De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
ons kenmerk: IZ. 2005/1257
datum: 03-05-2005
onderwerp: Informele Landbouwraad 8-10 mei 2005
Bijlagen:
Geachte Voorzitter,
Van 8 tot en met 10 mei aanstaande vindt op uitnodiging van het
Luxemburgse voorzitterschap in Echternach, Luxemburg, de Informele
Landbouwraad plaats. Als thema voor de informele Raad heeft het
voorzitterschap gekozen voor 'De toekomst van de landbouw - een
uitdaging voor jonge boeren'. Bijgaand bericht ik u over de inhoud van
het werkdocument dat het voorzitterschap terzake heeft opgesteld.
Tevens informeer ik u over mijn inzet tijdens de discussie.
Achtergrond
Het voorzitterschap schetst de context die heeft geleid tot de
hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB). Zo worden
genoemd de veranderde budgettaire kaders als gevolg van de
uitbreiding, de wensen van de consument en de belastingbetaler, het
belang van het milieu en een vitaal platteland en de ontwikkelingen in
het kader van de WTO. Als sleutelelementen van dit hervormde GLB noemt
het voorzitterschap de ontkoppelde inkomenssteun met de daaraan
verbonden cross compliance, de versterking van het plattelandsbeleid
en de striktere budgettaire kaders.
Het voorzitterschap meent dat de discussie over toekomstige
ontwikkelingen van het GLB in de context van de
Lissabon-doelstellingen moet worden gevoerd: werkgelegenheid, groei,
innovatie en duurzaamheid. Het acht daarbij de positie van jonge
boeren een goede invalshoek voor de discussie. Zij zullen de toekomst
van de Europese landbouw namelijk grotendeels moeten invullen, maar
zien zich geconfronteerd met veel vragen over de toekomst van hun
beroep en over de landbouw in het algemeen.
Voorts worden enkele trends beschreven. Zo blijkt dat de gemiddelde
bedrijfsomvang in Europa de afgelopen jaren licht is gestegen, waarbij
opvalt dat met name de jongere boeren gemiddeld een groter bedrijf
hebben dan hun oudere collega's. Als dit wordt afgezet tegen de
situatie van enkele jaren geleden, duidt dit op een versnelde
herstructurering als gevolg van bedrijfsovernames. Met een blik op de
toekomst wordt gesignaleerd dat het aantal bedrijven verder zal dalen,
een trend die vergezeld gaat van verdere schaalvergroting en
economische rationalisatie. Ook wordt het belang van meer marktgericht
produceren genoemd en moeten boeren zich bezighouden met communiceren
over wat en hoe ze produceren.
Daar ligt namelijk de sleutel tot een verbetering van het imago, zo
stelt het voorzitterschap. Bovendien kan het bijdragen aan een betere
prijsvorming en aan het tegengaan van de maatschappelijke vervreemding
waar de landbouw zich mee geconfronteerd ziet.
Teneinde de discussie te voeden heeft het voorzitterschap een aantal
thema's - die te maken hebben met de positie van jonge boeren -
geïdentificeerd, zoals het imago van de landbouw, het belang van
kennis en opleiding en beleidsinstrumenten om jonge boeren te
ondersteunen.
Positie Nederland
Toekomst van de agrosector
Ten aanzien van de toekomst van de agrosector in het algemeen meent
Nederland dat het vooral de taak van de overheid is om inzicht te
verschaffen in toekomstige ontwikkelingen en om de sector te equiperen
deze het hoofd te bieden. Daarin moeten twee sporen worden gevolgd:
werken aan de concurrentiekracht van de sector en werken aan de
leefbaarheid van het platteland. In dat licht is het ook van belang de
discussie over de verantwoordelijkheidsverdeling tussen overheid en
sector te blijven voeren. Het is namelijk aan de sector zelf zich te
herstructureren, in te spelen op een markt met een hogere toegevoegde
waarde en binnen de keten innovatief te opereren en beter samen te
werken. De rol van de overheid blijft beperkt tot het scheppen van de
juiste randvoorwaarden en waar nodig gewenste ontwikkelingen te
ondersteunen.
Relatie tussen boer en burger
Wat betreft het imago van de landbouw staat voorop dat dit zeker in
Nederland redelijk tot goed is, al is dat ook deels afhankelijk van
crises. In dit kader is het vooral belangrijk de band tussen burger en
boer te versterken. Een van de kernvragen van het toekomstig beleid is
hoe we de beheersfunctie van het landelijk gebied gaan organiseren.
Overheden zullen de boer als een belangrijke speler in deze discussie
moeten stimuleren een bijdrage te leveren aan het beheer van natuur en
landschap. Dat zijn tenslotte prestaties waarvoor geen 'echte' markt
bestaat, maar waar de samenleving wel groot belang aan hecht. Slagen
we hier niet in, dan is de kans groot dat de landbouw zijn
legitimiteit verliest en dat het platteland verpaupert. Het is dus
zowel aan de overheid als aan de boer zelf om naar de burger te
communiceren dat een vitale agrosector onlosmakelijk verbonden is met
een vitaal platteland. In het verlengde hiervan zou richting consument
en burger ook beter gecommuniceerd kunnen worden wat een hervormd GLB
voor hen betekent en niet zozeer wat onderdelen van de hervorming zelf
inhouden.
Onderzoek en onderwijs
Het belang van opleiding, kennis en onderzoek is evident, juist ook
voor jonge boeren. Hoewel het niveau van agrarisch onderzoek en
onderwijs in Nederland goed is, zijn nieuwe investeringen belangrijk
om ervoor te zorgen dat dit ook zo blijft. Bovendien is het belangrijk
dat het onderwijs aansluit bij de eisen die het ondernemerschap in de
toekomst stelt. Ook op het gebied van onderzoek zijn er nog
belangrijke winsten te boeken, met name op het gebied van samenwerking
tussen lidstaten.
Dit garandeert dat de schaarse middelen optimaal benut kunnen worden.
Dit is een van de onderwerpen die ik zelf op de Europese agenda heb
gezet tijdens het Nederlandse voorzitterschap.
Ondersteuning van jonge boeren
Ten aanzien van specifieke instrumenten ter ondersteuning van jonge
boeren valt te denken aan het vergemakkelijken van de financiering van
bedrijfsvergroting, herstructurering of overnames. Bovendien kan de
overheid bevorderen dat er een goede aansluiting is tussen het
onderwijs en de eisen die de praktijk aan het ondernemerschap stelt en
kan worden gedacht aan het financieren van onderzoek dat gericht is op
kwaliteitsbeleid en ontwikkeling van markten. Voorop staat echter dat
de jonge boer zich vooral een ondernemer toont en op basis van de
juiste economische overwegingen besluit welke toekomst er voor hem in
de landbouw is weggelegd.
De minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit,
dr. C.P. Veerman
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit