen identificatiedocument. Verder is het de bedoeling
binnenkort het Besluit documenten leeftijdsvaststelling Drank- en
Horecawet (en het Besluit documenten leeftijdsvaststelling Tabakswet)
in te trekken. Daarmee zijn de OV-studentenkaart en het
bromfietscertificaat geen documenten meer aan de hand waarvan de
leeftijd van een aspirant-koper kan worden vastgesteld. Een voor de
hand liggende manier waarop de verstrekker zelf de leeftijdsgrenzen
van artikel 20 van de Drank- en Horecawet beter na kan leven is om
alleen genoegen te nemen met originele documenten.
5. Vraag
Hoe beoordeelt u voorts het feit, dat een zeer groot deel van de
jongeren zich niet houdt aan de legitimatieplicht? Welke consequenties
verbindt u hieraan?
5. Antwoord
De wet kent geen identificatieplicht voor de ene burger tegenover de
andere, dus bijvoorbeeld voor degene die alcohol wil kopen tegenover
een caissière, een barman of de portier van een disco. De Drank- en
Horecawet verbiedt slechts aan de verkoper om alcoholhoudende drank te
verstrekken aan een persoon van wie niet is vastgesteld dat hij
tenminste zestien jaar is. De jongere die volgens de regels alcohol
wil kopen zal dus de verstrekker in staat moeten stellen zijn leeftijd
correct vast te stellen. Bij de horeca-ondernemer en andere verkopers
van alcoholhoudende dranken ligt een belangrijke verantwoordelijkheid
om de regels hieromtrent in acht te nemen. Een identificatieplicht
bestaat wel ten opzichte van politieambtenaren en toezichthouders,
indien die daar in het kader van een redelijke taakuitoefening om
verzoeken. Aan degene die niet voldoet aan die verplichting kan in dat
geval een geldboete worden opgelegd (artikel 447e, Wetboek van
Strafrecht).
1) NOS-Teletekst, 7 april jl.
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties