ATO Instituut voor archeologisch onderzoek


Ammoniakemissies bij toediening van mest bij droog, zonnig voorjaarsweer onderschat

29-4-2005

Onderzoekers van Wageningen UR en RIVM hebben een nieuwe aanpak voor berekening van ammoniakemissies van agrarische bronnen gedurende een jaar uitgetest rondom het dorp Vragender (Gld). Op basis van de berekende emissies zijn de ammoniakconcentraties in de buitenlucht berekend en vergeleken met gemeten concentraties. Het verschil tussen metingen en berekeningen van de ammoniakconcentraties in het pilot-gebied bedraagt 15% en kan grotendeels worden toegedicht aan het voorjaar. Dit heeft vooral te maken met hogere ammoniakemissies bij het toedienen van dierlijke mest en lagere ammoniakdepositie-snelheden dan in de berekeningen werd verondersteld. Hogere emissies en lagere depositiesnelheden treden vooral op als bij droog en zonnig voorjaarsweer op grote schaal mest wordt uitgereden. Door de mest niet in een zonnige periode toe te dienen of zoveel mogelijk pas in de loop van de middag (âals de zon minder sterk isâ) of in de avond, zou de emissie verlaagd kunnen worden en de benutting van de dierlijke meststikstof verhoogd. Het project in Vragender is uitgevoerd met medewerking van vrijwel alle boeren en loonwerkers in het gebied en gefinancierd door de Ministeries van VROM en LNV en het IPO.

De berekende ammoniakconcentraties waren in de voorjaarsperiode waarin veel mest wordt toegediend (februari-april 2003) ca. 35% lager dan de gemeten concentraties. In de winterperiode -als er vrijwel alleen uit de stallen ammoniak komt, was er maar een onderschatting van ca. 5%. Gemiddeld op jaarbasis komt het verschil tussen gemeten en berekende concentraties, ook wel het ammoniakgat genoemd, in Vragender uit op 15%. De belangrijkste oorzaak van het verschil van ca. 35% in het voorjaar is waarschijnlijk een onderschatting in de rekenmodellen van de emissies bij mesttoediening tijdens perioden met droog en zonnig weer. Daarnaast is de grootte van de droge depositie van ammoniak gedurende het voorjaar van 2003 zeer onzeker en mogelijk is deze sterk verminderd doordat op grotere schaal in de nabije omgeving van het gebied en de rest van Nederland het bemeste gras- en bouwland met ammoniakaal-stikstof verzadigd is.

Â

Als het verschil tussen gemeten en berekende concentraties tijdens de voorjaarsperiode geheel toegeschreven wordt aan de emissies bij mesttoediening dan zouden deze ongeveer een factor 2,5 onderschat zijn. Als aangenomen wordt dat de depositie aanzienlijk verminderd is dan zou de onderschatting van de toedieningsemissies circa een factor 1,2 bedragen. Aangezien de gedetailleerde benadering slechts in één gebied en slechts gedurende één jaar is uitgetest, mogen de resultaten niet direct op landelijke schaal vertaald worden. Als verondersteld zou worden dat de omstandigheden en de landbouwpraktijk in het pilot-project representatief zijn voor Nederland, dan zou de factor 1,2 à 2,5 onderschatting op nationale schaal betekenen dat in het voorjaar van 2003 tussen de 3 en 23 kton meer ammoniak vrijgekomen zou zijn dan volgens de gangbare berekeningen. Ter vergelijking: volgens de gangbare berekeningen bedroeg de nationale ammoniakemissie in 2002 ca 136 kton.

Â

Toelichting op het landelijke ammoniakgat: in Nederland worden de ammoniakconcentraties in de lucht gemeten op acht locaties van het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit (LML). Daarnaast worden de ammoniakconcentraties in Nederland berekend met een model op basis van berekende ammoniakemissies. De op deze wijze berekende ammoniakconcentraties zijn reeds een aantal jaren ca. 30% lager dan de ammoniakconcentraties die gemeten worden in het LML. Dit verschil van ca. 30% wordt ook wel het ammoniakgat genoemd en was mede aanleiding voor de pilot.

Â

De onderzoekers hebben de nieuwe methode toegepast in het pilot project 'VELD' (Vergelijking Emissiemodellen LanDbouwpraktijk), dat duurde van juni 2002 tot september 2003. In het project is de ammoniakemissie op detailniveau geschat, dat wil zeggen verfijnd in ruimte en tijd, waarmee een goede relatie tussen metingen en berekeningen van de ammoniakconcentraties in de lucht gelegd kon worden; zowel qua ruimtelijke verdeling als qua tijdverloop. In een gebied van ca. 9 km2 rondom de dorpskern van Vragender (gelegen in de gemeente Groenlo-Lichtenvoorde, Gld) zijn op twee locaties continue metingen van de ammoniakconcentraties in de lucht gedaan en op 50 locaties is de gemiddelde concentratie steeds per twee weken gemeten. Daarnaast registreerden agrariërs gegevens over hun stallen, mest en gras- en bouwland. Op basis van die registratiegegevens zijn met modellen eerst de ammoniakemissies van agrarische bronnen en daarna de ammoniakconcentraties in de buitenlucht berekend; dit veel gedetailleerder dan tot nu toe. De gemeten en de berekende ammoniakconcentraties zijn vervolgens met elkaar vergeleken en oorzaken van verschillen zijn onder de loep genomen.

Â

Â

Einde persbericht

Â