Antwoorden op kamervragen over het overheidscommunicatiebeleid rond de
oorlog in Irak
Antwoorden op kamervragen over het overheidscommunicatiebeleid rond de
oorlog in Irak
29 april 2005
Vragen van de leden Externe link Koenders en Externe link Boelhouwer
(beiden PvdA) aan de minister-president, minister van Algemene Zaken
en aan de ministers van Buitenlandse Zaken en van Binnenlandse Zaken
en Koninkrijksrelaties over het overheidscommunicatiebeleid rond de
oorlog in Irak.
---
1. Vraag
Hebt u kennisgenomen van het artikel 1) waarin een voorlichter van
het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties kritiek
levert op het overheidscommunicatiebeleid in het algemeen en die ten
aanzien van de Irak-oorlog in het bijzonder?
1. Antwoord
Ja.
2. Vraag
Wat is de precieze inhoud van het Communicatieplan met betrekking tot
een militair treffen in Irak, dat in februari 2003 door het kabinet
werd geaccordeerd? Waarom werd de titel veranderd in communicatieplan
Veiligheidsraadsresolutie 1441? Wie stelde deze wijziging voor?
Waarom? Op welke wijze werd omgegaan met de afgesproken lijn van
transparantie en openheid? In hoeverre werd deze lijn aangepast in het
licht van de naderende oorlog en informatie die de overheid goed
uitkwam? Kunt u uw antwoord gedetailleerd toelichten?
2. Vraag
Het communicatieplan rond het militair treffen in Irak bestond uit
twee delen. In het eerste deel wordt de organisatie van de
communicatie beschreven. Hierbij is de opzet gevolgd die ook ten tijde
van andere crises effectief is gebleken. In het tweede deel worden
uitgangspunten benoemd voor de voorlichting over een mogelijk conflict
in Irak en worden aan de ministerraad praktische uitwerkingen
voorgelegd voor de korte termijn. In de uitgangspunten wordt benadrukt
dat een open en eerlijke communicatie vitaal is en dat het voor de
overheid zaak is om actief naar buiten te treden. Deze uitgangspunten
zijn op dat moment vertaald in een aantal concrete acties voor de
korte termijn. Ter illustratie enkele voorbeelden: op vrijdag 7
februari 2003 is tijdens een persconferentie een toelichting gegeven
op de afwegingen van het kabinet. Na de inval in Irak is een
persbericht uitgegeven met daarin een toelichting op de bewakings- en
beveiligingsmaatregelen die in Nederland genomen moesten worden.
Daarnaast zijn er afspraken gemaakt tussen de departementen over de
coördinatie van publieke optredens van bewindspersonen.
Verder is er gedurende een aantal weken onderzoek gedaan. De
informatie die dit opleverde is gebruikt om in de communicatie vanuit
de overheid zo goed mogelijk aan te sluiten bij de gemeten
informatiebehoefte. Hierbij is altijd getracht om zo volledig en
objectief mogelijk te communiceren. Van het benadrukken van informatie
die de overheid goed uitkwam, is geen sprake geweest. VN-resolutie
1441 vormde de basis voor de politieke besluitvorming in Nederland, en
dus ook voor de daaraan gerelateerde informatievoorziening. Om die
reden is dit in de titel van het plan opgenomen. Ook de ministeriële
stuurgroep en het ambtelijk voorportaal daarvan ontleenden hun naam
hieraan.
3. Vraag
Is het waar dat u toewerkte naar een «pro-Irak besluit», ongeacht
eventuele tegenargumenten zoals de hierboven genoemde voorlichter
verwoordt? Zo ja, waarom?
3. Antwoord
Nee; zie antwoord op vraag 2.
4. Vraag
Welke bezwaren bestonden er tegen de inhoudelijke lijn van het hoofd
van de strategiegroep Irak? Kwam deze kritiek in het bijzonder van de
ministeries van Buitenlandse Zaken en van Algemene Zaken? Hoe heeft
het hoofd van de RVD dit verwoord?
