Ministerie van Buitenlandse Zaken

Graag bied ik u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door de leden Van der Staaij, Ormel, Herben, Wilders en Huizinga-Heringa over een christelijke voorganger in Iran. Deze vragen werden ingezonden op 11 april 2005 met kenmerk 2040512450.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Dr. B.R. Bot
Antwoord van de heer Bot, minister van Buitenlandse Zaken, op vragen van de leden Van der Staaij (SGP), Ormel (CDA), Herben (LPF), Wilders (Groep Wilders) en Huizinga-Heringa (ChristenUnie) over een christelijke voorganger in Iran.

Vraag 1
Kent u het bericht 'Iran: Pastor called before Islamic court'? 1)

Antwoord
Ja.

Vraag 2
Is Hamid Pourmand de door u genoemde 'ene' voorganger die nog vastzat na vrijlating van ongeveer 80 andere voorgangers die allen in september 2004 gearresteerd zijn? 2)

Antwoord
Ja.

Vraag 3
Klopt de inhoud van het bericht dat de heer Pourmand tussen 11 en 14 april aanstaande zal moeten verschijnen voor een sharia-gerechtshof in verband met beschuldigingen aan zijn adres van apostasie en activiteiten die gericht zijn op bekering van moslims tot het christelijke geloof? Is het denkbaar dat dit gerechtshof hem veroordeelt tot de doodstraf? Over welke informatie beschikt u met betrekking tot de situatie waarin de heer Pourmand verkeert?

Antwoord
Het is tot dusver ondanks herhaalde pogingen niet mogelijk gebleken bevestiging te verkrijgen dat de heer Pourmand ten gevolge van de genoemde beschuldigingen heeft, dan wel zal moeten verschijnen voor een gerechtshof. Zo ja, dan zal het vermoedelijk gaan om een zogenaamde 'revolutionaire rechtbank'. In beginsel is het helaas denkbaar dat door een dergelijke rechtbank de doodstraf wordt uitgesproken in het geval van apostasie. Dat is evenwel de laatste jaren - voor zover bekend - niet meer gebeurd indien niet tevens sprake was van andere - politieke - delicten en de beschuldiging derhalve tot dit 'delict' was beperkt.

Vraag 4
Deelt u de zorgen over de toekomst van de heer Pourmand en bent u bereid u per ommegaande, hetzij bilateraal, hetzij in EU-verband, in te zetten voor zijn vrijlating en de Kamer daarover ten spoedigste te berichten?

Antwoord

Ik deel deze zorgen en heb die dan ook duidelijk naar voren gebracht tijdens het gesprek 28 april jl. met mijn Iraanse ambtgenoot. Daarbij heb ik tevens gewezen op het feit dat deze zorgen - als onderdeel van de algemene en klemmende zorgen over de mensenrechtensituatie in Iran - gedeeld worden door de EU, zoals ook blijkt uit het feit dat de zaak van de heer Pourmand expliciet is genoemd bij een EU mensenrechtendemarche die 20 april jl. in Teheran is uitgevoerd.


1) www.compassdirect.org, 5 april jl.
2) Aanhangsel-Handelingen nr. 187, vergaderjaar 2004-2005


---- --