Verklaring aftreden Frits Huffnagel
9 mei 2005
Dames en heren,
Dank u wel voor uw komst.
Ik treed af als wethouder Financiën en Economische Zaken van de
mooiste stad ter wereld omdat mijn positie te wankel is geworden. Een
wethouder heeft het vertrouwen van de gemeenteraad nodig om goed te
kunnen functioneren. Uit de verschillende gesprekken die ik, met
ondermeer de fractievoorzitter van de Partij van de Arbeid, afgelopen
week en weekend heb gevoerd, is mij duidelijk geworden dat, hoewel
mijn persoonlijke integriteit niet in het geding is, ik niet langer
kan rekenen op de steun van de grootste coalitiepartner.
In de afgelopen periode is er, naar aanleiding van de
onderzoeksresultaten van de ACAM - de gemeentelijke accountantsdienst
- naar de besteding van gelden door álle gemeenteraadsfracties
gedurende de periode 2002 - 2003, met name discussie ontstaan over de
onkostenvergoeding die ik destijds als fractievoorzitter heb
ontvangen. Hiervan had ik melding moeten maken bij de Belastingdienst
en dat is niet gebeurd. Ik hecht er aan om ook hier te benadrukken dat
ík daarvoor de verantwoordelijkheid neem. Altijd heb ik in mijn werk
als raadslid, fractievoorzitter en als wethouder naar eer en geweten
gehandeld. Dé reden om na het bekend worden van de bevindingen van de
ACAM zelf naar buiten te treden met dit slechte nieuws en het
volledige bedrag terug te storten naar de fractie in afwachting van
het definitieve rapport van de ACAM en het daar uit voortvloeiende
oordeel van de Belastingdienst. Ik zal deze zaak, zoals het hoort als
je op een dergelijke fout wordt gewezen, op een nette wijze
afhandelen.
Ik kan iedere Amsterdammer recht in de ogen kijken en dat wil ik
blijven doen.
Eén ding moet me van het hart. Ik was niet bekend met het moeten doen
van aangifte van mijn onkostenvergoeding. In de discussie die daarover
is ontstaan blijkt dat ook onder fiscalisten daar geen duidelijkheid
over bestaat. Het advies van de ACAM snel te komen tot "aanvullende
duidelijkheid" steun ik dan ook met klem.
In uw richting zou ik willen zeggen: blijf secuur en objectief in uw
berichtgeving, waar ik direct bij zeg dat ik daarover in de afgelopen
tijd weinig te klagen heb gehad, hoewel het secondelang in beeld
brengen van mijn volledige privé-adres een weinig benijdenswaardige
ervaring was.
Een ieder die mij kent weet dat ik het wethouderschap met liefde en
passie heb ingevuld. Het valt mij dan ook zwaar om af te treden, maar
u treft geen verbitterd man. Met een gevoel van trots kijk ik terug op
mijn periode als wethouder met hoogtepunten als het vorig jaar
sluitend krijgen van één van de moeilijkste begrotingen in de
afgelopen jaren zonder de lasten af te wentelen op de Amsterdammer, de
introductie van I amsterdam, de herinvoering van de Koninginnenacht,
het binnenhalen van Bollywood en het daaropvolgende collegevoorstel om
een garantiefonds in te stellen om sneller en daadkrachtiger grote
evenementen binnen te kunnen halen en de aanpak van intolerantie tegen
moslims, homoseksuelen, joden en andere minderheidsgroepen in onze
stad onder het motto `Intolerant tegen intolerantie'.
De aankomende voorjaarsnota die dinsdag in het College wordt besproken
zal ik, evenals de introductie van één servicenummer op 1 januari 2006
voor alle vragen van Amsterdammers aan de gemeente, niet meer voor
mijn rekening nemen. En dat doet pijn.
Een ieder met wie ik heb samengewerkt bedank ik hartelijk. De mensen
in mijn team, mijn vijf directe collega's in het college, de
burgemeester, de gemeentesecretaris, de gemeenteraad en in het
bijzonder de VVD-fractie. Alle ambtenaren - zonder wie een wethouder
maar ook de gemeenteraad niet kan functioneren - van Financiën,
Economische Zaken, Concern Organisatie, Externe Betrekkingen en niet
te vergeten de bodes, de chauffeurs en de portiers.
Daarnaast bedank ik een ieder in de stad die mijn wethouderschap
zoveel kleur heeft gegeven: de vele ondernemers die ik heb ontmoet, de
Kamer van Koophandel, Amsterdam Partners, het Midden en Kleinbedrijf,
het Amsterdams Toerisme en Congresbureau en de ontelbare Amsterdammers
die ik heb ontmoet en die mij in de afgelopen periode hebben gesteund
op alle mogelijke manieren. Dat was hartverwarmend.
Hier houdt het voor nu op. Met opgeheven hoofd verlaat ik het stadhuis
om na te gaan denken over mijn toekomst. Met hart en ziel heb ik
gewerkt aan en voor Amsterdam en voor haar inwoners. Dat zal ik
blijven doen al weet ik nog niet hoe en waar. Want één ding is zeker:
Amsterdam, er is geen stad die ook maar even aan je tippen kan.
Dank u wel
Gemeente Amsterdam