SAVE THE CHILDREN
Politieke wil belangrijke factor bij onderwijs aan meisjes
Onder embargo tot dinsdag 3 mei 2005 om 05.01 uur
POLITIEKE WIL BELANGRIJKE FACTOR BIJ ONDERWIJS AAN MEISJES, ZEGT
RAPPORT
Sommige van 's werelds armste landen, zoals Bolivia, Kenia, Kameroen
en Bangladesh, boeken de meeste vooruitgang op het gebied van
onderwijs aan meisjes
Den Haag, dinsdag 3 mei 2005: Terwijl sommige van de armste landen ter
wereld enorme vooruitgang boeken in het verbeteren van de
onderwijsmogelijkheden voor meisjes, blijft een aantal rijkere
ontwikkelingslanden daarbij achter, volgens het zesde jaarlijkse
rapport State of the World's Mothers van Save the Children. Niet
alleen geld is dus van belang, ook politieke wil is een cruciale
factor.
Op dit moment gaan wereldwijd meer dan 100 miljoen kinderen nog niet
naar school. Het merendeel daarvan is meisje. De Verenigde Naties
hebben in hun millenniumdoelstellingen afgesproken dat uiterlijk in
het jaar 2005 wereldwijd evenveel meisjes als jongens naar school
moeten gaan.
Het Moederdagrapport van Save the Children geeft inzicht in de
voortgang op dit gebied. Het geeft een rangschikking van
ontwikkelingslanden gebaseerd op de vorderingen die ze in het laatste
decennium hebben geboekt bij het op school krijgen en houden van
meisjes. Het rapport benoemt ook 11 relatief arme landen waar snel
duidelijke verbeteringen te zien zullen zijn in de
levensomstandigheden van kinderen, onder andere als gevolg van
beduidende vooruitgang op het gebied van onderwijs voor meisjes.
Van de 71 ontwikkelingslanden die zijn onderzocht hebben Bolivia,
Kenia, Kameroen en Bangladesh de meeste vooruitgang geboekt op het
gebied van onderwijs voor meisjes. In elk van deze landen is het
aantal meisjes dat naar school gaat substantieel gestegen en is ook
veel succes geboekt om ervoor te zorgen dat ze hun school ook afmaken.
Rwanda, Irak, Malawi en Eritrea hebben de minste vooruitgang geboekt,
grotendeels als gevolg van een combinatie van factoren waaronder
conflict, aids en snelle bevolkingsgroei.
Het rapport kijkt ook naar de toekomst en benoemt 11
ontwikkelingslanden met de 'meeste kans van slagen', die in de komende
10 jaar kunnen rekenen op gezondere, kleinere gezinnen, lagere
kindersterftecijfers en een hogere levensstandaard, mede als gevolg
van blijvende inspanningen op het gebied van onderwijs voor meisjes.
Deze landen zijn Bangladesh, Belize, Benin, Costa Rica, Cuba, Egypte,
Gambia, Mexico, Marokko en Vietnam.
Het succes (en de mislukking) van onderwijs voor meisjes heeft veel te
maken met politieke wil en niet alleen met geld. Het rapport toont aan
dat veel arme landen de kritieke rol erkennen die onderwijs voor
meisjes speelt in de ontwikkeling van het land. Kenia bijvoorbeeld,
heeft een bruto nationaal product (BNP) per hoofd van de bevolking van
iets meer dan 1.000 dollar. Toch gaan, in vergelijking met Saoedi
Arabië, waar het BNP 12 keer hoger ligt, in Kenia 22 procent meer
meisjes naar de basisschool.
De belangrijkste barrières voor meisjes om naar school te gaan zijn
onder andere discriminatie, zorg van ouders om de veiligheid van
meisjes, aids, gebrek aan docenten, boeken en aparte sanitaire
voorzieningen, onvermogen om te betalen voor schoolgeld, uniform en
transport, en culturele en religieuze normen.
Het rapport biedt niet alleen inzicht in cijfers, maar vertelt ook de
persoonlijke verhalen van meisjes in ontwikkelingslanden over hoe
onderwijs hun leven heeft veranderd. Een voorbeeld: de 10 jaar oude
Daniela woont in het plattelandsstadje Oruro, hoog in de Boliviaanse
bergen. 15 jaar geleden zou ze weinig kansen hebben gehad om haar
school af te maken. Vandaag is ze een enthousiaste leerling die haar
zinnen heeft gezet op een professionele carrière. Zonder de enorme
veranderingen in het onderwijssysteem in Bolivia zou dit niet mogelijk
zijn geweest.
Om dergelijke succesverhalen op meer plekken in de wereld
werkelijkheid te laten worden biedt het rapport aanbevelingen om
onderwijs aan meisjes te verbeteren, zoals het afschaffen van
schoolgeld en andere kosten die meisjes weerhouden om naar school te
gaan, het verbeteren van de kwaliteit van het onderwijs om meisjes op
school te houden en het bevorderen van alternatieve vormen van
onderwijs voor meisjes die slachtoffer zijn van aids, conflicten of
natuurrampen.
Het rapport State of the World's Mothers 2005 bevat ook de jaarlijkse
Moederindex, die inzicht geeft in wat de beste (en slechtste) landen
zijn om moeder en kind te zijn, door te kijken naar het welzijn van
moeders en kinderen in 110 landen. Voor de zesde jaar op rij voeren
Scandinavische landen de lijst aan. Nederland staat op de zesde
plaats. Burkina Faso en Mali zijn gedeeld laatste. Het volledige
rapport is te downloaden op www.savethechildren.nl.
---
-