4. Antwoord
Op het moment dat de voorzitter van de strategiegroep de politieke
besluitvorming in het kabinet - met als basis VN-resolutie 1441 - niet
langer als uitgangspunt hanteerde, ontstond een vertrouwensbreuk met
de collega's van de andere direct betrokken departementen en daardoor
een onwerkbare situatie. Hierover is een gesprek met de RVD-leiding
gevoerd, waarna betrokkene zelf besloot het voorzitterschap neer te
leggen.
5. Vraag
Is het waar dat het hoofd van de strategiegroep Irak eerder was
genomineerd voor communicatiemanager van het jaar en nu wegens onder
andere Irak is gesanctioneerd?
Het is juist dat het betreffende hoofd eerder was genomineerd voor
communicatiemanager van het jaar. Het is onjuist dat hij wegens Irak
is gesanctioneerd.
6. Vraag
Is de overheid tot lerend vermogen in staat? Hoe gaat u om met kritiek
uit het ambtelijk apparaat?
6. Antwoord
De overheid is een lerende organisatie. Daarbinnen is er ook voor de
ambtenaren ruimte om kritiek te hebben en uit te spreken. Dat hoeft
niet te betekenen dat de kritiek altijd moet leiden tot een aanpassing
van het beleid. Tenslotte is de minister verantwoordelijk.
7. Vraag
Deelt u de mening dat overheidsvoorlichting en het functioneren van
een moderne overheid minder te maken hebben met angstcultuur en
bescherming van politieke en ambtelijke posities en meer met een open
overheid die de kloof met de samenleving dicht? Waarom is dit nog
onvolledig gelukt en wat gaat u daaraan doen?
7. Antwoord
Ja.
In de kabinetsreactie op het rapport "In dienst van de democratie"
(Tweede Kamer, vergaderjaar 2001-2002, 26 387, nr 12) wordt ingegaan
op ontwikkelingen in de maatschappij en de gevolgen hiervan voor de
overheid en de overheidscommunicatie. In het standpunt zijn de
uitgangspunten verwoord die de grenzen aangeven waarbinnen
overheidscommunicatie dient plaats te vinden. Bescherming van
politieke en ambtelijke posities als doel op zich passen niet binnen
de uitgangspunten. Uitgangspunten bij crisiscommunicatie zijn wél:
o De ontvanger staat centraal en de ontvanger is een gelijkwaardige
partner.
o De communicatie is open en eerlijk en de basishouding is: "alles
openbaar........tenzij".
o Gericht op "public confidence".
Deze visie van het kabinet op overheidscommunicatie sluit overigens
naadloos aan bij de uitgangspunten van het project Andere Overheid.
Zowel de uitvoering van het actieprogramma overheidscommunicatie
2002-2006 als het project Andere Overheid zijn in volle gang. Op het
gebied van crisiscommunicatie heeft het actieprogramma
overheidscommunicatie 2002 -2006 (onderdeel van kabinetsreactie)
ondermeer geleid tot de instelling van het Expertisecentrum Risico- en
Crisiscommunicatie. Dit centrum heeft enerzijds tot doel
communicatiebeleid en kennis te ontwikkelen op het gebied van risico
en crisiscommunicatie en anderzijds overheidsinstellingen op dit
gebied te adviseren en te ondersteunen. De noodzaak van dit centrum is
ook onderschreven in het advies van de Voorlichtingsraad "Risico en
crisis gecommuniceerd"(2003) en overgenomen in het door het kabinet
vastgestelde beleidsplan Crisisbeheersing 2004-2207. Ook de
Belevingsmonitor is een instrument dat inzicht geeft in de beleving
van burgers over het regeringsbeleid. Van dit onderzoek heeft u recent
een rapport ontvangen.
1) Trouw, 9 april jl.
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties