Hierbij stuur ik u onder EMBARGO de toespraak van de Voorzitter van de
Eerste Kamer die hij zal uitspreken tijdens de Bijzondere Verenigde
Vergadering van de Staten-Generaal ter gelegenheid van het zilveren
regeringsjubileum van Koningin Beatrix, 30 april 2005
EMBARGO tot moment van uitspreken: 11.30 uur
Gesproken tekst geldt!
------------------------------------------
?Slechts de wil de gemeenschap te dienen, kan inhoud geven aan het
hedendaagse koningschap?.
Zo, Majesteit, sprak U in Uw inhuldigingsrede. Zo?n roeping kan niemand
volbrengen zonder de bereidheid de gemeenschap ook te kennen. In de
afgelopen 25 jaren - en daarvoor - heeft U zich door talloze bezoeken,
officieel en informeel, vertrouwd willen maken met wat ons beroert. U
deed dat een kwart eeuw lang, niet aflatend vanuit het besef dat voor
een inhoudsvol Koningschap ook de tijd moet worden verstaan. Wij zijn
als vanouds een land van minderheden in religieus, cultureel en politiek
opzicht. Nu echter met een risico van fragmentering, vergroot door de
neiging tot gehaaste en onevenwichtige oordeelsvorming. Het begrijpen
van onze samenleving vergt niet alleen kijken maar ook zien, niet alleen
horen maar ook luisteren, niet alleen aanvoelen maar ook invoelen.
Hiervan, Majesteit, getuigde U. Door Uw nabijheid en authentieke
betrokkenheid bij nationale vreugden en verdriet. Bovenal door Uw
optreden in woord en daad bij gebeurtenissen die spanningen, onrust en
onzekerheid veroorzaken. Dat is veeleisend. Om in dergelijke situaties
symbool van eenheid te zijn moeten emoties in evenwicht worden gebracht
met de ratio, afzonderlijke belangen met gemeenschappelijke waarden.
Het recht van de Koning te waarschuwen en te bemoedigen is daarbij
essentieel. Het is een opgave boven partijen te staan en tegelijk
betekenisvol op te treden. Onpartijdigheid is immers iets anders dan
geen visie hebben. Om die reden behoort de ministeriële
verantwoordelijkheid niet alleen te beperken maar tevens ruimte te
bieden. Ruimte, niet omdat de Koning toch ook maar een mens van vlees en
bloed is, niet vanwege de gedachte dat die ruimte na bewezen verdiensten
en beproefde wijsheid gegund kan worden, maar ruimte juist ter wille van
het Koningschap als zodanig. En zoals de toenmalige minister-president
het bij Uw twaalfeneenhalf-jarig jubileum schreef in het boek ?Het
Staatshoofd spreekt?: ?Een royale, en geen angsthazige interpretatie van
de ministeriële verantwoordelijkheid blijkt de moeite waard?.
Negen kabinetsformaties, vier ministers-presidenten, vele
bewindspersonen: talloze gesprekken. Dan manifesteert zich het belang
van de continuïteit van het Koningschap, ook door de kennis en ervaring
van- onderhand- een kwart eeuw, nationaal en internationaal. Bij
tientallen staatsbezoeken hebben Uw dossierkennis en diplomatiek
optreden respect afgedwongen. Dit, en Uw gave harten te winnen, doet een
klein land groot zijn. Uw Europese gezindheid blijkt nog het meest uit
Uw uitspraak tijdens de Maastrichtse Top in 1991 dat U persoonlijk geen
bezwaar zou maken als U Uw beeltenis op onze munt zou moeten opofferen
voor de Europese munt. Dat is gelukkig niet nodig gebleken.
Het Koningschap is zwaar. Als dat gewicht nog wordt vergroot door een
meer dan buitengewoon plichtsbesef, moet daar veel tegenover staan. U
bent een gedragen mens: ?Zo waarlijk helpe mij God almachtig?, sprak u
in 1980. Gedragen bent u ook door de steun van Uw familie, in het
bijzonder Uw man, onze Prins Claus. Gedragen wordt U, zoals U aangaf bij
Uw eredoctoraat in Leiden, door de ontmoeting met mensen en wat U
ervaart aan compassie, gemeenschapszin en begrip voor elkaar. U voegde
daaraan toe: zonder blind te zijn voor wat er mis is. De tijden van
polarisatie bij de aanvang van Uw Koningschap hebben gaandeweg plaats
gemaakt voor een tijd die wordt gekenmerkt door een complexiteit die
soms verwart. Dat verklaart een hang van burgers naar houvast: naar
duidelijkheid, naar erkenning van identiteit, naar leiderschap, naar
kundige en integere gezagsdragers, naar betrouwbare maatschappelijke en
staatskundige instituties. Ook die laatste. Staten-Generaal en regering,
Koning en ministers, hier vandaag verzameld: zij hebben hun verankering
in de Grondwet en worden geacht te werken in de geest daarvan. Dat
houvast, onze Grondwet, zal ik dan ook leggen in het kunstkabinet. 25
Jaar geleden heeft U trouw gezworen aan die Grondwet en gezworen Uw ambt
getrouw te vervullen. Dat doet U hier en overzee op een wijze die leidt
tot ontzag. U bent geworden wat U vanaf Uw eerste ademhaling geacht werd
te zijn: een geboren Koningin!
Tweede Kamer der Staten Generaal