parlementaire stukken - Antwoorden op Kamervragen over mogelijke
tegenstrijdige verklaringen door de AIVD inzake de door de informant
verstrekte informatie over het voornemen van moordaanslag
Antwoorden op Kamervragen over mogelijke tegenstrijdige verklaringen door de
AIVD inzake de door de informant verstrekte informatie over het voornemen
van moordaanslag
4 mei 2005
Antwoorden van minister Externe link Remkes (Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties) op Kamervragen van het lid Externe link Van
Heemst (PvdA) over mogelijke tegenstrijdige verklaringen door de AIVD
inzake de door de informant verstrekte informatie over het voornemen
van moordaanslag.
---
1. Vraag
Hebt u kennisgenomen van de tegenstrijdige verklaringen die door het
hoofd respectievelijk het plaatsvervangend hoofd van de AIVD zijn
gegeven over de wijze waarop deze dienst informatie heeft beoordeeld,
die door een informant zou zijn verstrekt over het voornemen van
Mohammed B. om de heer Theo van Gogh te vermoorden?
2. Vraag
Wat is er feitelijk gebeurd met de door de informant verstrekte
informatie?
3. Vraag
Waarom zijn er tegenstrijdige verklaringen gegeven over de wijze
waarop deze informatie is beoordeeld?
4. Vraag
Wat is uw oordeel over deze wijze van externe communicatie van de
AIVD?
5. Vraag
Waarom wordt over een zaak die onder de rechter is publiekelijk
informatie gegeven?
6. Vraag
Wilt u, zo nodig aan de commissie voor de Inlichtingen- en
Veiligheidsdiensten, zo snel mogelijk uw oordeel geven over
bovenstaande vragen?
1 t/m 6. Antwoord
In algemene zin geldt dat strafrechtelijke onderzoeken en onderzoeken
van de veiligheids- en inlichtingendiensten wezenlijk van elkaar
verschillen. Die onderzoeken hebben verschillende doelen. Daarom
worden zij op verschillende manieren uitgevoerd en zijn aan de
diensten en aan het openbaar ministerie verschillende bevoegdheden
toegekend.
Naast deze verschillen is er ook een cruciaal verschil in fase: het
openbaar ministerie treedt op als er aanleiding is om te
veronderstellen dat er sprake is van een strafbaar feit. Daarbij is de
blik gericht op het verleden: vanuit de hypothese dat er sprake is van
een strafbaar feit wordt in het verleden gezocht naar materiaal
waarmee dat strafbare feit kan worden bewezen. De AIVD houdt mensen of
groepen mensen in het oog waarvan niet op voorhand duidelijk is welk
gedrag, mogelijk strafbaar gedrag, die personen gaan vertonen. Gezien
deze verschillen in invalshoek is het onjuist om conclusies van AIVD
en strafrechtelijke onderzoeken zonder meer naast elkaar te stellen.
Ik heb kennis genomen van de berichtgeving naar aanleiding van de
uitzending van Reporter waarin uitspraken voorkwamen uit een interview
met het plaatsvervangend hoofd van de AIVD en van uitspraken van het
hoofd van de AIVD in zijn contacten met de pers inzake het
AIVD-jaarverslag op 28 april 2005.
In het interview met het plaatsvervangend hoofd van de AIVD is
eventuele informatie die door een informant zou zijn verstrekt over
het voornemen van Mohammed B. om de heer Theo van Gogh te vermoorden,
niet aan de orde geweest.
Desgevraagd is hij is in het interview ingegaan op de
geloofwaardigheid van de verklaring van Nouredine el-F. met betrekking
tot zijn beweringen over Mohammed B. en het zijn testament. El-F. gaf
in die verklaring aan dat het testament - een in het Arabisch gesteld
handgeschreven document dat door El-F. zelf was ondertekend en in de
aanhef zijn naam bevat - door Mohammed B. zou zijn geschreven. Deze
uitspraken zijn destijds beoordeeld als ongeloofwaardig, omdat El-F.
zelf bekend stond als zeer radicaal en redenen had om zichzelf vrij te
pleiten door anderen te belasten. Bovendien leert de ervaring dat
personen die deel uitmaken van radicaal-islamitische netwerken,
vrijwel altijd ontwijkende en misleidende antwoorden geven indien zij
worden aangesproken. Het bovenstaande is ook beschreven in de brief 1)
met feitenrelaas aan de Tweede Kamer van 10 november 2004 (TK 29854,
nr. 3).
In dezelfde brief van 10 november 2004 hebben mijn ambtgenoot van
Justitie en ik geconcludeerd dat, gelet op het feitenrelaas, ook
achteraf niet in redelijkheid kan worden gesteld dat de operationele
diensten met betrekking tot Mohammed B. tot een andere afweging hadden
moeten komen.
In het hierop volgende debat met de Kamer op 11 november 2004 heb ik
aan deze conclusie toegevoegd:
'Dit soort processen kan natuurlijk altijd beter. Die conclusie heb ik
natuurlijk ook wel getrokken. Dat geldt ook voor dit geval. Dat steek
ik niet onder stoelen of banken.'
Het plaatsvervangend hoofd van de AIVD heeft tot uitdrukking willen
brengen dat het op de moord op de heer Van Gogh volgende
strafrechtelijke onderzoek vanzelfsprekend veel meer informatie over
Mohammed B. heeft opgeleverd dan in de periode voorafgaand aan de
moord bij de diensten beschikbaar was. Zijn opmerkingen zijn tegen die
achtergrond gemaakt, terwijl in de woorden van het hoofd van de AIVD
de redelijkheid van de afweging tot uitdrukking is gebracht zoals die
destijds, op basis van de toen beschikbare informatie, is gemaakt. In
dit licht is er naar mijn oordeel van tegenstrijdigheid dan ook geen
sprake.
Voetnoot 1
In deze brief schreven mijn ambtgenoot van Justitie en ik hierover het
volgende:
'De AIVD voert de gesprekken met de teruggekeerde leden (uit Portugal,
red.) van de groep samen met het KLPD/UTBT. In het gesprek dat de AIVD
heeft gevoerd met E. na zijn aanhouding vertelt hij dat hij bij
Mohammed B. heeft gewoond, met hem koranlessen heeft gevolgd en dat
hij Mohammed B. een gevaarlijk persoon vindt die in tegenstelling tot
hemzelf gelooft in de ideologie van de Takfir. In het gesprek wordt
aan E. gevraagd naar het testament dat (bij de huiszoeking in oktober
2003) in het pand aan de Marianne Philipsstraat 27 is aangetroffen.
Het gaat hierbij om een in het Arabisch gesteld hadgeschreven
document, dat na vertaling een zogenaamde martelaarsbrief of
jihad-testament blijkt te zijn, dat expliciet op naam was gesteld van
de hierboven genoemde E. Volgens zijn verklaring zou de radicale
Mohammed B. dit testament hebben geschreven. E. beweert dat het
testament dat is aangetroffen in het RL 8020 onderzoek en dat door
hemzelf is ondertekend en in de aanhef zijn naam bevat door Mohammed
B. zou zijn geschreven.
Deze uitspraken worden beoordeeld als ongeloofwaardig, omdat de
zegsman zelf bij de AIVD bekend is als zeer radicaal en redenen heeft
om de aandacht van zichzelf weg te leiden en zichzelf vrij te pleiten
door anderen te belasten. Bovendien leren ervaringen van de AIVD met
het aanspreken van personen die deel uitmaken van
radicaal-islamitische netwerken, dat vrijwel altijd ontwijkende en
misleidende antwoorden worden gegeven.'
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties